GELUK EN GELD.
VOOR ONZE JEUGD
ONS HOEKJE
OP REIS.
Pa en Ma en Oom en Kind'ren
Gingen met z'n vijven uit;
Pa met hoogen hoed, heel deftig.
En zün gladden eendensnuit;
Ma met een gebloemde blouse,
En de baby achteraan.
Oom droeg veel te nauwe echoenen,
Kon niet op zijn beenen staan.
En de baby 't was een jongen
Droeg ook reeds een hoogen dop.
Maar die waaide, door het haasten
Achterover van zijn kop.
Zou hij ook den trein nog halen
Heelemaal naar Amsterdam?
'k Kan Je heusch nog niet vertellen
Of hij wel in Artis kwam!
de B.L.
Een Sintcrklaasvertelling.
Van Zon droeg zijn naam met cere; hij
was iemand die je gewoonlijk in de beste
Btemming aan kon treffen en dat gebeurde
vrij dikwijls, want iedereen had hem op z'n
tijd noodig. Dan was hij zeker dokter of
zooiets, zul Je zeggen. Neen, of eigenlijk.,
ja, want hij dokterde op zijn manier toch
weL „O, dan was hij een kwakzalver"
Weer mis, want verstandige menschen
kunnen het wel zonder kwakzalvers stellen
en als je 't aan Van Zon $elf zou vragen
of hij met bedriegerij te doen wilde hebben,
nou ik geloof vast, dat z'n gezicht betrekken
zou. Het werk van den man in ons verhaal
was het herstellen en repareeren van
scharen, messen en keukengereedschappen.
De oudste schaar, het stompste mes kwam
als nieuw uit zijn handen. Nooit behoefde
hij het bekende „scha-a-a-r-sliep!" uit te
roepen, want als hij in een straat werk had,
kwamen de klanten vanzelf naar hem toe.
Men mocht hem graag lijden; hij was vaar
dig als vakman en als mensch zeer beleefd
en voorkomend. Was er veel te doen, wel,
zoo druk kon het niet zijn, of hij vond nog
gelegenheid met aardige deuntjes zijn ar
beid zingend of fluitend te begeleiden. Wa
ren zijn bezigheden in een straat afgeloo-
pen, dan was het gewoonlijk tegen zijn
hond bij den wagen „Kom, Jó, we gaan
maar weer eens naar een andere kermis".
Doordat hij al jaren zijn onmisbaar beroep
uitoefende, is het niet te verwonderen, dat
hij bij al zijn eenvoud een gewaardeerd
mensch genoemd kon worden. En ook bij
Van Zon thuis scheen het zonnetje ,van
geluk.
Tot zoover komt de geschiedenis van Van
Zon overeen met die van meer menschen, die
opgewekt hun werk kunnen doen, tevreden
pfjn in eigen kring en algemeen geacht wor
den. Maar door het leven van Van Zon zou
een donkere wolk gaan, waardoor de man
bijna onherkenbaar veranderde
Op Sinterklaasavond, de kinderen waren
juist naar bed, werd er aan zijn deur geklopt.
„Daar zal de Sint al wezen," zei Van Zon.
„hij begint zijn tocht over de daken zeker
van ons huls af," en lachend ging hij zien
wie er buiten stond. Een heer was het, die
haastig een brief overhandigde en weer
heenging.
,,'k Zou vanavond maar gezellig bij me blij
ven," zei zijn vrouw, die dacht dat hij ergens
een karweitje te verrichten had. „O. heb je
een brief, gauw kijken zeg!" En over zijn
schouder meelezehd, nam ze kennis van den
bijzonderen Inhoud, die in het kort hierop
neerkwam, dat de notaris Van Zon graag
dezen avond nog even wilde spreken over
een erfenis.
„Dat zal toch nog op een Sinterklaas-
Verrassing uitdraaien," zei Van Zon; „weet
je wat, vrouw, we gaan samen. Laten we
gauw onze andere spullen aanschieten en
dan stappen we maar dadelijk op."
Vrouw Van Zon was te nieuwsgierig om
kalm thuis te kunnen blijven, de kinderen
sliepen rustig en droomden den droom van
alle kinderen op 5 December.
