SchagerCourant Met tegenwoordige Wegbeheer. )E R00DE - VINGERAFDRUK. Tweede Blad. Donderdag 21 November 1929 72ste Jaargang. No. 8567 Een uiteenzetting over het tegenwoordige wegbeheer, ge geven door den heer C. Wijdenes Spaans, Dijkgraaf van het Hoogheemraadschap Noord hollands Noorderkwartier in de gister gehouden vergadering te Alkmaar van de Ver- eeniging tot Ontwikkeling van den Landbouw in Hollands Noorderkwartier. In de gister gehouden vergadering van de Ver- eeniging tot Ontwikkeling van den Landbouw in Hollands Noorderkwartier (waarvan de lezer el ders in dit blad het verslag vindt opgenomen) heeft de heer C. Wijdenes Spaans, Dijfkgraaf van het Hoog heemraadschap Noordhollands Noorderkwartier de volgende uiteenzetting gegeven over het' tegenwoor dige wegbeheer. Wij laten hieronder deze interessante rede in zijn geheel volgen: Mijnheer de Voorzitter! Geachte Vergadering! Van Uwen ijverigen secretaris ontving ik het vol gende schrijven: „Ik heb de eer U te verzoeken of U op onze ver gadering van leden op 20 November te Alkmaar „te houden eene uiteenzetting wilt geven over het „tegenwoordige wegbeheer en daarbij te wijzen op de „kosten hiervan van vroeger en nu en Uw oordeel te „willen zeggen over de wijze waarop volgens U verbe tering in het wegbeheer is verkrijgen, omdat de te genwoordige toestand voor den landbouw, die deze kosten heeft te dragen, onhoudbaar wordt,'' Het is nauwelijks noodig te zeggen, dat ik dit ver zoek en paar maal ernstig heb gelezen, alvorens r- op een beslissing te nemen. Het wegenvraagstu.. is namelijk zóó veelzijdig, dat ik wel geloof te mogen zeggen, dat niemand het in zijn geheel beheerscht. Nu geeft dc heer Nobel zelf aan in welke richting de uiteenzetting gewenscht wordt, gedoeld wordt toch in het bijzonder op de landbouwbelangen. Dit sluit dus uit het wegbeheer door Rijk, Provincie en Gemeente, en heeft blijkbaar uitsluitend het wegbeheer door de waterschappen op het oog. Waar ik nu op dit gebied eenige ervaring heb, door dat ik als dijkgraaf van den Anna Paulownapolder te maken heb met het beheer over pl.m. 100 KM. weg, en als dijkgraaf van Noordhollands Noorderkwartier met het beheer over pl.m. 240 KM. weg ben belast, idaar meende ik mij niet te mogen onttrekken aan ihet verzoek om mijne inzichten voor U uiteen te zet ten omtrent do richting, waarin in het bijzonder het [wegbeheer voor de waterschappen, zich m.i. behoort te ontwikkelen ente verbeteren. Want, dat dit (laatste niet alleen wenschelijk, maar ook noodig-is, Zal een ieder mij toegeven, die de wegen in deze pro- fvincie berijdt. Ik omschreef daarom mijn onderwerp met deze [Woorden: „De kosten van het onderhoud van wegen door wa terschappen voorheen en thans en de middelen tot ,betere regeling daarvan." Alvorens tot mijn eigenlijk onderwerp over te gaan m ter inleiding daarvan, wensch ik eerst in vogel vlucht eenige mededeelingen te doen omtrent de pri maire en de secundaire wegen- Wat verstaat men onder primaire wegen? De wegen, die hoofdverbindingen zullen zijn voor ioorgaand verkeer van motorrijtuigen en die voorkomen op de rijkswegen plannen. De wegen, die op de provinciale wegenplannen voor komen, noemt men secundaire wegen. Zij zijn óók wel iens primair genoemd, doch dat werkt mislei- lend. Ik zal ze secundair noemen. Deze wegen ijn: die wegen, welke naast de primaire wegen in de provincie noodig zijn als verbindingen voor door gaand verkeer met motorrijtuigen, en de wegen, die voor het algemeen verkeer eerlang beteekenis zullen krijgen. De overige wegen zijn nagenoeg géheel in beheer >ij waterschappen en gemeenten. Deze worden voor iet goheele land geschat op pl.m. 15000 K.M. lengte, foor Noordholland heb