Alieieti Nitiws-
Mwttitii- LiiliHlM
AANLEG
PROVINCIALE WEGEN.
Radioprogramma
Uitgevers: N.V. v.h. TRAPMAN Co., Schagen.
Eerste Blad.
UiT HET DAGBOEK -
VAN EEN MELAATSCHE
BERTELSJUNSTKORREL"
^ooke/'S^/
STER-TABAK
Dinsdag 22 October 1929.
HAGER
72ste Jaargang No. 8549
Dit blad verschijnt viermaal per week: Dinsdag, Woensdag, Donder
dag en Zaterdag. Bij inzending tot 's morgens 8 uur, worden Adver-
tentiën nog zooveel mogelijk in het eerstuitkomend nummer geplaatst
POSTREKENING No. 23330. INT. TELEF. No. 20.
Prijs per 3 maanden f 1.65. Losse nummers 6 cent ADVEBTEN-
TlëN van 1 tot 5 regels f 1.10, iedere regel meer 20 cent (bewijsno.
inbegrepen). Grootore letters worden naar plaatsruimte berekend.
DIT NUMMER BESTAAT UIT TWEE BLADEN.
SPOED S.V.P.!
In de gemeenteraadsvergadering van Nieuwe Nledorp,
waarvan we Zaterdag het verslag opnamen, zei de heer
Koog bij de rondvraag:
„De heer Kooij wil drang uitoefenen bij het Prov.
Bestuur om spoedig te beginnen met de uitvoering
van primaire wegen en aan andere gemeentebestu
ren adhaesie vragen."
Burgemeester Visser antwoordde hierop het volgende:
„De Voorzitter herinnert aan een courantenbericht
dat er een tekort aan uitvoerders van dergelijke
werken is. Aanstonds in de herfstzitting zal de
kwestie wel door de Statenleden worden besproken.
Maar spr. heeft geen bezwaar het onderwerp ter
sprake te brengen bij de vereeniging van burge
meesters en secretarissen."
Deze discussie herinnerde ons er aan, dat we in het
nummer van 15 dezer een kort uitreksel uit het „ver
slag in zake den aanleg door de Provincie van wegen
voor doorgaand verkeer" hebben opgenomen en beloof
den daarop nog terug te komen.
Laat ons thans die belofte inlossen.;
Inderdaad staat in bedoeld verslag een passage, wel
ke op een tekort aan geschikte aannemers wijst.
Letterlijk lezen we op bladzijde 7:
„Met het feit, dat in ons land thans op groote schaal
aan wegenverbetering wordt gewerkt, schijnt het aan
tal voor dergelijke werken geschikte aannemers geen
gelijken tred te houden, zoodat de markt met werk
dreigt overvoerd te worden, wat aanleiding geeft tot
vermindering van concurrentie en dus tot hoogere In
schrijvingen. In hoeverre hier van een voorbijgaand ver-
echijnsel sprake is, zal dienen te worden afgewacht."
Dit ziet er weinig hoopvol uit.
En wat do laatste zin betreft:
„zal dienen te worden afgewacht."
Openbaart zich een geestesgesteldheid, die de onze
niet is.
„Afwachten" is natuurlijk het makkelijkst en als er
geen haast was, kon het er misschien mee door.
Er is echter wel haast, en groote haast ook. Als de
beeldspraak niet wat gek was, zouden we zeggen:
De wegen schreeuwen omverbetering
Nu schreeuwen niet de wegen, maar de gebruikers
hebben er alle reden voor en hun fout is, dat zy zich
veel te weinig laten hooren.
Herinnert u, w.at we Zaterdag publiceerden uit een
artikel van prof. mr. A. van Gijn.
Stikum wordt een gedeelte van de wegenbelasting fei
telijk verdonkeremaand. Nu de opbrengst meevalt, en
erg meevalt ook, verlaagt men de bijdrage uit de ge
wone staatsinkomsten, welke ten bate van het wegen
fonds moet komen.
Dat is geen reëele politiek.
Wat de wegenbelasting opbrengt, is voor de wegen
en als er zooveel geld inkomt, dat het niet te verwerken
is, dient de belasting verlaagd te worden. Voor velen,
6peciaal voor de kleinen en voor allen die op den weg
hun brood moeten verdienen, is die^ last er genoeg en
FEUILLETON
J. SCHAAP.
(Nadruk verboden).
