Laatonstoch Uwwaschdoen De Ambtenarenwet. Een voetreis door Albanië. AlflUItl NitllS- LH Wasscherij S. KROM - Alkmaar. Uitgevers: N.V. v.h. TRAPMAN Co., Schagen. Eerste Blad. DE R00DE - VINGERAFDRUK. Woensdag 30 October 1929. 72ste Jaargang No. 8554 1 Dit blad verschijnt viermaal per week: Dinsdag, Woensdag, Donder dag en Zaterdag. Bij inzending tot 's morgens 8 uur, worden Adver- tcntiën nog zooveel mogelijk in het eerstuitkomend nummer geplaatst. POSTREKENING No. 23330. INT. TELEF. No. 20. Prijs per 3 maanden fl.65. Losse nummers G cent. ADVLBTLN- TIöN van 1 tot 5 regels f 1.10, iedere regel meer 20 cent (bewijsno. inbegrepen). Grootere letters worden naar plaatsruimte berekend. DIT NUMMER BESTAAT ÜIT TWEE BLADEN. Op 23 October 1.1. werd door de Tweede Kamer aan genomen het ontwerp-Ambtenarenwet, d.1. het bij Kon. Boodschap van 21 Juli 1928 ingediende ontwerp, hou dende regelen betreffende den rechtstoestand van ambtenaren. De regeling van den rechtstoestand der ambteanren ikan men onderscheiden in de regeling van het mate- r i e e 1 e recht (rechten en plichten van den ambtenaar) en het f o r m e e 1 e recht (benoeming, bezoldiging, ont slag enz. van den ambtenaar). Reeds in 1920 werd een ontwerp betreffende den rechtstoestand van ambtenaren bij de Staten-Generaal ingediend. Dit ontwerp bevatte een volledige regeling zoowel van het materieele als van het formeele ambte narenrecht Tegen dit ontwerp, dat later is ingetrok ken, rezen verschillende bezwaren. Men vreesde, dat het ontwerp op het rijk, zoowel als op de lagere corpo raties lasten zou leggen, die zij niet zouden kunnen dragen. Het ontwerp van 1920 bracht niet alleen een formeel en materieel ambtenarenrecht; zij werd tevens gedragen door de gedachte van de centralisatie, zoowel der for meel- als der materieelrechtelijke regeling. De rechts verhouding van alle ambtenaren zou door de bepalin gen der ontworpen wet worden beheerscht,- onverschil lig of zijn in dienst van den Staat of van eenig ander lichaam stonden. Dit systeem kan den toets der kritiek ïiiet doorstaan, het rekent niet met de differentiatie, die de verscheidenheid der diensten en hun algemeen of locaal karakter nadert Dat werd reeds, toen het ontwerp-1920 aan de orde kwam, gevoeld. Zelfs In de kringen der ambtenaren was men niet blind voor de consequenties, waartoe een straf doorgevoerde unifor miteit op het gebied van het materieele recht zou kun nen voeren. Het thans door de Tweede Kamer aange nomen ontwerp gaat daarom, voor zoover dit recht betreft, van het tegenovergestelde standpunt uit. Het ziet er van af naast het formeede recht ook het mate- Tieele geheel te regelen. Maar daarom laat het niet na ten aanzien van het materieele recht de vereischte voor zieningen te treffen. In die gedeelten, welke, omdat zy met het algemeene burgerlijke recht samenhangen, al leen door den. wetgever kunnen worden geregeld, wordt rechtstreeks voorzien door opneming van bepalingen omtrent de middelen tot bewaring en verwerkelijking van recht, t.w. bezoldiging, inhouding van bezoldiging, beslag op bezoldiging, korting op bezoldiging, overdracht van het recht op bezoldiging of pensioenen, in-pand- geving en soortgelijke handelingen. Daarnaast bevat het ontwerp bepalingen van materi eel recht, welke inhouden, dat voor de overige gebie den van materieel ambtenarenrecht, voorzoover ten aanzien daarvan niet reeds door het bevoegd gezag een regeling is tot stand gebracht, vanwege het Rijk en de locale lichamen voorschriften moeten worden vast gesteld. De onderwerpen, waarop hier gedoeld wordt, betreffen aanstelling, ontslag, schorsing, bezoldiging, wachtgeld, diensttijden, verlof en vacantie en aanspra ken van