Schier Courant Het 3e Eeuwfeest Polder van den Heerhugowaard. Tweede Blad. Woensdag 18 September 1929. 72ste Jaargang. No. 8530 Vóór 800 Jaar Was de Waard een plas, Vóór 200 jaar Nog dikwijls een moeras, Vóór 100 Jaar Toen was het „de magere Waard", Ziet thans deez' producten En oordeeik hoe het nu staat Na maandenlange voorbereidingen door de verschillen de commissies, was dan eindelijk Dinsdag 17 September, de dag aangebroken waarop de feesten bij gelegenheid van de herdenking van het 300-jarig bestaan van den polder Heerhugowaard, zouden worden ingeluid. Reeds van verre zien we van de kerktorens onze drie kleur wapepren en wanneer we dan de grens van den feestvierenden polder naderen, worden we met i-en welgemeend welkom op de eerepoort ontvangen. En hoe meer we de plaats, waar het Derde Eeuwfeest zal worden gevierd, naderen, hoe meer neemt de versiering toe. Vanaf de spoorweghalte Middelweg zijn tusschen de mooie boomenrijen een groot aantal lampions opge hangen, aan de boomen zijn bloembakken aangebracht, bier en daar zijn keurige eerepoorten aangebracht, o.a. bij de Zuivelfabriek „Excelsior", ook particulieren hebben voor hunne perceelen versieringen aangebracht en dat alles beschenen door een vroolijk zonnetje, het maakt een schitterend mooie indruk. Reeds vele ingezetenen, maar ook bezoekers van buiten, begeven zich in de richting van het feestterrein, waar de politie ijverig in de weer is om een behoorlijke passage te maken. Maar laten we begnnen met een regelmatige vermel ding van het af te werken programma. Reeds het gin: het algemeen klokgelui was Indrukwekkend en werd gevolgd door de kerkdiensten van 9 tot 10 uur. Onmiddellijk daarna stelden de verschillende vereenl- gingen, corporaties, paardruiters enz., zich op voor den optocht, die opgeluisterd door de plaatselijke muziek korpsen, zioh onder groote belangstelling vanaf het sportterrein naar de halte Middelweg begaf om daar te keeren en zich vervolgens naar den Rustenburgerwog te begeven. Vooral de versierde wagen met de Oud- hollandsche Dansclub trok zeer de aandacht. En inmid dels waren reeds een groot aantal heeren ln pontificaal bij het feestterrein aangekomen, waar ze ontvangen werden door leden van het hoofdcomité of van de ten toonstel lingscommissie. Van het eere-comité, bestaande uit de heerent eere- Voorzitter: Jhr. Mr. Dr. A. Röell, Commissaris der Ko ningin in Noord-Holland, voorzitter: Wiebe van Slooten, Dijkgraaf van den Polder en Burgemeester der Ge meente Heerhugowaard, Leden: Mr. J. B. Bomans, Lid van Gedeputeerde Staten van Noord-Holland te Haar lem, Mr. A. Bruch, Lid van Gedeputeerde Staten van Noord-Holland te Haarlem, A. H. Gerhard, Lid van Ge- depeuteerde Staten van Noord-Holland te Amsterdam, J. N. Hendrlx, Lid van Gedeputeerde Staten van Noord- Holland te Bloemendaal, D. Kooiman,Lid van Gedepu teerde Staten v. N.-H, te Purmerend, A. W. Michels, Lid van Gedeputeerde Staten van Noord-Holland te Haarlem, Ch. L. v. d. Bilt, Lid van de Tweede Kamer te Haar lem, Mr. P. J. Oud, Lid van de Tweede Kamer te 's-Gra- yenhage, Mr. W. C. Wendelaar, Burgemeester van Alk maar, Mr. G. J. Bisschop, Burgemeester van Hoorn, V/. Bos Gz., Burgemeester van Oudorp, D. Huijser van Reenen. Burgemeester van Oterleek, S. B. F. Kooijman, Burgemeester van Hensbroek, N. Dekker, Burgemees ter van Obdam, A. Commandeur, Burgemeester van Spanbroek, J. Breebaart Dz., Burgemeester van Hoog woud, B. J. F. Meijer, Burgemeester van Oude Niedorp, H. Nolet, Burgemeester van Harenkarspel, A. J. Wijn- veldt, Burgemeester van Oudkarspel, Jhr. A. L. van Spengler, Burgemeester van Noord- en Zuidscharwoude, P. Kikkert, burgemeester van Koedijk, P. Slot, Burge meester van Broek op Langendijk, J. Kroonenburg, Burgemeester van St.