Alltlftl ItillIS- Mntttiiit- LaiMltl W WESTFRIES SE VERTELLINGEN Wij vreezen geen strengen winter LEIDSCHE DEKEN BEDÖEf HEK van li KLERCO WOLSA DEKENS H0EVELEN NIET AAN GESLOTEN? UIT HET DAGBOEK - VAN EEN MELAATSCHE Uitgevers: N.V. v.h. TRAPMAN Co., Schagen. Eerste Blad. door Dr. T. P. Merkrid van Eertswoude. Graaf WuIIem II Rocmseh Koning .,De Hanestap". Zaterdag 26 October 1929. 72ste Jaargang No. 8552 Dit blad verschijnt viermaal per week: Dinsdag, Woensdag, Donder dag en Zaterdag. Bij inzending tot 's morgens 8 uur, worden Adver- tentien nog zooveel mogelijk in het eerstuitkomend nummer geplaat3t POSTREKENING No. 23330. INT. TELEF. No. 20. Prijs per 3 maanden fl.65. Losse nummers 6 cent. ADVERTEN- TlëN van 1 tot 5 regels f 1.10, iedere regel meer 20 cent (bcwijsno. inbegrepen). Grootere letters worden naar plaatsruimte berekend. DIT NUMMER BESTAAT UIT ZES BLADEN. want wij slapen onder een echte nit de SPOORSTRAAT 32-31, DEN HELDER, TEL. 206. Heden ontvangen een groote keuze in echte Leidsche wollen dekens, alle ln de bekende prima kwaliteiten. pracM patronen met prima wol gevuld, welke een heerlijke warmte geven. Evenals vorige jaren worden bestellingen buiten de gemeente door de verschillende vrachtrijders aangenomen en franco huis geleverd. Beeldenfabriek M. KLERCQ. 3 September j.I. namen wij onder bovenstaanden titel een artikel op van den heer Thomassen, waarin deze er op wees, dat het groote succes van het Provinciaal Waterleidingbedrijf niet mocht doen vergeten, dat toch nog tal van gezinnen verstoken blijven van duinwater. Als voorbeeld noemde hij toen Anna Paulowna, waar van de 1200 perceelen volgens zijn opgave nog lang geen 600 by het P.W.B. zijn aangesloten. Wy werden daarover toen opgebeld door het Bedrijf, dat ons mededeelde, dat er in genoemde gemeente ruim 600 aansluitingen waren. Desgevraagd meldde de heer Thomassen ons, dat hy zyn gegevens van het gemeentebestuur van A.P. had gekregen en dat hij natuurlijk geen enkele reden had, om aan de juistheid te twyfelen. Evenwel, ook al had het gemeentebestuur zich vergist, dan nog was het aantal gezinnen dat van leidingwater verstoken blijft, heel groot. Het zou dan niet de grootste, maar de kleinste helft zijn, n.L ongeveer 575 van de 1200. Eenig verwyt aan het bedryf ligt hier niet in. Het mag zich niet in de schulden steken en wie ver van een transportleiding wonen, zullen zich in het gemis aan duinwater moeten schikken, tenzy er te hunnen behoeve extra-maatregelen worden getroffen. Zooals vanzelf spreekt is de toestand niet overal zoo ongunstig als in een uitgestrekte gemeente als Anna FEUILLETON (Nadruk verboden). 8. Hy had het hier goed. zoo goed als wij allen het hier hebben,» doch het wereldtje, waarin we ons zelf hebben opgesloten, was te klein voor hem. De vryheid lokte hem, zooals ieder mensch. Hy was een typisch figuur, vrijwel tegen iedereen in opstand, altyd in verzet, zoo wel tegen den directeur als tegen het verpleegstertje. Elke bepaling, elke regeling van de kolonie beschouw de hy als een beperking van zijn persoonlyke vryheid. Het individu was hem alles, de gemeenschap niets. Hij was, in wezen, een goed mensch, die geen vlieg kwaad zou doen, doch altijd in de contramine, onmiddeliyk bereid zyn meening tegenover die van een andei te stellen en niet te overtuigen. Hy keef met iedereen, ook met zyn mede-verpleegden, die ongevoelig bleven voor zyn vryheidsgedachtcn. Zyn denkbeelden konden ze niet