5.
Maar neen. Ik misgunde het hem. Als het hem ge
lukte, als ik zou zien hoe hij verdwijnt in een van de
kamertjes, met opzet open gelaten om hem dadeiyk toe
gang te verlecnen, dan zou me dat razend van begeeren
maken. Terugkeeren wilde ik eerst, maar ik wist, dat
ik niet zou kunnen slapen omdat ik weten wilde of het
hem was gelukt. Ik begreep dat ik rusteloos me op mijn
bed zou wentelen van onbevredigden hartstocht, opnieuw
opgewekt door zijn gaan, in den tropennacht, naar de
vrouwenafdeeling.
Zijn hartstocht had de mijne weer opgewekt Zijn
zoeken naar bevrediging wakkerde mijn lusten weer
aan. Ik meende door hem te dwarsboomen hem te ver
hinderen zijn plan uit te voeren, mijn wild verlangen
ietwat tegemoet te komen. Het moest mij een zekere
voldoening geven. Wat ik niet kon, zou ook niet zyn
deel worden. Dit kalmeerde me wat. Mijn verhit gemoed
zou kalmte vinden als ook hij de teleurstelling van niet
bevrediging vond.
Ik was hem dicht genaderd toen ik hem aanriep. Hij
wendde verschrikt het hoofd om en ik zag den egoist
in het gelaat
Wat mot je? vroeg hij. Zijn stem beefde, nog niet
hersteld van den schrik, veroorzaakt door mijn plotse
ling roepen. Zijn geweldige teleurstelling, dat nu van
zijn uitstapje wel niets kon komen, vond weerklank in
zijn woedenden uitroep: Wat mot je, sluiper?
„Wat mot jij hier? Hier behoor je niet te komen!"
zeide ik hem op zijn beurt
„Wafe gaat Jou dat aan?"
„Jij wou naar de vrouwen-afdeeling!"
Op hetzelfde oogenblik voelde ik me zelf gemeen en
diep gezonken. Een afkeer voor me zelf beving me.
Waarom veroorzaakte ik hem die teleurstelling?
Had ik niet even tevoren een deel van myit leven
hy is dat des te meer omdat de wegen nog niet deugen
en dus niet die besparing geven, welke is voorgespie
geld.
En nu zou men hier in Noord-Holland maar dood
leuk afwachten, of het gebrek aan goede aannemers een
voorbijgaand verschijnsel is?
Er is naar onze meening een betere conclusie en dat
is deze:
Uitvoering in eigen beheer.!
Het komt ons voor, dat de dienst van den provincia
len waterstaat van Noord-Holland dit best kan. Stellig
is hy tegen de moeilijkheden opgewassen en volkomen
in staat een heilzame pressie uit te oefenen op de aan
nemers. Of zouden we het mis hebben, als we meenen,
dat lager inschryvlngen zullen komen, zoodra de aanne
mers weten:
Schryven we abnormaal hoog in, dan ontsnapt het
werk ons, want dan wordt het uitgevoerd in eigen be
heer!
Er is echter nog iets.
Naar men ons verzeket, Is het systeem van aanbe
steden, dat nu gevolgd wordt, een sterke bevoorrech
ting van de rijke aannemers. Feiteiyk moeten alleen zy
kans hebben om een werk toegewezen te krygen, ter
wijl beginnelingen hoe vakkundig ze ook zyn, steeds
worden uitgeschakeld.
Eerlijk gezegd, begrijpen we het niet precies. Kran-
tenmenschen moeten wel alles weten, doch hier schiet
ons begrip toch te kort. Het zal echter wel gaan, zooals
Burgemeester Visser veronderstelde: In de nu begonnen
wlnterzitting der Staten zal deze kwestie wel aan de
orde komen en 26 November hooren we er dus allicht
het fyne van.
We hadden het over eigen beheer". Reeds nu wordt
niet alles aan de aannemers overgelaten. We lezen n.1.
in het verslag:
„Voor den aanleg der wegbanen dient over groote hoe
veelheden zand te worden beschikt; om dit zand tegen
matigen prijs te verwerven, zijn verschillende maatre
gelen genouen en nog in voorbereiding.
