SchagerCourant
Met tegenwoordige Wegbeheer.
)E R00DE -
VINGERAFDRUK.
Tweede Blad.
Donderdag 21 November 1929
72ste Jaargang. No. 8567
Een uiteenzetting over het tegenwoordige wegbeheer, ge
geven door den heer C. Wijdenes Spaans, Dijkgraaf van
het Hoogheemraadschap Noord hollands Noorderkwartier
in de gister gehouden vergadering te Alkmaar van de Ver-
eeniging tot Ontwikkeling van den Landbouw in Hollands
Noorderkwartier.
In de gister gehouden vergadering van de Ver-
eeniging tot Ontwikkeling van den Landbouw in
Hollands Noorderkwartier (waarvan de lezer el
ders in dit blad het verslag vindt opgenomen) heeft
de heer C. Wijdenes Spaans, Dijfkgraaf van het Hoog
heemraadschap Noordhollands Noorderkwartier de
volgende uiteenzetting gegeven over het' tegenwoor
dige wegbeheer.
Wij laten hieronder deze interessante rede in zijn
geheel volgen:
Mijnheer de Voorzitter!
Geachte Vergadering!
Van Uwen ijverigen secretaris ontving ik het vol
gende schrijven:
„Ik heb de eer U te verzoeken of U op onze ver
gadering van leden op 20 November te Alkmaar
„te houden eene uiteenzetting wilt geven over het
„tegenwoordige wegbeheer en daarbij te wijzen op de
„kosten hiervan van vroeger en nu en Uw oordeel te
„willen zeggen over de wijze waarop volgens U verbe
tering in het wegbeheer is verkrijgen, omdat de te
genwoordige toestand voor den landbouw, die deze
kosten heeft te dragen, onhoudbaar wordt,''
Het is nauwelijks noodig te zeggen, dat ik dit ver
zoek en paar maal ernstig heb gelezen, alvorens r-
op een beslissing te nemen. Het wegenvraagstu.. is
namelijk zóó veelzijdig, dat ik wel geloof te mogen
zeggen, dat niemand het in zijn geheel beheerscht.
Nu geeft dc heer Nobel zelf aan in welke richting
de uiteenzetting gewenscht wordt, gedoeld wordt toch
in het bijzonder op de landbouwbelangen. Dit sluit dus
uit het wegbeheer door Rijk, Provincie en Gemeente,
en heeft blijkbaar uitsluitend het wegbeheer door de
waterschappen op het oog.
Waar ik nu op dit gebied eenige ervaring heb, door
dat ik als dijkgraaf van den Anna Paulownapolder
te maken heb met het beheer over pl.m. 100 KM. weg,
en als dijkgraaf van Noordhollands Noorderkwartier
met het beheer over pl.m. 240 KM. weg ben belast,
idaar meende ik mij niet te mogen onttrekken aan
ihet verzoek om mijne inzichten voor U uiteen te zet
ten omtrent do richting, waarin in het bijzonder het
[wegbeheer voor de waterschappen, zich m.i. behoort
te ontwikkelen ente verbeteren. Want, dat dit
(laatste niet alleen wenschelijk, maar ook noodig-is,
Zal een ieder mij toegeven, die de wegen in deze pro-
fvincie berijdt.
Ik omschreef daarom mijn onderwerp met deze
[Woorden:
„De kosten van het onderhoud van wegen door wa
terschappen voorheen en thans en de middelen tot
,betere regeling daarvan."
Alvorens tot mijn eigenlijk onderwerp over te gaan
m ter inleiding daarvan, wensch ik eerst in vogel
vlucht eenige mededeelingen te doen omtrent de pri
maire en de secundaire wegen-
Wat verstaat men onder primaire wegen?
De wegen, die hoofdverbindingen zullen zijn voor
ioorgaand verkeer van motorrijtuigen en die
voorkomen op de rijkswegen plannen.
