WIESBADEN, DE BRuNNENSTAD.
DE BEDRUKTE ZIJDEN STOFFEN
BLUVEN NOG STEEDS IN DE MODE.
1. Een ensemble van geel crêpe de chine
bruin en grijs bedrukt. Het bovenlijf is aan
het middel gedrapeerd, onder het middel is
een garneering in ronde tanden, van waar
uit de rok in fijne plooitjes valt. Het décolleté
is omlijnd door dezelfde ronde tanden op
een grijsbruin effen fond, het rechte man
teltje heeft aan revers en aan mouwen pre
cies hetzelfde.
Benoodigd 6.50 M. in 1 M.
2. Een ensemble in licht beige crêpe de
chine, bruin bedrukt. Op het bovenlijf een
kunstvormig effen beige stuk omrand door
een ajour. Deze punt herhaalt zich op de
rok, welke plat geplisseerd is. Het tailleur-
manteltje, beige gevoerd is gegarneerd met
een zelfde ajour band.
Benoodigd 6.50 M. in 1 M.
3. Een ensemble in wit crêpe de chine blauw
bedrukt voor de japon en van blauw crêpe
de chine wit bedrukt voor den mantel. Op
de japon geïncrusteerde banden in effen wit
en blauw crêpe de chine. De mantel is ge
heel recht gesneden en heeft een effen
blauwe kraag en polsen.
Benoodigd: 4.50 M. crêpe de chine, wit
fond; 2.25 M. crêpe de chine blauw fond.
4. Een ensemble in zwart crêpe de chine
rood en wit bedrukt. De japon is recht ge
sneden en verwijd door twee in vorm gesne
den volants, welke van achteren langer zijn
dan van voren. Een kraag in wit crêpe de
chine met roode jabot. Een trois-quarts man
tel, gezoomd met een breede zwarte band en
een smalle roode.
Benoodigd 7 M. In 1 M. breed.
ONZE PATRONEN.
Patronen van de modellen van mantels
en kinderjurken zijn verkrijgbaar bij onze
mode-redactrice Mejuffr. L. Berendes, Joan
Maetsuyckerstraat 96, Den Haag.
De patronen voor dames kosten f 1.
die voor kinderen f 0.80. Het duurt onge
veer 10 dagen alvorens ze in het bezit
komen van degenen die patronen aanvragen.
Aan de lezeressen die een patroon bestel
len, wordt beleefd verzocht bij de aanvrage
het verschuldigde bedrag in te sluiten, ter
voorkoming van administratiekosten.
REDACTIE.
De „Kochbrunnen" het hart der stad.
Als je in het Moederland je kaartje haalt
bij een onzer prachtige reisbureaux, geeft
de vriendelijke Meneer of Juffrouw je tege
lijk met het kaartje ook een brochure over
Wiesbaden met een beknopte beschrijving
en een aantal foto's, die deze tekst „ver
luchten". En in dat boekje schrift, o.a. bij
een fraaie foto van den „Kochbrunnen",
staat dat deze het hart der stad is en met zijn
wel 2 K.M. diepe uit de aarde opwellende
heete watermassa's aan Wiesbaden zijn
groote beteekenis verleent. Zoo staat er in
die brochure: „Opgevangen in een groot
granieten bassin, borrelt hier zonder ophou
den de geweldige bron, zoowel in opbrengst
als in temperatuur onveranderlijk". Dies
richtte ik het eerts mijn schreden naar het
hart van Wiesbaden, den Kochbrunnen.
Als je den tuin van den Kochbrunnen be
treedt, valt het je direct op, hoe keurig alles
eruit ziet, hoe deze tuin met de grootste
zorg wordt onderhouden, de bloemranden
zoowel als de grasperken.
