De laffe moord te Amstelveen.
RECHTSWEZEN.
TWEEDE KAMER.
Do algemeene beschouwingen over de Staatsbe-
grooting zijn voortgezet en het was de heer Nolens,
R.-K., die Donderdag de rij der sprekers opende. En
deze spreker meende dat het vanzelf sprak, dat de
uitslag der verkiezingen tot gevolg had, dat men
poogde een rechts parlementair kabin.ct te formoeren.
Door de houding der Christ.-Historischcn is dat mis
lukt. Het tegenwoordige kabinet heeft alle beginse
len der rechterzijde, maar is niet aan de partijen ge
bonden. De katholieken zijn geneigd tot steun, welke
neiging nog is versterkt door de memorie van ant
woord der regeering.
Spr. uit daarna verschillende wenschen, als wijzi
ging der zcdelijkhcidswetten, behartiging der belan
gen van groote gezinnen, enz.
Nu het Vaticaan een aparte staat is geworden,
dienen alle bezwaren tegen 'n gezantschap daardoor
vervallen te zijn. De katholieken willen daartoe echter
alleen meewerken als een waarborg werd gegeven
dat hot beschamende feit van afschaffing zich niet
zou herhalen.
Wat de onderhandelingen met België betreft, moet
de regecring zich niet alleen stellen op het rechts-
standpunt, maar ook rekening houden met de be
hoeften onzer Zuidelijke buren.
Wat de finantiën betreft, hoopt de heer Nolens dat
minister De Geer zijn beleid uit het vorig kabinet
zal voortzetten.
Spr. bespreekt nog eenige punten uit de Troonrede.
Hij wcnscht een spoedige herziening van dc Invali-
ditcits- en Ouderdomswet, beveelt groote waakzaam
heid aan ten opzichte van Indië en hoopt dat het
kabinet zijn toezegging gestand zal doen, dat het de
ondermijning van de volkszeden zal bestrijden.
Tot de welvaartspolitiek behoort ook het bevorde
ren van den bedrijfsvrede. Er is in de verhouding van
werkgevers cn werknemers ook in juridischen zin
heel wat veranderd.
Dc organisatie van werknemers en werkgevers,
Aanvankelijk strijdorganisaties, zijn meer en meer
organen van overleg geworden. Een gevolg daarvan
is, dat de overheid gebruik heeft gemaakt van haar
bevoegdheid tot wettelijke regelingen. De wetgever
moet zich aan den nieuwen toestand aanpassen.
Hij moet cr zich welbewust rekenschap van ge
ven wat hem te doen staat. Hij doet dit reeds o.a.
7.ccr concreet door van de organisaties gebruik te ma
ken bij de sociale verzekering.
Het katholieke program wenschte de instelling van
organen uit het bedrijfsleven, die advies zullen geven
inzake dc. sociale wetgeving en daaruit ontstane ge
schillen zullen berechten. Spr. hoopt dat dit kabinet
aan georganiseerde werkgevers en werknemers de
plaats zal geven die hun toekomt en van hun organi
saties gebruik zal maken.
Dit zou er toe bijdragen den arbeidersstand te ver
heffen tot hooger plan. Spr. wcnscht voorts dat de
uitwassen van het kapitalisme, met name het over
wicht van den een over den ander, meer cn meer
zullen worden uitgeroeid. I)e arbider moet deelen
in de winst, kleine aandeden kunnen krijgen en in
vloed hebben op den gang van zaken in hot bedrijf.
Het kabinet kan op de loyale medewerking van
spr.'s fractie rekenen en spreker hoopt dat het zal
handelen in overleg met de Kamer.