vatten, omdat zij zich nu eenmaal aan het noodlot had den gegeven en hadden berust. Misschien waren ze het met zijn ideeën eer.s, doch waarom zich nog op te win den, omdat de vrijheid, waarvan hy sprak, toch niets voor hen zou zyn. Ze waren, weliswaar, in zekeren zin opgesloten, doch ze voelden het niet, omdat, als ze wilden, de kolonio weer konden verlaten. Maar wat was die vrijheid daar bulten, was die vrijheid ook niet be perkt, mocht men daar doen en laten, wat men wilde? Zoo was de man, die nu de kolonie was ontvlucht, een eenzame geworden. Hij was als een vogel in een kooi opgesloten, altyd verlangend naar de vrijheid. Voor hem, dn man, die naar do ongebonden vryheid verlangde, die heimwee had naar het vrye leven, was de melaatsch- heid een nog veel erger kwelling dan voor - ons, voor Paulowna, Terecht vroeg de heer Thomassen in bedoeld artikel dan ook gegevens omtrent andere gemeenten. Omdat de zaak ook ons belang Inboezemt, hebben wij ons dezer dagen tot hem gericht mot de vraag, of hij die gegevens ook had ontvangen. Zyn antwoord luidt als volgt: Vreezende, dat officieele lichamen niet reageeren op belangstellende vragen, die door middel van de pers tot hen worden gericht, heb ik mij tot enkele gemeente besturen gewend met het schriftelyk verzoek, mij te willen opgeven, hoeveel woningen er in hun gebied lijn en hoeveel daarvan zyn aangesloten by het P.WH. Ik bepaalde my niet tot den kop van Noord-Holland. In de hieronder genoemde gemeenten is de toestand ongeveer als volgt: Gemeente Anna Paulowna Barsingerhorn Castricum Harenkarspel Nederhorst den Berg Weesper karspel Zype Aantal Niet aan ge won in gen gesloten by het P.W.N. pl.m. 1200 pl.m. 575 525 140 pl.m. 830 pl.m. 360 725 pl.m. 200 434 pl.m. 70 665 420 pl.m. 1350 420 In dorpen met een flinke kom, zooals byv. Schagen en Warmenhuizen, is de toestand natuurlyk veel gunsti ger. In Warmenhuizen zyn nog slechts heel enkele woningen, welke geen duinwater ryk zijn. Met alle waardeering voor hetgeen reeds werd be reikt, valt er nog heel wat te doen. Het is te hopen, dat dit ook gedaan zal worden. Van het bedryf alleen is het niet te vergen. Samenwerking van Provincie, Gemeente en directbelanghebbenden zal noodig zyn. Moge het daaraan niet ontbreken. Tot zoover de heer Thomassen. Reeds hebben wy er in ons nummer van 3 October op kunnen wyzen, dat op de Provinciale begrooting een memorie-post voorkomt, welke altlus wordt om schreven: „Bijdrage ten behoeve van de watervoorziening door het P.W.N. van gebieden, waar de opbrengst der water- gelden niet voldoende is om de exploitatiekosten te dekken." Ter toelichting schrijven Gedeputeerde Staten hierbij: „Eene regeling volgens welke bydragen uit de pro vinciale kas aan de z.g. onrendabele gebieden kunnen werden verleend, is in overweging. Aangezien uiteraard zelfs niet by benadering kan worden bepaald, welke bedragen uit dezen hoofde benoodigd zullen zyn, wordt de post pro memorie geraamd." Veel licht omtrent den omvang van den provincialen steun geeft deze passage niet. Toch schynen Gedepu teerde Staten voor zich zelf reeds uitgemaakt te heb ben, wat van de gewestelyke kas gevraagd mag wor den. Immers in ons verslag van de gemeenteraadsverga dering van Barsingerhorn, opgenomen in de Schager van j.I. Woensdag, lezen we het volgende: De waterleiding in den Waard polder. Van het P.W.B. is bericht ingekomen dat de aanlegkosten van Kolhorn tot het perceel van K. Kaan, zynde 1750 meter, zullen