B
Krachtvoederkoek T.D.
ALVOEDERKOEK DUYViS
N.V. Oliefabrieken T. DUYViS Jz.
KOOG AAN DE ZAAN - LEEUWARDEN
w ns-
Brabanische brieven.
fRhevmatiek
Kloosterbalsem
MURWE
vervangt Lijnkoek volledig, doch is veel lager in prijs,
Garantie 45 eiwit en vet.
KRACHTVOEDERKOEKJES MET SUIKER T. D.
MURWE
Garantie 30 °/0 eiwit en vet.
Gehalte zetmeelachtige stoffen ca. 44 °/0.
ALVOEDERKOEKJES MET SUIKER
T. D.
Vraagt gratis toezending Brochure met Voederrantsoenen;
U kunt op Uw voederrekening veel besparen!
lEöTrrffiiffiSIBHOT
Bnitenlandschn granen. Maïs, Java mixed, stoomen
de f240.—; La Plata disp. f245.—, stoomende f23f».
geladen/gestoomd f232.—, Sept./Dec. levering f222.—;
Z.-Afrikaansche gele, Oct./Nov. aflading f216.—; Gerst
Donau stoomende f230.Lijnkoeken S.Iv. stoomcn-lo
f 14.30, Amerikaansche stoomende f 14.20.
Van do buitenlandsche beurzen nemen we bier op
een noteering uit Liverpool, een belangrijke Europee-
sche graanmarkt.
Liverpool, 9 Oct. (Part. tel.) Granen (slot) Tarwe
Oct. 10/4 (open 10/3%). Dec. 9/10%), Maart 9/9 (open
9/9%).
Dc noteering is in shillings en pcnco per ccntal.
F.en cental is gelijk aan 100 Engelscbe ponden, ter
wijl een Engelsrh of Amerikaansch pond geiijk is
aan 0.4536 K.G. Wat het Engelsche geld betreft 1
is gelijk aan 20 shilling en 1 shilling gcüjk aan 12
penee. Een ccntal ia dus gelijk aan 45,30 K.G. In liet
bericht worden opgegeven de slotnoteering van 9
October en de oponingsnoteering van denzelfden da
tum, voor tarwe, die geleverd zul worden in October,
in December of in Maart. Uit bet feit, dat de prijzen
voor latere levering lager zijn dan die voor directe
levering vloeit voort, dat men een daling der prijzen
verwacht Volgens dit marktbericht loopt dus dc prijs
van 45.36 K.G. tarwe waarschijnlijk terug tusschen
October en Maart van 10/4 tot 9/9 van 10 X GO -f-
4 X <5 cent is van fG.20 tot f5.85.
Op do Londensche beurs wordt de prijs van tarwe
genoteerd per quarter in shillings en pcnce. Een
quartcr varieert tusschen 480 en 500 Engelsche pon
den, al naar gelang van de soort der tarwe.
Tot slot vermelden we hier nog een notcering uit
Argentinië. Dc vaststelling der prijzen geschiedt in
papieren peso's per 100 K.G. 100 papieren peso's zijn
gelijk aan 44 gouden peso's, in het bericht genoemd
gouden dollar, terwijl een gouden peso op 9 October
was aan 46% penny in Engelsch geld. Ook op deze
beurs waren de tarweprijzen voor latere levering la
ger, dan die voor directe levering. De weergesteldheid
is hierbij vermeld, daar deze van veel belang is voor
den nieuwen oogst die in Argentinië in December
valt. Gelukkig voor ons hebben wij gewone menschjes
met deze Argentijnsche prijszetting weinig te ma
ken, want de steller dezer beursberichten is wel zoo
vriendelijk dat vreemde geld in Ilollandsche munt
om te rekenen. Kijk maar:
Buenos-Ayros 9 Oct. (Telegr. van W. van Stee-
den en Co., Rotterdam):
Granen: 9 Oct. 9 Oct.
slot open
Tarwe Nov. f 11.95 f12.—
Febr. f 11.35 f 11.37
Maïs Nov. f 8.20 f 8.23
Der. f 8.30 f 8.35
Haver Nov. f 8.40 f 8,40
Lijnzaad Nov. f 19.40 f 19.30
Febr. f 18.70 f 18.G3
Tarwe traag. Lijnzaad prijshoudend.