-Pancras, D. F. C. van den Heu vel, Burgemeester van Ursem, G. J. J. van den Heuvel, Burgemeester van Akersloot, Mr. J. Belonje, Advocaat en Procureur te Alkmaar, G. Veenstra, Rijkslandbou <v- consulent te Schagen, Ir. J. G. Hazeloop, Rijkstuinbouw- consulent te Alkmaar, Dr. L. T. C. Scheij, Rijkszulvel- consulent te Hoorn, G. N. Buren, Dierenarts, Hoofd der Vleeschkeuringsdienst in de gemeente Heerhugowaard»te Alkmaar, W. Balk, Tuinbouwkundige, te Alkmaar, A. Schrooder, Dijkgraaf van het Ambacht van Westfrins- land genaamd Geestmerambacht, te Heiloo, Charles T. J. M. de Meulder, Pastoor der parochie H. Dyonl- sius te Heerhugowaard (Zuid), J. W. Pieterse, Pastoor der parochie H. Hart te Heerhugowaard (Noord), A. T. C. van Noort, Pastoor der parochie H. Familie te Heer hugowaard (Zuid), C. Zuurbier, Voorzitter van den Polder Veenhuizen, P. Kostelijk Pzn., Lid van Provin ciale Staten te Heerhugowaard, S. Brugman te Heeruu- gowaard (Noord), waren zeer vele personen aanwezig, toen te ruim 11 uur de dijkgraaf van den polder en burgemeester van de gemeente Heerhugowaard, het woord nam tot het uitspreken van de volgende feestrede: Wanneer we in de laatste tijden, voornamelijk het laatste jaar, eene courant uit den omtrek ter hand nemen, dan leest men geregeld berichten, dat de een of andere vereeniging, of corporatie, of hoe ze mogen worden genoemd, eene excursie heeft gemaakt ter be zichtiging der Zuiderzeewerken. Die bezoekers zijn dan steeds, en terecht, vol bewondering over hetgeen daar gezien wordt en vol lof over hetgeen door de ingeni eurs en leiders aldaar wordt verricht. Het is dan ook waarlijk, zelfs in onzen tijd, eene buitengewone prestatie om de Zuiderzee af te dammen en gedeeltelijk droog te leggen en de belangstelling van landgenoot en vreemdeling te trekken. Dit werk is thans mogelijk, doordien op allerlei gebied de noodige werktuigen aanwezig zijn of gemaakt worden en ook daarnaar gaat onzen lof uit. Wat echter thans in dezen tijd mogelijk is en gemak kelijk wordt verricht door die goede gereedschappen, ging voorheen niet zoo goed, omdat voor drie of vier •euwen wel de mannen van ondernemingsgeest aan wezig waren, doch niet de werktuigen van thans ••*n toen moest men met kruiwagen en schop verrlohten, waar thans voor elk werk de modernste machines aan wezig zijn. Daarom ging het droogmaken van voorheen met on eindig veel meer moeite en zorg gepaard als nu en moe ten wij evenzeer onze bewonderig uitspreken voor die mannen, die het voor drie of vier eeuwen aandurfden plassen als Beemster, Purmer, Schermer of Waard droog te leggen, daarenboven nog meer on zeker, wat de uitkomst betreft, waar men meestal van te voren weinig wist omtrent den aard of de te ver wachten kwaliteit van de gronden, welke men zou droogleggen en het soms evengoed slechte als goede konden zijn. Een woord van hulde aan die mannen van voorheen Is dus op zijn plaats op dezen dag waarop wy het feit herdenken, dat voor 300 jaren onze Waard ls droog gelegd. Verheugen wij ons thans over dit feit en denken feest te vieren, omdat het voor velen de grond hunner vade ren, of hun geboortegrond is en zij dus met de Waard min of meer vereenzelvigd zijn en er hun dagelijkscli brood hebben, of soms wel iets meer dan dat, de e c r- ste ondernemers van de droogmaking en de latere be woners hebben zich zeker daarover wel eens iets min der enthousiast uitgelaten in vroeger dragen, want, even als thans ging dat droogmaken toenmaals, hoewel het een goede gelegenheid werd genoemd om den boeren land en arbeiders werk te verschaffen, door die onder nemers toch ook, om naar zij verwachten, eenlge winst te maken, en bleek ook die droogmaking niet zoo voor- deelig wel was verwacht en werd die