ik het aandeel hierin hooreu ■amen op pl.m. 2800 KM. Ik spreek hier met bedoeling niet van tertiaire Ivegen, ofschoon men dat woord na primair en secun- lair allicht zou verwachten Onder tertiaire wegen och worden, blijkens de memorie van toelichting op le Wegenbelastingwet verstaan de wegen, dia van uitsluitend locaal belang zijn. Dat zijn dus: ge FEUILLETON Uit het Duitsch van MATTHIAS BLANK HOOFDSTUK XIX. Ik heb mij vergist, ik geloof het niet meer. Waarom hebt u dien brief dan geschreven? Ik weet het niet. Het was vreeselijk ondoordacht Van mij. Maar het feit blijft bestaan dat uw overleden echt genoot u mishandeld heeft, dat de verdachte de sporen daarvan gezien heeft en dat hij daarom rekenschap en kheiding van hem geeischt heeft, nietwaar? Ja! En bij die woordenwisseling heeft h\j uw man dood geschoten. Neen! Het is intusschen ook bekend geworden dat meneer t»n Matrei een paar jaar geleden, toen hij met u ver loofd was, in een enkelen nacht een paar duizend Mark l'f door heeft gebracht. Als Iemand zoo onbeheerscht k dan is het niet zoo te verwonderen dat hij tot een dergelijke onverantwoordelijke daad komt. U erkent kouwens zelf in uw brief dat u begrijpt hoe hij ertoe gekomen is. Die brief en altijd door die brief! Ik weet niet koe ik ertoe ben gekomen om dien brief te schrijven. De feiten zijn toch dezelfde gebleven; de vinger afdruk op het schrijfbureau is dien van meneer voa Matrei. Ik heb verder niets meer te zeggen. En ofschoon de commissaris aandrong, kreeg hij niets Meuws meer te hooren. U hebt in den brief erkend dat u de verdenking van hem wilde afleiden en nu probeert u het weer. Maar ö*t ls volkomen doelloos, uw brief is geen sterk bewijs meentewegen, die van uitsluitend of nagenoeg uitslui tend belang zijn voor de gemeenten; in hoofdzaak dus die, welke binnen dc bebouwde kommen der gemeen te liggen; waterschapswegen, die uitsluitend of nage noeg uitsluitend van belang zijn voor den landbouw. In mijn verder betoog heb ik die soort wegen dus niet op het oog. Immers gemeenten en waterschappen mogen er geen bezwaar tegen maken, dat zij belast zijn met het onderhoud van wegen, welke niet noe menswaardig het algemeen belang dienen en juist be stemd zijn om dit in het bijzonder belang van eene bepaalde omgeving te doen. Ik behandel verder in het bijzonder die wegen, welke een secundair karakter dragen, doch niet op de provinciale wegenplannen zijn geplaatst. Ik mag veronderstellen, dat in groote trekken be kend is, hoe de provinciale wegenplannen tot stand zijn gekomen. Door den Minister is n.1. bepaald, voor elke provincie, het aantal K.M. weg, dat op het pro vinciaal wegenplan mag worden gebracht. Dit aantal werd oorspronkelijk voor Noordholland bepaald op 511, doch is later vastgesteld op 539 K.M. Dit wil ech ter allerminst zeggen, dat er in Noordholland niet meer K.M. secundaire weg zijn. Er zijn er veel meer, hetgeen ook door Gedeputeerde Staten wordt erkend, want er waren aanvankelijk veel meer kilometers weg als secundair uitgetrokken, maar die meerdere zijn toen van de lijst geschrapt moeten worden. Intusschen heeft men zich te houden aan het we genplan en het gevolg is, dat alleen die beheerders, wier wegen geheel of ten deele op het plan voorko men, voor eene uitkeering uit de wegenbelasting in aanmelding komen. Die uitkeering is voor het eerst over 1927 toege kend. Ik heb hier voor mij het provinciaal blad no. 60 van 1929, waaruit blijkt, dat aan 43 beheerders in deze provincie een totaal-bedrag van f 189.200.uit de op brengst dier belasting is betaald; de provincie zelve is hieronder niet begrepen. Hoeveel deze heeft gekre gen, blijkt niet uit het provinciaal blad, maar ik vermoed dat het over 1927 pl.m f500.000.bedroeg en voor 1930 f 600.000.zal zijn, terwijl op de begrooting van het Wegenfonds, dienst 1930 een bedrag van f500.000.is uitgetrokken voor fundeering en behar- ding van primaire (zeg secundaire) wegen, dezer pro vincie alzoo f 100.000.