De wegen, die op de provinciale wegenplannen voor
komen, noemt men secundaire wegen. Zij zijn óók wel
iens primair genoemd, doch dat werkt mislei-
lend. Ik zal ze secundair noemen. Deze wegen
ijn:
die wegen, welke naast de primaire wegen in de
provincie noodig zijn als verbindingen voor door
gaand verkeer met motorrijtuigen, en
de wegen, die voor het algemeen verkeer eerlang
beteekenis zullen krijgen.
De overige wegen zijn nagenoeg géheel in beheer
>ij waterschappen en gemeenten. Deze worden voor
iet goheele land geschat op pl.m. 15000 K.M. lengte,
foor Noordholland heb ik het aandeel hierin hooreu
■amen op pl.m. 2800 KM.
Ik spreek hier met bedoeling niet van tertiaire
Ivegen, ofschoon men dat woord na primair en secun-
lair allicht zou verwachten Onder tertiaire wegen
och worden, blijkens de memorie van toelichting op
le Wegenbelastingwet verstaan de wegen, dia van
uitsluitend locaal belang zijn. Dat zijn dus: ge
FEUILLETON
Uit het Duitsch van
MATTHIAS BLANK
HOOFDSTUK XIX.
Ik heb mij vergist, ik geloof het niet meer.
Waarom hebt u dien brief dan geschreven?
Ik weet het niet. Het was vreeselijk ondoordacht
Van mij.
Maar het feit blijft bestaan dat uw overleden echt
genoot u mishandeld heeft, dat de verdachte de sporen
daarvan gezien heeft en dat hij daarom rekenschap en
kheiding van hem geeischt heeft, nietwaar?
Ja!
En bij die woordenwisseling heeft h\j uw man dood
geschoten.
Neen!
Het is intusschen ook bekend geworden dat meneer
t»n Matrei een paar jaar geleden, toen hij met u ver
loofd was, in een enkelen nacht een paar duizend Mark
l'f door heeft gebracht. Als Iemand zoo onbeheerscht
k dan is het niet zoo te verwonderen dat hij tot een
dergelijke onverantwoordelijke daad komt. U erkent
kouwens zelf in uw brief dat u begrijpt hoe hij ertoe
gekomen is.
Die brief en altijd door die brief! Ik weet niet
koe ik ertoe ben gekomen om dien brief te schrijven.
De feiten zijn toch dezelfde gebleven; de vinger
afdruk op het schrijfbureau is dien van meneer voa
Matrei.
Ik heb verder niets meer te zeggen.
En ofschoon de commissaris aandrong, kreeg hij niets
Meuws meer te hooren.
U hebt in den brief erkend dat u de verdenking van
hem wilde afleiden en nu probeert u het weer. Maar
ö*t ls volkomen doelloos, uw brief is geen sterk bewijs
meentewegen, die van uitsluitend of nagenoeg uitslui
tend belang zijn voor de gemeenten; in hoofdzaak dus
die, welke binnen dc bebouwde kommen der gemeen
te liggen; waterschapswegen, die uitsluitend of nage
noeg uitsluitend van belang zijn voor den landbouw.
In mijn verder betoog heb ik die soort wegen dus
niet op het oog. Immers gemeenten en waterschappen
mogen er geen bezwaar tegen maken, dat zij belast
zijn met het onderhoud van wegen, welke niet noe
menswaardig het algemeen belang dienen en juist be
stemd zijn om dit in het bijzonder belang van eene
bepaalde omgeving te doen.
Ik behandel verder in het bijzonder die wegen,
welke een secundair karakter dragen, doch niet
op de provinciale wegenplannen zijn geplaatst.