ondernemings geest raai beloond. Ook over de ruime medewerking voor hunne onderne ming werd niet geroemd. De rijke kooplieden en mach tige regenten dier dagen hadden ook wel hunne helpers en voorsprekers in Den Haag en wel werd hun ten leste de concessie verleend, doch de bewoners der landen o m de Waard, en die van Alkmaar, Hoorn of Medemblik meenden, de een meer, de ander iets minder, toch maar een stukje van die kluif voor zich te moeten bedingen, als zij door toestemming of medewerking daartoe de ge legenheid hadden en die gelegenheid bleek veelvuldig gevonden te kunnen worden. Geen wonder dus, dat de droogmaking niet voordeelig was en den ondernemers het hier overgebleven land be langrijk meer kostte dan de waarde. Dat het hier, doordien de kwaliteit der landerijen tegen viel een armelijke boel was en bleef, jaren lang, is al gemeen bekend. In de eerste eeuw der droogmaking, de 17e eeuw dus, is het steeds geweest, klagen over armoede en aan de Staten van Holland en Westfriesland requestreeren om vrijstelling van lasten en verpondingen. Dikwijls werd aan die klaagtoonen voldaan en uitstel of afstel van een of ander verleend of noodgedwongen toegestaan. De 18de eeuw was al niet veel beter, de boeren ver dienden toen ook al haast niets om van te leven, mis gewas of veepest deed de bevolking verarmen en er werden zelfs boerderijen aan den polder aangeboden voor de achterstallige lasten, hetwelk ook nog plaats had in het begin der 19e eeuw. Het land, waarop wij thans feest vieren en waarop wij onze tenten hebben opgericht, behoorde ook aan zoo'n man, welke er niet in kon sla gen de lasten te betalen, en het om niet aanbood. Het water was mede een der groote lasten, waarmede werd gesukkeld en 's winters was het haast onmogelijk het land voldoende boven en droog te houden, het ver zoop meerdere malen en die periodiek hooge waterstan den waren oorzaak, dat nogal veel bosch en zelfs riet landen werden aangelegd. Unjer groeide alleen zeer veel en door al die beroemde zaken kreeg de polder den naam van „die arme Waard", „een watergat" en dergelijke vriendelijke namen meer. De volgende eeuw was in de eerste helft niet beter en in die tijden werd zelfs de gedachte geopperd en ook ernstig gesproken, of het niet voordeeliger zou zijn, de dijken maar weer weg te steken, daar de vischvangst misschien voordeeliger zou zijn of minstens evenveel zou opleveren, als de landbouw. Dit is toch echter maar niet gebeurd, daar zeker wel niet zoo moedeloos was en willen wij dit als een geluk beschouwen. Vele der toenmalige bewoners, hoewel arm, behielden hunnen goeden moed en hun opvolgers eveneens en waren de voornaamsten er toch steeds op bedacht om, Indien mogelijk, de algemeene toestand wat te verbeteren. Was er gelegenheid om tot betere afvoer van water te geraken, dan werd daar ernstig over gedacht en deze ook wel benut. Zelfs in het tweede gedeelte der vorige eeuw was de toestand nog niet veel beter, maar begon toch de zon iets door de wolken te breken, daar, toen mijn ouders en ik zelf ook naar „die magere Waard" verhuisden er al een belangrijke verbetering der wegen had plaats gevonden, daar eenlge al waren bestraat en verbeterd, doch het vele water was toen nog, gelijk als voorheen een groote last Wij herinneren ons nog wel de z.g. „waterjaren", waarin groote gedeelten van polder- afdeelingen blank stonden. Door het gestichte stoomgemaal is dit echter weinig meer voorgekomen, dan enkele korte perioden. Onder alle dusdanig opgesomde narigheden en ^en steeds arme bevolking, is het dus geen wonder, dat van het vieren van het tweede eeuwfeest der droogmaking nooit veel is vernomen of gelezen. Alleen is ons gebleken, dat men toen toch wel feestelijk gezind was en dit heeft geuit