Fundeeringsmateriaal voor de wegverhardingen, als
hoogovenslakken en puin, worden ln den regel direct
van de leveranciers gekocht en op verschillende plaat
sen opgeslagen, zoodanig, dat zooveel mogelyk vooraf
voldoende voorraad wordt verkregen, en men bij de uit
voering niet afhankeiyk is van storingen in het verkeer
en van de in sommigen tyden van het jaar scherp
oploopende scheepsvrachten."
Natuurlijk is dit nog wat anders dan groote werken
volledig uitvoeren. Daar komt nog heel wat anders bU
kyken, doch zooals wij reeds zeiden, gaat dat o.i. niet
boven de krachten van den Provincialen Waterstaat.
Er is echter nog iets, waarom wij hier met bizonde
ren nadruk wyzen op „eigen beheer". Is het Provin
ciaal Wegenplan eenmaal afgewerkt, dan zal de Pro
vincie ongeveer 350 K.M. weg moeten beheeren en on
derhouden, waarvan pl.m. 30 KM. geen deel zullen uit-
Volledig voeder voor kuiken9, kippen.eenden enz
Alle foutief voederen wordt hierdoor opqeheven.
Eenvoudiger.voordeeliger en betere voeding
sterker en mooier dieren en 30-6 méér en qrooter
•ieren van hooqfQnen smaak.darv van andere voeders
Qpef JA kilo f. 9.50 postv Vraagt brochure j
r.i7/minr> Ttn/mnnhsols f
vBERTEISÏü5K=>«'AMSTERDAM
Octrooi reeds verkreqen in Beiqiè.Canada.Enqeiand.
Frankrijk, Italië. HonqarQe.Polen.5panje.Zuid-Afrika.
voor één moment bevrediging willen geven? Had ik niet
zelf het diepste leed gevoeld omdat Ik niet mocht, niet
kon. Ik verbeeldde mij, dat Ik het zelf was, die naar de
vrouwen-afdeeling ging en zou ik me dan niet als een
wild dier op mijn belager hebbey geworpen?
Ik besloot terug te keeren, wilde me verwijderen, toen
hy my toeschreeuwde: „Zeg, ik ga toch niet naar je
verpleegstertje?" En hij lachte om me te honen.
„Hou je mond over die vrouw!"
„Alsof lk niet gezien heb, dat je verkikkerd op haar
bent Ik zal morgen een goed woordje voor je doen.
Misschien komt ze je morgenavond wel verplegen..."
Een woede, een niet te onderdrukken woede, greep
me aan. Met beide vuisten vooruit sprong ik op hem
toe en beukte zijn gelaat Hy verweerde zich.
We grepen elkaar aan en worstelden. Hy beet my in
de hand, toen ln het gelaat. Het grint knarste onder
onze worsteling. In zijn verweer lag zyn woede, zyn
teleurstelling, de kracht van het beestmensch, dat geen
bevrediging vond: ln het mijne de schaamte, dat hy
mijn liefde had begrepen voor het kleine verpleegster
tje. In zyn tegenstand voelde ik de haat tegen mij, het
verlangen om zich te wreken op den kerel, die zich
tusschen hem en de vrouw had geplaatst
Zoo worstelden wij een tyd lang. Zonder een woord
te zeggen. Wy hygden van Inspanning. De strijd van
twee beesten, vechtend om het wyfje, dat door den een
niet begeerd, maar aan den ander niet werd gegund.
Zyn gloeiende adem, uit zijn keel gestooten, voelde ik
in myn gezicht Toen hij zag, dat hy den strijd zou
verliezen, toen ik hem langzaam neerdrukte, spuwde hy
my in het gelaat. In een gevoel van walging, van afkeer,
liet ik hem los.
Op den heuvel, waarvan het huis van den directeur
stond, hoorde ik roepen. Een vrouw in nachtgewaad,
met een lamp in de hand, verscheen voor het venster.
Ik dacht dat zy het was. Toen vluchtten wy weg naar
onze kamers.
Den volgenden morgen deed de directeur onderzoek.
Wy zwegen.
Zy ging my dien mogen voorby, groette glimlachend.