Ik mag veronderstellen, dat in groote trekken be
kend is, hoe de provinciale wegenplannen tot stand
zijn gekomen. Door den Minister is n.1. bepaald, voor
elke provincie, het aantal K.M. weg, dat op het pro
vinciaal wegenplan mag worden gebracht. Dit aantal
werd oorspronkelijk voor Noordholland bepaald op
511, doch is later vastgesteld op 539 K.M. Dit wil ech
ter allerminst zeggen, dat er in Noordholland niet
meer K.M. secundaire weg zijn. Er zijn er veel meer,
hetgeen ook door Gedeputeerde Staten wordt erkend,
want er waren aanvankelijk veel meer kilometers
weg als secundair uitgetrokken, maar die meerdere
zijn toen van de lijst geschrapt moeten worden.
Intusschen heeft men zich te houden aan het we
genplan en het gevolg is, dat alleen die beheerders,
wier wegen geheel of ten deele op het plan voorko
men, voor eene uitkeering uit de wegenbelasting in
aanmelding komen.
Die uitkeering is voor het eerst over 1927 toege
kend.
Ik heb hier voor mij het provinciaal blad no. 60 van
1929, waaruit blijkt, dat aan 43 beheerders in deze
provincie een totaal-bedrag van f 189.200.uit de op
brengst dier belasting is betaald; de provincie zelve
is hieronder niet begrepen. Hoeveel deze heeft gekre
gen, blijkt niet uit het provinciaal blad, maar ik
vermoed dat het over 1927 pl.m f500.000.bedroeg en
voor 1930 f 600.000.zal zijn, terwijl op de begrooting
van het Wegenfonds, dienst 1930 een bedrag van
f500.000.is uitgetrokken voor fundeering en behar-
ding van primaire (zeg secundaire) wegen, dezer pro
vincie alzoo f 100.000.— minder dan in ontvangst ver
wacht wordt.
Trouwens, er blijkt meer niet uit, en daarom heeft
Noordhollands Noorderkwartier, en heeft ook het be
stuur der Verecniging van Noordhollandsche Water
schappen zich tot Gedeputeerde Staten gewend, met
verzoek om met het oog op de aan de wegbeheerders
toevertrouwde belangen voor het vervolg over meer
gegevens te mogen beschikken, opdat kan wórden fia-
gegaan of de wegbeheerders inderdaad krijgen waar
zij recht op hebben dan wel of er voor hen aanlei
ding bestaat bij den Kroon in beroep te komen.
Het antwoord, dat Gedeputeerde Staten hierop heb
ben gegeven, is niet afdoende. Mot het oog op de on
derscheidene gevallen, zoo schreven zij, moest met
zoovele verschillende elementen rekening worden ge
houden, dat het practisch ondoenlijk was van elk ge
val tekst en uitleg te geven.
Intusschen deelden Gedeputeerde Staten mede, dat
met toepassing van de schaal, voorkomende in art
2 der Wegcnbelastingverordening, de totale bereken
de lengte van de op de wegenlijst 1927 voorkomende
wegen 727 KM. bedroeg, en dat de door de onder
houdsplichtigen verstrekte uitgaven omtrent weg-
lengte en bestede kosten in het algemeen zijn aange
houden. In die 727 berekende K.M. zitten die van de
Provincie. Het aantal is niet bekend, doch vrij zeker
wel groot in verhouding tot het geheel.
Waren alleen de gemiddelde onderhoudskosten van
het gehecle wegennet hekend zooals bij de Scher-
meer dan werd daarvan in het voordeel van den
belanghebbende afgeweken. Bij verschillende onder
houdsplichtigen werd in aanmerking genomen, dat in
1929 of in vorige jaren aan verschillende wegvakken
werkzaamheden zijn uitgevoerd van zoodanig ingrij
penden aard, dat daarvoor geleend had kunnen wor
den, zoodat de zeer groote bedragen, welke somtijds
in één jaar zijn uitgegeven, over meer jaren zijn
tegen hem, maar toch een erkenning. Het bewijs waar
tegen niets in te brengen is. is de vingerafdruk.