door het houden van een feestmaaltijd voor ongeveer honderd jaar geleden. Of er thans reden is tot feestvieren? Zoudt gij na al die klaagliederen over vroegere tijden misschien, denken. En dan kunnen we daarop volmondig „ja" zeggen. De oudere. men3chen, hunne herinneringen nog eens raadplegende, weten van die ongunstige tijden, doch thans! Na de jaren van jammer brak eindelijk een be tere tijd aan, de goede afvoer van water en het gebruik van kunstmest deed wonderen. Toen die kunstmest meer ingang begon te vinden, hoewel de ouderen dit met schele oogen aanzagen, werd door de jongeren volge houden en met stijgend succes. Wanneer men dan nu, in tegenstelling van vroeger, onzen polder beschouwt, de verschillende wegens langs gaat en tal van nieuwe woningen en schuren aanschouwt, welke de laatste kwarteeuw zijn bijgebouwd en men herinnert zich dan de weinige huizen van vóór vijftig jaren, is het een genoegen om door den polder te gaan en verschillende mooie en goede landerijen te aanschouwen, tal van vaar tuigen met diverse producten zien varen doordien 't vaar water steeds meer in gebruik komt door den groenten- teelt en valt het den inwoner zelf en vooral de door trekkende of voorbijrijdende personen in het oog, dat van armoede geen sprake is en het geheel er vrij wel varend uitziet Men heeft hier wel niet die groote en deftige heeren- of boerenwoningen, zooals men die in Beemster of Purmer nederzette, toen de grond nog in bezit was van vermogende eigenaren, neen, hier heeft men alleen bruikbare landbouwers- of tuinders-woningen en van deze komen er nog steeds bij, evenals dit in andere streken waar tuinbouw beoefend wordt, het geval is. Het kleine grondbezit heeft mede het zijne daaraan gedaan en dit zal bij dezen voortgang wél zoo blijven. Het is algemeen bekend, dat tuinbouwers wel zoo spoe dig geneigd zijn allerlei nieuwe zaken aan te pakken, als gewone veehouders. En om nu aan andere menschen te doen blijken, Jat het ons hier in Heerhugowaard thans wèl gaat, en wij bij de buren niet ten achter komen, is dus de gedachte rijp geworden om bij gelegenheid van het derde eeuw feest den vreemdelingen, vrienden en bekenden uit an dere plaatsen te toonen, zoo zij het nog niet wisten, wat hier al zoo verbouwd en geteeld wordt, welk soort vee hier gehouden wordt en dit op eene tentoonstelling te doen zien, benevens huisvlijt, zooals dat ln de vrije uren wordt beoefend. Aan het daarstellen van die tentoonstelling hebben velen medegewerkt en is door hen moeite noch zorg gespaard deze zoo goed mogelijk te doen slagen. Allen op te noemen, welke hiervoor zich bijzonder be ijverden, zal door de lange lijst niet wel mogelijk zijn en wanneer wij, zonder anderen te kort te doen, alleen noemen de namen van de Heeren Brugman, Meereboer, Groot, Zomer en Dr. Spierings, dan is dat nog maar een klein gedeelte, maar zonder die heeren zou een be hoorlijke inrichting niet mogelijk zijn geweest en is een woord van hulde voor hen zeker op zijn plaats. Ik noemde daareven, dat het ons aangenaam zou zijn aan anderen te toonen, dat het niet meer is „de magere waard" en meenden wij dit niet beter te kunnen doen dan door een eereoomité samen te stellen uit vooraan staande personen uit onze gemeente en van elders. Wij waren zoo gelukkig den heer Commissaris der Koningin in deze Provincie bereid te vinden het eere voorzitterschap van dat eerecomité te willen aanvaarden, stellen dat op hoogen prijs, verheugen ons in zijne tegenwoordigheid alhier en heeten hem namens het hoofdcomité van harte welkom. Ook heeren Ged. Staten, voorzoover aanwezig worden hartelijk welkom geheeten en is ook hunne aanwezig heid alhier voor ons het bewijs, dat het provinciaal bestuur steeds met belangstelling van het wel en wee van de verschillende dëelen der provincie op de hoogte wenscht te blijven. Wij!