Het goede gras is hier al héél modern, het
wordt electrisch geschoren. Maar de bloemen
zijn van een innemende eenvoud en enkel
door de gelukkige combinatie is het geheel
zoo fleurig en keurig. Heel zacht gele, bijna
witte en helder witte begonia's staan hier
laag en lieflijk te bloeien, met zoo nu en dan
een toef hard-paarse heliotrope er tusschen.
Aan de hoeken staan struikrozen, hun over
volle twijgen gebogen onder wel duizend
roosjes, die je aankijken met helroze bloe-
menoogen. Weer andere perken zijn versierd
met stokrozen, zoo van die echte ouderwet-
sche stokrozen, die pal tegen den groenen
zwiepstengel gedrukt zitten en zoo iets kreu
keligs over zich hebben. Je ziet ze bij ons
in oude vergeten dorpen in de voor- of ach
tertuintjes der kleine boerenhuisjes. Het is
ook ,of ze daar meer hooren, meer thuis zijn
met hun simpele witte en donkerroode tin
ten. In hetzelfde perk, naast de wollige stok
rozen staan Fuchsia's. Deze gezellige dik-
wangige bloempjes staan hier blijkbaar hoog
in aanzien, want gekweekt op een wel één
Meter hoogen stam, wanen zij zich stamro
zen en de tallooze wit-roode of paars-roode
bloemen tusschen de fijne spitse blaadjes,
hangen als een kuif langs den saaien, brui
nen stam, recht als een stok.
De breede wandelpaden van den Kochbrun-
nengarten, bestrooid met heel fijn en heel
wit kiezel, dat "discreet kraakt onder je voe
ten, zouden die wellicht ook electrisch ge
veegd en geharkt worden? Zij zijn, om het
te gelooven, zoo prachtig.
De tuin wordt bschaduwd door vriende
lijk, laag geboomte en onder dit geboomte
langs alle perken, staan lange houten ban
ken. Rij aan rij staan zij daar, gewone ban
ken, zooals je ze in elk park kunt vinden.
Maar als de Kochbrunnen het hart der stad
is, dan zijn deze gewone houten banken op
hun beurt het hart van den Kochbrunnen-
tuin. Want o, als zij er niet waren, waar
moesten dan al de arme gdsten gaan zitten?
Op hun duim, of wellicht op het keurig ge-
shingelde gras? Neen, het eerste is maar een
flauw Hollandsch mopje en het tweede zou
niet deftig genoeg zijn, voor de gasten. Het
zijn n.1. deftige gasten, die hier komen,
deftig en arm! Te deftig om eens heerlijk in
het gras te gaan zitten en te arm, te kreupel
en te krom van de rheumatiek en van hun
honderd andere kwalen, om lang te wande
len, om niet dadelijk een plaatsje op een
der banken te zoeken, waar zij blijven zitten,
als vastgepleisterd den geheelen ochtend.
Het kost al moeite genoeg, om eerst, steu
nend op je stok den tuin door te wandelen
en naar binnen te gaan, in de groote „Trink-
halle", om je glas (een glas met een oor)
bronwater te bemachtigen. Daarvoor moet je
soms in de rij staan .langs de groote mar
meren buffetten, waar vlugge meisjes ln
lunchroom-tenue de glazen aandragen, ge
vuld met het warme water, zóó uit de bron.
Het vuilbruine water, dat Moeder Natuur in
haar groote goedheid en gulheid eindeloos
laat opwellen uit de ingewanden der aarde.
Dampend en borrelend stijgt het omhoog en
wordt opgevangen in het groote granieten
bassin, dal zich achter in de „Trinkhalle"
bevindt. De gegevens vermelden, dat alleen
uit de Kochbrunnen reeds 515 Liter per mi
nuut stroomen. Alsof het doode cijfer ooit
het wonder kan benaderen! Want schamen
moeten zij zich daarom, de beginneling en
de out-siders, die een vies gezicht zetten,
omdat het bronwater vuil geel-bruin ziet en
smaakt en riekt naar een rot eitje in zout
water en dat 10 dagen bewaard en dan ge
proefd. Willen zij soms, dat „ons lieven Heer"
het genezende water uit de aarde laat op
borrelen als Ranja of als Whisky?