bedragen rond f 10.000.zoodat de wateropbrengst per jaar zal dienen te zijn f 1000. Er is verzekerd een opbrengst van f 374, zoodat nog een bydrage van f 626 of een bedrag van f 6260 in eens opgebracht zal dienen te worden. Door het bedryf wordt gewezen op de plannen om voor de onrendabele gedeelten bijdragen be schikbaar te stellen uit de provinciale kas, doch niet meer dan 20 pet. der aanlegkosten. In hoeverre een provinciale bydrage van 20 pet. be vredigend kan worden genoemd, laten we op het oogen- blik :n het midden. Stellig zyn er veel onrendabele ge bieden en er mag dus wel terdege op gelet worden, wat anderen in wie de rust was en die genoegen namen met het dal vol bloemen. Zyn lyden werd des te grooter, naarmate de zucht naar vrijheid ln hem grooter werd. Hy leed dubbel door zyn afzondering, doordien hy zich niet kon uitleven, zooals hy wilde. Vaak had ik hem zien staan op een heuvelrand, kU- kende naar het landschap en de kolonie der melaatschen. Zoo kijkt een vogel door de tralies van zyn kooltje en droomt van den vleugelslag in het vrye, van de vrye luchten, van de ruime velden en weiden, van het nest bouwen in een boom. Ik dacht, dat hy de schitterende omgeving, waar de bergen vaagden aan den horizont, bewonderde, wanneer hy stond op een heuveltop, maar dan was het niet de natuur, die hem riep, maar de vryheid, die hy verloren had. En nu had hy dien roep van de vrijheid niet kunnen weerstaan en was gevlucht Waarheen? Misschien wist hy het zelf niet, wellicht had hy niet een bepaald doel. Hoe hy zyn brood zou kunnen verdienen, wist niemand, doch dat moest hem wel onverschillig laten als hy dien beklemmenden heuvelrand maar over was. Dat hy moet hebben gevoeld, dat hy iets verkeerds deed, mag worden afgeleid uit de omstandigheid, dat hy 's nachts was heen gegaan. Hy had toch, in alle vryheid, kunnen vertrekken, overdag. Hy koos de duisternis van den nacht Een dwaze misschien, doch ook weer eyi tragische figuur. Zulke menschen moeten niet worden opgeslo ten, gaan ten gronde in hun zucht hun verlangen naar vrijheid. Dit verlangen Is hun grootste vijand, dat drijft hun voort, rusteloos, in een eeuwige ontevredenheid en onbevredigdheid. Het is het altijd zoeken naar een rust, die niet komt, naar een kalmte in eigen gemoed, welke eigenlijk voor hen onbestaanbaar is. Hun leven is een aanhoudende opjagery tot de ouderdom komt De ouderdom alleen, de afmatting, de uitputting bren gen dergelijke lieden tot rust, doch de gevluchte was nog in den kracht van zyn leven en de melaalschheid waardoor hij werd geslagen, had hem nog niet krachte loos gemaakt, zooals de ouderdom doet Zyn opstandig heid had nog niets ingeboet door zijn ziekte, zijn inner- lyk verzet was nog niet gebroken. Hij vond ln de kolonie de vryheid niet. niet de menschen, die naar hem luisterden en zijn woorden opvingen als orakel taal. Het beeld van de vryheid, dat hy ontwies van de de consequenties zyn voor de gewestelijke kas. Het zou niet billyk zyn, halfweg te blijven steken. Wordt één gebied geholpen, dan hebben de andere evenveel rechten Dat er tegen het principe verzet zou rijzen, kunnen we ons niet voorstellen. Wel is er verschil van meening denkbaar omtrent den omvang der hulp. Hier hangt veel af van de waarde, waarop men een algemeene voor ziening van zuiver drinkwater taxeert en, van den kijk, die men heeft op den toestand van de provinciale geld middelen. Op het oogenblik - en reeds eenige jaren