Schager Courant
VERMAKELIJKE KRONIEK
OOSTERPOLDER
Derde Blad.
onder Winkel en Nieuwe Niedorp.
Plaatselijk Nieuws.
VAN
Groot Gortbuikenburg,
door
DIRK
DUV VEL Junior.
Hoofdstad van Opper-Kafferstein
Zaterdag 21 September 1929
72ste Jaargang. No. 8532
In „de Prins Maurits" van den heer J. Peetoom te
Nieuwe Niedorp, werd Donderdag 19 September 1929,
's middags te half 3, een vergadering gehouden van
Molenmeesters en Stemgerechtigde Ingelanden van den
Oosterpolder, die voor 't eerst mede toegankelijk was
voor de pers.
Deze vergadering was in de vorige vergadering toe
gezegd, uitsluitend dienende tot het houden van een
bespreking over eventueele peilverlaging.
Behalve de molenmeesters, de heeren Jb. Kooij Klz.,
voorzitter, C. Koomen Jz., J. Nobel, K. Meurs en D.
Schermer, waren een 40-tal stemgerechtigde ingelanden
of gemachtigden aanwezig.
De Voorzitter heette de aanwezigen welkom, In het
bijzonder de pers, die voor 't eerst de vergadering van
den Oosterpolder bijwoonde en spr. hoopte, dat de ver
slagen kort maar krachtig zouden zijn. Tot spr.'s leed
wezen was de secretaris, de heer A. de Ridder, door on
gesteldheid niet aanwezig en zou de heer Koomen, mo-
lenmeester, diens functie vervullen.
De zeer uitvoerige notulen der vorige vergadering
werden gelezen en onder dankzegging goedgekeurd.
De peilverlaging.
Reeds dadelijk komt dan het kardinale punt aan de
orde, de bespreking over peilverlaging.
De Voorzitter vraagt of een der aanwezigen een
voorstel dienaangaande wil doen, of dat men het idéé
van het béstuur wil hooren.
De heer G.Kamp informeert, hoe het Bestuur er over
Idenkt.
De Voorzitter zegt, dat het Bestuur zich de volgende
regeling dacht: Op 1 October gaat het gewone winter-
peil in en het Bestuur had gemeend, dat winterpell dan
van 1 November tot 1 April 5 c.M. te verlagen, zoo
mogelijk 10 c.M. Na 1 April geldt dan weer het ge
wone zomerpeil.
Over dit voorstel worden de besprekingen geopend en
merkt de heer Poland op, dat men bij hem reeds .net
het zomerpeil zit te martelen, zonder water. De water
stand dient eerder verhoogd te worden en anders met
schutten te worden gewerkt.
De Voorzitter herinnert er den heer Poland aan, dat
deze beloofd heeft, dat de slooten eruit zouden gaan
en spr. twijfelt n iet of dan zal verbetering in den toe
stand ontstaan. Als de bodem van de sloot boven den
waterspiegel uitkomt, is er niet veel goeds te maken.
Maar spr. erkent ook, dat het in dien hoek wel altijd
lastige slooten zullen blijven.
De heer Poland vraagt of de poldersloot dan ook op
maat wordt gemaakt.
De Voorzitter zegt, dat die aan de beurt is, om uit
gediept te worden. Spr. wijst op de groote kosten voor
een beetje H.A. en op het feit, dat Strooper, Pijper, -nz.
geen watep noodig heben, die hebben goede slooten.
Bij Poland c.s. zou het dan afgedamd moeten worden.
Als de heeren hun plichten maar betrachten; het De-
stuur doet zijn uiterste best om de waterwegen in orde
te krijgen. Om er een duikertje voor f 1000 f 1500 te
leggen, is riiet te doen. Als de heeren, die daar wonm,
doen wat is voorgeschreven, is het wel in orde. Het
bestuur schenkt zijn aandacht aan den toestand daar.
De heer Kat merkt op, dat de duiker bij het klooster
te diep ligt.
De Voorzitter zegt, dat dit niet aan de aandacht ^an
het bestuur is ontgaan en dat er wel wat zal gebeuren.