Weersgesteldheid mooi.
Wisselkoers op Londen per gouden dollar 46% d.
In Noord-Amerika worden de granen genoteerd in
dollar-cents per bushel. Een bushel tarwe weegt 60
Eng. ponden, terwijl voor mais, haver, rogge en gerst
de gewichten resp. zijn 5G, 32, 56 cn 48 Eng. ponden.
Hierbij wil ik het ditmaal laten. Ik kan mij voor
stellen dat velen van mijn lezers weinig met deze
bcursnotccringen te maken hebben. Doch voor aan-
koopers van coöp. vereenigingen, voor leiders van
groote bedrijven en misschien nog voor veel meer be
langstellenden dan ik op het oogenblik kan overzien,
meende ik goed te doen op het bovenstaande eens do
aandacht te vestigen.
Dit laatste schrijven in dc Schager Courant in het
jaar 1929 wil ik niet eindigen dan nadat ik aan mijn
lezers en lezeressen ccn voorspoedig cn gelukkig 1930
heb toegewcnscht.
S. V.
sche Empire Bazaar een redevoering houden En de
nieuwe, wondervolle gedachte die haar bezighield, scheen
haar een nieuwe waardigheid te geven. Ze sprak zoo
vloeiend en pakkend, dat heel het Comité, dat om
haar heen stond, zich er over verbaasde, Benjamin
Levy was toevallig zijn schoonzoon bij Lucullus tegen
gekomen, waar deze met een vriend zat te lunchen en
had hem overgehaald, met hem mede te gaan, om de
openingsrede te hooren.
Vee! overredingskracht was daar niet toe noodig ge
weest. Hubert wilde gaan om zichzelf te deslllusionnee-
rcn. Hij hoopte nu eens goed te hooren, hoe Vanessa
zich daar doorheen zou stumperen. Zijn moeder had in
haar tijd altijd zulke goede openlngaspeeches gehouden.
Maar toen hij haar daar, zoo onbewust van hare
eigene waardigheid en zoo helder en verstandig hoorde
spreken, doorhuiverde hem een groote bewondering.
Benjamin Levy straalde van tevredenheid.
Met een eigenaardig glimlachje om de lippen fluis
terde hij Hubert in het oor: „Ik heb je toch maar een
schitterende Countess gegeven. My Lord!"
En Hubert knikte toestemmend. Pas toen Vanessa
het gebouw verliet, merkte ze dat haar vader en haar
echtgenoot ook aanwezig waren geweest maar aldoor
terwijl zo sprak, had ze het sombere gelaat van Oscaar
Isaacson voor zich gezien, met die hartstochtelijk, haast
waanzinnig glinsterendo oogen.
Zou Hubert hebben goedgekeurd, wat ze gezegd had?
Wat zou ze dat graag willen!
Wat Hubert betrof, die ging regelrecht terug naar zijn
mot eikenhout beschoten studeerkamer, die op het park
uitzag. Hij sidderde van emotie. Niemand van zijn heele
familie zou hot publiek zoo weten te boeien, als Vanessa
gedaan had. En wat had ze er snoezig uitgezien in haar
wit crepe-de-chlne. japonnetje, met dat tuiltje boschvi
ooltjes in haar ceintuur. Hij wou, dat hij Alllce maar
niet beloofd had, met haar In Hurlingham te gaan
eten.
Toen Benjamin Levy den volgenden morgen op kan
toor kwam, was er een groote kist prachtige, Ooster-
sche waren aangekomen een bestelling van het vorige
jasr.
Oscar had al uitgepakt cn de inhoud lag over stoelen
en lessenaars verspreid Jade-groen en oud-rose por-
FEUILLETON.
VERTELLINGEN,
i M M M
Ulvenhout, 29 December 1929.
