De laffe moord te Amstelveen. RECHTSWEZEN. TWEEDE KAMER. Do algemeene beschouwingen over de Staatsbe- grooting zijn voortgezet en het was de heer Nolens, R.-K., die Donderdag de rij der sprekers opende. En deze spreker meende dat het vanzelf sprak, dat de uitslag der verkiezingen tot gevolg had, dat men poogde een rechts parlementair kabin.ct te formoeren. Door de houding der Christ.-Historischcn is dat mis lukt. Het tegenwoordige kabinet heeft alle beginse len der rechterzijde, maar is niet aan de partijen ge bonden. De katholieken zijn geneigd tot steun, welke neiging nog is versterkt door de memorie van ant woord der regeering. Spr. uit daarna verschillende wenschen, als wijzi ging der zcdelijkhcidswetten, behartiging der belan gen van groote gezinnen, enz. Nu het Vaticaan een aparte staat is geworden, dienen alle bezwaren tegen 'n gezantschap daardoor vervallen te zijn. De katholieken willen daartoe echter alleen meewerken als een waarborg werd gegeven dat hot beschamende feit van afschaffing zich niet zou herhalen. Wat de onderhandelingen met België betreft, moet de regecring zich niet alleen stellen op het rechts- standpunt, maar ook rekening houden met de be hoeften onzer Zuidelijke buren. Wat de finantiën betreft, hoopt de heer Nolens dat minister De Geer zijn beleid uit het vorig kabinet zal voortzetten. Spr. bespreekt nog eenige punten uit de Troonrede. Hij wcnscht een spoedige herziening van dc Invali- ditcits- en Ouderdomswet, beveelt groote waakzaam heid aan ten opzichte van Indië en hoopt dat het kabinet zijn toezegging gestand zal doen, dat het de ondermijning van de volkszeden zal bestrijden. Tot de welvaartspolitiek behoort ook het bevorde ren van den bedrijfsvrede. Er is in de verhouding van werkgevers cn werknemers ook in juridischen zin heel wat veranderd. Dc organisatie van werknemers en werkgevers, Aanvankelijk strijdorganisaties, zijn meer en meer organen van overleg geworden. Een gevolg daarvan is, dat de overheid gebruik heeft gemaakt van haar bevoegdheid tot wettelijke regelingen. De wetgever moet zich aan den nieuwen toestand aanpassen. Hij moet cr zich welbewust rekenschap van ge ven wat hem te doen staat. Hij doet dit reeds o.a. 7.ccr concreet door van de organisaties gebruik te ma ken bij de sociale verzekering. Het katholieke program wenschte de instelling van organen uit het bedrijfsleven, die advies zullen geven inzake dc. sociale wetgeving en daaruit ontstane ge schillen zullen berechten. Spr. hoopt dat dit kabinet aan georganiseerde werkgevers en werknemers de plaats zal geven die hun toekomt en van hun organi saties gebruik zal maken. Dit zou er toe bijdragen den arbeidersstand te ver heffen tot hooger plan. Spr. wcnscht voorts dat de uitwassen van het kapitalisme, met name het over wicht van den een over den ander, meer cn meer zullen worden uitgeroeid. I)e arbider moet deelen in de winst, kleine aandeden kunnen krijgen en in vloed hebben op den gang van zaken in hot bedrijf. Het kabinet kan op de loyale medewerking van spr.'s fractie rekenen en spreker hoopt dat het zal handelen in overleg met de Kamer. Dc heer Schokking, christ.