ziekte, overige rechten en verplichtingen der ambtenaren, disciplinaire straffen, enz. Aldus is volgens den Minister een waarborg gescha pen, dat spoedig voor alle ambtenaren in openbaren dienst een met de uiteenloopende behoeften der diensten en der betrokken lichamen rekenend ma terieel zal worden in het leven geroepen. Hiermede zal bereikt zijn, wat zoowel het belang van den ambte naar als het belang van de overheid nadert: gediffe- rentiëerde regelen zullen hunne verhouding bepalen. Het tegenwoordige ontwerp vormt daarom een slui tend geheel, door een logischen opzet gedragen. De FEUILLETON Uit het Duitsch van M ATT Hl AS BLANK. HOOFDSTUK I. Deze twee menschen moesten elkaar hier nu eigen lijk heelemaal niet ontmoeten. Wie? Een verbaasde blik, een hoofd werd omhoog gericht en een paar borstelige wenkbrauwen werden naar elkaar toegetrokken. Daarginds! Ziet U dat door de zon verbrande ge zicht met de grijs-blauwe oogen Bobbie von Matrel? Kent U hem meneer Friesen? Hij is immers de broer van Else von Matrei? Och, ja, ik dacht er niet aan. Ik heb er van ge hoord. Dus het is waar dat u met juffrouw von Matrei verloofd bent? Dat kan ik niet ontkennen, maar officieel wachten we nog een paar weken. Ik begrijp het, het wordt zeker een Paaschbood- schap? Over het bleeke, smalle gezicht van den officier van justitie doctor Ernst Friesen, trok een tevreden lachje, dat als antwoord moest dienen, en Herbert Strugulin vervolgde Dan zal ik mijn gelukwenschen nog maar wat uit stellen. Maar kijk, nu zijn ze vlak bij elkaar. Hoe zou den ze elkaar begroeten? Die slanke dame met dat goudblonde haar en met het gezicht dat zoo doorzichtig blank is? Mevrouw Kitty Langenbach. De vrouw van den Consul-Generaal? vroeg dr. Friesen. Hij kreeg geen antwoord, doch hij voelde de hand van procedure in ambtenarenzaken wordt volledig geregeld, de vaststelling van materieele voorschriften wordt, voorzoover zij alleen rechtstreeks door den wetgever kan geschieden, in deze wet gegeven en overigens aan de daartoe bevoegde organen opgedragen. Dat die or ganen onderling afwijkende regelingen zullen kunnen tot stand brengen, wordt door de regeering gaarne er kend. Die vrijheid moet worden gelaten, zal het mate rieele ambtenarenrecht niet aan starre eenvormigheid komen te lijden. Voorzoover de locale regelingen wille keurige verschillen zouden vertoonen, kan het centrale gezag eindelijk altijd tegen ongemotiveerde bijzonder heden maken. Onder ambtenaar ln den zin van het ontwerp wordt verstaan hij, die is aangesteld in openbaren dienst om hier te lande werkzaam te zijn. Tenzij het tegendeel blijkt, zijn onder ambtenaren ook gewezen ambtenaren begrepen. Buiten toepassing blij ven zij, met wien een arbeidsovereenkomst naar burger lijk recht is gesloten; hun positie wordt beheerscht door de bepalingen omtrent het arbeidscontract. Voorts blij ven buiten toepassing degenen die hoewel overigens ambtenaren in den zin der wet uitdrukkelijk van de toepassing van het formeele ambtenarenrecht zijn uit gezonderd, n.1. ministers, leden van Raad van State, krachtens grondwet of wet voor hun leven aangestelde ambtenaren en militairen als zoodanig. Aan den ambtenaar als zoodanig, zijn nagelaten be trekkingen en rechtverkrijgenden, wordt een beroep op den administratieven rechter toegekend tegen besluiten, handelingen of weigeringen (om besluiten te nemen, bijv.) door een administratief orgaan genomen, ver richt of uitgesproken. De geheele .rechtsbetrekking tus- schen overheid en ambtenaren wordt door het ontwerp als publiekrechtelijk beschouwd, waaruit voortvloeit, dat de burgerlijke rechter zich voortaan van de ken nisneming van geschillen, tusschen ambtenaren en