Deze woorden bleven in Kitty's hoofd hameren nadat
de commissaris heengegaan was.
Ze ging aan het raam zitten en met de handen in den
schoot gevouwen keek ze naar buiten, naar den tuin,
die steeds meer in voorjaarspracht begon te prijken. Het
bewijs waartegen niets was in te brengen was, de vin
gerafdruk? Steeds moest zij daaraan denken dat zij het
was geweest die de autoriteiten op dit spoor had ge
bracht.
Zij wist het; alles sprak tegen hem, maar hot was
om harentwil gebeurd. Zij geloofde niet aan moord aan
een tevoren overlegd plan. In zijn opgewondenheid
had Bobbie zich laten meeslepen!
Vermoeid stond zij op en liep langzaam de kamer
door. Haar kamermeisje klopte en bracht haar een
kaartje, Kitty keek er vluchtig naar.
Toen ze den naam gelezen had, wees baar uiterlijk
erop, dat haar belangstelling was gewekt en ze zei het
meisje de bezoekster onmiddelijk binnen te laten.
Kitty liep onrustig door de kamer op en neer.
Toen kwam Else von Matrei binnen; in het fijne,
blanke gezicht met de groote bruine oogen was een
ernstige vastbesloten uitdrukking; de mond met de
mooi-gevormde lippen die anders altijd lachten, stonden
strak, om de donkere oogen lagen donkere schadu
wen. Kitty ging op haar toe.
Bent u het! O. ik weet waarom u gekomen bent.
Kunt u mij vergeven wat ik gedaan heb?
Kitty stak aarzelend de hand uit, alsof zij bang was
dat deze geweigerd zou worden.
We zullen niet meer denken aan wat gebeurd is,
alleen hoe we hem kunnen redden,
Redden! Ik wilde dat ik het kon! Maar wat zou ik
moeten doen? Weet U alles? U hebt mij veel te ver
geven.
Deze eerlijke bekentenis deed Else vergeten dat zij met
innerlijken wrok hierheen gekomen was. Ze greep de
uitgestoken hand.
Ik heb u niets te vergeven.
Zeker hebt u dat! Maar het was mijn verlangen
om hem te helpen. Ik heb altijd van hem gehouden;
zelfs toen lk hem van mij afgestooten heb en daardoor
heb ik genoeg geleden! Ik was het, die zonder het te
weten, de politie op zijn spoor gebracht heb, door over
die vingerafdrukken bij Heinecke te praten. En toen
verdeeld en dus ooft voor volgende jaren bij het be-
palen van de uitkeering zullen medetellen.
Het beginsel dat bij deze uitkeering voorzit is, dat
het bedrag, dat tot dusverre onder, als normaal aan
genomen omstandigheden, aan den weg is bestee.1,
ten laste van de wegbeheerders blijft, doch dat het
meerdere wordt gedekt door de uitkeering uit de be
lasting, voor zooverre althans de middelen dit toe
laten.
Daarbij wordt dus een afschrijvingstermijn vast
gesteld voor de verschillende verbeteringen aan de
wegen, zoodat de kosten daarvan over een zeker aan
tal jaren kunnen worden verdeeld; dit is ongetwij
feld in het belang van de wegbeheerders. IIoo groot
de annuiteit is weet men echtei niet en dat. is toch
iets waarop men aanspraak kan maken dit te we
ten.
Wordt aan een weg over een jaar minder dan 4
600 gulden per K.M. voor onderhoud besteed, dan
komt zoo'n weg in dat jaar voor een uitkeering uit
de wegenbelasting niet in aanmerking. Althans
wanneer het een weg van een anderen wegbe-
heerder dan de provincie is. Een provin
ciale weg, die minder dan 4 a 600 gulden per K.M.
kost, deelt wel mede; de redelijkheid is hier m.i.
zoek en het gaat niet aan te zeggen, dat de provin
cie. reeds zooveel voor de. wegen doet, en dus dat
de provincie dit voordeeltje wel mag hebben.