Menler.
M'n léste briefke van 't
jaar, amlco. Bekaanst drie
honderdvijfenzestig blaaikes
van d'n scheurkalender eb
ben me weer weg laten dwè-
relen en hangen de lesten
d'r nog aan. mee 'n ezels-
orke en verfomfaaid lijk 'n
boerenkoolblad, as 'n tries
tig overschotje van afge
kloven beentjes en 'nen op-
geschraansten haas.
Ochèrme.
Maar hij was toch lekker,
Nouw ik 't ouwe jaar bij
'nen haas vergelijk, amico, nouw schiet me die stuip In
m'nen kop, die 'k deus weck g'ad eb mee de masjeses.
Sapperdemallemosterpot, wa-d-eb ik die Berenmutsen
vernukt Ge mot weten, da ze mijn, na da stroopersge-
valleke van vleejen jaar in de gaten houwen as 'n sje-
loers wijf. En da'k er net mee doei as mee 'n sjeloers
wefke, da begrepte! 'k Doei net of 'k 'r nikske van in
de gaten eb.
Ze weten natuurlijk blikskaters goed da'k die lang-
ooren, die optrèters van m'nen kostelijken kool,, steeds
as 'k do kaans eb, trakteer op 'nen scheut hagel onder
d'ren stèèrt^die er zijn mag!
Van de week hé'k er dan twee onder in m-'nen krui-
wagel leggen, toen 'k teugen donker naar huis gong.
(M'n spuit lee altij op 't laand, netjes in 'n lang
kistje onder d'n grond). En 'k zal nog 'n veftig meter
van d'n grooten weg afgewiest zijn, toen 'k zoo dwars
m'n akkers uitkwam, toen 'k twee van die spandoedels
aan zag komen op de fiets. Ineens begonnen ze heel
laankzaam te rijen en keek d'n eene zoo kwansuis naar
z'nen velo. 'k Had z'allaank „geschoten", da snapte, 'k
Had moeite om nie te lachen, amico, waant de deejen
toch zoo echt ee. die Sjerlok Hollemessen. Affijn, 'k ree
gewoon deur, mee 'n gezicht net zoo onschuldig as zuillle
En toen 'k den grooten weg genaderd was, toen stingen
me daar mee ons vijven, net gelijk op één punt; ik, de
masjesees en de hazon, die ge nle zien kos.
Zuillie stapten af en prutsen zo'n bletje-n-aan d'r fiets.
„Navend samen", zee ik, „stukken?" ,,'k Weet nie p3r-
sies," zee d'n wachtmeester, die de leiding had van de
sjerlokkerij, ,,'k kan 't nie vinden," en meteen keek ie
mee 'n schuin ogske naar mijn en m'nen krulwagel.
„Ollee", dee ik verwonderd, „kunde 't nie vinden, da's
'n lillijk ding veur 'n pliesieman, ee!"
Net kwam Janus toen aan, ok op de fiets, ge wit wel,
m'nen kameraad onzen veldwachter. „Ollee, d'n Dré."
groctte-n-le. „Ollee, onzen Jan!" zee ik. „Stukken?"
vroeg Janus ook. „Neeë" zee toen Stuk-van-Schuppen-
koning, ,,'k docht 't maar." „Ja," gooide-n-lk er mee 'nen
gekken slag tusschen, ,net toen ze mijn zoggen, ee brig-
ges, toen dochten guillie dat er wa-d-aan haperde!"
„Genavond", lachten ze, knipten 'n ogske en rejen toen
gaauw verder.
„Hedde gij wa mee die mannen aan de pet, Dré?"
vroeg Janus toen.
celeln en oude. Chineesche gewaden en geheel apart
lag een waarlijk schitterend mooie shawl van wit crepe,
waarop heel het kleurengamma, van het teerste rose,
tot het felste purper, was weergeven.
Mr. Levy zei, waar alles moest worden opgeborgen of
heengestuurd en gaf order, dat die shawl oogenblikkelijk
bij zijn dochter moest worden bezorgd.