Dc heer Schokking, christ.-historisch, die nu volgt,
betwijfelt of de uitslag der verkiezingen een ver
schuiving naar links betoenent. Ontwapening en
Staatsponsionneering hebben hun invloed op den
uitslag doen gelden en dat alles is moeilijk als
democratisch aan te merken. Wel wordt het voort
durend voorgesteld, alsof in een democratische groe-
pccring de oplossing der moeilijkheden van een kabi
netsformatie gelegen is, maar de praktijk zou wel
anders leeren. Spreker wil er trouwens de aandacht
op vestigen, dat dit niet dc,,inzet der verkiezingen is
geweest. Dc toespitsing van den strijd bij de verkie
zingen heeft de tegenstellingen tusschen rechts cn
Oinks nog verscherpt. Do linkerzijde heeft zelf een
belemmering gelegd op den weg naar een andere par
tij-groepeering. De meerderheid der rechterzijde bij de
verkiezingen was een aanwijzing in welke richting de
kabinetsformatie gezocht moest worden.
Spr. behandelt nu het verwijt alsof de christ.-histo-
rischen het formeeren van een parlementair christelijk
kabinet onmogelijk hebben gemaakt. Do christ.-histo-
rischen hebben zich nooit van te voren willen
verbinden. Zij waren er niet nfkcorig van en toen de
kabinetsformateur zijn schriftelijk program zond, is
daarop schriftelijk geantwoord cn is er duidelijk op
gewezen, dat de christ.-historisrhen zich niet vooraf
'konden binden aan een gedetailleerd program. Dit is
steen des aanstoots.. En wat het gezantschap bij
/Ion Paus betreft, spr. herinnert cr aan dat de christ.-
Iiist. in 1915 slechts berust hebben in een tijdelijk ge
zantschap bij den Paus. De ohrist.-hist. stellen niet
tuinder prijs op principes dan de heer Nolens.
Bindende afspraken over liet uitbrengen van hun
rteru, maken de christ..-hist. niet meer, al mag dat
dan vroeger wel eens zijn gebeurd, ofschoon het toen
niet als voorwaarde voor samenwerking is gesteld.
Een der eerste voorwaarden voor een richtige
functionneering van het parlementaire stelsel is dat
de Kamerleden volkomen vrij staan tegenover hetgeen
de regeering voorstelt. De regecringsverantwoordelijk-
heid wordt thans hoe langer hoe meer verlegd naar de
fracties. Kan cr op die wijze nog sprake zijn van een
stevig gezag dat zijn eigen verantwoordelijkheid kent
cn weet te dragen? De verantwoordelijkheid die een
persoonlijk karakter draagt gaat tegenwoordig meer
rn meer schuil in de collectiviteit cn verzwakt daar
door. Daarom is cr ook een bedenkelijke kant aan het
invloed oefenen van de collectiviteit van arbeiders en
werkgevers op het staatsbestuur, zooals de lieer No-
Jens aanbeval.
Er moet zijn een verantwoordelijke regeering en een
cou*roleerende volksvertegenwoordiging.
Spr. ziet een gevaar in partijministers cn het uit-
si-Uakelen van de minderheid. Ons land heeft behoef
te aan de beste mannen en die hebben thans te wei
nig gelegenheid om hun invloed te doen gelden.
Alhoewel spr. de verschillen tusschen de rechtsche
partijen niet over het hoofd ziet, hecht hij toch
groote waarde aan de wederzijdsche erkenning van
den goddelijken oorsprong van het gezag.
Ook ten opzichte van het huwelijk, het gezin, den
ZOOALS EEN KIND HET HOORT
(Roling Half Tima
Moeder, probeert die man haar, te slaan?
- Wel nee, kind,
En waarom schreeuwt zij dan zoo?
DE NIEUWSTE VISSCHERIJ.
(Lustisre Sachse.)
Peb 'e "*en haai gevangen
Neen. miin flesch rum viel in het
water, de haai slokte ze op en stierf aan
\LCOholvertrif fciodnxr
arbeid, de waarde der religie is er een aanraking
tusschen deze partijen. Dit beteekent niet dat wij het
monopolie van het christendom zouden opeischen
Maar de vraag is of in het Evangelie de normen ook
voor de politieke vragen gevonden worden. Dit nu
wordt door de liberalen ontkend.
De heer Schokking is verder eveneens van oordeel,
dat er groot verschil bestaat tusschen het Engelsche
en Nederlandsche socialisme en dat het optreden van
het laatste het oprichten van Christelijke vakorgani-
soties heeft noodig gemaakt.