Bij den notaris gekomen werden ze in de
salon gelaten en het wachten daar In die
smaakvol gemeubileerde ruimte verhoogde
de spanning, deed hun hart vol verwachting
sneller kloppen. Geen van beiden sprak een
woord, bewonderend gleden hun oogen langs
de kostbare schilderijen en andere wandver
sieringen.
„Of u maar binnen wilt komen," kwam een
kamermeisje vragen en zU wees hun den weg
naar het kantoor, waar de notaris achter
een gezellig verlicht bureau zat te werken.
„Kijk eens hier, Van Zon", zoo begon hij.
„ik heb vanavond geen spreekuur, op Sinter
klaasavond zit ik liever achter een stuk van
een boterletter dan achter taaie kantoor-
paperassen. Maar daar maak ik voor dezen
keer graag een uitzondering op." Onderwijl
haalde hij een groote gele enveloppe met
.zware lakken voor den dag en schoof daar
een brief uit. De notaris liet een vluchtigen
blik over het beschreven vel gaan en vroeg
toen: „Heb je misschien familie buiten ons
land?"
„Jawel meneer, mijn vader sprak wel eens
jver zijn jongste broer, mijn oom dus, die om
~cn of andere geheimzinnige reden naar
Nieuw-Zeeland vertrokken was en nooit meer
iets van zich heeft laten hooren."
„En verder?"
„Ja, verder kan ik niets meer zeggen, nie
mand heeft ooit taal of teeken van hem
ontvangen."
„Nu, luistert u beiden dan maar eens. Die
oom is gestorven en ik heb hier een bericht
van hem, waaruit duidelijk blijkt, dat hij
zijn familie toch niet heelemaal vergeten
heeft. Uit hetgeen hier staat (het is Engelsch
en morgen zal ik u de juiste vertaling thuis
sturen) maak ik op, dat hij lang niet stil
gezeten heeft in zijn tweede vaderland en
daarbij nogal voorspoedig is geweest. Hij
heeft tenminste een aardige duit bespaard
en in zijn testament staat dat een belangrijk
gedeelte voor u is, omdat u dezelfde voor
naam als uw oom draagt."
Van Zon noch diens vrouw wisten zoo
gauw niet wat zij zeggen moesten. De notaris
borg het gewichtige document weer op.
„Nu, Van Zon, en u, juffrouw, wat zegt u
wel van deze Sinterklaas-verrassing?"
Van Zon ging ineens naast zijn stoel staan
en zei haastig, alsof hij bang was iets te
vergeten: „Wij zijn heel erg blij, dat u ons
dit vanavond nog hebt willen meedeelen, en
en
„Tja!" lachte de notaris, „ik begrijp het, ik
begrijp het best wat er in uw hoofd omgaat.
Ga nu maar kalm naar huis, de avond is nog
niet om, eind goed, al goed; ik heb ook trek
In een stukje boterletter."
Vriendelijk werden ze uitgelaten en die het
eerst wat zei, was de moeder: ,,'t Lijkt wel een
sprookje, man! Als je zooiets in de krant
leest, zou Je zeggen, dat het maar een ver
zonnen verhaaltje was."
„Maar lijkt het dan niet op een sprookje?"
„Ja, je hebt eigenlijk wel gelijk, maar 't
ls gelukkig een echt gebeurd sprookje. En
wat zullen de kinderen er morgen wel van
zeggen?"
„Die denken nog veel méér dat het een
verhaaltje is van een fee.
Dien avond was het geluk te groot om in
eens te overzien en te waardeeren; om dat
goed te kunnen, was meer tijd noodig.
HET GELD. We zouden ook hebben kun
nen schrijven: de wolk, want dat betee-
kent hier precies hetzelfde; net zooals een
donkere wolk die voor de zon schuift alles
een trieste tint geeft, zoo bracht de rijke
erfenis voor de familie Van Zon wel verande
ring, maar geen verbetering. En laat ik er
meteen bijvoegen (Je moest me anders eens
verkeerd begrijpen) dat de schuld niet bij het
geld lag. Natuurlijk niet, want dan zouden
alle rijke menschen er slecht aan toe zijn.