-historisch, die nu volgt, betwijfelt of de uitslag der verkiezingen een ver schuiving naar links betoenent. Ontwapening en Staatsponsionneering hebben hun invloed op den uitslag doen gelden en dat alles is moeilijk als democratisch aan te merken. Wel wordt het voort durend voorgesteld, alsof in een democratische groe- pccring de oplossing der moeilijkheden van een kabi netsformatie gelegen is, maar de praktijk zou wel anders leeren. Spreker wil er trouwens de aandacht op vestigen, dat dit niet dc,,inzet der verkiezingen is geweest. Dc toespitsing van den strijd bij de verkie zingen heeft de tegenstellingen tusschen rechts cn Oinks nog verscherpt. Do linkerzijde heeft zelf een belemmering gelegd op den weg naar een andere par tij-groepeering. De meerderheid der rechterzijde bij de verkiezingen was een aanwijzing in welke richting de kabinetsformatie gezocht moest worden. Spr. behandelt nu het verwijt alsof de christ.-histo- rischen het formeeren van een parlementair christelijk kabinet onmogelijk hebben gemaakt. Do christ.-histo- rischen hebben zich nooit van te voren willen verbinden. Zij waren er niet nfkcorig van en toen de kabinetsformateur zijn schriftelijk program zond, is daarop schriftelijk geantwoord cn is er duidelijk op gewezen, dat de christ.-historisrhen zich niet vooraf 'konden binden aan een gedetailleerd program. Dit is steen des aanstoots.. En wat het gezantschap bij /Ion Paus betreft, spr. herinnert cr aan dat de christ.- Iiist. in 1915 slechts berust hebben in een tijdelijk ge zantschap bij den Paus. De ohrist.-hist. stellen niet tuinder prijs op principes dan de heer Nolens. Bindende afspraken over liet uitbrengen van hun rteru, maken de christ..-hist. niet meer, al mag dat dan vroeger wel eens zijn gebeurd, ofschoon het toen niet als voorwaarde voor samenwerking is gesteld. Een der eerste voorwaarden voor een richtige functionneering van het parlementaire stelsel is dat de Kamerleden volkomen vrij staan tegenover hetgeen de regeering voorstelt. De regecringsverantwoordelijk- heid wordt thans hoe langer hoe meer verlegd naar de fracties. Kan cr op die wijze nog sprake zijn van een stevig gezag dat zijn eigen verantwoordelijkheid kent cn weet te dragen? De verantwoordelijkheid die een persoonlijk karakter draagt gaat tegenwoordig meer rn meer schuil in de collectiviteit cn verzwakt daar door. Daarom is cr ook een bedenkelijke kant aan het invloed oefenen van de collectiviteit van arbeiders en werkgevers op het staatsbestuur, zooals de lieer No- Jens aanbeval. Er moet zijn een verantwoordelijke regeering en een cou*roleerende volksvertegenwoordiging. Spr. ziet een gevaar in partijministers cn het uit- si-Uakelen van de minderheid. Ons land heeft behoef te aan de beste mannen en die hebben thans te wei nig gelegenheid om hun invloed te doen gelden. Alhoewel spr. de verschillen tusschen de rechtsche partijen niet over het hoofd ziet, hecht hij toch groote waarde aan de wederzijdsche erkenning van den goddelijken oorsprong van het gezag. Ook ten opzichte van het huwelijk, het gezin, den ZOOALS EEN KIND HET HOORT (Roling Half Tima Moeder, probeert die man haar, te slaan? - Wel nee, kind, En waarom schreeuwt zij dan zoo? DE NIEUWSTE VISSCHERIJ. (Lustisre Sachse.) Peb 'e "*en haai gevangen Neen. miin flesch rum viel in het water, de haai slokte ze op en stierf aan \LCOholvertrif fciodnxr arbeid, de waarde der religie is er een aanraking tusschen deze partijen. Dit beteekent niet dat wij het monopolie van het christendom zouden opeischen Maar de vraag is of in het Evangelie de normen ook voor de politieke vragen gevonden worden. Dit nu wordt door de liberalen ontkend. De heer Schokking is verder eveneens van oordeel, dat er groot verschil bestaat tusschen het Engelsche en Nederlandsche socialisme en dat het optreden van het laatste het oprichten van Christelijke