Daarna behandelt spr. het karakter van het kabi
net en meent, dat als het zichzelf extra-parlemen
tair noemt, dit toch beteekenis heeft en spr. zal
zoover met zijn beginselen vereenigbaar, dit kabinet
steunen.
Spr. uit zijn verheugenis over den goeden toestand
onzer internationale betrekkingen en de kans op een
overeenkomst met België.
Ten aanzien van een onderhandelingstarief maakt
spreker eenige reserve. Men zij voorzichtig, juist in
verband met de werkgelegenheid. Men zie niet een
zijdig naar enkele industrieën, maar naar de indu-
trieën in haar geheel, waarin een opleving plaats
heeft. Voor werkgelegenheid hebben we geen onder
handelingstarief maar geschoolde arbeiders noodig.
De voorstellen inzake sociale voorzieningen wen
schen wij te bezien in verband met hun terugslag
op het platteland, in verband met de werkloosheid
die ontstaat door den trek naar de steden. Het gezag
moet zich verheffen boven de met elkander strijden
de belangen. Daarbij zal het Kabinet sterk staan in
dien het zich in de eerste plaats verantwoordelijk
acht aan God den Heere, bron van alle gezag.
De heer Ds. Kersten, Staatsgereformeerde partij,
keert zich in hoofdzaak tegen de anti-revolutionnai-
ren en Christ.-IIistorischen. llij eischt volkomen
handhaving der Tien Geboden ook van den heer Co-
lijn en de zijnen en vraagt, of hij den Zondag niet
wil doen heiligen, door alle treinen op Zondag te
doen stilstaan.
Spr. zou willen, dat men in de protestantsch-chris-
telijke partijen inizag, dat God niet meetrekt, wan
neer men het niet ernstig neemt met de beginselen
liet protestantsche volksdeel moet één geheel wor
den op de aloude basis der Nederlandsche geloofsbe
lijdenis.
Alle bondgenootschap moet verlaten worden met
hen, die deze belijdenis haten en bestrijden. De ver
minking van die belijdenis, door 21 woorden daaruit
te schrappen, dient te worden hersteld. De aloude Ge
reformeerde Kerk, die gebouwd is op de waarheid
Gods, is de eenige, waaraan de Overheid gebonden
moet zijn. Wij moeten den moed hebben, tot de regee
ring te zeggen: Hier ligt -God's woord en God's wet;
naar de handhaving daarvan zult gij worden gericht.
Niet de natuurwet, doch de Tien. Geboden moeten
richtsnoer voor de Overheid zijn. Ons volk moet be
veiligd worden tegen de God onteerende machten,
die steeds driester den kop opsteken, in Rome zoowel
als in de revolutie.
Spreker betoogt dat het grootste gevaar niet dreigt
van den kant der revolutie, daar het nu ieder dui
delijk is dat deze onvereenigbaar is met Gods Woord.
Slechts als wij ons losmaken van het bondgenoot
schap met Rome zullen we aan sterkte kunnen win
nen, waar de poorten der hel geen. afbreuk aan kun
nen doen. Het verheugt spreker dat de formateur
geen coalitie-kabinet heeft kunnen vormen. Door de
coalitie wordt ons land aan Rome verkocht. Rome
treedt steeds bruter op. De coalitie is een schande
lijk verraad aan onze beginselen. De beide protestant
sche partijen zijn niet voldoende van het kwaad van
het bondgenootschap met Rome doordrongen.
Wat het gezantschap van den Paus betreft, dat
blijft spr. afwijzen. Hij zal daartegen stand houden
als de vrouwen der Hugenooten.
Wat het kabinet betreft, dat is, meent spr. al heel
zonderling tot siand gekomen en eenige waarborg
van een krachtig bewind geeft dit niet. Het is een
na maal coalitie-kabinet, het vertrouwen daarin kan
niet groot zijn.
Spr. keert zich tegen de uitbreiding der Staatsbe
moeiing, daardoor stijgen steeds de belastingen. De
verzekeringswetgeving geeft ondragelijke lasten. Spr.
vraagt handhaving van de rechten der Protestant
sche zending in Indië en eischt dat de regeering de
lijkverbranding verbiede, den Zondag heilige en te
gen de zedenverkrachting optrede.