We hadden gehoopt, dat de waterleiding misschien onder
den duiker door zou gaan, maar die is. er overheen
gegaan.
De heer Kat vraagt of we de verlaging van het
winterpen niet op 10 c.M. zouden aanhouden.
De Voorzitter antwoordt, dat het bestuur zijn uiter
ste best zal doen, om de verlaging tot 10 c.M. te doen
zijn, maar het zou kunnen zijn, dat het bestuur oor
deelt dat voor een klein beetje water molen en machine
niet steeds moeten malen, want dat dit te veel geld
zou kosten. Het bestuur heeft het voornemen, het peil
zoo laag mogelijk te houden.
De heer G. Kamp vraagt wat er tegen is, dat het
Bestuur toezegt dat zal worden gegaan tot 10 cM.
De Voorzitter herhaalt dat dan misschien telkens
machine en molen aan den gang moeten worden gehou
den en als nu op 5 c.M. verlaging niemand hinder heeft
van het water, dan zou het toch te gek wezen, om door
te gaan en vast te houden aan 10 c.M.
De heer G. Kamp vraagt of de Voorzitter er, evenals
epr., niet vrij zeker van is, dat een verlaging van 10
cM. niet bereikt zal kunnen worden.
De Voorzitter zegt dat als het gemakkelijk was, het
Bestuur gewoon zou zeggen, we zullen 10 c.M. verlagen.
De goede wil is er bij het bestuur en als de bodem der
clooten té veel zichtbaar is, zullen die slooten uitge-
keurd moeten worden.
D'é heer Poland vreest, dat als het water op dat lage
peil wordt gebracht, zij met hun land droog komen te
liggen. Dé slooten loopen net zoo hard dicht als zij ze
er uitgooien. Spr. deelt mede, hoe hij verleden jaar ge
sloot heeft, met aan weerskanten latten aan te brengen.
De Voorzitter erkent, dat er plaatsen zijn in den
Oosterpolder, die heel lastig zijn. Als de ingelanden
maar willen meewerken; bij het bestuur is het overbe
kend, dat de een gemakkelijker kan slooten dan de
ander.
De heer D. Wit is het bestuur dankbaar voor zijn
voorstel. In deze vergadering is nu een groot aantal
Ingelanden aanwezig die hun gedachten kunnen zeg
gen en spr. stelt daarom voor, het winterpeil met 10
c.M.te verlagen. Blijkt het dan dezen winter, dat dit
niet kan, dan is dat te beschouwen als force majeur en
kan dan volgend jaar een voorstel worden gedaan tot
het uitdiepen van slooten. Spr. noemt bijv. de sloot naast
den Winkeler weg, die niet voldoet.
De Voorzitter vindt het niet zoo gewenscht, het besluit
te nemen, dat de verlaging 10 cM. zal dienen te zijn.
Spr. hoopt, dat de vergadering zooveel vertrouwen in
het bestuur heeft dat het, na de toezegging van het
bestuur, wil aannemen dat als de verlaging tot 10 c.M.
kan worden gebracht, het ook zal gebeuren. Het is
beter een beetje rekening te houden met de omstan
digheden.
De heer J. Wit Cz. gelooft, dat het Bestuur het heel
goed heeft bekeken. Als de verlaging op 10 c.M. wordt
bepaald en er zijn plaatsen waar dat niet gebeurt, dan
heeft men het recht tot kiften. Spr. vindt het beter,
dat de verlaging 10 c.M. wordt ais de mogelijkheid
bestaat.
De heer D. Wit zegt, geen blijk van Wantrouwen in
het bestuur te willen geven. Het is alleen dat er mis
schien een volgend jaar niet zooveel ingelanden ter ver
gadering zullen wezen.
De Voorzitter verklaart nogmaals, dat het bestuur
er voor is in den winter laag water te hebben.
De heer Kat vraagt hoe op 't oogenblik het peil ia.
De Voorzitter antwoordt van een duim of 4 beneden
zomerpeil.