Zeker, wij mogen gorust erkennen dat Noordhol
land zich offers getroost voor zijn wegennet. Maar
welke onderhoudsplichtige van wegen doet dat niet?
Het is de kwestie worden de offers gemakkelijk
gebracht of niet en zijn deze billijk?
De Provincie heeft in 1926 een Wegenfonds ge
sticht en daarin als eerste bijdrage f2.250.000.— ge
stort uit den dienst 1925; jaarlijks wordt uit de ge
wone middelen f750.000.in het fonds gestort, ter
wijl het nog versterkt wordt door een deel der op
brengst van de Wegenbelasting, welk deel op de
begrooting voor het Wegenfonds voor 1930 op
f 400.000.— is geraamd; (in het geheel komt der pro
vincie f600.000.— uit de wegenbelasting ten goede
van een totale rijksuitkeering groot f800.000.—).
Het Provinciaal Wegenfonds is thans f7.000.000
groot, zonder dat de vorming hiervan op de gewone
provinciale middelen heeft gedrukt.
Ik aarzel niet hier te verklaren, dat de provincie
er met haar geldmiddelen zeer gunstig voorstaat.
Het algemeen verslag der afd. omtryent de begroo
ting 1930 spreekt dat ook duidelijk uit.
Wat de heffing van opcenten betreft, deze kunnen
niet drukkend worden genoemd; 20 op gebouwd, 20
op ongebouwd cn 20 op personeel is nog ver beneden
het maximum dat de wet toelaat; 5 op de rijksinkom
stenbelasting, 5 op de vermogensbelasting eveneens.
Aan uitkeeringen uit de bedrijven behoeft niet te
worden gedacht.
In de Najaarszitting van 1923 werd ingesteld een
Fonds tot gedeeltelijke reserveering van batige saldi,
en uit den dienst van 1921 werd reeds aanstonds 4
millioen in dat potje gestort
Nadat er voor 1929 f 400.000.— uit werd geput,
wordt op de begrooting voor 1930 weder gerekend
op een storting van f300.000.—, zoodat het fonds dan
f 3.900.000.bedraagt.
Ondertusschen was in 1927 besloten om in het
Wegenfonds nog eens een extra-storting van één
millioen gulden te doen.
Waarlijk, als er een provincie is, dan is Noord
holland in staat het wegenvraagstuk voor de kleine
beheerders op afdoende wijze op te lossen; en dan
kan ik niet verzwijgen, dat een uitkeering niet
uit de provinciale fondsen, maar uit de opbrengst
der Wegenbelasting van f63.350.aan achttien
cgbeheerende waterschappen nog een pover figuur
maakt. Dan mogen wij zeggen het is iets, maar wij
laten er oogenblikkelijk en vastberaden op volgen:
maar op lange na niet genoeg.
Wij hebben aanspraak op meerderen en veel
krachtiger steun.
Want al moeten wij ons nederleggen bij het feit,
dg't.voor Noordholland niet meer dan 539 K.M. weg
vobf plaatsing bp het provinciale wegenplan'in aan
merking komen, dan wil dat nog niet zeggen, dat
wij er in hebben te berusten dat de overige wegen
geen cent uit de opbrengst der Wegenbelas
ting ontvangen en daarvoor ook op andere wijze
niets beschikbaar wordt gesteld.
D i t wordt verdedigd op dezen grond, dat deze
wegen door uitnemende primaire en secundaire we
gen worden ontlast van het verkeer der motorrij
tuigen, omdat deze bij het rijden de goede wegen
boven de slechte of minder goede verkiezen, daar
de bestuurders veel liever een omweg maken om
over een goeden weg te kunnen rijden dan een
slechten weg te nemen, die korter is,
Op indirecte wijze zouden zij dus een uitkeering
uit de Wegenbelasting genieten.