— minder dan in ontvangst ver wacht wordt. Trouwens, er blijkt meer niet uit, en daarom heeft Noordhollands Noorderkwartier, en heeft ook het be stuur der Verecniging van Noordhollandsche Water schappen zich tot Gedeputeerde Staten gewend, met verzoek om met het oog op de aan de wegbeheerders toevertrouwde belangen voor het vervolg over meer gegevens te mogen beschikken, opdat kan wórden fia- gegaan of de wegbeheerders inderdaad krijgen waar zij recht op hebben dan wel of er voor hen aanlei ding bestaat bij den Kroon in beroep te komen. Het antwoord, dat Gedeputeerde Staten hierop heb ben gegeven, is niet afdoende. Mot het oog op de on derscheidene gevallen, zoo schreven zij, moest met zoovele verschillende elementen rekening worden ge houden, dat het practisch ondoenlijk was van elk ge val tekst en uitleg te geven. Intusschen deelden Gedeputeerde Staten mede, dat met toepassing van de schaal, voorkomende in art 2 der Wegcnbelastingverordening, de totale bereken de lengte van de op de wegenlijst 1927 voorkomende wegen 727 KM. bedroeg, en dat de door de onder houdsplichtigen verstrekte uitgaven omtrent weg- lengte en bestede kosten in het algemeen zijn aange houden. In die 727 berekende K.M. zitten die van de Provincie. Het aantal is niet bekend, doch vrij zeker wel groot in verhouding tot het geheel. Waren alleen de gemiddelde onderhoudskosten van het gehecle wegennet hekend zooals bij de Scher- meer dan werd daarvan in het voordeel van den belanghebbende afgeweken. Bij verschillende onder houdsplichtigen werd in aanmerking genomen, dat in 1929 of in vorige jaren aan verschillende wegvakken werkzaamheden zijn uitgevoerd van zoodanig ingrij penden aard, dat daarvoor geleend had kunnen wor den, zoodat de zeer groote bedragen, welke somtijds in één jaar zijn uitgegeven, over meer jaren zijn tegen hem, maar toch een erkenning. Het bewijs waar tegen niets in te brengen is. is de vingerafdruk. Deze woorden bleven in Kitty's hoofd hameren nadat de commissaris heengegaan was. Ze ging aan het raam zitten en met de handen in den schoot gevouwen keek ze naar buiten, naar den tuin, die steeds meer in voorjaarspracht begon te prijken. Het bewijs waartegen niets was in te brengen was, de vin gerafdruk? Steeds moest zij daaraan denken dat zij het was geweest die de autoriteiten op dit spoor had ge bracht. Zij wist het; alles sprak tegen hem, maar hot was om harentwil gebeurd. Zij geloofde niet aan moord aan een tevoren overlegd plan. In zijn opgewondenheid had Bobbie zich laten meeslepen! Vermoeid stond zij op en liep langzaam de kamer door. Haar kamermeisje klopte en bracht haar een kaartje, Kitty keek er vluchtig naar. Toen ze den naam gelezen had, wees baar uiterlijk erop, dat haar belangstelling was gewekt en ze zei het meisje de bezoekster onmiddelijk binnen te laten. Kitty liep onrustig door de kamer op en neer. Toen kwam Else von Matrei binnen; in het fijne, blanke gezicht met de groote bruine oogen was een ernstige vastbesloten uitdrukking; de mond met de mooi-gevormde lippen die anders altijd lachten, stonden strak, om de donkere oogen lagen donkere schadu wen. Kitty ging op haar toe. Bent u het! O. ik weet waarom u gekomen bent. Kunt u mij vergeven wat ik gedaan heb? Kitty stak aarzelend de hand uit, alsof zij bang was dat deze geweigerd zou worden. We zullen niet meer denken aan wat gebeurd is, alleen hoe we hem kunnen redden, Redden! Ik wilde dat ik het kon! Maar