Opgemerkt wordt, dat de peilschaal bij 't Pijpje blijk
baar niet op de juiste hoogte is. De Voorzitter beaamt
dit en deelt mede, dat aan Smit reeds geruimen tijd
geleden opdracht is gegeven, de peilschaal op goede
hoogte te stellen. Bij Ott en Otsen zijn inmiddels peil
schalen geplaatst
De heer Gaijaard juicht het voorstel van het Bestuur
van harte toe. Veertien jaren aaneen heeft spr. iu de
jaarvergaderingen aangedrongen op het verbeteren van
peil in slooten en het doet hem nu groot genoegen, dat
vanaf de bestuurstafel een dergelijk voorstel komt. Spr.
dankt er het bestuur ten zeerste voor.
De heer G. Kamp zal zich bij het bestuursvoorstel
neerleggen, maar hij kan wel mededeelen, dat een
dergelijk peil niet te bereiken is. Vanaf de machine is
de poldersloot in desolaten toestand.
De Voorzitter zegt dat dit nogal meevalt. Met Otsen
heeft spr. dezer dagen een onderzoek ingesteld en bij
de machine is de sloot 1.10—1.15 en 1.20 meter diep. Spr.
wijst erop, dat er verleden herfst is gebaggerd en het
bestuur oordeelt, dat we niet dieper behoeven. De dui
ker is hooger dan de bodem van de sloot.
De heer G. Kamp vraagt den Voorzitter of deze dus
denkt, dat de toestand bestendigd kan blijven.
De Voorzitter meent van voorloopig wel.
De heer G. Kamp zegt, dat de diepte bij de machine
hoogstens 1.05 meter is. terwijl een nieuwe sloot op
1.25 meter wordt gestoken.
De Voorzitter wijst er op, dat als er aan een sloot
wordt gegaan, er naar het oordeel van het Bestuur
niets op tegen is, dan een c.M. of tien dieper te gaan,
opdat we niet direct weer aan 't slooten toe zijn.
De heer G. Kamp zegt, dat onze vijzel 1.75 meter
beneden het zomerpeil is, terwijl de diepte slechts 1.05
meter is.
De heer Koomen zegt dat toch rekening gehouden
dient te worden met den duiker.
De heer G. Kamp zegt, dat dit al meer gezegd is, maar
als de duiker ons in den weg zit, moet hij verlaagd
worden.
De heer Gaijaard zegt, dat er officieele cijfers van
Smit zijn, die een paar honderd gulden hebben gekost
en spr. denkt dat Kamp die cijfers in zijn bezit heeft.
De Voorzitter zegt dat nadien de sloot heelemaal is
uitgebaggerd, de sloot heeft ook een flinke bodem
breedte.
De heer G. Kamp meent dat de vijzel een veel groote-
re capaciteit kan bereiken en sor. is overtuigd, dat dit
gedeelte van het polderwater ons in den weg zal zitten.
De Voorzitter daarentegen meent dat er vooreerst
geen behoefte aan meer diepte is. De wijdte voor toevoer
van water is voldoende. En blijkt het dat verbetering
noodig is, welnu, dan gaan we er toe over.
De heer G. Kamp denkt dat dit moment er gauw zal
wezen. Stel je voor dat er overgegaan wordt tot het
verlagen van het zomerpeil, dan zalen we in een tijd van
2 jaren glad verlegen.
De heer Beumkes oordeelt dat er door Kamp sterk
wordt overdreven. Het bestuur wil de belangen van
iedereen behartigen en het gaal toch niet op dat de
een verzuipt en de ander verdroogt. Spr. herhaalt, er
wordt overdreven.
De Voorzitter zegt, dat als blijkt dat we binder heb
ben van den huidigen toestand, we er niet tegenop zul
len zien geld uit te geven. Maar zooals de toestand
nu bij de machine is, vindt spr. hem heel goed.