overheid rijzend, heeft te onthouden. De behandeling van ambtenarenzaken zullen worden opgedragen aan de ambtenarengerechten en in hooger beroep aan den Centralen Raad van Beroep te Utrecht De ambtenaren zullen dezelfde standplaats en hetzelfde rechtsgebied hebben als de Raden van beroep van de ongevallenverzekering. De regeling van het proces berust op dezelfde ge dachte als die, welke in de Beroepswet is neergelegd. De organen, die daartoe thans reeds de bevoegdheid hebben, zijn verplicht het materieele recht hunner amb tenaren (aanstelling, schorsing, ontslag, bezoldiging, wachtgeld, etc.) voor zoover dit niet reeds bij of krach tens de wet is geregeld, vast te stellen en wel binnen één jaar na de invoering van het bewuste wetsartikel (125) dat deze verplichting oplegt. Het door de Tweede Kamer aangenomen ontwerp- Ambtenarenwet voorziet ongetwijfeld in een behoefte. Het waarborgt niet slechts, dat het materieele ambte narenrecht, overal waar dit het geval is, volledig zal worden geregeld, doch het opent daarnaast den ambte naren de mogelijkheid hun veronderstelde grieven tegen te hunnen aanzien genomen besluiten, enz., van admi nistratieve organen aan het oordeel van een onpar- tijdigen rechter te onderwerpen. Vooral deze laatste mogelijkheid zal, ook buiten de gevallen, dat het oordeel van den ambtenarenrechter werkelijk wordt Ingeroepen, het gevoel van rechtszekerheid onder de ambtenaren verhoogen. A. OVER. zijn metgezel die hem in opwinding vastgreep, op zijn arm. De officier van justitie, doctor Friesen en Herbert Strugulin, een ineengedoken, breedgeschouderd man met een kaal geschoren schedel, die door verscheidene lit- teeken3 den vroegeren corpsstudent verried, stonden bij den ingang van den wintertuin in het gastvrije huis van den grooten handelsman Richard von Meister. De win tertuin was van de salons gescheiden door een breede gang, met palmen en andere exotische planten aan weerszijden en daartusschen waren electrische lampjes opgehangen, zoodat er een gedempt schemerlicht heerschte die de verlichting van de verderafgelegen ver trekken des te helderder deed schijnen. En juist in de volgende kamer, het was de bibliotheek, zagen de beide heeren de scherpe omtrekken van twee gestalten, door zijlicht beschenen alsof zij op het tooneel stonden. Tegen een clubstoel stond de krachtige, pezige figuur van een man met een gebruind gezicht, wiens huid als van gelooid leer scheen, en waarmee de hel-blauwe, energieke oogen een eigenaardig contrast vormden. De lippen waren smal en dun en stevig op elkaar gedrukt, het haar was bruin en licht krullend, de krachtige, ge spierde rechterhand hield nog een boek vast, waarin Bobbie von Matrei zoo juist gebladerd had en dat hij nu tegen den rugleuning van een clubstoel gedrukt hield Uit de deur die naar de muziekkamer leidde, kwam als in een droom een slanke, jonge vrouw de bibliotheek binnen; het scheen alsof zij een rustig plaatsje zocht. Haar gedachten schenen elders en haar groole bruine oogen zagen alleen het dikke tapijt, waarin haar voe ten wegzonken. Haar smal gezicht had de matte tint van oud ivoor, aan de slapen teekenden zich de blauwe aderen af. het haar was blond als rijp koren. Het ge zicht had een droomerige, zachte uitdrukking, alleen een haast onmerkbaar trekken van de mondhoeken ver ried dat de gedachten van de vrouw niet van opgewek- ten aard waren. Een schaduw viel op haar pad, zoodat zij verschrikt bleef staan, en toen zij opkeek zag zij den eenzamen man in de bibliotheek die zich blijkbaar uit het gewoel van de salons teruggetrokken had. Hun blikken ont moetten elkaar; de twee toeschouwers zagen dat het Ivoor-kleurige gezicht der trotsche, koude