Maar laat lk in 't kort een paar staaltjes uit
Van Zon's verder leven vertellen. Al gauw
werd het nieuwtje van de erfenis bekend in
de buurt en in de stad en den anderen dag
stond er met vette letters een berichtje in de
dagbladen met het opschrift: „Groote verras
sing op Sinterklaasavond in een eenvoudig
gezin." Nog nooit eerder waren er zooveel
menschen bij den schareslijper aan de deur
geweest.
„En wat ga Je nu voortaan doen?" vroeg
zoowat iedereen en er werd dan gewoonlijk
bijgevoegd: „Toch zeker niet meer met de
slijpwagen langs den weg." Door al dat ge
praat raakte Van Zon een beetje van de wijs.
want hij vond het weer te slecht om zijn
klanten te gaan bedienen. „Zoo'n pretje is
het niet om in weer en wind te staan." zei hij
tegen de verwijtende stem binnen in hem. En
zoo had de man die eerst een en al vlijt en
opgewektheid was, telkens een andere uit
vlucht bij de hand om thuis te blijven.
„Laat ik ook eens iemand verrassen", had
hij in een dwaze bui gezegd, „ik zet van
avond mijn wagen voor de deur met een stuk
papier er aan: Te koop voor 2.50, schuif
het geld maar onder de deur." Den anderen
dag was de wagen verdwenen en lag er een
rijksdaalder op de dorpel. „Wel bedankt"
stond er op 't papier gekrabbeld, waarin het
geld lag. De een traag, de ander graag, zegt
het spreekwoord en het duurde niet lang of
er reed een andere slijper door de buurt. Die
man werkte ook goed. en weldra hoorde hij
den naam van zijn voorganger niet eens
meer noemen. Een enkele zei nog wel eens:
,Van Zon ls 't geld In de schoot gevallen en
dat ls nooit goed, je wordt er maar onver
standig "van." Nou, daar was wel veel van
waar.
Van Zon verhuisde naar een groot huls en
opende een mooie zaak in ijzerwaren, 't Ging
niet slecht in 't eerst, maar toen het nieuwtje
er af was. wist hij niet hoe een groote zaak
door een moeilijke tijd geholpen moest wor
den. Trouwens, daar dacht hij niet aan. geld
genoeg hoor en vrienden ook en pret even
eens. Die vrienden waren eigenlijk ..gelegen
heidsvrienden", die profiteerden van den al
te royalen Van Zon. Was er in de zaak weinig
te doen. wel dan maar wat gaan visschen.
lagen, fietsenals het maar prettig toe
ging.
Bij Van Zon thuis was de echte vroolijk-
held voortaan ver te zoeken. Het zag er wel
keurig netjes uit. maar de hartelijkheid van
een tevreden, werkzaam mensch was er niet
meer. Moeder voelde dat 't meest, zij moest
nu alles alleen bedenken, want vader had
nergens geen tijd meer voor. was veel weg en
zoo meer. En ik geloof dat zij ln haar hart
liever wenschte naar een tiid zooals zij die
vroeger kende. De zaken van Van Zon liepen
slecht, iedereen kon dat zien en het werd
door menigeen ook openlijk gezegd en wat te
voorzien was gebeurde ten langen leste: hij
moest naar een kleinere woning omzien en
hij werd door iemand van de wet gedwongen
om een heeleboel schulden te betalen. Van de
vroolijke opgeruimde werkman langs de
straten was niets meer over. Van Zon was
knorrig geworden, eenzelvig, hij mopperde"
graag over tegenslagen en zag zichzelf na
tuurlijk over 't hoofd als de oorzaak van dat
alles. Toen de tegenspoed voortduurde, kon
het ergste niet lang meer uitblijven en bleef
ook niet uit. Weer kwam er iemand van de
wet om geld, om veel geld en zoo gleed het
laatste restje door de zorgelooze handen van
Van Zon.