De heer Van Vuurcn, Roomsch-Katholiek, meent
dat het tijdperk waarin de belastingverlaging steeds
de voorrang had, achter ons ligt, Het tijdperk is
nu geopend van economischen socialen en culturee-
lcn opbouw. Spreker is er zich overigens van be
wust, dat van belastingverlaging op den gewonen
dienst niets kan komen. Daarbij moeten den voor
rang hebben de verbruiksartikelen en eventueel daar
voor in de plaats komen belastingen op gemak cn
weelde. Ook wenscht spreker verlaging van succes
siebelasting in de rechte lijn. Spreker vraagt die ver
laging echter niet indien deze zou moeten geschie
den ten koste van de economische, sociale en cultu-
reele uitgaven die het katholieke program .verlangt.
Spr. gelooft niet, dat er thans vrees behoeft te be
staan voor het verschuilen van sommige ministers
achter den minister van finantiën, zooals dat plaats
had in het vorige kabinet. Over het program zijn de
ministers het eens en speciaal de minister van fi
nanciën heeft zich daarmee vereenigd en de finan
ciering op zich genomen van de uitgaven, welke dit
program eischt. Spr. gelooft niet dat het noodig zal
zijn voor den minister de komende vier jaren de be
lastingen te verhoogen, in welk geval hij heen zou
gaan, daar hij heeft toegezegd, dat de nieuwe rege
ling van de financieele betrekking tusschen rijk en
gomeenten niet met belastingverhooging gepaard zou
gaan.
Invoering van de herziene ouderdoms- en invalidi
teitswet op 1 Januari 1931 acht spr. wenschelijk en
dit zal geen belastingverhooging meebrengen. Ook
dringt spr. aan, dat bij de belastingheffing zal wor
den rekening gehouden met de kinderrijke gezinnen,
daar de hoofden van die gezinnen minder draag
kracht hebben.
Spr zou een terug komen op de verlaging van de
gedistilleerd, en accijns betreuren, en vraagt een be
spoedigd onderzoek naar het onderhandelingstarief.
Do heer Möller, eveneens R.K., vraagt herziening
bezoldigingen van het Rijkspersoneel. Het aanstellen
op arbeidscontract van personeel moet worden inge
kort. De pensioenen der oud-gepensionneerden van
1918 moeten verbeterd, do groote gezinnen moeten
worden geholpen door hoogere grondsalarisscn en
lagere belasting. Een Rijkskinderfonds is noodig.
'Zie verder in dit nummer.)
Behandeling voor de Amsterdamsche
rechtbank.
Beide verdachten bekennen eenerzijds, doch
beschuldigen elkaar anderzijds.
LEVENSLANG GEëlSCHT.
Tegen de vrouwen der daders een jaar
geëischt.
Donderdag hebben voor de vijfde kamer der Amster
damsche Rechtbank terecht gestaan de 34-jarige D. v.
P. en de 33-jarige D. P. D., aan wien ten laste is gelegd
dat zij op 16 Mei J.l. de 65-jarige vrouw Johanna Wesse-
llng, hulshoudster van den landbouwer J. A. Hooge-
vecn, ln diens woning in de buurtschap Rietwijkeroord
onder de gemeente Amstelveen hebben gedood; en dat
zij daarna daar hebben gestolen een bankbiljet van f 60,
een gouden horlogo en een zilveren knipje. Het horloge
hebben zij beleend, het knipje in het water gegooid. De
gezamenlijke opbrengst van het misdrijf hebben zij sa
men gedeeld, ieder heeft f 43 gekregen.
De dagvaarding legt aan de beide verdachten ten
laste: primair moord met voorbedachten rade, gepleegd
in vereeniging, gevolgd door diefstal; subsidiair wordt
v. P. alleen van moord, D. van medeplichtigheid daar
aan beschuldigd; subsidiair wordt ook D. heling ten
laste gelegd, meer subsidiair aan beiden doodslag met
het doel om den diefstal voor te bereiden of gemakke
lijker te maken. In dit geval zou P. de dader, en D.
de medeplichtige zijn.