De heer G. Kamp zal er zich dan bij neerleggen,
maar is er niet bang voor, dat de Voorzitter er over 2
jaar anders over zal denken. Twee jaar geleden heeft
Voorzitter bij Laan ook gezegd dat de toestand hem
meeviel, maar spr. denkt dat de Voorzitter er nu ook
wel anders over denkt.
De heer Schermer: Die dan leeft, dan weer zorgt.
De Voorzitter is voor de toekomst niet bang, maar
merkt op dat men geen oude koeien uit de sloot moet
halen.
De heer D. Wit verklaart nog eens het bestuur niet
te wantrouwen, maar het beter te achten vast te leg
gen dat ae verlaging 19 c.M; zal zijn en wil het bestuur
dan vrijheid geven.
De Voorzitter zegt, dat andersom ook het bezwaar be
staat dat wanneer de verlaging nu op 10 c.M. wordt be
paald, en het voldoet niet, er volgend jaar te weinig
menschen ter vergadering kunnen wezen.
De heer Gaijaard wil het voorloopig' probeeren, zoo
als door het bestuur wordt voorgesteld. Als dezen win
ter aan het Bestuur blijkt dat de slooten in conditie
zijn gekomen en a.s. jaar de verlaging van het peil
op 10 c.M. kan worden gebracht, dan zal het bestuur
wel voorstellen het peil nog eens met 5 c.M. te verla
gen. En dan zal er voor die vergadering wel weer zoo
veel belangstelling bestaan.
Zonder hoofdelijke stemming wordt dan het voorstel
van het bestuur aangenomen. Dus: tot 1 October zo
merpeil, van 1 October tot 1 November winterpeil, van
1 November tót 1 April het winterpeil met 5 c.M. ver
lagen en zoo mogelijk met 10 c.M. Na 1 April geldt
weer het zomerpeil.
De rondvraag.
De heer Gaijaard zegt, dat de Voorzitter meent dat de
toestand heel goed is, en andere halve week geleden
waren we bij ons over den waterstand ook tevreden,
er was voldoende water in de sloot. Nadien echter zijn
de pompen opengezet en is er een massa zout water,
zeewater binnengestroomd. Bij spr. was het water 1
voet gerezen, wat veel te erg was. Ook in den hoek
Ooijevaarsweg-Limmerschouw had men toen water en
om in dien hoek water te krijgen, moet het te sterk
worden opgevoerd. Als er verbetering in den toestand
kan worden gebracht, dient dat te gebeuren en spr. op
pert de idee om voor de 4 duikers schuiven aan te
brengen. Het zal ons aangenaam wezen als we ver
schoond blijven van dat pekelwater. Spr. is zelf bezig
leidingwater naar zijn koeien te brengen, maar er zijn
menschen, wier koeien als lijken op het land liggen.
Het is niet gewenscht het zeswater op te voeren.
De Voorzitter wijst er op dat een oplossing niet zoo
gemakkelijk is. Als aan den binnenkant van het pad
het water wordt gehouden willen de heeren Zuurbier,
Van der Stok e. a. het liever niet hebben. Vanaf Winkel
gaat er bovendien water naar Limmerschouw.
De heer Gaijaard meent dat dan de duikers dicht
kunnen als Limmerschouw water krijgt vanaf Winkel.
De Voorzitter zegt dat men ook hier water wil heb
ben. Maar het bestuur zal er zijn aandacht aan schen
ken.
De heer Gaijaard voelt het meeste voor een duiker aan
de Langereis en wijst er op dat het waterleiding-bedrijf
een goot door dijken en wegen boort, misschien is dat
wel een oplossing.
De Voorzitter zegt dat het een moeilijke zaak Is om
te regelen, maar het Bestuur zal er aandacht aan
schenken.
De heer D. Wit heeft straks gehoord dat een paar
honderd gulden is uitgegeven voor het peilen door Smit
Wat is daar allemaal voor gebeurd.
De Voorzitter deelt mede dat 5 a 6 jaar geleden door
den oud-voorzitter, burgemeester Koomen, aan Smit is
opgedragen wijdte, diepte enz. van alle polderslooten op
te nemen.