vakorgani- soties heeft noodig gemaakt. Daarna behandelt spr. het karakter van het kabi net en meent, dat als het zichzelf extra-parlemen tair noemt, dit toch beteekenis heeft en spr. zal zoover met zijn beginselen vereenigbaar, dit kabinet steunen. Spr. uit zijn verheugenis over den goeden toestand onzer internationale betrekkingen en de kans op een overeenkomst met België. Ten aanzien van een onderhandelingstarief maakt spreker eenige reserve. Men zij voorzichtig, juist in verband met de werkgelegenheid. Men zie niet een zijdig naar enkele industrieën, maar naar de indu- trieën in haar geheel, waarin een opleving plaats heeft. Voor werkgelegenheid hebben we geen onder handelingstarief maar geschoolde arbeiders noodig. De voorstellen inzake sociale voorzieningen wen schen wij te bezien in verband met hun terugslag op het platteland, in verband met de werkloosheid die ontstaat door den trek naar de steden. Het gezag moet zich verheffen boven de met elkander strijden de belangen. Daarbij zal het Kabinet sterk staan in dien het zich in de eerste plaats verantwoordelijk acht aan God den Heere, bron van alle gezag. De heer Ds. Kersten, Staatsgereformeerde partij, keert zich in hoofdzaak tegen de anti-revolutionnai- ren en Christ.-IIistorischen. llij eischt volkomen handhaving der Tien Geboden ook van den heer Co- lijn en de zijnen en vraagt, of hij den Zondag niet wil doen heiligen, door alle treinen op Zondag te doen stilstaan. Spr. zou willen, dat men in de protestantsch-chris- telijke partijen inizag, dat God niet meetrekt, wan neer men het niet ernstig neemt met de beginselen liet protestantsche volksdeel moet één geheel wor den op de aloude basis der Nederlandsche geloofsbe lijdenis. Alle bondgenootschap moet verlaten worden met hen, die deze belijdenis haten en bestrijden. De ver minking van die belijdenis, door 21 woorden daaruit te schrappen, dient te worden hersteld. De aloude Ge reformeerde Kerk, die gebouwd is op de waarheid Gods, is de eenige, waaraan de Overheid gebonden moet zijn. Wij moeten den moed hebben, tot de regee ring te zeggen: Hier ligt -God's woord en God's wet; naar de handhaving daarvan zult gij worden gericht. Niet de natuurwet, doch de Tien. Geboden moeten richtsnoer voor de Overheid zijn. Ons volk moet be veiligd worden tegen de God onteerende machten, die steeds driester den kop opsteken, in Rome zoowel als in de revolutie. Spreker betoogt dat het grootste gevaar niet dreigt van den kant der revolutie, daar het nu ieder dui delijk is dat deze onvereenigbaar is met Gods Woord. Slechts als wij ons losmaken van het bondgenoot schap met Rome zullen we aan sterkte kunnen win nen, waar de poorten der hel geen. afbreuk aan kun nen doen. Het verheugt spreker dat de formateur geen coalitie-kabinet heeft kunnen vormen. Door de coalitie wordt ons land aan Rome verkocht. Rome treedt steeds bruter op. De coalitie is een schande lijk verraad aan onze beginselen. De beide protestant sche partijen zijn niet voldoende van het kwaad van het bondgenootschap met Rome doordrongen. Wat het gezantschap van den Paus betreft, dat blijft spr. afwijzen. Hij zal daartegen stand houden als de vrouwen der Hugenooten. Wat het kabinet betreft, dat is, meent spr. al heel zonderling tot siand gekomen en eenige waarborg van een krachtig bewind geeft dit niet. Het is een na maal coalitie-kabinet, het vertrouwen daarin kan niet groot zijn. Spr. keert zich tegen de uitbreiding der Staatsbe moeiing, daardoor stijgen steeds de