achtereen - is dia gunstig. In zooverre staat de zaak er dus lang niet slecht voor. Intusschen houde men wel ln het oog, dat veel van de gemeenten en de naastbelanghebbendcn afhangt. In zekeren zin staan de gemeenten er precies zoo voor als de provincie. Helpt een gemeente één on rendabel gebied, dan zal zij het in gelijke mate ook an dere moeten doen. En do belanghebbenden? Het zal niet altyd makkelijk zijn. om aile hoofden in één zak te krijgen. Spelbrekers nemen echter een zware verantwoordelijkheid op zich. Vertrouwen we dus op aller gemeenschapszin. en (Nadruk verboden). Azze we nou de Enkhuizer Courant van 27 Sept. 1924 le blad, no. 112, inkaike, die de Redaksie mein stuurt het, toe derom vroegen is (nog wél bedankt), den ziene we 't legende: „De Hanestap" skreven deur de Heer D. Pijper van Opmeer: „Een Westfrie9che legende, bespro ken tusschen twee Hoogwouder Boeren". Nou slane we deeruit over: de aardige vertellinkies van 'n potlamme- tje, dat stolen was, en van Jaap Skellevls en aare dinge. ,.Je wete wel, dat de Westfriezen vroeger nog alders ruzie hadden mit de Graven van Holland, en dat op ze kere keer, in het jaar 1256, Graaf Willem II mit z'n le ger kwam om de Westfriezen te overwinnen, maar in de Berkmeer bai Hoogwoud mit z'n peerd deur 't ijs zakte en dat do Westfriezen hem toe vermoord hewwe. Dat was niet ridderlijk, want dat was misbruik maken van klacht. Dut begrepe ze wel en deerom hewwe ze hem maar heel gouw begraven in 't „Kreilerbosch", in 'n huis, onder de heerdplaat, tusschen de Langereis en de Zuierpaad, deer in de buurt, weer „Jaap Schellevis" (Jacob Kuiper) weunt het." (De Langereis bestond toen nog niet: in de Enkhuizer Courant van 23 April 1929, 2e blad staat: „en het is hertog Albrecht van Beieren geweest, die in 1386 octrooi had gegeven tot het graven van de Langereis, het nog bestaande afvoerkanaal van Westfrieslands Westelijk deel, dit door allen, die op het meer (het watervalk, de Heer Huygen Waard of kortweg de Waard geheeten) uitwateren, onderhouden moest worden." M.) En nou veerder: „Toe Wullem II sturven was, had Ie 'n zeun, en dat was toe nog maar 'n klain joonje. Toe Floris grooter wier, begon bij hem de gedachte te ko men, om de Westfriezen te overwinnen en het graf van zijn vader te zoeken, wat onbekend was. Slechts enkele nog in leven zijnde Westfriezen, die hem mede hadden begraven, wisten de plek, maar zij hadden den duren eed gezworen, om dit geheim te bewaren. Graaf Floris prebeerde alders an de westkant, maar dat lukte niet Later bedocht ie om mit z'n leger te landen an de oost kant en wel te Wijdenes." (Zie uitvoeriger hierover: Wil lem II, Roomsch Koning: Is z'n loik terugvonden en opdolven? ln: Het Nieuwsblad voor Westfriesland, Me- demblikker Courant enz., van 20 Juli '29). „Deer waren de Westfriezen niet op verdacht en toe ware zo teugen de Hollanders niet opwassen. Om kort te gaan, de Westfriezen verloren het en deermee ok hun vrijheid en onafhankelykheid. De oudste onder hun en voornamelijk zy, die meedein hadde, om Floris zijn toekomst der menschheid, was niet hun toekomstbeeld, waarmede zy zich eigen hadden gemaakt, waarmede zij zich, tenslotte, zy het dan niet zonder verzet in het eer9t, hadden verzoend. Toen ging hy. 4 Maart 19... De man, die gevlucht is, heeft nog pogingen gedaan een ander over te halen, met hem mee te gaan. Dat hoorde ik van het Engelsche meisje dat nu ruim een jaar in de kolonie is. De melaatsche plek in