Deze theorie gaat m.i. niet op. Het is natuurlijk
juist, dat een automobilist liever een goede weg
neemt dan een slechte, maar met die verdediging
is men niet waar men wezen wil: t.w. goed te pra
ten dat talrijke wegbeheerders geen bijdragen ge
nieten; goed te praten, dat de tallooze vrachtwa
gens en andere automobielen die van hunne wegen
gebruik móeten maken voor en aleer zij op de se
cundaire of primaire wegen komen, die wegen niet
zouden beschadigen en de onderhoudsplichtigen
daarvan geen zwaardere lasten zouden ondervinden.
Bovendien het is een algemeen belang, dat de we
gen wel goed en niet slecht zijn.
En waar een en ander dan ook niet goed te pra
lk mij daarvan bewust werd, probeerde ik hem te waar
schuwen en te bewegen om te vluchten. Maar die brief
ls noodlottig voor hem geworden en ik heb er Juist
het tegendeel mee bereikt van wat ik wilde.
De beide handen van Kitty hielden die van Else von
Matrei omklemd.
Wat de liefde doet, vergeeft de liefde, terwille van
de liefde, zei het jonge meisje eenvoudig.
Als ik hem zou kunnen helpen, dan zou ik het ge
voel hebben dat lk weer iets goedmaakte, maar hoe
zou ik het moeten doen? vroeg Kitty.
Begint u met mij alles te vertellen, alles! Ik moet
alles wat er gebeurd is, precies weten.
Ik zal u alles vertellen, wat ik weet, niets zal lk
verzwijgen.
Toen ging Else von Matrein In de vensternis van den
salon zitten; Kitty Langenbach zette zich op een lagen
stoel en deed haar verbaal, van het begin af, van haar
moeilijke huistelijke omstandigheden hoe ze Bobbie had
leeren kennen, hoe ze gehoord had dat hij in het garni
zoen een heeleboel geld verspeeld had den dag na haar
verloving, hoe ze daarom het engagement verbroken
had en hoe zij toegestemd had Langenbach's vrouw te
worden. Niets verzweeg zij, ook niet hoe ongelukkig zij
al die jaren geweest was. Daarna vertelde zij hoe Bobbie
von Matrei haar op den Ziegelberg aangetroffen had,
van hun ontmoeting in het huis van Martin Heinecke,
van wat haar man toen van haar verlangd had en hoe
hij haar met geweld had willen dwingen.
Dat zij Bobbie geschreven had, dat hij geantwoo-d
had, met haar man te zullen spreken en hoe toen dat
vreeselijke gebeurd was. En ten slotte deelde ze Else
von Matrei mee hoe ze den commissaris attent had
gemaakt op de vingerafdrukken die dien avond bi]
Heinecke gemaakt waren en wat zij aan Bobbie
geschreven had.
Het duurde een heelen tijd voor zij klaar was. Else
had met de grootste aandacht geluisterd en haar geen
enkele maal in de rede gevallen.
Nu weet u alles, zei Kitty tenslotte, nu heb ik
u een blik in mijn hart gegund en nu veroordeelt u
mij zeker?
Neen! Ik zie hoe u hem hebt willen helpen en
lk zie ook uw vreeselijke vergissing.
Mijn vergissing?
Ja! U gelooft dat hij in lichtzinlgheid en onbe
dachtzaamheid den moord gepleegd heeft.
ten valt, daar eischt het recht, de billijkheid, dat er
flink wordt ingegrepen om aan den tegenwooidigcn
toestand een einde te maken.
Wat is tot dusverre daarvoor gedaan en met welk
resultaat?
In de eerste plaats kijken wij daarvoor naar de
Motor- en Rijwielwet en dan zien wij dat de wegen
zijn verdeeld in le, 2e en 3e klasse cn de wetge
ver regelend is opgetreden t.a.v. het gewicht der
motorrijtuigen, die op die wegen kunnen worden
tcgelaten Wij kennen allen de rechthoekige pla
ten roet de oranje, witte en blauwe vakken op do
auto's en de borden die de klassificatic der wegen
aangeven.