belastingen. De verzekeringswetgeving geeft ondragelijke lasten. Spr. vraagt handhaving van de rechten der Protestant sche zending in Indië en eischt dat de regeering de lijkverbranding verbiede, den Zondag heilige en te gen de zedenverkrachting optrede. De heer Van Vuurcn, Roomsch-Katholiek, meent dat het tijdperk waarin de belastingverlaging steeds de voorrang had, achter ons ligt, Het tijdperk is nu geopend van economischen socialen en culturee- lcn opbouw. Spreker is er zich overigens van be wust, dat van belastingverlaging op den gewonen dienst niets kan komen. Daarbij moeten den voor rang hebben de verbruiksartikelen en eventueel daar voor in de plaats komen belastingen op gemak cn weelde. Ook wenscht spreker verlaging van succes siebelasting in de rechte lijn. Spreker vraagt die ver laging echter niet indien deze zou moeten geschie den ten koste van de economische, sociale en cultu- reele uitgaven die het katholieke program .verlangt. Spr. gelooft niet, dat er thans vrees behoeft te be staan voor het verschuilen van sommige ministers achter den minister van finantiën, zooals dat plaats had in het vorige kabinet. Over het program zijn de ministers het eens en speciaal de minister van fi nanciën heeft zich daarmee vereenigd en de finan ciering op zich genomen van de uitgaven, welke dit program eischt. Spr. gelooft niet dat het noodig zal zijn voor den minister de komende vier jaren de be lastingen te verhoogen, in welk geval hij heen zou gaan, daar hij heeft toegezegd, dat de nieuwe rege ling van de financieele betrekking tusschen rijk en gomeenten niet met belastingverhooging gepaard zou gaan. Invoering van de herziene ouderdoms- en invalidi teitswet op 1 Januari 1931 acht spr. wenschelijk en dit zal geen belastingverhooging meebrengen. Ook dringt spr. aan, dat bij de belastingheffing zal wor den rekening gehouden met de kinderrijke gezinnen, daar de hoofden van die gezinnen minder draag kracht hebben. Spr zou een terug komen op de verlaging van de gedistilleerd, en accijns betreuren, en vraagt een be spoedigd onderzoek naar het onderhandelingstarief. Do heer Möller, eveneens R.K., vraagt herziening bezoldigingen van het Rijkspersoneel. Het aanstellen op arbeidscontract van personeel moet worden inge kort. De pensioenen der oud-gepensionneerden van 1918 moeten verbeterd, do groote gezinnen moeten worden geholpen door hoogere grondsalarisscn en lagere belasting. Een Rijkskinderfonds is noodig. 'Zie verder in dit nummer.) Behandeling voor de Amsterdamsche rechtbank. Beide verdachten bekennen eenerzijds, doch beschuldigen elkaar anderzijds. LEVENSLANG GEëlSCHT. Tegen de vrouwen der daders een jaar geëischt. Donderdag hebben voor de vijfde kamer der Amster damsche Rechtbank terecht gestaan de 34-jarige D. v. P. en de 33-jarige D. P. D., aan wien ten laste is gelegd dat zij op 16 Mei J.l. de 65-jarige vrouw Johanna Wesse- llng, hulshoudster van den landbouwer J. A. Hooge- vecn, ln diens woning in de buurtschap Rietwijkeroord onder de gemeente Amstelveen hebben gedood; en dat zij daarna daar hebben gestolen een bankbiljet van f 60, een gouden horlogo en een zilveren knipje. Het horloge hebben zij beleend, het knipje in het water gegooid. De gezamenlijke opbrengst van het misdrijf hebben zij sa men gedeeld, ieder heeft f 43 gekregen. De dagvaarding legt aan de beide verdachten ten laste: primair moord met voorbedachten rade, gepleegd in vereeniging, gevolgd door diefstal; subsidiair wordt v. P. alleen van moord, D. van