Gelukkig, den geregelden gebruikers, den
beroepsdrinkers, om het zoo uit te drukken,
smaakt het Kochbrunnenwater heerlijk. Zij
drinken het met graagte, 't Proeft geurig en
hartig op de tong en is verkoelend en ver
warmend tegelijk in de maag.
Eiken ochtend, meestal om elf uur is er
„Promenadenkonzert" in c-. ",uin van den
Kochbrunnen. Er staat daa. en beetje ter
zijde, een klein, saaie, ronde tent, waarin het
„Stadtische Kurorkest" zijn dagelijkschen
plicht vervult. Een nuchtere Hollander zou
er wel niet veel meer waardeering voor heb
ben, dan een goedmoedig: „wel aardig, die
Blaaspoepen!", maar er wordt hier toch
braaf naar de muziek geluisterd. Niet zóó
groot is de aandacht, dat je niet rustig door
blijft praten of wandelen, onder het spelen
der walsen en marschen uit wel zeer oude
doos, maar toch is de muziek een grage af
leiding.
Soms wordt het Promenadenkonzert uit
gevoerd door een Salonkapel. Dit strijkje
van 4 man, dat zich dood-leuk posteert vlak
vóór den hoofdingang Trinkhalle (wie
dus zijn glas bronwatei wil hebben, moet
maar even verderop de zijdeur Ingaan) maakt
écht muziek, zóó, dat wandelaars blijven
staan, gesprekken verstommen en als er er
gens eenige dames in schel Duitsch of kra
kerig Engelsch toch haar discussie voort
zetten, haar van alle kanten een boosdriftig
„ssstt" wordt toegesist. Zelfs de jonge schoo-
nen van de Trinkhalle, loopen zachtjes bij
het ophalen der glazen en rinkeldekinkelen
er niet mee.
Deze meisjes, reeds juweelen wat het
vlugge uitreiken der volle glazen aan het
lage marmeren buffet der Trinkhalle aan
gaat, zijn ware phenomenen in het ophalen
en het dragen der leege glazen. Zij houden
soms in elke hand wel 10 a 12 stuks; als
bolle, logge glazen waaiers dragen zij de
glazen voor zich uit en hun gekromde pink,
die rood ziet van inspanning, houdt alléén
wel vier glazen ooren omkneld.
Het is hier in den Kochbrunnen een voort
durend komen en gaan van dc meest uit-
eenloopende menschen. Elke dag brengt
nieuwe gasten, elk uur zie je andere gezich
ten. En toch zijn er types, die je opvallen,
die je bijblijven, die je een tijd lang da
gelijks terugziet en waarnaar je steeds weer
moet kijken. Onmiddellijk herken je ze, on
willekeurig zoek je even, om ze plotseling te
ontdekken, of in den tuin op een bank, of
in de Trinkhalle, waar je achter ze staat
in de rij der dorstige kelen, of ze komen net
als je zelf weggaat.
Zoo is daar de oude juffrouw, zoo weg ge
loop en uit een van onze heerlijke volksstuk
ken van Bouber. Zoo'n prachttype; lang,
mager, met glimmende roode koontjes en
felle oogjes, gekleed in een langen sluikzwar-
ten mantel en kapotje met keelbanden en
last not least den zwarten wollen omslag
doek met nopjes en franje. Je moet je oogen
uitwrijven om niet te gelooven aan een zins
begoocheling. Wat doet zoo'n juffrouw nu
hier in het mondaine Wiesbaden tusschen al
de deftige bezoekers van den Kochbrunnen?
Maar zij gevoelt zich blijkbaar geheel thuis,
loopt met groote, booze stappen te zoeken
naar een plaats, het glas bronwater in de
één, een voorwereldlijke parapluie in haar
andere hand. Ja, Opoe, ga daar maar zitten,
lekker in 't zonnetje! Profiteer ervan mensch
het regent nog genoeg in Holland.