wat zou ik moeten doen? Weet U alles? U hebt mij veel te ver geven. Deze eerlijke bekentenis deed Else vergeten dat zij met innerlijken wrok hierheen gekomen was. Ze greep de uitgestoken hand. Ik heb u niets te vergeven. Zeker hebt u dat! Maar het was mijn verlangen om hem te helpen. Ik heb altijd van hem gehouden; zelfs toen lk hem van mij afgestooten heb en daardoor heb ik genoeg geleden! Ik was het, die zonder het te weten, de politie op zijn spoor gebracht heb, door over die vingerafdrukken bij Heinecke te praten. En toen verdeeld en dus ooft voor volgende jaren bij het be- palen van de uitkeering zullen medetellen. Het beginsel dat bij deze uitkeering voorzit is, dat het bedrag, dat tot dusverre onder, als normaal aan genomen omstandigheden, aan den weg is bestee.1, ten laste van de wegbeheerders blijft, doch dat het meerdere wordt gedekt door de uitkeering uit de be lasting, voor zooverre althans de middelen dit toe laten. Daarbij wordt dus een afschrijvingstermijn vast gesteld voor de verschillende verbeteringen aan de wegen, zoodat de kosten daarvan over een zeker aan tal jaren kunnen worden verdeeld; dit is ongetwij feld in het belang van de wegbeheerders. IIoo groot de annuiteit is weet men echtei niet en dat. is toch iets waarop men aanspraak kan maken dit te we ten. Wordt aan een weg over een jaar minder dan 4 600 gulden per K.M. voor onderhoud besteed, dan komt zoo'n weg in dat jaar voor een uitkeering uit de wegenbelasting niet in aanmerking. Althans wanneer het een weg van een anderen wegbe- heerder dan de provincie is. Een provin ciale weg, die minder dan 4 a 600 gulden per K.M. kost, deelt wel mede; de redelijkheid is hier m.i. zoek en het gaat niet aan te zeggen, dat de provin cie. reeds zooveel voor de. wegen doet, en dus dat de provincie dit voordeeltje wel mag hebben. Zeker, wij mogen gorust erkennen dat Noordhol land zich offers getroost voor zijn wegennet. Maar welke onderhoudsplichtige van wegen doet dat niet? Het is de kwestie worden de offers gemakkelijk gebracht of niet en zijn deze billijk? De Provincie heeft in 1926 een Wegenfonds ge sticht en daarin als eerste bijdrage f2.250.000.— ge stort uit den dienst 1925; jaarlijks wordt uit de ge wone middelen f750.000.in het fonds gestort, ter wijl het nog versterkt wordt door een deel der op brengst van de Wegenbelasting, welk deel op de begrooting voor het Wegenfonds voor 1930 op f 400.000.— is geraamd; (in het geheel komt der pro vincie f600.000.— uit de wegenbelasting ten goede van een totale rijksuitkeering groot f800.000.—). Het Provinciaal Wegenfonds is thans f7.000.000 groot, zonder dat de vorming hiervan op de gewone provinciale middelen heeft gedrukt. Ik aarzel niet hier te verklaren, dat de provincie er met haar geldmiddelen zeer gunstig voorstaat. Het algemeen verslag der afd. omtryent de begroo ting 1930 spreekt dat ook duidelijk uit. Wat de heffing van opcenten betreft, deze kunnen niet drukkend worden genoemd; 20 op gebouwd, 20 op ongebouwd cn 20 op personeel is nog ver beneden het maximum dat de wet toelaat; 5 op de rijksinkom stenbelasting, 5 op de vermogensbelasting eveneens. Aan uitkeeringen uit de bedrijven behoeft niet te worden gedacht. In de Najaarszitting van 1923 werd ingesteld een Fonds tot gedeeltelijke reserveering van batige saldi, en uit den dienst van 1921 werd reeds aanstonds 4 millioen in dat potje gestort Nadat er voor 1929 f 400.000.— uit werd geput, wordt op de begrooting voor 1930 weder gerekend op een storting van f300.000.