Verhuizen, maar nu in een huisje dat nog
veel eenvoudiger was, dan bijv. zijn eerste
woning, bleek onvermijdelijk. Diep verslagen
werd die woning betrokken, enkele mooie
meubelen herinnerden nog aan den sprookjes
tijd van nog geen twee jaar geleden, maar
overigens was er weinig om de huisgenooten
op te fleuren. Moeder droeg een pijnlijke
trek op haar gelaat, zij sprak niet veel; de
kinderen die van al hetgeen in de laatste
maanden was voorgevallen, geen verklaring
konden geven, gingen eveneens zwijgzaam
hun weg en keken vaak angstig naar hun
ouders op. Zij hadden al lang zooveel gemist,
dat voor géld niet te koop ls: hun vader zoo
als die vroeger was, die vroolijke, goeie vader,
die nu pas tot bezinning scheen te komen en
zich liever niet op straat vertoonde, omdat
hij een gevoel van schaamte niet kon ver
bergen als hij de menschen tegenkwam die
hij vroeger frank en vrij in de oogen kon
zien. Grauwe armoede bedreigde het eens zoo
welgestelde gezin, want weg was het geld en
weg waren de gelegenheidsvrienden. Tranen,
in stilte geschreid en zuchten, maakten Van
Zon tot een mensch om innig medelijden
mee te hebben.
De wolk was wek erg donker en de hoop
dat het ooit nog eens een beetje lichter zou
worden wel klein. Maar het verdriet riep
weer iets van de vroegere arbeidzame slijper
wakker. Hij besprak op zekeren avond heel
openhartig en met veel berouw de voorbij
gegane dingen met zijn vrouw. Wat die blij
was toen ze haar man zoo hoorde praten en
zij beurde hem op; zij streelde zijn bedroefde
gezicht, alsof hij een kleine jongen was. Moed
sprak ze hem in om er weer op uit te trekken,
hoop gaf ze hem dat het wel gelukken zou
met werk. Als een ander mensch ging Van
Zon dien avond naar bed, doch voor zijn
oogleden door de slaap verrast werden, had
hij van alles bedacht om aan te pakken,
maar de meeste plannen bleven plannen,
omdat hij zich tenslotte 't best op zijn plaats
voeld in zijn oude werk. En die overtuiging
deed hem weer diep zuchten. Roekeloos had
hij zijn wagen weggedaan, geld voor een
nieuwe had hij niet en zijn beste klanten
hoe had hij ze niet in den steek gelaten.
Moeder had het Idee geopperd om eens met
den notaris te gaan praten, die vroeger zoo
vriendelijk geweest was. Van Zon voelde daar
wel iets voor, maar hij durfde pas, toen zijn
vrouw met hem mee ging. En zoo zaten ze
voor de tweede maal in de prachtige salon
en staarden strak naar den grond. Hetzelfde
kamermeisje bracht hem naar 't kantoor.
Moeder nam het woord en vertelde in een
voudige woorden door welk een nood zij ge
dreven werden om bij hem raad te vragen.
De notaris hoorde met een ernstig gezicht
hetgeen hem, die veel hoorde en veel zag,
natuurlijk al lang bekend was.
„En wat zou Je nou 't liefst willen, Van
Zon?"
Toen kwam 't hooge woord er uit: Wat geld
ter leen voor een slijpwagen. Oplettend had
vrouw Van Zon den notaris gadegeslagen,
toen deze zich tot haar man wendde, zij
meende een bijzondere tinteling in zijn oogen
te bespeuren. En dat gaf haar kloppend hart
wat moed. De notaris keek even op zijn
horloge.
„Weet u wat, gaat u belden maar naar den
wagenmaker, ik kom u direct achterop."
Met een verlicht hart gingen Van Zon en
zijn vrouw naar den wagenmaker, want zij
begrepen heel goed dat de notaris hen daar
niet heen zou sturen als hij niet van plan was
hen te helpen. Toen zij aanbelden, sprong de
notaris- juist van zijn flets. De wagenmaker,
die zelf opendeed, stond wel verrast te kijken
toen hij de drie bezoekers goed onderscheidde
bij het flauwe ganglicht.
„Wij hebben u heel even noodig, baas Blok,"
begon de notaris. „Zegt u mij maar eens wat
een wagen moet kosten, zooals Van Zon er
vroeger eens heeft gehad." Van Zon draaide
verlegen met zijn pet, hij durfde niet goed,
naar den spreker kijken, maar zijn vrouw
ontging het weer niet, dat baas Blok en de
notaris met hun oogen méér zeiden dan met
hun mond.
