RADIO-RUBRIEK. - De Wereldreis van - Dicky en Dirrekie Durf Radio en muziek. De Egyptische Pyramiden. WARE WOORDEN. WETENSWAARDIGHEDEN. „We hebben anders een beroerde tijd gehad, meneer, w(j loodgieters. Met al die warme dagen. Wat een zo mer, meneer, wat een zomer. Een groote sof! Geen stuiver te verdienen! Ach, meneer, waar zijn de ouder- wetsche zomers gebleven, dat je nog eens een dag of wat had, dat het vroor of sneeuwde of hagelde. Of ten minste een paar wolkbreukjes, met een stelletje kapotte regenpijpen en lekkages!? Je ziet ze niet meer. Wil U wel gelooven, dat ik met weemoed heb liggen droomen van de zalige winters, met zes voet sneeuw en dertig graden vorst en de dichtgevroren Zuiderzee en duizen den gebarsten waterleidingen? Het was net zoo iets als een luchtspiegeling in de woestijn, meneer. Want als ik wakker werd, stond de zon me In mijn gezicht te bran den. Ik heb nog nooit zoo'n slechte tijd gehad, als dezen zomer, meneer. Het was zóó erg, met al die zon en hitte en mooi weer, dat lk uit nood een baantje moest aannemen als koetsier op een sproeiwagen! Ja, meneer, zoo'n kar die aan allebei de kanten uit een paar honderd gaatjes lekt en op de straat morst! En dan moet je een loodgieter zijn, meneer, met een hartstocht voor je vak, dan moet je geen lekkie kunnen zien! Nou, meneer, op een avond kwam de loodgieter In mijn zóó inopstand, dat ik mijn gereedsóhapstasch haalde en met mijn sol deerbout aan het werk ging en alle gaatjes dichtsol- deerde! En toen hebben ze me ontslagen!" De man pinkte een traan weg, snoof zijn neus op, als een jachthond, die het wild speurt en vervolgde: „Ruikt U dat, meneer, ruikt U dat? Ruikt U die herfstlucht? Ja, je kunt niet zeggen wat het is, maar er zit iets In de lucht, dat je zegt, dat de winter op komst is, Wil U gelooven, meneer, dat ik vanmorgen tranen in me oogen kreeg van ontroering, toen ik vroeg wakker werd en zag, dat het gemist had en dat er nachtvorst geweesi was? Alle gras zag wit, meneer! Wat geef ik om zomer koeltjes en wuivend goudgeel koren en al die grappen meer, waar de dichters over zingen en sentimenteel liedjes over maken? Geef mij maar een flinke nacht vorst van dertig graden onder nul en dan overdag een hittegolf je en zoo om den anderen dag, zoodat de water leidingen en de afvoerbuizen leksprlngen als fonteinen. Dat gaat mijn hart open, meneer, dan geniet Ik! Bij mijn soldeerbout! Dan leef ik pas, meneer! Ik zou er een boek over kunnen schrijven, meneer, over de harts- toch can het soldeeren en loodgieten! Het moet in je zitten, meneer. Je moet ervoor geborgen zijn. Dat zeg ik altijd, op onze loodgietersclub, waar we 's avonds bij elkaar komen, om over ons vak te praten en elkaar geschiedenissen van mooie lekkages en waterleiding- pijpen te vertellen, die opengebarsten waren van de derde verdieping tot aan den watermeter In het sous terrein! Verleden week heb ik er een gedicht opgemaakt en dat heb, onder donderend applaus op de club voor gedragen. Moet U eens hooren: Het lied van gelukkigen loodgieter. Hoera! Hoera! De zomer vliedt! Het gaat nu strakjes vriezen! Leidingen springen rasch als riet. Wie zou er nu nog kniezen?! De vrool'ke winter komt weer aan, Met sneeuw en vorst en regen; Met stukgevroren waterkraan, Lekkages allerwegen! Ik zie reeds met mijn geestesoog, De ijspegels weer hangen, Van kraan en dak: één, twee, drie hoog! Ik word van vreugd bevangen! Reeds hoort mijn geesteroor 't geluid Van frlssche waterstroomen, Die vlieden langs plafond en ruit; Loodgieters' zaal'ge droomen! Straks springen pijpen, groot en klein, Straks spuiten weer fonteinen! Soldeerbout kan nu vroolijk zijn, De zon gaat nu verdwijnen! De dichters dichten altemaal Elk jaar hun lentezangenredenaasje; Maar ik, lk hef een juichkreet aan, Bij d'eerste flinke bad-lekkage! Komt dus maar: vorst en sneeuw! Voor mijn part bleef jelui... een eeuw! ER WAS HAAST BIJ. (Gutierrez.) Kijk eens wat je met mijn parapluie gedaan hebt. Ik zal haar laten maken. Vlug dan want de eigenaar moet ze morgen terug hebben. De pyramieden van Egypte, welke reeds veertig eeuwen tellen, zullen ongetwijfeld nog wel vierduizend jaar bestaan,en zelfs weinig veranderd (behalve dat het zand der woestijn steeds hooger tegen hen opstijgt), voor een nieuwe wereld verschijnen. Wat ook de oor spronkelijke bedoeling van deze reuzen gevaarten ge weest is, zeker is het, dat zij als de Koninklijke grafste den van de Pharaös kunnen worden beschouwd, hoewel de gezamenlijke pyramieden van Dragschar tot Sicca- rah en Memphis op een kleine oppervlakte bij elkaar staan en nergens anders gevonden worden; terwijl de koningsgraven in de andere gedeelte van Egypte In de rotsgebergten zijn uitgehold. De 49 pyramiden welke van uo gxjuie py.