Zoo is daar ook de Amerikaansche dame,
an old lady indeed, want het teedere woordje
oud is bijna ironie in dit geval. Onze Ame
rikaansche is de ouderdom zelve, zij kon een
achternicht zijn van Methusalem; haar ge
zicht is geen gezicht meer, het is één zwart
bruin net van groeven en rimpels: voorts is
zij enkel botten en tanigheid. Als iemand mij
zou vertellen te weten, dat the lady 110 jaar
oud is, ik zou het grif gelooven. Zij is niet
bepaald hulpeloos. Zij loopt niet eens zoo
erg gebogen en toch bekruipt je steeds, als
je naar haar kijkt, een angstgevoel, dat zij
mogelijk uit elkaar zal vallen, tot een los en
rammelend hoopje botten Zij doet mij
denken aan den „danse macabre" van St.-
Saens, aan het oud-Hollandsche woord
„knekelhuis", aan alles, wat met botjes en
geraamten in verband staat.
Dit menschelijk wrak is geheel in het
wit gekleed, kostbaar gekleed, en steunend
op een sierlijk dameswandelstokje loopt
zij langzaam door de Kochbrunnen-tuin.
Een uilebril met een hand vat je hangt aan
een lichtzijden koord om haar hals, aan
haar bruin-zwarte rimpelvingers schitte
ren vele ringen en om de tot brekens toe
dunne polsjes glimmen vele gladde gou
den armbanden. Om het uitgemergeld
halsje als van een geplukt vogeltje, draagt
zij een witte band van kleine kralen en
haar wit-katoenen kousen hebben gèèn
houvast meer; zij „hangen" derhalve om
de stokdunne enkels. Het zijn echte, wat je
als kind „paaltjes kousen" noemde. Het
geheel wordt voltooid door een rond hoedje
van wit vilt, rondom opgeslagen, zooals je
ze wel ziet bij kinderen in een sportwagen-
tjc. Zoo loopt zij altijd met haar sierlijk
stokje en met een half vol glas. Schutterig
bengelt de bril aan het zijden koord heen
en weer.
Ook het mannelijk geslacht ls rijkelijk
ROOKENDE MEISJES.
Op een mooi, idyllisch plekje,
Rustig liggend aan den weg,
Zit een jong en'aardig paartje,
Bloemen geuren aan den heg.-
En hij ziet hoe 't gouden zonlicht
Op haar blonde haren speelt,
En zij hoort, hoe zacht en teeder
Hij opnieuw, zijn liefde kweelt.
En het kleine rozenmondje
Lacht uitdagend en coquet,
En nu is ze om te stelen!
Neemt ze vlug een cigaret.
Zie hoe gratievol het meisje
't Gouden mondstukje hanteert,
En met half gesloten oogen,
Het aroma savoureert
Nu durft hij een kansje wagen;
Geeft een kusje op haar oor...„^
Maar ze schudt haar jongenskopje,
Rookt dan onverschillig door.
Houd je niet een béétje van me?"
Vraagt hij dringend, „liefste, zeg?*
Maar met groote, blauwe kringen
Blaast ze zijn illusie weg
H. H. DE B.—L.
vertegenwoordigd in tuin en drinkhal van'
den Kochbrunnen. Uitblinken doen die ver-*
standige ^Heeren der schepping, die gedu-j
rende de buitengewoon warme dagen vrij en;
luchtig rondwandelen in lichte sporthem*.
den, vanaf smetteloos wit tot de uitgezocht;
lieflijkste kleurtjes, die een mannenborst!
bedekken kunnen, zooals hemelsblauw,!
zacht-zalmkleurig, crème, teer-lila en baby-*
roze, deze verleidelijke tinten nog beter tot,
hun recht doen komend door exquise dassen'
en den riem strak getrokken om hun
slanke of gevulde taille.