- hopen dus, dat de heer Com missaris en de Ged. Staten vandaag enkel het wel zul len zien. Ook de heeren Burgemeesters van omliggende ge meenten heet ik hier welkom en stellen wij hunne aan wezigheid op hoogen prijs. Wanneer zij hier allen aan wezig willen zijn, is dit voor ons een bewijs, dat ook zij belang stellen in het welzijn hunner buren en met hen medeleven. Dan heb ik alreeds verschillende heeren van buiten Ju gemeente welkom geheeten en zal ik ook de ingezete nen welkom heeten. In de eerste plaats de heeren Geestelijken uit d~e gemeente als leden van het eerecomité, welke reeds van hun belangstelling deden blijken. Ook zij worden welkom toegeroepen en daarnaast de geheele schaar van inge zetenen, van welkenrang of stand ook, burgers /an onze gemeente, welke alreeds dagen naar boven zag°>n, berekenende de kansen van het weer, burgers uit na burige gemeenten hier tegenwoordig en dan last uot least, de vertegenwoordigers van de koningin der aarde, de pers, vermoedelijk hier thans aanwezig om naar heinde en ver de lof der Heerhugowaard te zingen opdat de „magere Waard" vergeten worde. Dan de var- schillende medewerkers voor de uitvoering der andere feesten, niet alle met name te noemen, gij allen, mannen of vrouwen, gij, die op onze uitnoodiging kwaamt om U te overtuigen van onze goede stemming, gij, die U naar hier begaaft om- U tevens te verlustigen in onze zoo heerlijke en schoone Waard, ofwel, gij die hier woont en als inwoner aan dit feest deelneemt, wij toondsn U aan den Ingang ons welkomstwoord en roepen het U nogmaals toe: „Weest welkom!" „Viert feest!" En dan gij vreemdelingen uit andere plaatsen vie.'t met ons werkelijk feest en neemt den indruk mee, dat wat ook de vroegere tijden mogen geweest zijn, hoe mager het hier ook was en hoe armoedig voorheen, dat, dank zij de energie en de ondernemingsgeest en de volharding en de werklust der Hugowaarders, het kan bestaan, dat voortaan van de schoone en heer- lijke Waard kan gesproken worden. Daarom, alle aanwezigen, wie gij ook zijt, oud of jong, rijk of arm, viert feest, vi.ert feest, feest ter her denking van ofts djriehohdejrdjaj-ig bestaan. En daarom, déarom meènen wij dan. bok werkelijk, dat er feest gevierd mag worden, een groot en waardig feest vieren, drie dagen lang. En dan zullen we na die drie dagen, onder Gods zegen onze oude gewone werkzaamheden weder opvat ten, opdat onze nazaten bij de herdenking van het vierde eeuwfeest nog meer reden tot feestvieren mogen hebben. Een hartelijk applaus weerklonk op1 deze woorden, die onmiddellijk werden beantwoord door den Commissaris der Koningin in deze provincie, den Jhr. Mr. Dr. A. Roëll, die namens alle aanwezigen den dijkgraaf en ver dere bestuursleden van den polder hartelijk bedankte voor het woord van welkom. Het was een groot voor recht uitgenoodigd te worden om het eere-voorzitter- schap van het eerecomité te willen aanvaarden en dat alle leden van het eerecomité de uitnoodiging op hoogen prijs stelden bewijst wel hunne tegenwoordigheid. Door den Dijkgraaf is óns het wel en wee van den polder geschetst gedurende de 300 jaren van het bestaan van den polder, die gedurende 250 jaren dikwijls de magere waard genoemd werd. Maar het is ons een vreugde ge weest dat de laatste jaren de naam van „brandpolder" is vervangen door Heerhugowaard, en de polder op 't oogenblik zeer groeit en bloeit, zoodat hij alle reden geeft tot het vieren van het 300-jarig bestaan. Spr. heeft met genoegen kennis genomen van het boekwerkje van mijnheer Belonje, waarin deze een zeer aardige schets weergeeft van de geschiedenis van den polder, terwijl hij ook herinnert aan het voorwoord