—, zoodat het fonds dan f 3.900.000.bedraagt. Ondertusschen was in 1927 besloten om in het Wegenfonds nog eens een extra-storting van één millioen gulden te doen. Waarlijk, als er een provincie is, dan is Noord holland in staat het wegenvraagstuk voor de kleine beheerders op afdoende wijze op te lossen; en dan kan ik niet verzwijgen, dat een uitkeering niet uit de provinciale fondsen, maar uit de opbrengst der Wegenbelasting van f63.350.aan achttien cgbeheerende waterschappen nog een pover figuur maakt. Dan mogen wij zeggen het is iets, maar wij laten er oogenblikkelijk en vastberaden op volgen: maar op lange na niet genoeg. Wij hebben aanspraak op meerderen en veel krachtiger steun. Want al moeten wij ons nederleggen bij het feit, dg't.voor Noordholland niet meer dan 539 K.M. weg vobf plaatsing bp het provinciale wegenplan'in aan merking komen, dan wil dat nog niet zeggen, dat wij er in hebben te berusten dat de overige wegen geen cent uit de opbrengst der Wegenbelas ting ontvangen en daarvoor ook op andere wijze niets beschikbaar wordt gesteld. D i t wordt verdedigd op dezen grond, dat deze wegen door uitnemende primaire en secundaire we gen worden ontlast van het verkeer der motorrij tuigen, omdat deze bij het rijden de goede wegen boven de slechte of minder goede verkiezen, daar de bestuurders veel liever een omweg maken om over een goeden weg te kunnen rijden dan een slechten weg te nemen, die korter is, Op indirecte wijze zouden zij dus een uitkeering uit de Wegenbelasting genieten. Deze theorie gaat m.i. niet op. Het is natuurlijk juist, dat een automobilist liever een goede weg neemt dan een slechte, maar met die verdediging is men niet waar men wezen wil: t.w. goed te pra ten dat talrijke wegbeheerders geen bijdragen ge nieten; goed te praten, dat de tallooze vrachtwa gens en andere automobielen die van hunne wegen gebruik móeten maken voor en aleer zij op de se cundaire of primaire wegen komen, die wegen niet zouden beschadigen en de onderhoudsplichtigen daarvan geen zwaardere lasten zouden ondervinden. Bovendien het is een algemeen belang, dat de we gen wel goed en niet slecht zijn. En waar een en ander dan ook niet goed te pra lk mij daarvan bewust werd, probeerde ik hem te waar schuwen en te bewegen om te vluchten. Maar die brief ls noodlottig voor hem geworden en ik heb er Juist het tegendeel mee bereikt van wat ik wilde. De beide handen van Kitty hielden die van Else von Matrei omklemd. Wat de liefde doet, vergeeft de liefde, terwille van de liefde, zei het jonge meisje eenvoudig. Als ik hem zou kunnen helpen, dan zou ik het ge voel hebben dat lk weer iets goedmaakte, maar hoe zou ik het moeten doen? vroeg Kitty. Begint u met mij alles te vertellen, alles! Ik moet alles wat er gebeurd is, precies weten. Ik zal u alles vertellen, wat ik weet, niets zal lk verzwijgen. Toen ging Else von Matrein In de vensternis van den salon zitten; Kitty Langenbach zette zich op een lagen stoel en deed haar verbaal, van het begin af, van haar moeilijke huistelijke omstandigheden hoe ze Bobbie had leeren kennen, hoe ze gehoord had dat hij in het garni zoen een heeleboel geld verspeeld had den dag na haar verloving, hoe ze daarom het engagement verbroken had en hoe zij toegestemd had Langenbach's vrouw te worden. Niets verzweeg zij, ook niet hoe ongelukkig zij al die jaren geweest was. Daarna vertelde zij hoe Bobbie von Matrei haar op den Ziegelberg aangetroffen had, van hun ontmoeting in het huis van Martin Heinecke, van wat haar man toen van haar verlangd had en hoe hij haar met geweld had willen dwingen. Dat zij Bobbie geschreven had, dat hij geantwoo-d had, met haar man te zullen spreken en hoe toen dat vreeselijke gebeurd was. En ten slotte deelde ze Else von Matrei mee hoe ze den commissaris attent had gemaakt op de vingerafdrukken die dien avond bi] Heinecke gemaakt waren en wat zij aan