Het verhoor der beide verdachten. Hoe
zij de laffe moord gepleegd hebben.
Als de twee verdachten de zaal zijn binnengeleid,
neemt een rijksveldwachter tuschen hen plaats en een
achter hen. Beide verdachten toonen niet de minste ge
moedsbeweging.
Het eerst onderwerpt de president der rechtbank,
mr. Van Rooyen, den verdachte P. aan een verhoor.
Deze antwoordt op de desbetreffende vragen, dat hij
vroeger in dienst was geweest als boerenknecht bij den
landbouwer Hoogeveen.
De verdachte bekent, reeds sinds 1928 met het plan te
hebben rondgeloopen in te breken bij den landbouwer
H., waar hij en zijn mede-verdachte vroeger in dienst
zijn geweest.
De president: Maar u wist, dat de oude huishoudster
altijd thuis was!
De verdachte v. P.: Ja, daarom zijn we ook op het
idee gekomen haar uit den weg te ruimen!
De president: Juist, en dat is dan ook gebeurd. Ver
tel eens hoe alles op den bewusten morgen ln zijn werk
is gegaan.
De verdachte: We kwamen dien morgen het erf van
H. oploopcn en zagen daar de huishoudster bij de wa
terput staan.
De president: Juist. Ze was toen heel vriendelijk
tegen jelui, nietwaar?
De verdachte: Ja, ze vroeg ons een kopje koffie te
komen drinken. We deden dat en toen we binnen waren,
gaf D. mij een teelten.
Verd. D.: Je liegt kerel! (Een der.rijksveldwachters
dwingt den verd. D., die is opgestaan en met zijn vuist
op de beklaagdenbank slaat, weer te gaan zitten.)
Verd. P. vervolgt: Ik heb op het teeken van D. de
vrouw aangegrepen en haar op den grond gelegd. Zij
heeft toen geroepen: Durf je mij te vermoorden? of iets
dergelijks. Toen zij op den grond lag, heb ik een touw
om haar hals gedaan, met knoopen erin. D. liep toen
de deur uit. Ik riep hem toe: Kom terug, ellendeling,
ik kan haar geen baas! Want de vrouw verzette zich
krachtig. D. kwam terug, en ik zeide hem, dat hij zijn
hand op haar mond moest houden, omdat zij zou
schreeuwde; dit heeft D. gedaan, die eerst naar buiten
was gegaan, om te kijken, of er niemand aankwam, die
het gegil zoude kunnen hooren. Toen D. zijn hand op
den mond van de oude vrouw had gelegd, heb ik een
dikker touw om haar hals gedaan en dit stijf aangetrok
ken; en bovendien heb ik nog een riem om haar hals
gesjord, met het lange touw heb ik haar handen ge
bonden. Toen de vrouw stil was, is D. naast haar gaan
zitten en heeft gezegd: D. ga jij de kasten nazoeken. Ik
heb dit gedaan en een bankbiljet van f 60, een gouden
horloge en een zilveren knipje gevonden. Toen ik bij
de kast kwam, keek ik om, ik zag, dat de vrouw zich
nog bewoog en dat D. haar slagen op het hoofd gaf.
Verd. D.: Je liegt sch... dat is niet waar!
De verdachte D. verhaalt ongeveer hetzelfde, als zijn
medeverdachte. Hij ontkent echter, dat de huishoud
ster hen op den ochtend van den moord zou hebben
uitgenoodigd binnen te komen en een kopje koffie te
drinken. Eveneens ontkent hij zijn medeverdachte te
hebben aangespoord om, toen de vrouw zich niet meer
bewoog, de kasten van het huis te doorzoeken.
De president: Waarom hebt u dat dan niet gedaan'
De verdachte: Ik was van de wereld weg op dat
moment.
De president: Toen de verdachte van P. de kasten
doorzocht, bent u bij het lijk gebleven, nietwaar?
De verdachte: Ja.
De president: Op uw rechterhand is veel bloed ge
vonden. Hoe kwam dit
Verd. D.: De vrouw had lange nagels en zij had zich
erg teweer gesteld.