De heer P. Kamp zou willen dat de ingelanden eens
een kijkje namen bij het eerste slootwerk dat door den
Oosterpolder wordt uitgevoerd en waar blijkt in welk
een desolaten toestand het water verkeert. Spr. zou
willen dat alle molenslooten van den Oosterpolder ge
sloot werden. Pas als de sloot droog is kan men zien
welk een miserabele sloot het is. Spr. hoopt dat elk jaar
minstens 1000 meter gesloot zal worden en moet zijn
broer toegeven, dat vanaf de machine dient te worden
begonnen. Evenals bij het bouwen van een huis moet
de polder met het verbeteren van de slooten, beginnen
uit den grond, en eindigen met het dak.
De Voorzitter zegt dat als een sloot droog komt, zij
altijd tegen valt Er zit heel wat bagger in en het is
ons plan om met bet uitdiepen door te gaan. Maar om
bij de machine te beginnen, daar zijn we nog niet aan
toe. Als het blijkt noodig te wezen, zullen we het ech
ter doen.
De heer G. Kamp zegt verleden jaar gewezen te 'heb
ben op den toestand in 't Zand..
De Voorzitter zegt dat de toestand hem niet meeviel.
Er zijn eigenaren van slooten die dienen te slooten, riet-
hakken enz. en wier namen zijn opgeteekend, o.a. ook
de heer G. Kamp. Als vanaf de plaats van Wilken wordt
gesloot wardt de Bommervaart ook goed.
De heer G. Kamp zegt verleden jaar gesloot te hebben
maar het geeft niet of men er nog zulke gaten steekt,
als de voorbelendenden niet slooten.
De Voorzitter wijst er ook nu weer op dat de inge
landen algemeen moeten medewerken. Spr. heeft de
namen dier eigenaren te boek.
De heer G. Kamp zegt dat de slooten der ingelanden
2 meter breed moeten zijn, maar hoe zijn de maten der
polderslooten
De Voorzitter zegt dat hij die maten noch in het
archief, noch in het bijzondei reglement heeft kunnen
vinden.
De heer G. Kamp wijst dan op de slooten achter Lim-
merschouW, en de Voorzitter antwoordde den heer
Kamp, dat deze vorig maal er ook al op heeft gewezen,
maar het Bestuur toch niet alles in een3 kan doen.
Het is niet aan de aandacht van het Eestuur ontsnapt.
Met dank voor de aangename, zakelijke besprekingen,
sluit de Voorzitter de vergadering.
THEATER ROYAL.
De actieve directie van het Theater Royal biedt met
de winkelweek twee programma's. Het le is voor Za
terdag en Zondag, met als hoofdnummer: „Klokslag 12,"
een spannend en sensationeel, maar toch ook vroolljk
detectiVe-verhaal in zes acten.
Het 2e programma is voor Maandag en Dinsdag, een
le klas film. met Jackie Coogan (den filmlieveling) in
„De Scheepsjongen".
Hieronder laten we als gewoonlijk den korten inhoud
volgen.
Klokslag 12.
Reeds langen tijd werd New York verontrust door een
seri^ geheimzinnige en brutale roofmoorden, die alle
om nul uur nul geschiedden en hoeveel moeite de po
litie zich ook gaf, zij mocht er niet in slagen den da
der te ontdekken.
De jonge en sympathieke rechercheur Matt Gray, de
dresseur en bezitter van den uiterst-schranderen poli
tiehond Napoleon, had eindelijk van zijn chef, den Com
missaris Shaw, toestemming gekregen om met het dier
te werken, doch den eersten keer was hij niet gelukkig.
Wel woonde hij bij, dat een vrouw beroofd werd in haar
woning, doch de misdadiger ontkwam en sloeg hem
neer. De hond sprong echter in den auto, waarmede de
dief wegreed, doch werd later half-dood uit den auto
geworpen.
De ontvluchte hoef was niemand anders dan Profes
sor Leroy, een oud en rijk philantroop, die, hoewel
hoofd van de bende, die de nul uur nul misdaden be
dreef, in de stad een uitstekende reputatie genoot en
nota bene zelfs een belooning uitloofde voor dengeen,
die den dader dezer misdrijven zou inrekenen.