„Ik kan er u een leveren, kant en klaar
voor twee honderd en vijftigcenten."
„Kom, Blok, geen grapjes, dat zeg Je nu
maar omdat het 5 December is."
„Neen meneer, ik meen wat lk zeg. Ik maak
geen wagen voor een rijksdaalder, maar ik
lever er u een. Dat is voor u toch hetzelfde
zou lk meenen."
„Daar valt weinig tegen in te brengen,
baas Blok. maar mogen we dat wonderkoopje
eerst eens zien?"
„Met genoegen; volgt u mij maar naar
mijn werkplaats." De wagenmaker stak eenige
lampen aan en wees naar een hoek van den
winkel, waar onder een zeil een wagen stond.
Me* een handige beweging trok de wagen
maker het zeil opzij en wat zag de verbouwe
reerde Van Zon?
Zijn eigen wagen!
Hij noch zijn vrouw waren tot spreken in
staat en deden geen moeite hun tranen tegen
te houden. Woorden waren overbodig; hun
ontroering zei genoeg.
„Ziedaar, alwat ik voor je doen kon, Van
Zon", hernam de notaris. „Twee jaar geleden
kwamen Blok en ik toevallig op een avond
langs je huis en lazen het papier, dat je op
deze wagen gehangen had. Niemand heeft
ooit geweten dat Blok de wagen weggereden
en hier goed opgeborgen heeft en ik schoof
de rijksdaalder onder je deur. Graag geven
we je Je wagen terug, omdat wij van harte
hopen, dat het vinden van werk nu wel zal
vlotten en dat me deze wagen weer dezelfde
Var» Zon er op uit trekt, waar wij vroeger
zooveel mee op hadden. Geef me daar de
hand op ik wensch u beiden een goede
Sinterklaasavond.
GILLES VAN HEES.
(Nadruk verboden.).
ZEUS.
Ja, nu was, zooals Jullie je misschien wel van
de vorige keer herinneren zult, Zeus de baas.
Tcch had Zeus, als hij meende, dat de zaten
thans voor goed kant en klaar waren, buiten den
waard gerekend, of, juister gezegd: buiten z'n
familie. En van je familie moet je het maar
hebben
Wat gebeurt?
Zeus z'n grootvader, de vader van Pa Kronos,
heette indertijd Ceranos. De zonen van Ceranos
nu, broers dus van Kronos, en eigen ooms van
Zeus, namen maar niet zonder meer genoegen,
met de opperheerschappij van hun neef. Die8
ooms van Zeus vochten met Zeus en zijn broe
ders een strijd op leven en dood en wel in de
Grleksche provincie Thessalië. Jullie kent onge
twijfeld den naam dien men dat stelletje ooms
van Zeus heeft gegeven: Titanen, een woord, een
naam, niet waar?, ook nu nog wel gebezigd voor
buitengewoon sterke menschen. Ontzaggelijk
sterk waren die Titanen, maar toch hebben ze
het tegen Zeus en de andere zoons van Kronos,
de zoogenaamde Kronlden, moeten afleggen,
't Heeft er anders geweldig om gespannen en het
had maar zóó zóó gescheeld of Zeus met zijn
bondgenooten hadden 't onderspit moeten delven.
In uitersten nood en niet meer wetend, waar hij
verdere hulp vandaan halen zou, haalde Zeus
zijn hulptroepen zelfs uit de onderwereld van
daan. Daar huisden sinds langen tijd de Heka-
toncheiren en de Kyklopen, die daarheen ver
bannen waren, maar toen die eenmaal in vrij
heid waren gesteld, Ja, toen beschikte Zeus door
middel van hen over ongekende wapenen waar
tegen door de anderen eenvoudig niet te concur-
reeren viel. Zij kwamen n.1. aanzetten met blik
sems en met den donder en wisten ontzettende
aardbevingen te veroorzaken. Verder smeten die
vroegere bewoners van de onderwereld met on
metelijk groote rotsblokken en wel met een der
gelijke kracht, dat zelfs de Titanen daartegen
niet op konden. Dezen werden gevangen ge
nomen en tot straf voor hun verzet vastgeklonken
in ketenen en wel in den Tartaros, heelemaal
in de onderwereld, achter een onverbrekelijken
metalen muur in nooit eindigende duisternis:
een gruwzaam lot dus. En ze zijn daar nu nog.