EEN HARDE WERKER.
(Everybody's Weekly.)
De nieuwe klerk is zeer betrouwbaar. Men kan
altijd weten wat hij het volgend oogenblik zal doen.
En wat is dat?
Niets.
Pres.: Is er niet een golf bloed uit haar mond gekomen?
Verd. D.: Dat was pas later.
Verd. van P. onderbreekt het verhoor van zijn mede
verdachte, en zegt, dat D. eens een breekijzer bij zich
had, en dat hij hem toen heeft gevraagd: Waarvoor
moet dat dienen? En teen zou D. gezegd hebben: Dat
ding is goed om dat oude mensch een klap op haar
hoofd te geven.
Verd. D.: Je liegt, vuile sch
De officier: Verdachte van P.. heeft D. u niet eens
gezegd, dat in geval van nood de eigenaar van de
hofstede er ook maar aan gelooven moest
De verdachte v. P.: Zeker, D. zou er niet tegen op
hebben gezien om den landbouwer v. H. ook van kant te
maken. Ik heb voor D. ook peper moeten koopen, ter
wijl we ook maskers hebben laten maken.
De verdachte D. ontkent hetgeen zijn medeverdachte
beweert en zegt dat juist van P. hem heeft aangezet
tot de misdaad. Van P. zou ook het breekijzer gekocht
hebben en van plan geweest zijn de oude vrouw daar
mede op het hoofd te slaan.
Het getuigenverhoor. De verdachten door
psychiaters volledig toerekenbaar verklaard.
Door de doctoren die de sectie op het lijk hebben ver
richt, is de dood door verstikking geconstateerd.
Do psychiaters, dr. Overbeek cn dr. Bakker lichten in
hun rapport toe, dat de verdachten geen van beiden
eenig teeken van berouw hebben betoond. Beiden zijn
blijkens hun verleden, onverbeterlijke misdadigers, zoo
dat er niet de minste aanwijzing is, dat ook een langdu
rig verblijf in de gevangenis, hen na hun ontslag daar
uit voor de samenleving minder gevaarlijk zal malcem
Het requisitoir.
Nadat nog een aantal getuigen zijn gehoord, uit wier
verklaringen blijkt, hoe de burgemeester van Nieuwer
Amstel, de heer Colijn, de marechaussee aldaar en voor
al de mobiele brigade van de Amsterdamsche recher
che, spoedig hebben kunnen vaststellen, wie den moord
hadden gepleegd, was het woord aan den subsituut-of
ficier van justitie, mr. de Blécourt, tot het nemen van
zijn requisitoir.
Deze stelde eerst het stuitend-afschuwelijke in het
licht van het gepleegde misdrijf, waardoor uit louter
roofzucht, de laatste levensdagen van een oude vrouw,
die nog wel vroeger goed was geweest voor een der
moordenaars, toen deze bij haar in dienst was, ontijdig
zijn geëindigd. Haar laatste woorden zijn nog geweest
een vergeefsch beroep op het menscheüjk gevoel van
den vroegeren knecht, dat deze niet had: Och, Dirk,
heeft zij geroepen, je vermoordt me! Niet doen! Niet
doen! Gevoelens van diep medelijden met het slachtof
fer, van weerzin en afgrijzen van de moornenaars, ver
vullen ons allen. Deze zaak heeft slechts één lichtzijde;
d.i. dat onmiddellijk onomstootelijk is komen vast te
staan, wie de misdadigers waren.
Spr. gai vervolgens een schets van het misdadig ver
leden van beide verdachten; steeds waren zij op misdrijf
uit. Teekenend voor het karakter van D. noemde hij
het volgende voorval. Hij had verkeering met een meisje
te Zaandam, die van hem een kind verwachtte. Zij heb
ben toen afgesproken, dat zij beiden een eind aan hun
leven zouden maken. D. wist in het bezit van vitriool
te komen, en dit gaf hij aan het meisje te drinken. Toen
dit was gebeurd en zij inwendig deerlijk verbrand aan
den kant van den weg naast hem lag te krimpen van
onduldbare pijnen, heeft hij zelf aan het voornemen om
zich van kant te maken, geen uitvoering durven geven
en kalm afgewacht, totdat de politie erbij kwam.