haar gelaat Is grooter geworden en haar oogen vertoonen de eerste teekenen van de aantasting. Ze is nu rustig. Zij heeft zich met het leven en met de toekomst verzoend, al heeft het wel een half jaar geduurd voor ze berustte. Ze is een lief meisje, zacht, vriendelijk en goed. Ze houdt van bloemen en de directeur, die een menschen- kenner is. heeft haar toegestaan de bloemen in den tuin te verzorgen en te plukken als ze het noodig vindt. De verpleegden die niet meer goed ter been zijn, die hun huisjes, heel zelden verlaten en dan nog worden gedragen op een brancard, brengt ze telkens bloemen Ze heeft ze dan met veel smaak geschikt tot een mooie bouquet, die in een vaas op het tafeltje wordt geplaatst. Dan gaat ze als een moedertje rond, spreeki, in het gebroken Hollandsch dat ze leert, een paar troostende woorden en is zeer gezien by de anderen, net als het blonde verpleegstertje, dat bijna als een hemelsch wezen wordt vereerd. Dat Engelsche meisje, getroffen door de verschrik- kelykste aller ziekten, schynt zich weg te cyferen, schijnt te willen vergeten door anderen bij te staan. Misschien hoopt ze dat eens een ander er zal zijn als zy, net als deze oude menschen, niet meer in staat is door den tuin te gaan bloemen te plukken en ze tot ruikers saam te binden. Wellicht wil ze nu reeds een voorbeeld aan een of andere toekomstige opvolgster geven hoe men het lot van anderen kan verzachten door eigen lot te ver geten. Het is, waarschijnlijk niet onmogeiyk, dat zij nu het kleine, blonde verpleegstertje tot voorbeeld heeft genomen, dat altijd haar groote gaven van mcnschen- liefde en innerlijke godsvrucht rond deelt aan allen, die in de kolonie hun dood wachten. Van het Engelsche meisje hoorde ik, dat de vryheids- man haar had willen overhalen om met hem te vluchten. vader te vermoorden, ware toe zeer bevreesd voor der» veroveraar. Eenige kropen schuil in de kerk te Hoog woud, weerender ok de opperateurs var vroeger, zoo aa „Helneman" van Hoogwoud, „Bartsing" van Barregom, en „Doedijn" van Wcsterblokker. Maar Graaf Floris wist ze ok deer te vinden. Het bleek echter al dedeluk dat Floris geen bloeddorstig of wraaknemend man was, want hy sprak: „mannen sta op, wijs mij myns vaders graf en u zal geen leed geschieden." Die woorden klon ken as 'n engelenstem in de ooren van de oude West- friezen en boezemde vertrouwen in Floris de Vijfde. En later het le ok toont, dat ie 'n rechtschapen man was en 'n goed bestuurder. Hij schonk hooge posten en ambten an vertrouwde Westfriezen, verbeterde dyken en wegen enz., en toe ware ur veul Westfriezen, vooral onder de ouderen, die gewetenswroeging kregen, omdat ze zen vader zoo onbarmhartig doodsloegen hadde. Zoo as ik straks al verteld heb, hebbe ze hem be graven tusschen de Paad en de Langereis en wel ln 't Kreilerbosch. Nou hewwe we in Hoogwoud twee Paden: de Zuier- en de Noorderpaad. En an die Paden staan ongeveer 25 boerderalen en allegaar an de Westkant. Sommige staan heel hoog, veer boven den weg. Vooral twei: ien an de Noorderpaad mit dat mooie deurkozijn uit de zeuventiende eeuw, denk Ik, weerop die uitgesne den manjes en peordjes, weer vroeger „Luitje Glas" weunt het, en an de Zuierpaad de boerenplaats van „Gert Kos." Dat huis stond bekend as het spookhuis: as 's nachts de klok van de Hoogwouder Kerk twaalf uur sloeg, den zou gien sterveling 't wage, om deer voor hal te loupe. Deer beurde den ok rare dingen. As ze by- voorbeeld 's eivens de