De hond Napoleon wordt gevonden door Mary Lyle,
de privé-secretaresse van Professor Leroy. Door een
briefje, aan den halsband van het dier bevestigd, be
speurt zij wie zijn eigenaar is en zij brengt het Matt
Gray terug. Reeds op het eerste gezicht vatten zij ge
negenheid voor elkaar op en Mary geeft den jongen
rechercheur toestemming om haar ten huize van haar
patroon Professor Leroy te komen bezoeken.
Zoo zien wij dus Matt Gray en den hond het huis
van Professor Leroy betreden. Doch hij wordt er niet
al te vriendelijk ontvangen. Als hij weggaat wordt den
hond een briefje toegeworpen door Mary, waarin zij
schrijft in gevaar te verkeeren. Ook deelt zij hem me
de, dat Leroy de leider van de Nul-uur-Nul moordenaars
is en dat hij terug moet komen met de politie. Dit doet
Matt dan ook en nu krijgen we een reeks avonturen,
die in het huis van Leroy beleefd worden door de hem
vervolgende politie-ambtenaren, welke van groote span
ning en verrassende geheimzinnigheid zijn. Bij een
laatste worsteling met den hond, welke van adembe
klemmende sensatie is, schiet Leroy er het leven bij
in en vindt hij zijn gerechte straf, terwijl Matt en Mary
een gelukkige toekomst tegemoet gaan
De Sscheepsjongen.
De „Queensland" een der prachtigste schepen der
Engelsche handelsvloot, is op het punt de haven van
Southampton te verlaten om naar New York koers te
kiezen, als een klein jochie den kapitein aanspreekt en
hem verzoekt hem als scheepsjongen mee te nemen,
want hij zou zoo erg graag willen varen. De kapitein,
een kundig en humaan gezagvoerder, kan evenwel niet
Al wat jc leest en wat je ziet
't Is poppenkast en anders niet.
O i •- - Wie de leveranciers zijn van Hage-
J becks welvaart.
- Burgemeester heeft heel wat gemist.
Zijn teederheid kent geen grenzen.
De le wethouder gaat den boer op
met rozijnen cn kindermeel.
Een priiua staclskeukonmeid.
Een!ge oude G.G.B.B. stamboekkoelen
uit de sloot gevischt.
Les voor do jonkies.
Talm niet niet vaccinatie, burgers.
Geliefde broeders en zusiers in
de zwakheid des vleesches!
Ons bemind Groot Gortbuikenburg werd dezer dagen
weer eens opgeluisterd door het beroemde Circus Ha
genbeek, v natuurlijk met groot enthousiasme begroet en
jubelend geïntroduceerd door alle roggebroodjournaals
van G.G.B.B. en Opperk.-stein, die vanzelf weer vlasten
op 'n advertentie, en 'n vrijkaarLje voor de diverse ver
slaggevers. 't Was of er nooit zoo iets in Korte Turf
land vertoond was, maar ais je de stommerikken hoor
de, die zich weer hun zuur verdiende centjes uit hun
diezak lieten kloppen door die vreemde stoethaspels,
dan viel de voorstelling erg tegen en had het circus
Strassburger, dat verleden jaar het genoegen had Groot
G.G.B. en omstreken de beurs wat lichter te maken,
ver de primeur.
'n Feit is echter, dat de meeste- schrabbers om Ha-
genbeck's wilde-dlerentuin en koolteerkleurige Somall-
negers te onderhouden, werden geleverd door Opper-
kaffersteinen werklieden, kleine burgers en boeren,
want de loge's en hoogere rangen waren vrijwel on
bezet.
Die het 't best kan missen, gaat met de vacantie naar
Castricum of Egmond aan Zee, om dan later by zijn
kennissen op te kunnen scheppen dat ie zoo genoten
heeft in de Ardennen of op Helgoland.