~AH.uo van Ciieops. wij kennen en gewoonlijk in vijf groepen worden ver deeld, zijn tamelijk aan elkaar gelijk en verschillen al leen maar in omvang en hoogte. Op een langwerpig grondvlak verheft zich een spits toeloopende steenmas sa, waarvan de vier zijden naar de windstreken zijn ge keerd. De beroemdste van de vijf groepen is die van Dichischeh, niet ver van Nemphis. Deze groep bevat de pyramiden van Chcops en Chephren. In deze pyramiden Het is bekend dat trouwe bezoekers van het Concert gebouw te Amsterdam of het Kurhaus te Scheveningen ten volle beamen, dat het voor den doorsnee bezoeker geruimen tijd duurt voordat hem de groote bekoring van de zoogenaamde klassieke muziek en ook van de moderner groote composities deelachtig wordt. Hier is de verklaring te zoeken voor het feit, dat de bezoekers van de groote muziekuitvoeringen nagenoeg steeds de zelfde zijn. Men zou kunnen zeggen, dat de componist een „taal" spreekt, die voor het ongeoefende oor moei lijk te begrijpen Is. Hierin nu heeft de radio een radicale ommekeer te weeggebracht, zoodat op het groote belang van de ra dio in dit opzicht wel eens speciaal gewezen mag wor den. Immers, om niet te veel in herhalingen te moeten treden, waren de diverse radio-orkesten wel genood zaakt de klassieke of zware muziek op hun program ma's te nemen. Want de jazz-muziek en de populaire deuntjes konden niet tot uit den treure herhaald wor den. Zoo kon het gebeuren, dat op gezette tijden de zware muziek tot in de meest eenvoudige huiskamers doordrong en daar niet zelden met stijgende belangstel ling aangehoord werd, hetgeen zonder twijfel tot een moreele verheffing kan medewerken en tot een verede ling van den smaak. Vooral in de laatste jaren is de uitzending1 zoowel als de ontvangst geperfectionneerd en men kan dan ook zonder overdrijving zeggen, dat de weergave slechts uiterst weinig, van de werkelijkheid afwijkt. Er zijn echter bijkomende factoren, die gedeeltelijk ten nadeele, gedeeltelijk ten voordeele van de Radio zijn. Het oog wordt in bepaalde opzichten als het „sterk ste" zintuig beschouwd, althans, men onthoudt bijvoor beeld beter iets dat men leest, dan Iets dat men alleen maar hoort. Of ook, dat wat men leest dringt beter tot ons door. Wil men dus ten volle de bekoring van zware muziek ondergaan, dan is het noodig dat men zich hier- op concentreert Velen zijn evenwel te gauw afgeleid en voor hen is het zien van het orkest bepaald noodig, willen zij de „volle maat" ontvangen. De Radio laat ons alleen maar luisteren, zien... nog niet Maar daar staat tegenover, dat men bij radio-weer gave ook alleen en uitsluitend het orkest hoort en niet de hinderlijke bijgeluiden, die kuchende huurlieden of fluisterende buurdames kunnen produceeren, zoowel als krakende stoelen en voetengeschuifel. Dit alles wordt bij een goede opname en uitzending volkomen „wegge werkt." Terwijl dan bovendien voor ons gemakzuchtl- gen nog komt, dat men het zich thuis, bij de radio, zoo gemakkelijk mogelijk kan maken. Het is inderdaad een feit, dat de radio zeer opvoe dend heeft gewerkt en dit kon zij beter dan de gramo- foon, die altijd de handicap van de dure gramofoon- platen had. Men moet wel een dikke beurs bezitten, wil men een zoo rijke collectie platen hebben, dat men de verscheidenheid van de radio-uitzendingen kan benade ren. En de populaire muziek, de „straatdeuntjes" zijn er ook niet minder op geworden. Thans, nu de radio de taak van het straatorgel heeft overgenomen, kan men in betrekkelijk korten tijd een „schlager" door het heele land hooren zingen en fluiten, in binnen- en buitenland. Ook in dit opzicht heeft de radio ertoe medegewerkt, dat „stad en land" veel dichter bij elkaar gebracht zijn. Volgende week een hoogst belangwekkend Radio-artikel met teekening... over:??? bevinden zich vertikale, horizontale en diagonale gang en, waarvan sommige nauw en andere ruim en gewelfd zijn. Deze gangen leiden naar kamers, gewelven, bron nen, grafholen met sarcophagen en allerlei vazen. De ingangen tot de binnenste openingen en galerijen zijn van buiten zorgvuldig verborgen, zoodat deze eerst ge zocht en met groote inspanning opengebroken