medeplichtigheid daar aan beschuldigd; subsidiair wordt ook D. heling ten laste gelegd, meer subsidiair aan beiden doodslag met het doel om den diefstal voor te bereiden of gemakke lijker te maken. In dit geval zou P. de dader, en D. de medeplichtige zijn. Het verhoor der beide verdachten. Hoe zij de laffe moord gepleegd hebben. Als de twee verdachten de zaal zijn binnengeleid, neemt een rijksveldwachter tuschen hen plaats en een achter hen. Beide verdachten toonen niet de minste ge moedsbeweging. Het eerst onderwerpt de president der rechtbank, mr. Van Rooyen, den verdachte P. aan een verhoor. Deze antwoordt op de desbetreffende vragen, dat hij vroeger in dienst was geweest als boerenknecht bij den landbouwer Hoogeveen. De verdachte bekent, reeds sinds 1928 met het plan te hebben rondgeloopen in te breken bij den landbouwer H., waar hij en zijn mede-verdachte vroeger in dienst zijn geweest. De president: Maar u wist, dat de oude huishoudster altijd thuis was! De verdachte v. P.: Ja, daarom zijn we ook op het idee gekomen haar uit den weg te ruimen! De president: Juist, en dat is dan ook gebeurd. Ver tel eens hoe alles op den bewusten morgen ln zijn werk is gegaan. De verdachte: We kwamen dien morgen het erf van H. oploopcn en zagen daar de huishoudster bij de wa terput staan. De president: Juist. Ze was toen heel vriendelijk tegen jelui, nietwaar? De verdachte: Ja, ze vroeg ons een kopje koffie te komen drinken. We deden dat en toen we binnen waren, gaf D. mij een teelten. Verd. D.: Je liegt kerel! (Een der.rijksveldwachters dwingt den verd. D., die is opgestaan en met zijn vuist op de beklaagdenbank slaat, weer te gaan zitten.) Verd. P. vervolgt: Ik heb op het teeken van D. de vrouw aangegrepen en haar op den grond gelegd. Zij heeft toen geroepen: Durf je mij te vermoorden? of iets dergelijks. Toen zij op den grond lag, heb ik een touw om haar hals gedaan, met knoopen erin. D. liep toen de deur uit. Ik riep hem toe: Kom terug, ellendeling, ik kan haar geen baas! Want de vrouw verzette zich krachtig. D. kwam terug, en ik zeide hem, dat hij zijn hand op haar mond moest houden, omdat zij zou schreeuwde; dit heeft D. gedaan, die eerst naar buiten was gegaan, om te kijken, of er niemand aankwam, die het gegil zoude kunnen hooren. Toen D. zijn hand op den mond van de oude vrouw had gelegd, heb ik een dikker touw om haar hals gedaan en dit stijf aangetrok ken; en bovendien heb ik nog een riem om haar hals gesjord, met het lange touw heb ik haar handen ge bonden. Toen de vrouw stil was, is D. naast haar gaan zitten en heeft gezegd: D. ga jij de kasten nazoeken. Ik heb dit gedaan en een bankbiljet van f 60, een gouden horloge en een zilveren knipje gevonden. Toen ik bij de kast kwam, keek ik om, ik zag, dat de vrouw zich nog bewoog en dat D. haar slagen op het hoofd gaf. Verd. D.: Je liegt sch... dat is niet waar! De verdachte D. verhaalt ongeveer hetzelfde, als zijn medeverdachte. Hij ontkent echter, dat de huishoud ster hen op den ochtend van den moord zou hebben uitgenoodigd binnen te komen en een kopje koffie te drinken. Eveneens ontkent hij zijn medeverdachte te hebben aangespoord om, toen de vrouw zich niet meer bewoog, de kasten van het huis te doorzoeken. De president: Waarom hebt u dat dan niet gedaan' De verdachte: Ik was van de wereld weg op dat moment. De president: Toen de verdachte van P. de kasten doorzocht, bent u bij het lijk gebleven, nietwaar? De verdachte: Ja. De president: Op uw rechterhand is veel bloed ge vonden. Hoe