Heel jammer heb ik het gevonden dat onze beste
burgemeester gedurende het bezoek van Hagenbeck's
menagerie uitstedig was.
Het zal 'm zelf ook wel spijten, dat hem de gelegen
heid werd ontnomen, de voorstellingen met een harte
lijke toespraak te openen,het eene oog gericht op den
Directeur en het andere op den Controleur der stede
lijke 'beiastingerf, die natuurlijk weer aardig wat opcen-
tjes in het gemeentelaadje heeft kunnen strijken.
Niét voor niks worden de G.B.B.-Beërs telkens onder
de kin gestreeld, met het uitzicht op belastingverlaging.'
Ze betalen het toch immers allemaal zelf, de sloome-
duikelaars!.
En den burgemeester zal het, gewoonweg uitgedrukt,
'n biet zijn, tot wie hij een toespraak moet houden.
Als hij zijn hoogen gepetroliseerde op z'n ambtske
ten om heeft, is hij bereid alle stervelingen aan zijn
burgervaderlijke boezem te drukken, onverschillig of
ze naar coty of hoofdeaudecologne aromatiseeren, waar
mee ik dan stinkers bedoel, ik hou van nette taal, ziet
U. En onze lieve burgerpatroon is ambtelijk zóó zacht
van inborst en zóó week van gemoed dat hij driekwart
sikkere negeciant in karbolblokken voor W.C.-gebruik
op zijn arm zou nemen, om hem in zijn eigen praalbed
zijn roes te laten uitmaffen.
Maar als onze burgemeester absent is, dan wordt hij
vervangen door onzen eersten wetsjouwer, Andries Mop-
son, geboren 17 Mei 1872 In Zuid- en Noord-Kikkerberg,
en aan wiens zorg sinds onheuglijke jaren de financiën
van Groot Gortbuikenburg zijn toevertrouwd. Deze dig
nitaris is in het burgerlijke leven Commissionnair in
gegalvaniseerde sunmaid-rozijnen en zelfrijzend kinder
meel en die voelde er nou totaal niks voor om in de
manesie van het Circus Hagenbeek te gaan staan gele
genheidssmoesjes houden.
Nee, beminde broeders en zusters, die keek wel beter
uit en ging den boer op naar den blauwe-reiger-polder
om het 300-jarig bestaan te helpen vieren, zijn popu
lariteit te verhoogen.. bij de klanten en zoo en pasant
nog 'n paar mooie postjes af te sluiten in rozijnen of
kindermeel.
Maar werkelijk moet gezegd worden, dat zijn edel
achtbare heer Andries Mopson zijn taak als stads-keu-
kenmeid buitengewoon verdienstelijk vervult.
D'r mankeert nooit één cent aan het kaartpotje! Het
is 'm natuurlijk ook wel geraden om uit zijn doppen te
kijken, maar het stadshuis wemelt van rekenkundige
commiezen en broodklerken, dus aan tweede meisjes en
daghitjes, die kunnen meetellen, is er heusch geen ge
brek.
Die controle liet 'n jaar of 35 geleden heel wat meer
te wenschen over.
Dat was in de wondere dagen, dat we in Groot-Gort-
buikenburg één God en één gemeentesecretaris hadden,
die om zoo te zeggen nog méér dan almachtig was.
Die pikte alle baantjes in, die beschikbaar wa&en "èn
waar wat van te halen viel. Hij raakte' zoo gewend aan
dat inpikken, dat hij tenslotte de heele gemeentekas in
pikte in nederige samenwerking met een gemeente
ontvanger, die 'n braaf man was, maar 'n mooie vrouw
had, die aan Grootheidswaanzin leed en 'n groote ver
tering uit 'n kleine nering wou knijpen.