vrouw vuur rood werd, doch onmiddellijk daarop werd het zoo wit alsof de laatste droppel bloed er uit verdwenen was. On OP REIS ZONDER GOEDE KAART. EEN PRIMI- TIVE WEG. VERDWAALD. DE ALBA NEES, DIE ONS TERECHT BRACHT. DE OVERTOCHT OVER DE RIVIER DE AZZEN. - EEN KOUDE NACHT BIJ 'T BIVAK VUUR. (Particuliere correspondentie.) Ergens In de Albaneesche bergen, Oct. We moesten verder naar het zuiden, richting Grlek- sche grens. Een goede kaart van Albanië bleek niet te krijgen. Dus moest ik op informatie. Een kaart van de weinige maar uitstekende automobielwegen baatte me niet want we wilden niet meer den automobielweg vol gen. Deze voert van Tirane met een grooten omweg over Durazzo en dan verder in noordoostelijke richting naar Elbasan. Tusschen Tirane en Elbasan bestaat ook een directe verbinding, voor een deel langs een ouden Ro- meinschen weg. Deze route is volkomen onbegaanbaar, niet slechts voor automobielen, doch voor alle voertui gen, zelfs voor ossenwagens. Alleen lastdieren en niet voor een klein geruchtje vervaarde voetgangers kunnen deze route volgen. Men waarschuwde ons liever den omweg over Durazzo te maken, doch ik wilde het minst bekende deel van het land ook ieeren kennen. Water zouden we overal genoeg vinden, zelde men ons en le vensmiddelen waren overal tusschen Tirane en Elbasan te koop, maar niet overal waren over de rivieren brug gen, en daar moesten we dan een doorwaadbare plaats zoeken. Het beste was aan zoo'n rivier te wachten tot er een Albanees overging en dan te zien, hoe hij ging en hoe diep in het water. Van alle menschen, die me in formaties gaven, had niet één ooit zelf den tocht ge maakt, die zelfs voor de bewoners van Tirane doorgaat voor een zeer moeilijke onderneming. De weg steeg tot 1000 M., hoe groot de afstand tot Elbasan was, wist echter niemand met zekerheid. De schattingen liepen vnn 15 tot 75 K.M. Het was reeds laat ln den namiddag, toen we alle formaliteiten voor de verdere reis hadden vervuld (we moesten een Albaansch en een Grieksch visum hebben), dat we besloten niet langer te wachten en dadelijk den tocht te aanvaarden. Mijn reismakker droeg onze we der tot een rugzak omgevormde bagage. Aan zijn voeten had hij de halfschoenen, waarmede hij reeds vanaf Joe- go-Slavië had gemarcheerd. Voor deze gelegenheid wa ren ze opnieuw bezoold en met vele kleine nagels be slagen. Bergschoenen had hij niet willen hebben en ik lachte hem uit om deze halfschoenen met ijzer en hij lachte om mijn schoenen die volgens hem veel te zwaar en te weinig elastisch waren. En hij kreeg gelijk. vDe Albaneezen dragen bij hun bergtochten, zooals me bleek, sandalen, van onder zoo dicht met kleine spijkertjes dan zult U beslist tevreden zijn. willekeurig deed ze een paar stappen achteruit en hief afwerend de armen op. Of tegelijkertijd een woord over haar lippen kwam, konden de beide onwillekeurige ge tuigen van dit Incident niet hooren; zij keken als ge boeid naar de scène die hen een tafereel uit een sterk- dramatische pantomime leek. De hand van Bobbie von Matrei klemde het boek te gen de rugleuning van den stoel, zijn smalle lippen schenen nog smaller te worden; toen maakte hij een buiging, alsof hij zich wilde verontschuldigen, maar bei den schenen op dit oogenblik als betooverd. Het scheen wel of ze geen van tweeën een verlossend woord konden vinden, alsof zij elkaar wilden ontvluchten en niet kon den. Een derde gestalte kwam uit een aangrenzend ver trek te voorschijn, met snelle schreden, die van onrust getuigden, kwam het vertrek binnen. Dat is de Consul-Generaal, fluisterde doctor Frie sen tegen z'n metgezel. De man, die de bibliotheek binnenkwam, was klein, hij had een gladgeschoren gezicht