Bobbie geschreven had. Het duurde een heelen tijd voor zij klaar was. Else had met de grootste aandacht geluisterd en haar geen enkele maal in de rede gevallen. Nu weet u alles, zei Kitty tenslotte, nu heb ik u een blik in mijn hart gegund en nu veroordeelt u mij zeker? Neen! Ik zie hoe u hem hebt willen helpen en lk zie ook uw vreeselijke vergissing. Mijn vergissing? Ja! U gelooft dat hij in lichtzinlgheid en onbe dachtzaamheid den moord gepleegd heeft. ten valt, daar eischt het recht, de billijkheid, dat er flink wordt ingegrepen om aan den tegenwooidigcn toestand een einde te maken. Wat is tot dusverre daarvoor gedaan en met welk resultaat? In de eerste plaats kijken wij daarvoor naar de Motor- en Rijwielwet en dan zien wij dat de wegen zijn verdeeld in le, 2e en 3e klasse cn de wetge ver regelend is opgetreden t.a.v. het gewicht der motorrijtuigen, die op die wegen kunnen worden tcgelaten Wij kennen allen de rechthoekige pla ten roet de oranje, witte en blauwe vakken op do auto's en de borden die de klassificatic der wegen aangeven. Is een motorrijtuig te zwaar voor een derde klasse weg, dan is over het blauwe vak van de plaat een kruis getrokken; is de snelheid onbeperkt, dan zijn de vakken niet ingevuld; is zij beperkt, dan treft men daarin of het getal 30, 20 of 12 aan. Op deze wijze worden de derde klasse wegen al thans ecnigszins voor vernieling bewaard. Eerste klas wegen hebben wij in Noordholland boven het IJ niet; de rijksweg van Den Helder naar Haarlem is een tweede klasse weg. Overigens zijn er in dit deel van Noordholland geen andere tweede klasse wegen. Gedeputeerde Staten hebben alle wegen tot derde klasse wa gen gestempeld. Met een enkel voorbehoud. Want wat minder bekend is. is dit, dat Gedepu teerde Staten ook gebruik hebben gemankt van hunne bevoegdheid om bepaalde deelen der provin cie gesloten te verklaren voor motorrijtuigen met een wielbelasting grooter dan 1200 K.G. en voor alle aanhangwagens. Dit is geschied bij Prov. Blad no. 179 van 1927? daarbij zijn bepaalde gedeelten van het Noorder kwartier, t.w. Waterland, de polder Oosr- zaan, de Eilandspolder, de Eng e-W o r- mer, de polder Katwoude, de Zu i d p o 1- d e r, bonevens de weg, genaamd „de Middel" in de gemeente Westzaan gesloten verklaard voor hot verkeer van auto's met een wielbelasting zwaarder dan 1200 K.G. en voor alle aanhangwagens. Voorts heeft de wetgever voor den beheerder van een weg de gelegenheid geopend gedurende een door hem te bepalen tijdvak dat de weg tengevolge van opdooi, overstroomingen of anderzins in door weekten toestand verkeert, te verbieden, dat over dien weg met een motorrijtuig wordt gereden, waar van de grootste wielbelasting meer dan 600 K.G. bedraagt, of met een motorrijtuig met aanhang wagen. Gelijke bevoegdheid heeft de beheerder van een waterkeerenden dijk, waarop een weg ligt, geduren de den tijd dat het rijverkeer voor de instandhou ding van den op den dijk gelegen weg gevaar kan opleveren. Hiervan moet echter kennis worden gegeven aan den Commissaris der Koningin. Voorts bevatten de Motorwet en het Motorregie-* ment nog tal van bepalingen, die de strekking hebben schade af te weren en die ik verder zal laten rus ten, omdat die de oplossing van het Wegenvraag stuk niet naderbij brengen. Deze oplossing moet positief, niet negatief zijn. Dat doet ook niet eene beschikking van den Mi nister van Waterstaat, welke onlangs bekend is ge maakt cn die ik hier toch nog even wil memoreerctl Het doet zich n.1. herhaaldelijk voor dat, wanneer een rijksweg wordt hersteld het zwaar verkeer tij delijk over een weg moet plaats vinden, die voor dat zwaar verkeer is gesloten. Jn zulk een geval en ook onder andere