En het slot van die gezworen kameraadschap was, dat
de gemeente G.G.B.B. voor 'n strop van 60.000 sjoof
kwam te zitten. Daar is geloof ik, nog 30.000 piek van
terechtgekomen, waarvoor ze den armen ontvanger nog
dankbaar mogen zyn, maar de rest is geboekt onder
den post „onvoorziene" uitgaven. Ja wèl, „onvoorzien"
dat was wel het juiste woord. Want de secretaris zei
altijd tegen den burgemeester en de wethouders: Ziet u,
hier is het kasgeld en dat is het saldo, alles is punctueel
in orde, teekent u maar, Ik heb de pen al in de inkt
gepropt;., as't u blieft, meneer de Burgemeester, as't
u blieft, meneer Walvisch...
En dan teekenen maar jongens... dan was dat vuiltje
weer voor 'n jaartje van de baan geveegd.
Enfin, dat zijn oude herinneringen uit Groot-Gort-
buikenburks grijs verleden. Als ik de stommiteiten ging
memoreerenuit den tijd, dat een Burgemeester de pers
nog achter in de zaal deporteerde, met 'n enkel vet-
kaarsje tot verlichting bij zijn gepeuter, nou, dan kon
ik nog wel doorgaan met kronieken schrijven, tot ik
minder dan een half ons weeg.
Maar zoo nu en dan hoop ik toch nog wel eens 'n
staaltje op te lepelen uit den ouwen tijd. Het is niet
enkel vermakelijk, maar ook leerzaam voor het tegen
woordige geslacht, om hen duidelijk te maken, hoe het
niet gedaan moet worden.
Trouwens, de meeste acteurs uit deze gemeentelijke
drama's van gemakzucht, kortzichtigheid, tyrannie en
kleverige vingerskramp, zijn reeds lang dood en ter ziele.
En het klassieke spreekwoord zegt: De mortuls nil
nise bene...
Nee, juffrouw, dat beteekent niet: Déé Mortibus is
een nisie met stijve beenen... maar: „van de dooden niets
dan goeds", (te vinden Ed.aohtb. Heeren, in Kramer's
Woordentolk, bladz. 141).
Maar wat nu voorts betreft de tournée van inter
nationale inrichtingen, waarbij allerlei goor en onsmake
lijk volk wordt meegesjouwd, zooals ook het Circus
Hagenbeek, begrijp ik niet, dat deze rondreis in deze
dagen met het oog op het pokkengevaar door de auto
riteiten niet wordt verboden.
Wat zegt U, meneer Piet Lut, ken ik mijn Fransen
niet en moet ik hier spreken van alastrim..
Kom, kereltje, Iaat je toch niet verniggelen! Zeg maar
gerust Pokken, al hebben ze nog geen hoogen graad
kunnen halen. Maar die verschijnselen kunnen zich eiken
dag wijzigen en een ernstig karakter aannemen. Die
kletskoek van Alastrim wordt alléén opgediend om bui
ten een embargo te blijven.
Wat. weet jij nou weer niet wat een embargo i3 en
je staat te janken over „alastrim"...
Embargo beteekent havenbeslag of versperring en
als je denk, dat ik je wat wijs maak, link dan in Kra
mer's Woordentolk, op bladzijde 174 kun je 't vinden,
oud wijf!
Laat ik dus deze vermakelijke kroniek nu eens eindi
gen om alle Groot-Gortbuikenburgers, Opperkafferstei-
ners met leenheerlijke aanhoorigheden in het bijzonder,
en alle korte-turflanders in 't algemeen op te wekken,
zich niet te onttrekken aan de zoo noodzakelijke in
enting met koepok- en desnoods met kapokstof, opdat
ons vaderland voor een noodlottige epidemie zoo v cel
mogelijk beschermd moge worden. Wees toch niet be
nauwd voor encephalitus post vaclnae en laat je niet
door al die barbaarsche woorden intimideeren, hoor. Als
je dat krijgt, hebben ze wel weer wat andere smurrie
klaar om je reis naar het Rijk der Hemelen uit te
stellen, tot je wat meer zorg heb besteed aan je uitzet
en bagage en het je dus wat beter .gelegen komt.
Nou, ik schei er nu uit met de pen. maar niet met
het hart. Toetelevoet, zooals die ouwe kiep Dré zegt en
ik voeg er bij, santjes!
D. D. Jr.