Ik groette terug met neergeslagen oogen. Ik schaamde
1 Jan. 19...
De vrouw met de papegaai. Nu ik dit enkele zinne
tje neerschrijf als de naam van een schilderij, als de
titel van een boek, nu voel ik nog de schryncnde aan
doening om het leed, het schrynende leed van een
- Dubbel zoo groot is het genot
met Wybert-tabletten, de keel
is tegen ontsteking beveiligd,
de adem zuiver!
maken van het Wegenplan. Een aparte dienst voor de
wegen heeft dus ook in de toekomst reden van bestaan,
zoodat men, tot eigen beheer besluitende, niet begint
met iets, dat over een paar jaar overbodig is geworden.
Over een paar jaar?
Dit is wat krap gesteld, doch wel mag er nu en tel
kens weer aan herinnerd worden, dat in de Staten met
klem is betoogd, de uitvoering van het Wegenplan niet
over 15 jaar te verdeelen, doch daaraan ten hoogste te
besteden: 12 jaar.
Dit beteekent, dat het klaar moet zijn in 19 3 7, dus
over acht jaar.
Wie kan daaraan nog gelooven by het tempo, dat nu
wordt gevolgd?
Op de begrooting van het Wegenfonds voor 1930 Is
voor „Fundeering en beharding van primaire wegen"
niet meer uitgetrokken dan f 500.008.terwijl onder
„Buitengewone uitgaven" voor „Aankoop van terreinen
en gebouwen en andere uitgaven waarvoor mag worden
geleend" een post voorkomt de eenige trouwens
ad f 966.000.—.
Verwerkt zal dus In 1930 worden nipt meer dan
een half millioen, terwijl hei Fonds alleen reeds door
de uitkeering uit de gewone middelen der Provincie
versterkt wordt met f 750.000.
Want in dit opzicht volgt de Provincie niet het ver-
keerde voorbeeld van het Rijk. Ondanks het feit, dat
ln 1930 gerekend wordt op een uitkeering uit de op
brengst der Rykswegenbelasting groot f 400.000.stel
len Gedeputeerde Staten geen vermindering van de ge
wone bijdrage der Provincie voor.
Geld speelt geen rol, naar het schynt, en van geld
gebrek, dat de uitvoering van het Wegenplan zou kun
nen vertragen, is geen sprake. Integendeel! Als laatste
po«*t onder de gewone uitgaven paradeert deze:
Beschikbaar voor rentegevende belegging f 6.183.750.
Wy vragen u:
is er krimp of is er geen krimp?
15 October j.1. vermeldden we. wat omtrent de wegen
in deze omgeving in het Verslag wordt medegedeeld.
Het ls, zooals men zich herinneren zal, bitter weinig
en we voegden daaraan toe:
Misschien ligt dit gedeelteiyk
aan de gemeentebesture n..."
Het kan geen kwaad dit eenigszins te verduidelijken.
Gemeentebesturen door wier gebied geen Provinciaie
weg is geprojecteerd, kunnen moeiiyk Iets doen om de
uitvoering van het Wegenplan te bevorderen. Recht
streeks zyn zy er niet by betrokken, hoewel het na-
tuurlyk ook voor hen niet van belang ontbloot ls, Indien
er ln hun nabyheid een moderne weg voor doorgaand
verkeer klaar is of niet Aandringen op spoed kunnen
dus ook zij.
Maar de anderen kunnen meer doen. Zy kunnen voor
de spoedige totstandkoming hun medewerking aanbie
den, die hierin kan bestaan:
1. een geldelijke bijdrage;
2. het beschikbaar stellen om niet of voor een uiterst
biliyke vergoeding van de benoodigde terreinen, voor
zoover die gemeente-eigendom zyn;
3. hulp by het verkrijgen van de terreinen, die in
het bezit van derden zyn.
vrouw, die mij gisteravond haar leven en haar lijden
heeft verteld.
Degene, die arm is, bcgrypt intenser de ontbering
van een arme; zij, die zelf lijden of geleden hebben,
kunnen zich indenken het Ïyden van een ander. Eca
gelukkig mensch voelt niet al begrijpt hy de greep
van het ongeluk.