„Zorg ervoor, dat Her Ladyship hem vanmiddag be
slist nog heeft. Oscar." zei hij.
Telkens als hij met dezen titel over Vanessa srpak,
raasde er zulk een wilde woede in het hart van den on-
derdanlgen klerk, dat hij gauw de oogen neersloeg.
„Vlammen en liefde en bloed," mompelde hij, terwijl
hij de prachtige, geborduurde bloemen betastte toen
vouwde hij den shawl heel eerbiedig op en gaf hem aan
een ondergeschikte om in te pakken. Toen hij met eigen
hand het adres op het pakje schreef, begonnen zijn
oogen bij het woord Countes fel te schitteren. Verder
verrichtte hij dien dag met meer dan gewone geruisch-
loosheid, onderdanigheid en toewijding, dc hem door zijn
meester opgedragen bezigheden en aan het einde van
zijn werk vroeg hij of hij dit jaar half Augustus va-
cantie kon krijgen, In plaats van half September, zooals
hij van jaar tot jaar gewend was geweest.
HOOFDSTUK XIH.
Hubert en zijn vrouw waren na de wittebroodsweken
niet meer op St. Austel terug geweest Vanessa kreeg
het land aan uitgaan, omdat ze het ellendig vond haar
man zooveel samen te zien met de Duchess of Llncoln-
wood. Hoe was hun verhouding vroeger geweest? En
hoe was die nu? Ze voelde zich hoe langer hoe onge
lukkiger Het leven was een ellendige warboel
Waarom had Hubert haar getrouwd? Welke reden
kon hij daarvoor hebben gehad? Nu besloot ze telkens,
het hem eens ronduit te vragen, maar altijd weer ont
brak het haar daartoe aan moed en haar lief gezichtje
kreeg van dag tot dag een meer tragische uitdrukking.
Haar oogen stonden intens bedroefd. Haar volmaakt ge
penseelde wenkbrauwen gaven haar dat type eener
schoone vrouw uit het Victoriaansche tijdperk, een type,
dat men tegenwoordig nog maar zelden ziet Haar
handjes waren ook zoo klein en wit zoo heelemaal
niet verhard of verruwd door buitenshuis sport Ze droeg
De ware oorzaak van die ellendige pijnen,
die ongeschikt maken voor eiken arbeid,
is nog weinig bekend. Maar de ervaring
heeft geleerd, dat masseeren met Akkcr's
Kloosterbalsem in staat Is. de pijn aanmer
kelijk te verzachten. Gij behoeft niet
oud te worden, voordat ge oud zijtl
,,Geen goud
zoo goed"
„Wa za'k oew zeggen, Janus as die kérels mijn
zien, dan worren ze zoo snotvergimmes slim, dan ruu-
ken ze de haven, gewoonweg!"
„Maar g'het er toch ginnen bij oew Dré?" vroeg Ja
nus in z'n onschuld.
„Waarachtig wel, Janeke," riep ik in 'n lachbui, „die
zit onder m'n pet, maar die houw ik stiekum op, zlede!"
„Frek," zee Janus en ok de Ulvenhoutsche pliesie-
macht fietste deur.
„Wa-d-hadde gij 'n sjaans," zee Trui toen 'n binnen
kwam. Die had alles, deur 'n splitje van de valgerdijn,
af staan loeren.
„En of!" lachte-n-ik en meteen smeet Ik die twee
beestjes op de tafel!
„Trui," stelde-n-ik veur, ,,'k zal ze gaauw effe d'r bont-
jaske uittrekken en schoonmaken; zet ze dan vanavond
nog op 't vuur, want ik eb 'r trek in; nouw ze deur 'n
heele plieseimacht, van Rijk en Gemeente, zijn gekomen,
nouw motten die beestjes wel zoo verduveld lekker zijn,
da'k er 't water nouw al van In m'nen mond krijg.''
En 'n uurke later, amico, toen sting d'n erft in de
geuren van de braalerij. En 't veruitzicht aan zo'n paar
dikke, malsche achterbillekes mee wa boeremik en 'n
steuvlge tas koffie, dee m'nen buik koeren van d'n hon
ger.