kwam dit Verd. D.: De vrouw had lange nagels en zij had zich erg teweer gesteld. EEN HARDE WERKER. (Everybody's Weekly.) De nieuwe klerk is zeer betrouwbaar. Men kan altijd weten wat hij het volgend oogenblik zal doen. En wat is dat? Niets. Pres.: Is er niet een golf bloed uit haar mond gekomen? Verd. D.: Dat was pas later. Verd. van P. onderbreekt het verhoor van zijn mede verdachte, en zegt, dat D. eens een breekijzer bij zich had, en dat hij hem toen heeft gevraagd: Waarvoor moet dat dienen? En teen zou D. gezegd hebben: Dat ding is goed om dat oude mensch een klap op haar hoofd te geven. Verd. D.: Je liegt, vuile sch De officier: Verdachte van P.. heeft D. u niet eens gezegd, dat in geval van nood de eigenaar van de hofstede er ook maar aan gelooven moest De verdachte v. P.: Zeker, D. zou er niet tegen op hebben gezien om den landbouwer v. H. ook van kant te maken. Ik heb voor D. ook peper moeten koopen, ter wijl we ook maskers hebben laten maken. De verdachte D. ontkent hetgeen zijn medeverdachte beweert en zegt dat juist van P. hem heeft aangezet tot de misdaad. Van P. zou ook het breekijzer gekocht hebben en van plan geweest zijn de oude vrouw daar mede op het hoofd te slaan. Het getuigenverhoor. De verdachten door psychiaters volledig toerekenbaar verklaard. Door de doctoren die de sectie op het lijk hebben ver richt, is de dood door verstikking geconstateerd. Do psychiaters, dr. Overbeek cn dr. Bakker lichten in hun rapport toe, dat de verdachten geen van beiden eenig teeken van berouw hebben betoond. Beiden zijn blijkens hun verleden, onverbeterlijke misdadigers, zoo dat er niet de minste aanwijzing is, dat ook een langdu rig verblijf in de gevangenis, hen na hun ontslag daar uit voor de samenleving minder gevaarlijk zal malcem Het requisitoir. Nadat nog een aantal getuigen zijn gehoord, uit wier verklaringen blijkt, hoe de burgemeester van Nieuwer Amstel, de heer Colijn, de marechaussee aldaar en voor al de mobiele brigade van de Amsterdamsche recher che, spoedig hebben kunnen vaststellen, wie den moord hadden gepleegd, was het woord aan den subsituut-of ficier van justitie, mr. de Blécourt, tot het nemen van zijn requisitoir. Deze stelde eerst het stuitend-afschuwelijke in het licht van het gepleegde misdrijf, waardoor uit louter roofzucht, de laatste levensdagen van een oude vrouw, die nog wel vroeger goed was geweest voor een der moordenaars, toen deze bij haar in dienst was, ontijdig zijn geëindigd. Haar laatste woorden zijn nog geweest een vergeefsch beroep op het menscheüjk gevoel van den vroegeren knecht, dat deze niet had: Och, Dirk, heeft zij geroepen, je vermoordt me! Niet doen! Niet doen! Gevoelens van diep medelijden met het slachtof fer, van weerzin en afgrijzen van de moornenaars, ver vullen ons allen. Deze zaak heeft slechts één lichtzijde; d.i. dat onmiddellijk onomstootelijk is komen vast te staan, wie de misdadigers waren. Spr. gai vervolgens een schets van het misdadig ver leden van beide verdachten; steeds waren zij op misdrijf uit. Teekenend voor het karakter van D. noemde hij het volgende voorval. Hij had verkeering met een meisje te Zaandam, die van hem een kind verwachtte. Zij heb ben toen afgesproken, dat zij beiden een eind aan hun leven zouden maken. D. wist in het bezit van vitriool te komen, en dit gaf hij aan het meisje te drinken. Toen dit was gebeurd en zij inwendig deerlijk verbrand aan den kant van den weg naast hem lag te krimpen van onduldbare pijnen, heeft hij zelf aan