De vrouw, die my gisteravond haar leed uitklaagde,
deed dit waarschijnlyk omdat zy begreep, dat lk niet
vreemd zou staan tegenover haar ongeluk, omdat lk,
voelende mijn smart myn ongeluk, ook het hare zou
begrijpen.
Terwyi gisteravond byna alle verpleegden en ver
pleegsters om de muziektent waren vereenigd om den
oudejaarsavond te vieren, sprak zy mij, naast me op
een bank gezeten, van haar leven.
Ik had haar reeds vroeger gezien, als ik langs haar
kamertje ging. die vrouw met haar weggetrokken on
derkaak, terwyi het leek alsof haar bovenkaak, waaruit
een enkele groote tand stak, in een geweldige gaping
was verstard.
Zy sprak weinig met de anderen. Een oude papegaal,
felgroen, met rooden kop, was haar metgezel. Tot het
beest sprak zij als tot een mensch. In een behoefte tot
uiting vertelde zij den papegaai, die ln een kool achter
haar kamertje zich heen en weer bewoag als de slinger
van een klok, haar aandoeningen, haar ontroeringen.
Als haar herinneringen aan verloren geluk opdoem
den, dan sprak zy tot het beest en vroeg het of niet
alles waar was wat zij beweerde. „Koppie en toetie, is
het niet waar, was het niet zoo?" zoo vroeg zy het
beest en als het dier met ruwe, harde stem antwoord
de, dan was ze tevreden.
Het schorre geluid van het beest, dat niets begreep
van haar leed, haar ongeluk en haar smart, gaf haar
een bevestiging van wat zy In haar verbeelding had
gezien. Gaf haar een zekerheid, dat zij goed had gezien,
een bevrediging, dat ook een ander dat beeld van oude
herinneringen mooi vond, bekorend. Tot de papegaal
sprak zij, als zij bij het ontwaken, zich de droomen van
nen nacht herinnerde, als zy voor zich uit staarde naar
den bergenrand, als ln de schemering de toppen ver
kleurden in zacht-roode tinten.
zy was leelyk, gruweiyk leelijk en bijna weerzinwek
kend, zoo had haar de melaatschheid aangetast. Zy wes
nu al vyftien jaar in de kolonie.
Ik zat op de bank, als altijd ver van de anderen. Het
verpleegstertje was ook bij de anderen, die pret maak
ten en dat deed me zeer. Ik kon een gevoel van spyt
niet onderdrukken, dat zy het leven niet ernstiger op
Het ls niet weinig, zooals men ziet, doch een goede
weg is ook niet weinig.
Slechte politiek moet het heeten, als men handelt
naar dit principe:
Hoe kunnen we het meeste krygen voor de allerge
ringste opoffering!
Aandrang tot spoed heeft dan uiteraard bitter weinig
effect.
Tot slot nog dit:
Wat hier van de gemeentebesturen Is gezegd, geldt
even sterk voor polderbesturen.
Woorden alleen doen het niet.
De daad moet hen kracht byzetten.
Altijd op zak
WOENSDAG 23 OCTOBER 1929.
Hilversum (298 M., na 18 uur: 1071 M.).
10.00 Morgenwydlng; 12.15 Radiokwartet; 14.00 Praat
je; 14.30 Kinderkoor: 15.00 Lezing; 16.00 Muziekstudie;
17.00 Hongaarsche Muziek; 20.00 Rothschlldkwartet: 1.
Quartett in C Dur (Mozart). 2. Quartett ln Es-Dur;
21.25 Voordracht; 21.35 „De Man der Toekomst" (Bern.
Shaw). Na afloop Gramofoonplaten.
Hulzen (1875 M.)
10.00 Ziekenuurtje; 12.30 Middagconcert; 14.00 Gra
mofoonplaten; 14.30 Concert; 16.00 Concert; 17.00 Kin
deruurtje; 18.00 Gramofoonplaten; 19.00 Concert; 20.00
Praatje; 20.30 Ultzendavond,
Zeosen (1635 M.)
11.20 Gramofoonplaten; 15.50 Concert; 16.50 Buitenl.
Volksliederen; 18.40 Berlyn; 19.20 Ernst Zahn leest
20.05 Concert, daarna dansmuziek.
Daventry Jr. (479 M.)