Is een motorrijtuig te zwaar voor een derde klasse
weg, dan is over het blauwe vak van de plaat een
kruis getrokken; is de snelheid onbeperkt, dan zijn
de vakken niet ingevuld; is zij beperkt, dan treft
men daarin of het getal 30, 20 of 12 aan.
Op deze wijze worden de derde klasse wegen al
thans ecnigszins voor vernieling bewaard.
Eerste klas wegen hebben wij in Noordholland
boven het IJ niet; de rijksweg van Den Helder naar
Haarlem is een tweede klasse weg.
Overigens zijn er in dit deel van Noordholland
geen andere tweede klasse wegen. Gedeputeerde
Staten hebben alle wegen tot derde klasse wa
gen gestempeld. Met een enkel voorbehoud.
Want wat minder bekend is. is dit, dat Gedepu
teerde Staten ook gebruik hebben gemankt van
hunne bevoegdheid om bepaalde deelen der provin
cie gesloten te verklaren voor motorrijtuigen met
een wielbelasting grooter dan 1200 K.G. en voor alle
aanhangwagens.
Dit is geschied bij Prov. Blad no. 179 van 1927?
daarbij zijn bepaalde gedeelten van het Noorder
kwartier, t.w. Waterland, de polder Oosr-
zaan, de Eilandspolder, de Eng e-W o r-
mer, de polder Katwoude, de Zu i d p o 1-
d e r, bonevens de weg, genaamd „de Middel" in de
gemeente Westzaan gesloten verklaard voor hot
verkeer van auto's met een wielbelasting zwaarder
dan 1200 K.G. en voor alle aanhangwagens.
Voorts heeft de wetgever voor den beheerder van
een weg de gelegenheid geopend gedurende een
door hem te bepalen tijdvak dat de weg tengevolge
van opdooi, overstroomingen of anderzins in door
weekten toestand verkeert, te verbieden, dat over
dien weg met een motorrijtuig wordt gereden, waar
van de grootste wielbelasting meer dan 600 K.G.
bedraagt, of met een motorrijtuig met aanhang
wagen.
Gelijke bevoegdheid heeft de beheerder van een
waterkeerenden dijk, waarop een weg ligt, geduren
de den tijd dat het rijverkeer voor de instandhou
ding van den op den dijk gelegen weg gevaar kan
opleveren.
Hiervan moet echter kennis worden gegeven aan
den Commissaris der Koningin.
Voorts bevatten de Motorwet en het Motorregie-*
ment nog tal van bepalingen, die de strekking hebben
schade af te weren en die ik verder zal laten rus
ten, omdat die de oplossing van het Wegenvraag
stuk niet naderbij brengen.
Deze oplossing moet positief, niet negatief
zijn.
Dat doet ook niet eene beschikking van den Mi
nister van Waterstaat, welke onlangs bekend is ge
maakt cn die ik hier toch nog even wil memoreerctl
Het doet zich n.1. herhaaldelijk voor dat, wanneer
een rijksweg wordt hersteld het zwaar verkeer tij
delijk over een weg moet plaats vinden, die voor
dat zwaar verkeer is gesloten. Jn zulk een geval en
ook onder andere omstandigheden de wet houdt
dienaangaande geene beperkende bepalingen in
kan door Gedeputeerde Staten ontheffing worden
verleend van het verbod om over dien weg te rijden,
mear Gedeputeerde Staten zijn niet gehouden over
liet verleenen van een dergelijke ontheffing het ad
vies van den wegbeheerder te vragen
Zoo is mij een geval bekend ,dat de beheerder
zijnde .een waterschap den chauffeur v u» een
zware autobus wilde beletten over zijn weg te rijden,
coch déze bleek in het bezit te zijn van een door-
Gedeputeerde Staten verleende ontheffing; dei
wegbeheerder was hiervan in het geheel geen ken
nis gegeven Hij moest den chauffeur zijn gang laten
gaan
Dit is een toestand die niet mag voortduren, en
de wegbeheerders hebben zonder twijfel alle vocht
om over dergelijke ontheffingen vooraf te worden
gehoord.