omstandigheden de wet houdt dienaangaande geene beperkende bepalingen in kan door Gedeputeerde Staten ontheffing worden verleend van het verbod om over dien weg te rijden, mear Gedeputeerde Staten zijn niet gehouden over liet verleenen van een dergelijke ontheffing het ad vies van den wegbeheerder te vragen Zoo is mij een geval bekend ,dat de beheerder zijnde .een waterschap den chauffeur v u» een zware autobus wilde beletten over zijn weg te rijden, coch déze bleek in het bezit te zijn van een door- Gedeputeerde Staten verleende ontheffing; dei wegbeheerder was hiervan in het geheel geen ken nis gegeven Hij moest den chauffeur zijn gang laten gaan Dit is een toestand die niet mag voortduren, en de wegbeheerders hebben zonder twijfel alle vocht om over dergelijke ontheffingen vooraf te worden gehoord. Een stap in de goede richting is intusschen orw langs door den Minister van Waterstaat gedaan, toen hij bepaalde, dat in zulke gevallen de wegbe heerder naar billijkheid aanspraak kan maken op een tegemoetkoming in de schade die het gevolg is van de tijdelijke afsluiting van een Rijksweg dooit verbeteringswerken. Een dergelijke vergoeding zal echter steeds dooi* de belanghebbenden gevraagd moeten worden. Het is mij bekend, dat een wegbeheerder in deze provincie reeds vóór deze ministeriecle beschikking aan eene gemeente de schade heeft vergoed welke geleden werd doordat het zwaar vervoer ook over hare wegen moest worden geleid, toen het verkoop over eigen weg gedurende vrij langen tijd moest wor den belet. Verwacht mag worden, dat dc Provincie ook aldivï zal handelen, wanneer zij in dc toekomst voor der gelijke gevallen zal komen te staan. Dit is iets, maar bij lange na niet voldoende, In een hevige opwinding! Het is een groote fout van u om aan hem te twij felen zooals u vroeger aan hem getwijfeld hebt. Neen, hij heeft het niet gedaan, noch in onbedachtzaamheid noch in opwinding. Hij heeft me gezegd dat hij on schuldig ls en lk geloof hem op zijn woord. Niet... gedaan? Kitty keek haar met groote oogen aan; toen begreep zij opeens dit groote geloof, dit onvoorwaardelijke ver trouwen. Nu begrijp ik het. Neen... neen... hij heeft het niet gedaan. Ik zie aan u. dat hij het niet gedaan heeft. En ik heb aan hem getwijfeld! U had vertrouwen in hem en Ik... ik... die van hem houd, heb getwijfeld. Wat zult u mij toch zwak vinden! Neen! U bent zoo geworden door uw moeilijk leven. Maar hij is mijn broer en ik ken hem. Bobbie is geen moordenaar. Ja, met onwrikbaar vertrouwen voor oogen kan lk het ook gelooven! Hij heeft het niet gedaan! O, wat heb ik nu een gevoel van opluchting; het is alsof er een looden last van mij is afgevallen. Ik heb het geloof gevonden. Hoe moet ik u bedanken? Door mij te helpen! Als ik het kan. dolgraag. Maar ziet u een weg? Ik weet nog niet precies hoe. De vraag ls welk feit het meest in zijn nadeel wordt gelegd. Ik voor mij geloof dat het die duimafdruk is. Kitty sprong op. Dat zegt de commissaris ook, zei ze opgewonden. Ja... dus we moeten daartegen den strijd opnemen. Else van Matrei staarde een poosje voor zich uit, toen zei ze peinzend, met fluisterende stem: Als hij den moord niet gepleegd heeft en dat heeft hij niet hoe kan er dan een bloedige duimafdruk van hem achtergebleven zijn? Dat is het raadsel dat me voortdurend bezig houdt! Een vingerafdruk van hem kan er toch niet gekomen zijn zonder dat hij het wist. En hij weet er niets van. Je zou je gaan afvragen of het wel een vingerafdruk ls! Weer staarde ze voor zich uit en toen ging ze op denzelfden fluistertoon voort: Dat is het raadsel dat we moeten oplossen! Wordt vervolgd.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1929 | | pagina 5