rakke dicht dede, den ware ze 's ochens open; as ze 's eivens de deure vast maakte, ware 't ochens de schotels ur of; as de koele en peerde 's eivens vast stonde, den ware ze 's ochens weer los, en alzoo meer van die rarlgheden. En op 'n goeie keer, lang en lang voor dat Gert Kos nr weur.de, ware deer es koffiegasten ln dat huls en toe dat die weggaan zouwe, zage ze onder tafel 'n groot beest, 'n monster, mit rooie oogen. Toe ware ze allegaar confuus en ston den verslagen, totdat ur ien op *t idee kwam om de do- mine te halen, misschien wist dia wel reid. Domine kwam mit z'n stok, maar bai de minste anraklng beet 't monster de stok an garlement. Dat Domine had ur gouw genog van en ging nei huls. Tie hewwe ze de pastoor haalt, en... die kwam, die zag en overwon. Hij haalde 'n lange stroohalm uit de hooiberg en deermee laidde le 't monster de deur nit. de Leige Hoek in, nei 't Kreilerbosch tot de plek weer Wullem II begraven is. En nou komt het jaarlijks 't Hanestap weerom van 't graf tot 't huis, weer Gert Kos weunt het. Dat is nou de legende van de Hanestap an de Zuier paad te Hoogwoude, 'n zonderling verhaal, maar toch opmerkeiyk, dat 't voortleeft ln do gedachten van veul Westfriezen, 'n legende die nog altijd gaat var. mond tot mond en van geslacht tot geslacht. Er wordt zelfs nog bij vertelt, dat op de plek, waar Willem H begra- „Ga mee', had hij haar gezegd, „wat heb je hier en waarom blijf je hier? Denk je. dat je hier langer blijft leven dan daar buiten? E nwat bcteekenen voor ons eenige jaren leven meer Eenige jaren meer lyden, eenige jaren meer van langzame vernieling, van afsterving. Ga mee." „Neen" had zij gezegd, ..wat moet Ik met U in de maatschappij, die vijandig tegenover ons staat En wat wilt U van my? Waarom kiest U my, een vrouw, om Uw metgezel te zyn? Op Uw weg zoudt ge last van me hebben". „Waarom zoudt ge Uw leven niet willen uitleven, heeft U niet de vrijheid te doen en te laten wat U wilt? Wat bindt U hier? De vryheid is toch meer waard dan de zekerheid te weten, dat je hier wordt gevoed en ge kleed en dat je geen zorgen hebt? O, wut hebben we het hier goed. Zeer zeker, we hebben altijd een volle maag, doch met het gezicht op den dood, die altijd om ons rond waart". „Zie je kind", zoo had hy verder gazegd. „we zijn hier al bygezet in een grooten grafkelder. Zeker, we leven nog wel, maar die kelder van levende lyken ko men we niet meer uit". „Daar buiten is het altyd beter, daar is de vryheid". Ze had in weigering het hoofd geschud. En zyo po ging had hij gestaakt 20 Mei 19... Ik ben nu twee Jaren in de kolonie der melaatschen. Twee lange Jaren. Ik heb nooit kunnen denken, dat ik die dagen zou kunnen overleven. Toch is het mogelijk geweest. Men wendt aan alles, ook aan het leven van een melaatsche, zooals ik, eenzaam afgesloten van de wereld, waarvan nu en dan iets tot Je komt Mijn ziekte is toegenomen. Mijn oogen zijn niet zoo goed meer als vroeger. De glans schynt daaruit te ver- dwynen. Ik draag een blauwe bril voor het zonnelicht om m$n oogen te sparen. Ik heb geen hoop meer. Ik verwacht geen genezing. Ik weet dat ik hier zal sterven. Als voor die oude vrouw, is daar ginds, op den heuvel, voor my alleen de uitkomst Het leven wordt eer. gewoonte. Het loven gaat voort en ge wordt meegevoerd. 'Jag in, dag uit hetzelfde. Ge weet niet beter en ge zoudt verwonderd kijken als het anders was.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1929 | | pagina 1