Interesseert het Je, nog iemand te kennen die
zich tegen de heerschappij van Zeus heeft verzet,
maar dat ook duur heeft moeten betalen?
Typhon, een onbeschrijflijk leelijk, gevaaslijk
en huiveringwekkend monster, wiens ademhaling
machtiger en schrikaanjagender was dan de he
vigste storm dien Je Je kunt denken.
Nu even nadenken!
Typhon dat woord ken Je wel.
Typhon. eigenlijk: Typhoon dat is Immers het
woord dat wij nog bezigen ter aanduiding van
een storm, die veel erger is dan een gewone
storm? Soms kun je In de krant lezen dat hier
of daar een hevige typhoon heeft gewoed en
vreeselijke verwoestingen heeft aangericht.
Snap Je uit dit voorbeeld dat tal van mytho
logische wezens, dat is dus: tal van wezens uit
de godenleer, eigenlijk natuurkrachten zijn, waar
van de verbeelding personen heeft gemaakt?
Deze verklaring ligt nogal voor de hana.
Moeilijker wordt het met de verklaring van
Kronos en Zeus en van anderen, maar dat Is zoo
erg niet: dat bewaren we wel eens voor later.
Nu vertellen we ln hoofdzaak de verhalen maar.
met af en toe eens wat ter verduidelijking.
En zoo moet ik Je dan ook nog verhalen, dat
Zeus verder moest vechten met de Giganten.
Reuzen, kinderen van Ceranos. die Je van zoo-
even nog wel kent. en Ga ia. Aardig: Ceranos be-
teekent „hemel" en Gaia beteekent „aarde"; de
Reuzen, de Giganten zijn dus een soort van
aardsch-hemelsche wezens, zoo'n beetje het
midden tusschen menschen en goden.
Zeus is verder heel sympathiek te were ge
gaan. toen hy eenmaal heer en meester was. Hii
maakte zichzelf tot de Allerhoogste godheid over
alles wat bestaat. Maar zijn broeder Poseidon
werd bekleed met de macht over de zee en de
rivieren en Hades met de macht over ae onaer-
wereld.
Zooals Je misschien nog wel weet is de Grlek
sche god Zeus dezelfde als de Romeinsche god
Juppiter.
Maar wie is nu de Romeinsche god voor Po
seidon?
Wel Neptunus, Je weet wel, die met zijn drie
tand
Snap Je. nu je weet, wie Poseidon is. ook,
waarom ze een roeivereenlging wel Poseidon
noemen? Ik denk van wel.
De Romeinsche naam voor Hades is Pluto.
Alle twee zeer machtige lieden, maar toch op
geen stukken na zoo machtig als hun groote
broers, de „Vader van menschen en goden".
Zeus-zelf. Z.
Een aardige ketting voor Pi
Iedere pop, die met haar tijd meega»
hoort er een kralen ketting op na te ho
Kralen rijgen is daarbij zoo'n prettig
dat jullie er zeker plezier in zult hebb
ketting, die ik beschrijven ga, na te n
Je hebt er voor noodig twee soorten
kralen, die goed bij elkaar passen, groi
goud, rose en groen, of wat Je zelf mooi
Je hebt ook twee fijne naalden noodlj
een dubbele draad in de kleur van d
kozen kraaltjes. Je zult opmerken d
groepen hebt van vier kralen van de
kleur en twee kralen van de afstekende
De groote kralen zijn goudkleurig.