van den heer Brug man in het feestprogramma en waarin deze de vraag of er rede tot feestviering is, met een volmondig ja heeft beantwoord. Wij allen hebben gaarne aan uw oproep gehoor gegeven en als wij aanstonds onder uw leiding de tentoonstelling zullen bezoeken, dan zullen wij met vreugde en geestdrift aan uw 3e eeuwfeest deelnemen. Spr. eindigt met den wensch dat het driedaagsche feest in alle opzichten goed moge slagen en dat dit feest zal zijn een mijlpaal in een nog schoonere toekomst van den polder Heerhugowaard. Ook op deze woorden weerklinkt een luid applaus. Het is nu de heer Thomson, wethouder der gemeente, Alkmaar, die de muziektent betreedt, en die namens zijn gemeentebestuur aan Dijkgraaf en medebestuursleden dank zegt voor de uitnoodiging en die er op wijst dat de aanwezigheid van het geheele Dag. Bestuur van de gemeente Alkmaar, alleen den burgemeester moet spr., door zijn vertoeven in het buitenland, verontschuldigen, wel duidelijk weergeeft in welke verhouding de gemeen te Alkmaar met den polder Heerhugowaard staat. Alkmaar dat zich beschouwt als de metropool der ge meente Heerhugowaard. De afzet der producten uit de zen polder en het zijn van afzetgebied voor handel en nijverheid van Alkmaar, die beiden bijdroegen tot eikanders bloei en welvaart Spr. wijst op de goede ge- wenschte verhouding, en biedt dan den dijkgraaf een voorzittershamer ten geschenke aan, waarin de wapens der beide gemeenten zijn aangebracht; een voorzitters hamer, het teeken van orde en gezag. Namens de ge meente Alkmaar geeft spr. de hamer In handen van den Dijkgraaf en hoopt dat hij nog langen tijd door die han den zal worden gehanteerd, tot heil, zegen en voorspoed van dit gebied. Een krachtig applaus onderstreept dezen wensch en de Dijkgraaf dankt hartelijk voor dit prachtig bewijs van belangstelling, den hoop uitsprekende dat hij nog lauge jaren van dezen hamer gebruik moge maken. De openingsrede. Door den Voorzitter der tentoonstellingscommissie, den heer S. Brugman, wordt hierop de volgende ope ningsrede uitgesproken: Mijnheer de .Commissaris der Koningin, Dames en Heeren, het zij me vergund een enkel woord te spreken, als voorzitter van het comité vóór de officieele opening onzer tentoonstelling. Het schijnt me toe, dat u niet te veel wordt gezegd, indien ik beweer, dat de eerste be langstelling voor de viering van het Derde Eeuwfeest ter herdenking der droogmaking van onzen polder ge wekt is geworden, door het besluit der eerste voorbe reidingsvergadering, dat tijdens de feesten gehouden zou werden een land- en tuinbouwtentoonstelling, het welk ai dadelijk werd uitgebreid door te besluiten er aan te verbinden een afdeeling voor huisvlijt. Dat door dit besluit de belangstelling gewekt kon worden, moet, naar ik meen, voor een goed deel worden toegeschreven hieraan, dat zeer velen nog hoogst aangename herinne ringen hebben behouden aan onze eerste eigen ^tentoon stelling, nu juist 25 jaar geleden, en daarop volgenden in 1008 en 1912. Het buitengewoon welslagen dezer tan toonstellingen heeft er ongetwijfeld toe geleid, dat na dien herhaaldelijk de vraag werd gesteld: „Krijgen we nog niet eens weer een tentoonstelling?" De omstandigheden tijdens de oorlogs- en na-oorlogs jaren waren echter van dien aard, dat de organisaties, welke de gehouden tentoonstellingen hadden uitgeschre ven, niet den moed konden vinden, die vraag bevesti gend te beantwoorden. Toen echter het jaar 1929 meer en meer nabij kwam, werd den vragers verwezen naar het 300-jarig bestaan van den polder en hieraan toege voegd de veronderstelling, dat bij eventueele feestvie ring, het houden eener tentoonstelling wel niet op het programma zou ontbreken. Die veronderstelling is juist gebleken, immers, we