en een frisch uiterlijk. Zijn gelaat deed eenigszina denken aan het masker van een tooneelspeler, de schouders waren smal, zijn gang had Iets wiegends. Hij ging op de jonge vrouw toe en zei een paar woorden tegen haar, die de twee toeschou wers niet konden verstaan. Toen wendde hij zich naar Bobbie von Matrei, boog beleefd, maar met een spot tende trek om de volle lippen; hij bood zijn vrouw den arm en zij legde de smalle hand luchtig op den rechter arm van haar echtgenoot en verliet met hem de biblio theek. Toen het tweetal uit het vertrek vertrokken was, wierp Bobbie von Matrei het boek in den clubstoel, zijn vuisten balden zich, maar slechts voor een paar secon den, daarna streek hij met de rechterhand over het voor hoofd, alsof hij een paar kwellende gedachten wilde weg strijken, waarna hij in een schellen lach uitbarstte. Toen liep hi] met snelle schreden de andere deur uit. De bibliotheek lag nu verlaten; de pantomime was uit. Doctor Friesen was de eerste van de twee die woorden vond. Dat is een merkwaardige ontmoeting! Maar wat heeft dat allemaal te beteekenen? Kunt u mij dat vertellen? Weet u dat niet? Neen! De spelers ln dit drama zijn mij bekend, maar wat er tusschen hen voorgevallen is, daarvan weet ik beslagen, dat de zool bijna geheel van ijzer en toch vee- rend is. Dien eersten marschdag. die heel laat in den namid dag aanving, wilden we benutten om zoover mogelijk te komen, doch ln elk geval wilden we, voor het duister viel, nog over den Arzen zijn, de breede rivier, die we moesten doorwaden. Vertrouwend op de onze gedane mededeelingen, dat we onderweg overal voedsel zouden kunnen koopen, hadden we slechts een kleine hoeveel heid levensmiddelen genoeg voor één maaltijd, medege nomen. Hoewel het laat in den namiddag was. brandde de zon nog fel toen we Tirane verlieten. Dozijnen boeren met witte muts en rooden gordel gingen met hoog beladen lastdieren dezelfde richting als wij. De eerste tien kilo meters zagen we nog overal arbeiders werken aan een nieuwen automobielweg, want Tirane en Elbasan zullen ook door een directen automobielweg worden verbon den. Binnen enkele jaren hoopt men met dezen arbeid gereed te zijn. Den bestaanden weg, dien wij volgden, begon als een zandpad door heuvelland. Op enkele plaatsen zat dood rustig onder een kleurige parasol een Mohammedaan en verkocht meloenen, die bij de hier heerschende tem peratuur een weldaad en daarbij niet duur zijn (op het land ongeveer één cent per pond). Hoe verder we van Tirane kwamen, hoe verlatener de weg werd, zoodat we tenslotte niemand meer von den om de goede richting'te vragen, wat noodig zou zijn geweest, daar telkens de weg zich splitste en w:y- wijzers zijn er natuurlijk niet. Toen we een keiweg uit den Romeinsohen tijd vonden, meenden we zeker te zijn van onze zaak. De avond begon langzaam te vallen en naar onze berekening moesten we langzamerhand toch aan de rivier de Arzen komen. Er was niemand meer te zien, alleen hoorden we in de verte het beige- klingel van een kudde schapen. Trouw volgden we den Romeinschen weg. tot deze plotseling ophield. We stonden voor een maïsveld. De weg was hier misschien reeds eeuwen geleden opgebroken docr een boer. We waren verkeerd, maar hoe nu? Niemand was er om het te vragen. We wendden onze schreden en volg den den eersten zijweg, niet meer dan een pad voor lastdieren, dat ongeveer in zuidelijke richting, die van Elbasan. ging. Waren we op den goeden weg? We wis ten het niet, maar vermoedden het. De weg daalde en in de steeds dichter wordende schemering stonden we eensklaps voor een breede zil veren rivier. Dat moest de Arzen zijn. Waar echter was een doorwaadbare plaats? Weifelend liepen we langs