Een stap in de goede richting is intusschen orw
langs door den Minister van Waterstaat gedaan,
toen hij bepaalde, dat in zulke gevallen de wegbe
heerder naar billijkheid aanspraak kan maken op
een tegemoetkoming in de schade die het gevolg is
van de tijdelijke afsluiting van een Rijksweg dooit
verbeteringswerken.
Een dergelijke vergoeding zal echter steeds dooi*
de belanghebbenden gevraagd moeten worden.
Het is mij bekend, dat een wegbeheerder in deze
provincie reeds vóór deze ministeriecle beschikking
aan eene gemeente de schade heeft vergoed welke
geleden werd doordat het zwaar vervoer ook over
hare wegen moest worden geleid, toen het verkoop
over eigen weg gedurende vrij langen tijd moest wor
den belet.
Verwacht mag worden, dat dc Provincie ook aldivï
zal handelen, wanneer zij in dc toekomst voor der
gelijke gevallen zal komen te staan.
Dit is iets, maar bij lange na niet voldoende,
In een hevige opwinding!
Het is een groote fout van u om aan hem te twij
felen zooals u vroeger aan hem getwijfeld hebt. Neen,
hij heeft het niet gedaan, noch in onbedachtzaamheid
noch in opwinding. Hij heeft me gezegd dat hij on
schuldig ls en lk geloof hem op zijn woord.
Niet... gedaan?
Kitty keek haar met groote oogen aan; toen begreep
zij opeens dit groote geloof, dit onvoorwaardelijke ver
trouwen.
Nu begrijp ik het. Neen... neen... hij heeft het niet
gedaan. Ik zie aan u. dat hij het niet gedaan heeft. En
ik heb aan hem getwijfeld! U had vertrouwen in hem
en Ik... ik... die van hem houd, heb getwijfeld. Wat
zult u mij toch zwak vinden!
Neen! U bent zoo geworden door uw moeilijk leven.
Maar hij is mijn broer en ik ken hem. Bobbie is geen
moordenaar.
Ja, met onwrikbaar vertrouwen voor oogen kan lk
het ook gelooven! Hij heeft het niet gedaan! O, wat heb
ik nu een gevoel van opluchting; het is alsof er een
looden last van mij is afgevallen.
Ik heb het geloof gevonden. Hoe moet ik u bedanken?
Door mij te helpen!
Als ik het kan. dolgraag. Maar ziet u een weg?
Ik weet nog niet precies hoe. De vraag ls welk feit
het meest in zijn nadeel wordt gelegd. Ik voor mij
geloof dat het die duimafdruk is.
Kitty sprong op.
Dat zegt de commissaris ook, zei ze opgewonden.
Ja... dus we moeten daartegen den strijd opnemen.
Else van Matrei staarde een poosje voor zich uit, toen
zei ze peinzend, met fluisterende stem:
Als hij den moord niet gepleegd heeft en dat
heeft hij niet hoe kan er dan een bloedige duimafdruk
van hem achtergebleven zijn? Dat is het raadsel dat
me voortdurend bezig houdt! Een vingerafdruk van hem
kan er toch niet gekomen zijn zonder dat hij het wist.
En hij weet er niets van. Je zou je gaan afvragen of
het wel een vingerafdruk ls!
Weer staarde ze voor zich uit en toen ging ze op
denzelfden fluistertoon voort:
Dat is het raadsel dat we moeten oplossen!
Wordt vervolgd.