Behalve eindeloos chique jongelingen met
onberispelijk geplakte of zacht gekrulde
coiffures (opvallend is, dat de mannen veel
meer werk maken van hunne haren dan de
vrouwen), welke jongelingen het midden
houden tusschen een fat en een melkmuil,
zie je heel veel echte leuke mannen en aar
dige oude heeren met zilverwitte haren.i
Maar ook ongelukkige stumperds loopen i
hier rond met rare knokkelbeenen of mis-
vormde voeten, meestal aan den arm van
vrouw of verpleegster. Die oude griezelig
dikke Meneer in een wagentje kun je hier
lederen dag vinden en eiken dag weeraan
staart hij even dof en onvriendelijk in het
niet. Ik geloof, hij ziet niets van de mooie,
kleurige bloemen, van het vroolijk groene',
gras, hij hoort niet de gevoelige muziek van,,
het strijkje, hij ls een arme, rijke man, diei
elk jaar, wie weet hoeveel maanden, voorj
zijn kwaal hier in Wiesbaden zit en al lang,
zijn geloof in het genezende vull-brulne,
water verloren heeft.
JOSINE REULINCL. j
RECEPTEN.
SOUFFLé VAN BESSENGELEI.
125 gr. bessengelei, 100 gr. poedersuiker»'
3 eiwitten.
Bereiding: Gelei en suiker dooreen roeren,!
het ongeklopte eiwit toevoegen, de massa';
met een garde geheel stijfkloppen, ze over
gieten in een vuurvast schoteltje en dit on
geveer 1/2 uur zetten In een zeer matig war
men oven. Even voor het opdoen er wat
poedersuiker over (strooien) en deze met een
gloeiende pook (bij gebrek aan den „sala-
mandre", die in Frankrijk altijd voor dit doel;
gebruikt wordt) vlug laten carameliseeren,'
De soufflé onder een verwarmd deksel dade
lijk hierna binnen brengen.
GEBRADEN ZWEZERIK MET DOPERWTEN
2 zwezeriken, 60 gr. boter, zout, lardeerspek,
doperwten, boter, peterselie.
Bereiding: De zwezeriken zoo lang mogelijk
in frisch water laten staan, dit water nu en
dan ververschen, ze dan opzetten met koud
water, langzaam aan de kook brengen, afgie-
ten, de zwezeriken een half uur tusschen;
twee borden, waarvan het bovenste eenigs-i
zins bezwaard wordt, persen, om er den
langwerpigen vorm aan te houden, dan zou
ten en lardeeren met zeer fijne reepjes spek.
Ze nu met een theelepeltje fijn gestampte
beschuit bestrooien, en in een kleine braad
slee in den oven braden, dikwijls bedruipen,
ze ongeveer een half uur er in laten; door
prikken zich overtuigen dat het vleosch door
en door gaar is. Den jus nabraden (op de
plaat) en kleine scheutjes water er bij gieten,
dezen apart presenteeren in een sauskom, de
doperwten om de zwezeriken schikken en
met iets gehakte peterselie bestrooien. De
doperwten kookt men het lekkerst ta een
stoompan, en anders vlug in'kokend water
zonder zout.
NUTTIGE WENKEN VOOR DE
HUISVROUW.
Om fijne zijden zakdoekjes en foclaads t*
bleeken, brengt men ze eerst gedurendl
eenige minuten in warm water. Intusschea
kookt men zemelen met water (1 KG. zeme
len op 6 K.G. water) en met deze pap word!
het linnen goed gewreven, zooals g!J dit md
zeepsop zoudt doen. Daarna uitwasschen mei
lauw water.
Deze methode leent zich eveneens uitste
kend voor zijden kousen, maar in dat gevai
moet ge inplaats van kokende zeiuelenpaj
deze lauw gebruiken.