staan voor het oogenblik der opening van de tentoonstelling. Dat door de bewoners van onzen polder veel wordt gevoeld voor een land- en tuinbouwtentoonstelling kan geen verwondering wek ken, indien we bedenken, dat een zeer groot deel der bevolking zijn bestaan vindt in land- en tuinbouw en een ander belangrijk deel door deze takken van bestaan zijn broodje wint. Temeer nog wordt er voor gevoeld, nu vooral de laatste 25 jaar het klein grondbezit zoo sterk is toegenomen, dat zeer velen in de gelegenheid zijn daadwerkelijk aan zoo'n tentoonstelling deel te nemen. Voegen we hieraan nog toe, dat door allerlei factoren de landbouw met de onderdeelen veeteelt en zuivelbereiding en zeker niet minder de tuinbouw tot vrij wat hooger ontwikkeling zijn gekomen, dan lijkt het ons vrij begrij pelijk, dat men elkaar en eventueel ook den bezoe kers gaarne eens het beste van zelfgefokte dieren, het beste van zelfgekweekte producten wil toonen, spe ciaal Indien de gelegenheid daar is voor onderlinge ver gelijking. Zeer goed wordt ook gevoeld, dat uit zoo'n onderlinge vergelijking in 't bijzonder en op een ten toonstelling in 't algemeen, voor ieder nog wel iets te leeren valt. Is dit het geval op een land- en tuinbouw tentoonstelling, niet minder geldt dit zeker voor een ten toonstelling van huisvlijt. Waar zulk een tentoonstelling hier voor het eerst wordt gehouden, mag het comité daarvoor zeer zeker tevreden zijn met het succes. Hoe wel ik nog slechts een vluchtigen blik over het ing zonden© heb kunnen laten gaan, hoop en verwacht ik toch dat we in het gebouw voor huisvlijt een afspiege ling zullen zien van de resultaten van het in steeds rui meren kring genoten huishoud-, nijverheids- en vakon derwijs. Ik voeg hieraan toe den wensch, dat bereikt zal worden het doel dezer tentoonstelling, n.1. dat er door opgewekt zal worden meerdere lust voor huisvlijt, dat deze tentoonstelling door meerdere huisvlijttentoonstel- lingen zal worden gevolgd en dan met steeds toene mende deelnamen, met steeds stijgende moeilijkheid voor de opvolgende jury's voor een juiste beoordeeling voor een rechtmatige toekenning der bekroningen. Voor beide onze tentoonstellingen hebben we veel me dewerking en belangstelling mogen ervaren van inge landen en burgers, wat ons zeer dankbaar heeft ge stemd, doch vooral zijn we ook getroffen door de vele blijken van belangstelling van buiten, getuige het groot aantal beschikbaar gestelde medailles, getuige de zeer belangrijke inzendingen ter opluistering van elders. Mijn heer de Commissaris, ten zeerste stelt het comité het ook op prijs, dat U, met Uw staf van Ged. Staten de belangstelling voor ons heugelijk feest hebt willen uit strekken tot een bezoek aan onze tentoonstelling, waar in we vooral meenen te mogen zien klimmende belang stelling voor de hoofdbronnen van bestaan voor een zeer groot deel van het Gewest, door U bestuurd. Met zeer groote waardeering is, door de land -en tuinbouw- bevolking ervaren, dat door het Provinciaal bestuur daadwerkelijke belangstelling wordt getoond voor deze takken van bestaan, getuige de bevordering van land en tuinbouwonderwijs, getuige de steun voor de stich ting van demonstratiebedrijven ter bevordering van glas cultuur, getuige ook de geldelijke bijdrage aan reclame voor speciaal Noord-Holl. producten in den vreemde ten .einde daarmede het afzetgebied daarvoor uit te breiden. Tevens mag zich het huishoud-, nijverheids- en vak onderwijs verheugen ln de belangstelilng van het Prov. Bestuur. Moge het niet beschouwd worden als te groote vrijmoedigheid mijnerzijds, indien ik, ook voor de toe komst, metwarmte bij Uw bestuur aanbeveel de belan gen van land- en tuinbouw, de belangen van het door mij genoemde onderwijs. En thans, mijnheer de com missaris, heeren leden van Ged. Staten, laat mij U zeer hartelijk welkom heeten namens ons comité op onze tentoonstelling. Moge dit bezoek, al draagt deze ten toonstelling dan ook een plaatselijk karakter, niet al te zeer teleurstellen. 