De ketting, die lk zag was van groe
gouden kraaltjes. Laten we nu de twee r
jes met een dubbele draad groen gar
zijde, aan 't einde geknoopt, gereed ho
Neem een gouden kraaltje op iedere
vervolgens een groen kraaltje waardoor
beide naalde.n steekt; nu op iedere naai
groen kraaltje, dan beide naalden weei
een groen kraaltje. Nu weer een
kraaltje enz. Wanneer je zoo eenige nu
patroontje hebt geregen (Je moet zelf
hoe lang je de ketting maakt) rijg J
groote gouden kraal aan, met, als je da
dig vindt, aan weerszijden een kraal
een andere kleur. Je zult opmerken,
de ketting, die ik je laat zien, een g|
kraal aan iederen kant is geplaatst. JJ.C
ketting af is, neem je een klein haal jj€'
al
g<
oogje en werk dat om met zijde; Je kt
zelf een paar kraaltjes opwerken, dai
het er als een heusch slot uit. De aanli
wordt van een groote langwerpige m<
kleinere kraal gemaakt.
Ik wed, dat je, wanneer je ketting af
meerdere zult maken, ook voor Je zelf
vriendinnetjes.
al
1
va
do
wc
rij
de
tei
Ne
n c
m
la
tot
dei
No
dekken, die èn in kleurpatronen, of de
kaar op goed geluk af, opgeplakt w
Figuur 1 toont een schotel, in kleuren,
keurig door elkaar gekozen, terwijl het
ferdoosje, figuuiT 2, beplakt is aan d
kanten met een rood kruis op gi
grond. Dit geeft een mooi kleureffect
begrijpt, dat hiervoor dus uitsluitend i
en roode postzegels gebruikt moeten
den. Gemakkelijk is het, dat hiervoor
buitengewone soorten noodig zijn, en
niet twee van dezelfde. Het komt alle
de kleuren aan en zijn deze helder ei
delijk, mag de postzegel zoo gewoon
gemeen zijn, als je maar wilt.
Verzamel liefst wel postzegels van d« me
eenigde Staten, deze zijn prachtig enj 7
van kleur. Ook verschillende soort ei jar
Canada zijn te verkiezen. j c
Rood geeft o.a. Duitschland, Zwitsi ecc
België, Frankrijk en Holland (Duitsd c
40 en 10 pfenning, Zwitserland 5 en 10 voc
times, België 10 centimes, Frankrijk 10 n
times, Holland 5 cent.
Groen. Zwitserland 5 centimes, tro
krijk 5 en 15 centimes, Duitschland 5|da?
nig. Holland 2 y7 cent. I
Blauw. Frankrijk 25 centimes,
1 y3 cent.
Mauve. België 25 centimes, Zwits
20 centimes, Duitschland 20 pfennig,
land cent.
Bruin. Duitschland 3 pfennig, Bel
centimes, Holland 7K cent en 2 cent.
LEUKE DINGEN OM TE MAKEN.
Vroeger werd er heel veel aan postzegel-
werk gedaan; dat wil zeggen, niet slechts
het verzamelen van vreemde postzegels in
een album, maar ook het beplakken met
postzegels waarvoor verschillende gebruiks
artikelen zich leenen en waarvan we hier
eenige voor je afbeelden. De bedoeling is de
voorwerpen met gebruikte postzegels te oe-
■I
1.
'heii
geli
V
zen
WO]
,5ch
Oranje. Frankrijk en Zwitserla^Van
■2.
|ove
■A
of 3
brei
'lam
[lin#
te a
|D
naa
heel
de
wer
■Dj
Wer
verc
centimes, Duitschland 40 pfennig.
Vermijd zooveel mogelijk te plakke
te zwaar gestempelde zegels daar hej
zwart, het kleureffect schaadt.
Het benoodigd materiaal is niet duu
penseeltje, wat lijm en water, en een
Figuur 4 toont verschillende voorwerp!
„bewerkt" worden, het voordeel is hl
de meest onoogelijke of gebruikte d
busjes kindermeel, een leeg luciferi
een oud schoteltje, een jam- of een mo
potje, een poederdoosje, er meer vi
kunnen worden en dan na de bewerk
frisch en aanlokkelijk uitzien. De
van het luciferdoosje en den servetrla
met zwarte hoekjes of puntjes bijgescb
en afgewerkt, 't Is een werkje voor jc
en meisjes, ouderen en jongeren en 01
kelt smaak en kleurgevoel. Aan den
dus 't loont de moeite 1
H H. Dl
m
ovei
gen
Ei
onzt
eens
het