Terugkomend op de eigenlijke zaak meent spr. dat
staande van aangezicht tot aangezicht tegenover een
zoo stuitend en beestachtig misdrijf als dit, het Is te
begrijpen, dat er voorstanders van wederinvoering van
de doodstraf zijn. Hier is maar één straf tegen deze
moordenaars, van wie een, van P. vlak voor het mis
drijf nog gezegd heeft: ik bind dat oude secr.... den
strot af, en dat is de strengste straf, die onze strafrecht
pleging kent.
De eisch luidde tegen beide verdachten, wegens moord
met voorbedachten rade, en diefstal, tesamen en in ver
eeniging gepleegd: levenslang e gevangenisstraf.
Tijdens de pleidooien van mr. Schorlesheim en mr.
Zeldenrust, waarin dezen o.m. hoopten, dat de rechtbank
zal huiveren om de geëischto levenslange gevangenis
straf op te leggen, die erger is dan de doodstraf, zaten
de verdachten onafgebroken te huilen.
De president vroeg aan verd. na afloop van de plei
dooien of zij nog iets hadden te zeggen.
Verdachte D. stond op en riep: Als het levenslang
moet zijn, geef me dan liever den kogel.
Verdachte van P. zweeg.
De uitspraak is bepaald op Donderdag 21 November
a.s.
DAARNA DE VROUWEN DER VERDACHTEN VOOR
DE RECHTBANK.
Tegen elk van hen een jaar gevangenisstraf
geëischt. Een verzoek van het O. M. tot
onmiddeliijko gevangenneming van verdach
ten door de rechtbank afgewezen.
In de middagzitting hebben de belde vrouwen van ver
dachten terechtgestaan wegens heling van de gelden, die
na den moord op de huishoudster van den landbouwer
Hoogeveen, door de daders van den moord zijn gestolen.
De echtgenoote van den verdachte D. bekent dat haar
man haar een bedrag van ca. veertig gulden heeft ter
hand gesteld met de mededeeling dat het gestolen was
bij den landbouwer Hoogeveen.
Zij zegt niet geweten te hebben, dat aan den diefstal
een moord was voorafgegaan.
De Officier van Justitie kan zich niet begrijpen, dat
de echtgenoote van den verdachte v. P. haar man in
dertijd gesmeekt heeft om geen misdaden meer te be
gaan, waar zij nu toch de maskers voor haar man cn
zijn medeplichtige had gemaakt. Zij wist toch ook wel,
dat het geen carnavalsmaskers waren!
Daarop wendt de officier zich tot de vrouw van den
verdachte D., en vraagt of het waar Is, dat zij eens ge
zegd zou hebben: „Hebben jullie dat ouwe wijf nog geen
doodklap gegeven? Wat zijn jullie voor kerels. Ik had
het wel kunnen doen."
De verdachte: Maar zou Ik dan, als vrouw zooiets
kunnen doen?
De officier: ik geloof van wel.
Voorts komt nog aan het licht, dat de vrouw van v,
P. een kastje had, waarin zich een dubbele achterwand
bevond, waarin het geroofde geld werd bewaard.
De verdachte: Dat was een spaarkastje.
De officier: O, juist, maar u gebruikte het toch als
veilige bergplaats voor het onrechtmatig verkregen geld
In zijn requisitoir merkt de officier op, dat voldoende
is komen vast te staan, dat de beide vrouwen voordeel
hebben getrokken van het door misdrijf verkregen geld,
maar dat niet is uitgemaakt, welk aandeel ze in het
misdrijf hebben gehad, ofschoon als vaststaand mag
wofden aangenomen, dat ze een buitengewoon funesten
invloed op hun mannen hebben uitgeoefend.
In verband hiermee eischt spr. tegen elk van hen
één jaar gevangenisstraf, met verzoek tot
onmiddellijke gevangenneming van de verdachten.
Tegen dit laatsten verzetten zich de verdedigers in