1'n ons voordeel is zeker, dat we haar ln een feestkleed hebben mogen steken. Verder hooge gasten, leden van het Eere-Comité, leden van het Hoofd comité moge het daar even uitgesproken hartelijk wel kom mede worden beschouwd als tot U gericht. Ieder bij name te noemen of in kwaliteit aan te duiden zou te veel eischen van onzen kostbaren tijd, teveel ook onge twijfeld van uw geduld. Toch meen ik een paar uitzon deringen te moeten maken. En dan wil ik een speciaal welkom toeroepen aan den heer Kostelijk, wien reeds ter eerste vergadering werd verzocht als lid der Prov. Staten, zitting te willen nemen in he Eere-comié. We hebben, naar ik meen, daarmee uiting willen geven aan onze vreugd® over het feit, dat uit ons midden weer iemand ln de Staten zitting heeft, temeer is ons dit tot vreugde, waar we de stellige overtuiging hebben, dat de heer Kostelijk in de Staten-vergadering hij moge daar dan zitten als de Benjamin zooveel in zijn ver mogen is de belangen van het heele Gewest zal beharti gen, doch tevens waar dit pas geeft, met warmte zal op komen voor de speciale belangen van onzen polder, van onze gemeente, voor de speciale belangen ook van den hem zoo goed bekende belangrijke land- en tuinbouw streek. En tenslotte, geachte Dijkgraaf en Burgemees ter, aJs voorzitter van ons Eerecomité, als eere-voorzit- ter van het tentoonstellingscomité, zij ook U een wei zeer hartelijk welkom toegeroepen. Wordt deze wel komstgroet door mij het laatst geuit, dan mag daaruit niet worden afgeleid dat dit van mindere beteekenis zou moeten getuigen. Indien het niet al te zeer zondigen is tegen de vormen, dan zou ik hier in toepassing gebracht willen zien: Lest-Best Het schijnt me toch toe dat dit herdenkingsfeest, ons Derde Eeuwfeest juist voor U van meer beteekenis, van hooger waarde moet zijn, dan voor wien cok, vooral omdat tijdens Uw Dijkgraaf en Bur gemeesterschap, wel niet rechtstreeks door U persoon lijk, maar dan toch onder Uwe leiding, dank zij Uw bui tengewone werkkracht, gepaard aan werklust, aan hel der in- en doorzicht en doorzettingsvermogen, zeer veel tot stand is gekomen tot verhooging van den bloei van onzen polder, tot verhooging van aanzien onzer ge meente. Deswege aan U een dubbel hartelijk welkom en ik houd me er van overtuigd, dat ik u dit mag toe roepen niet alleen namens het tentoonstellingscomité, doch mede namens vrijwel d e ingelanden van den pol der, vrijwel de burgers der gemeente Heerhugowaard. Voor <k eindig zij reeds nu een hartelijk woord gericht tot de Jury voor den zeer moeilijken arbeid dezen mor gen verricht, als mede aan allen, die hebben gewerkt voor en aan onze tentoonstelling. En eindelijk mijnheer de commissaris der Koningin, richt ik nog tot U het wel zeer beleefde en vriendelijk verzoek, of U zoo wel willend zou willen zijn onze tentoonstelling officieel te openen, wat op zeer hoogen prys zou worden gesteld. Aan dit vriendelyk verzoek wordt door den Commis saris der Koningin gaarne gevolg gegeven en onder luid hoera wordt het lint doorgeknipt en is de tentoonstel ling dus geopend. Do tentoonstelling. De talrijke aanwezigen verdeelen zich dan over het terrein, waar alles met groote belangstelling wordt ga degeslagen, de paarden, het al en niet geregistreerde rundvee, de schapen en varkens, het pluimvee, dat in een tent is ondergebracht, maar bovenal de land- en tuinbouwproducten die in een zeer groote tent keurig

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1929 | | pagina 5