15.20 Militaire muziek; 18.50 Pop. muziek; 20.20 Piano
en vioolconcert; 20.20 Blyspelscènes; 22.45 Dansmuziek.
Londen (356 en 1553 M.)
10.35 Morgenwydlng; 16.05 Pop, muziek; 20.05 Orkest
muziek; 21.55 „Het twaalfde uur"; 23.20 Dansmuziek.
Radio-Paris (1725 M.)
16.05 Omroep-orkest; 18.55 Gramofoonplaten; 20.05
Sport; 20.20 Praatje; 20.35 Oude Fransche Liederen;
20.55 Omroeporkest; 22.20 Nieuws.
Wcenen (516 M.)
10.20 Concert; 15.20 Concert; 17.05 „Van Muziekdrama
tot Opera"; 18.50 Lichameiyke Hygiëne; 20.10 „De Tun
nel van Goroje"; 20.50 Kwintet
Hamburg (372 M.)
15.50 „De schoone Galathea"; 16.50 De Friezen als
Mathematici en Astronomen; 20.20 Avondconcert; 22.20.
Actueel uurtje; 22.35 Concert.
Stuttgart (360 M.)
11.20 Promenade-concert; 15.35 Concert; 18.05 F. C.
Glnzkey leest; 18.35 Joden en Arabieren in Palestina;
nam en niet dacht aan de anderen, die nog niet de be
rusting kenden en dat zij niet naar mij had omgezien.
Zjj had niet gevraagd met haar mee te gaan. Ik weet
wel, dat het dwaas was dit van haar te verwachten. Ik
was haar volkomen onverschillig, zy beschouwde me als
een patiënt, net als de anderen. Waarom zou zy voor
mij een uitzondering maken, waarom zou ze my vrien-
delyker behandelen?. Ik had daarop geen recht, maar
ik voelde toch de groote teleurstelling, toen ze dat niet
deed.
Ik zat op de bank, toen de oude vrouw bij mij kwam
en me vroeg of ze naast me mocht zitten.
„Ik zal U geen kwaad doen," zeide ze, met een droe-
vigen glimlach.
„Ik begrijp dat U niet naar het feest gaat Ik kan
het ook niet. Op dagen als deze komen zoovele herinne
ringen op. dat het geen feestdagen kunnen zijn. Ja,
meneer, men leert hier te zyn, men leert begrypen, dat
daar ginds op den heuvel en zy wees naar de bergen
onze laatste rustplaats is. Daar worden we begraven.
Het is goed, dat we worden begraven. Dan ls ons ïyden,
ons aardsch ïyden uit. Men kan soms te veel ïyden en
dan komt de levensonverschilllgheld. Dan ben je als een
mensch, die aan bet strand zit en niet weg kan en
maar telkens en telkens de golven over zich heen voelt
komen. Ik ben nu leelyk, erg leelijk. O, zeg maar niets,
lk weet het zelf wel, al zie lk niet in den spiegel. Ik
heb geen spiegel, lk wil* geen spiegel hebben. Ik maak
myn haar op, op den tast. Het kan me ook niet schelen
of het goed zit, ik ben een oude vrouw en leelyk. Nie
mand neemt toch nog notitie van me. Vroeger, Ja vroe
ger. toen was het wat anders".
Ze zweeg nu. Kwamen In haar herinneringen de da
gen van het geluk weer terug? Waar dacht ze aan?
Welk beeld verrees voor haar en wat maakte haar
zoo bedroefd, dat een traan viel over haar bollige wang?
Toen ïn-eens, alsof door haar zwijgen nu alles duide-
lyker voor haar stond, vertelde zij haar leven.
„Ziet U, lk behoef U niet te zeggen wat do huwelyks-
dag is voor een jonge vrouw. Zij weet dat zij een
nieuwe wereld Ingaat en zy verwacht veel tecderheid.
Een man moet al heel slecht zyn, als hy niet op den
huwelijksdag zyn vrouw met veel liefde omringt en
met toewijding. Het invoeren in een heel nieuw leven,
waarvan ze wel eens gedroomd heeft, maar wat zij
toch niet ter. vo!'e beseft, zal altyd geschieden met
kieschhei-t -»"rbe!d.