het voornemen om zich van kant te maken, geen uitvoering durven geven en kalm afgewacht, totdat de politie erbij kwam. Terugkomend op de eigenlijke zaak meent spr. dat staande van aangezicht tot aangezicht tegenover een zoo stuitend en beestachtig misdrijf als dit, het Is te begrijpen, dat er voorstanders van wederinvoering van de doodstraf zijn. Hier is maar één straf tegen deze moordenaars, van wie een, van P. vlak voor het mis drijf nog gezegd heeft: ik bind dat oude secr.... den strot af, en dat is de strengste straf, die onze strafrecht pleging kent. De eisch luidde tegen beide verdachten, wegens moord met voorbedachten rade, en diefstal, tesamen en in ver eeniging gepleegd: levenslang e gevangenisstraf. Tijdens de pleidooien van mr. Schorlesheim en mr. Zeldenrust, waarin dezen o.m. hoopten, dat de rechtbank zal huiveren om de geëischto levenslange gevangenis straf op te leggen, die erger is dan de doodstraf, zaten de verdachten onafgebroken te huilen. De president vroeg aan verd. na afloop van de plei dooien of zij nog iets hadden te zeggen. Verdachte D. stond op en riep: Als het levenslang moet zijn, geef me dan liever den kogel. Verdachte van P. zweeg. De uitspraak is bepaald op Donderdag 21 November a.s. DAARNA DE VROUWEN DER VERDACHTEN VOOR DE RECHTBANK. Tegen elk van hen een jaar gevangenisstraf geëischt. Een verzoek van het O. M. tot onmiddeliijko gevangenneming van verdach ten door de rechtbank afgewezen. In de middagzitting hebben de belde vrouwen van ver dachten terechtgestaan wegens heling van de gelden, die na den moord op de huishoudster van den landbouwer Hoogeveen, door de daders van den moord zijn gestolen. De echtgenoote van den verdachte D. bekent dat haar man haar een bedrag van ca. veertig gulden heeft ter hand gesteld met de mededeeling dat het gestolen was bij den landbouwer Hoogeveen. Zij zegt niet geweten te hebben, dat aan den diefstal een moord was voorafgegaan. De Officier van Justitie kan zich niet begrijpen, dat de echtgenoote van den verdachte v. P. haar man in dertijd gesmeekt heeft om geen misdaden meer te be gaan, waar zij nu toch de maskers voor haar man cn zijn medeplichtige had gemaakt. Zij wist toch ook wel, dat het geen carnavalsmaskers waren! Daarop wendt de officier zich tot de vrouw van den verdachte D., en vraagt of het waar Is, dat zij eens ge zegd zou hebben: „Hebben jullie dat ouwe wijf nog geen doodklap gegeven? Wat zijn jullie voor kerels. Ik had het wel kunnen doen." De verdachte: Maar zou Ik dan, als vrouw zooiets kunnen doen? De officier: ik geloof van wel. Voorts komt nog aan het licht, dat de vrouw van v, P. een kastje had, waarin zich een dubbele achterwand bevond, waarin het geroofde geld werd bewaard. De verdachte: Dat was een spaarkastje. De officier: O, juist, maar u gebruikte het toch als veilige bergplaats voor het onrechtmatig verkregen geld In zijn requisitoir merkt de officier op, dat voldoende is komen vast te staan, dat de beide vrouwen voordeel hebben getrokken van het door misdrijf verkregen geld, maar dat niet is uitgemaakt, welk aandeel ze in het misdrijf hebben gehad, ofschoon als vaststaand mag wofden aangenomen, dat ze een buitengewoon funesten invloed op hun mannen hebben uitgeoefend. In verband hiermee eischt spr. tegen elk van hen één jaar gevangenisstraf, met verzoek tot onmiddellijke gevangenneming van de verdachten. Tegen dit laatsten verzetten zich de verdedigers in

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1929 | | pagina 14