den oever van het snel stroomende water. Mijn reismakker, die een uitstekend zwemmer Is, besloot een overgang te zoeken. Half ontkleedde hij zich en weldra was hij aan den anderen oever met bagage en al. Er was een goed doorwaadbare plaats. In het zilveren schemerlicht kon ik hem nog juist zien staan. Hij schreeuwde me ook half uit te kleeden en hem wadend na te komen. Moeizaam begon ik mijn beenkappen los te maken. De marsch met de kilogrammen zware schoenen, die mijn voeten aan alle zijden pijn begonnen te doen, had me al vermoeid. Mijn reismakker ging het niet snel genoeg en hij schold in vele talen tegelijk. Op dat oogenblik verscheen er tusschen de struiken aan den oever een Albanees te paard en hem vroeg ik den weg naar Elbassan. We waren verkeerd en moes ten een halven kilometer terug en dan een anderen weg nemen. Dit schreeuwde lk mijn Deenschen metgezel die zich aan de andere zijde van den stroom reeds voor den verderen tocht weder had aangekleed, toe. Hij moest zich nu weder half ontkleeden om door den stroom terug te komen, dat hij deed onder een stort vloed van verwenschingen ln vele talen aan het adres van alle rivieren, van alle Albaneezen en nog wat. Ik, aan den oever, lag op mijn rug en lachte, schaterlachte, wat hem nog boozer maakte. niets. Heeft juffrouw von Matrei u dan niets verteld van de geschiedenis van haar broer? Ik weet alleen dat hij pas een paar dagen geleden van een ontdekkingsreis dwars door Brazilië is terug gekeerd, dat hij veel succes heeft gehad en omvangrijke wetenschappelijk materiaal verzameld heeft hij heeft er al verschillende onderscheidingen voor gekregen, maar dat staat toch zeker niet in verband met de mooie vrouw van den Consul-Generaal? In zekeren zin wel. Onze gastheer van vanavond schijnt er ook niets van geweten te hebben, anders had hij hen zeker niet beiden uitgenoodigd. Tenslotte is het gebeurde geen geheim, zoodat ik U dat' best vertellen kan zonder onbescheiden te zijn, vooral omdat hij Uw aanstaande zwager is. Maar laten we er bij gaan zitten. Herbert Strugulin wees naar een divan, die half ver scholen stond achter groote varens en palmen en toen zy plaats genomen hadden, begon hij zijn verhaal: Het is een jaar of drie geleden gebeurd, ik diende toen als officier in hetzelfde regiment als Bobbie von Matrei. We lagen in een klein garnizoen aan den Rijn. Op een keer kwam Bobbie von Matrei van verlof terug, hij was zoo dol en uitgelaten, dat hy al zyn kameraden fuifde; hy wist van overmoed niet wat hij doen moest; er mocht alleen maar champagne gedronken worden en vroeg in den morgen vertelde hij de oorzaak van zyn dolle stemming; hij had zich tydens zyn verlof met Kitty van Felthin verloofd. Zijn overmoed toonde ons hoe zijn geluk hem bedwelmd had, hy betaalde meer dan duizend mark enkel aan wijn. Gespeeld heeft hy ook, maar zon der ook maar een pfenning te winnen, integendeel, maar zyn verlies scheen hem nog gelukkiger te maken, want hy zei maar steeds: „Ongelukkig in het spel. ge lukkig in de liefde.' Telkens weer moesten we op de gezondheid van Kitty von Feltlin drinken. Toe solide Bobbie von Matrei anders ook was. dien nacht heeft d9 vreugde hem lichtzinnig gemaakt. Ik zal nooit vergeten hoe hy lachte als hij over haar sprak, en hoe dikwyls hij een paar duizend mark-biljetten in het spel gooide, om ze direct weer kwyt te raken. We mochten hem alle maal graag lijden en begrepen zijn stemming. Hij moest zyn geweldige vreugde nu eenmaal, uitvieren! Veertien dagen later hoorden we ln het garnizoen dat Kitty von Feltln zich met den rijken Consul-Generaal Richard Langenbach verloofd had. I

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1929 | | pagina 1