moesten worden. De toegangen tot de grafsteden bij Thebe wa ren steeds zorgvuldig gesloten. Westelijk van den Nijl, in de vlakte, welke door ha: Arabische gebergte wordt begrensd, ligt de Nekropo!i3 (de stad der dooden) van Thebe. Langs den voet van het gebergte vindt men tallooze grafspelonken, versierd met hieroglyphen, beeldhouw- en schilderwerk, wat getuigt van de Egyptische kunst en nijverheid. Deze graven zijn van de aanzienlijken en rijken. In de vlakte vindt men de graven van de meer gewone menschen. De merk waardigste gedenkteekens leveren de graven der ko ningen in het dal Biban-el-Moluk, welke 1700 jaar vóór Christus door de Egyptenaren werden aangelegd. Deze gedenkteekens zijn door de Perzen onder Cambyses verwoest. Alle galerijen, gangen en kamers leidden in den regel naar de hoofdzaal, waarin in het midden dl granieten of bazaltsteenen sarcophaag stond. Hier lag de koninklijke mummie als een pop in fijne stof gewon den; het gelaat en de handen met goud overtrokken :n een twee-, soms drievoudige doodkist, met schilderwerk versierd. Alle muren der zaal, benevens de zoldering bevatten gekleurd beeldhouwwerk, hieroglyphische op schriften, de namen der koningen, een tafereel van ie begrafenisplechtigheden, van het bezoek der ziel Mj dl voorname godheden, en de inleiding van de :el in de Amenti, een soort hel of onderwereld bij de Egyptenaren Daar komt de auto van Gerrit, Dicky en Dirrekie aan. Ze zien nog net den diender op zijn motorfiets in do eerste bocht van den weg. W ij motte d'r toch het eerst weze, zegt Gerrit. Weet je wat?... We neme dat geitepaadje, dan benne we d'r gauwer... En met een stalen snuit stuurt Gerrit de kostbare auto van dokter Van de Paraplu tegen het smalle steile bergwegje op. Dat meen je toch niet, Gerrit? schrikt Dirrekie en zij wordt een beetje wit om haar neus. Als we naar be neden vallen vinden ze niets meer van ons dan drie porties appelmoes... Ook Dicky vindt het veel te ge waagd om met een auto zóómaar tegen een bergpaadje op te rijden. Dat krijg je nooit klaar, roept hij tegen Gerrit. Dadelijk blijft de kar staan en rollen we onher roepelijk naar omlaag. Laten we maar liever direct terugkeeren naar den grooten weg. Houdt toch je wafel, roept Gerrit terug. Als het lukt winne ve minstens een kwartier, al moste we de kar naar bauve hasche. Maar we blave sltt? sco !a::g we kunne wat ik jullie smoes. Al spoedig is er geen gang meer in de auto te krij gen. Zie je nu wel, eigenwijs pot eten, pruilt Dirre kie. Nu kunnen we loopen. Da's een mooie boél, als je een auto bij je hebt Stil maar, ouwe dame, sust Ger rit, ik sel wel 'n poosie voor muilezel speule. Hij stapt uit de auto, bindt een sterk touw aan de vooras vast en begint te trekken. Ja, zoo. gaat het wel, maar toch erg langzaam. Dicky probeert of hij nog wat met de motor beginnen kan, maar het is erg mager. Ik trek me faurpautjes uit het lid, hijgt Gerrit. Faur bacs Seomleer, den glaozelapper, hep ik me nooit soo te sappel gemaokt... Mehair en mcfrouw motte uitstappe, aDders komp d'r geen spaon van terecht... EEN ONAANGENAAM GEVOEL. (Hummel,) r fi. Waarom wijk je dezen kant uit? --Ik kan bet gezicht van die ijzeren staven niet De eerbied is een kracht in de wereld, tenminste als men alleen eerbiedigt wat eerbiedwaardig is. o Alleen liefde mag straffen, de gram nimmer. o De waarheid Is als olie, zij drijft altijd boven. o Indien men weet, dat een zaak waar, Is, weet men ook, dat zij Gods almacht aan haar zijde heeft o Een edel hart doet iets meer pijn dan pijn doen. o Tijd is geen geld, maar tijd is hoop. o De beste zelfvoldoening genieten wij, wanneer wij he den herstellen wat wij gister verzuimd of misdaan heb ben. Is het u bekend: dat onlangs een Indische prinses, de schoone doch ter van den schatrijken Maharadja van Burdwan, een winkel opende ln Indische meubelen, borduursel en por selein, in Berkeley Square, Londen? d a t zij hiermee de eeuwenoude traditie verbroken heeft, dat geen persoon van stand (in Indië) handel zal drijven? dat haar echtgenoot in Nottingham studeert om in genieur te worden, en zij iets wilde hebben om zich mee bezig te houden, gedurende den tijd dat hij daar is? HET SCHRIKTE HEM AF Aalmoezen geven doe ik n:et. Maar je kunt wel een stevig maal verdienen als je dit tapijt uitklopt. Hebt u geen kleiner tapi:t, mevrouw? Ik heb vandaag geen bijster grooten honger.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1929 | | pagina 18