Toen Janus weer truggefletst kwam van z'n ronde,
toen wenkte-n-lk 'm.
Hij wipte van z'n flets da z'nen bulk schudde en snoof
as 'nen speurhond.
„Gatvergimmese smeerkees," viel ie uit' „nouw hedde,
geleuf ik, daarstrak heel de wereld staan te belaaita-
felen.,'
,,'t Is meugelijk," zee ik mee 'n onnoozel gezicht, ,,'t
is meugelijk, maar hoe ruukt da zooike?" en 'k wees
mee m'nen duim naar m'n huis achter me.
„Om akelijk te worren van flaauwte," zuchtte Janus
en hij streek mee z'n haanden over z'n buik en d'n
frèètlust sting mee twee kronkelslangeskes in z'n oogen
te lichten.
„Zet oew fiets dan meer in de schuur," troostte-n-lk
'm, „dan gaan me-d-'r eerst aan d'n overkaant eentje
koopen In „de Gouwe" en dan bende mijnen gast veur
vanavond."
„Ge ben nog arger as 'n duvel," schudde Janus mee
z'n bollen kop, „maar ollee, daar kunde nikske van
pruuven."
En daar emmen 's avond3 geschraanst, amico, - ge
schraanst, da-me-n-ons broeksbaanden los moesten ma
ken. Wa ging er da-d-in. Die sneejen mik gesopt in d'n
zjuu da-d-et vet langs oew baard liep en die billekes
malsch as 'n boerenmeid, die konde gewoonweg zuigen,
't Is gek, maar de verbojen vrucht ee altlj nog 'n hek
stra bijsmokske, ee!
D'n kleine Dré ge wit van m'nen veurigen brief
asdat de Amsterdammers weer Ier zijn, die krupt op
z'nen buik deur de savooje kooien om naar hazen en
kernijnen te speuren. Die is net zoo fel op d'nen haas
geworren as de masjesees op mijn.
'k Zouw oew over de drukte op d'n hof nog heel
wa kunnen schrijven, maar 'k mot 't kort maken.
Waant in elk geval mot ik oew nog nuuwejaar wen-
schen veur m'n velleke vol is en oew nog 'n aarlgheid
vertellen van 'nen nuuwjaarswensch die 'k al ontvan
gen heb, heelemaal uit 't Laand van de negers en de
negerinnekes!
Nouw; 't stel is er dan en 't mag er zijn. Dré, d'n
verver, is aan 't uitdijen. Die krijg-d-'nen buik, 'nen
buik, amico, 't is 'n lust veur oew oogen.
„Wel jongen," zee Ti-ui mee 'nen schulnschen slag,
nouw bende gij aan de beurt gekomen, geleuf Ik," en
ze sloeg 'm veur z'n buik dat ie kokte. „Lewiese is veul
mager. Veul mager!" „Slaank", zee ze mee trots, „da's
bij ons de mode."
„Moekie eet 's morregens 'n piesang" zee d'n kleine
Dré, ,,'s middags 'n banaan en 's avonds 'n piesang met
'n banaan toe." En toen Lewiese 'm bij z'n ooren wouw
pakken, schoot Ie tusschen m'n beenen deur en klom
op m'nen nek.
De schilderij was nle goed gankedreerd, zee m'nen
zeun. Dieën lijst was goed veur ons schilderij („plaat",
noemt m'nen zeun 't altij), die boven ons kast haangt en
die 'k alvan trouwen af eb: „Scheiden doet lijden", staat
er onder gedrukt en dan ziede 'nen huzaar naar d'n
oorlog trekken mee 'n pakske-n-aan da-d-elgenlijk veuls
te schoon ls veur da slagers-werk. En hij kekt zoo tries
tig, amico, of ie gin twee dagen af is gewiest En z'n
meske, waar ie afscheid van nimt,da's zoo schoon, zóó
schoon, da 'k me dleën mooien huzaar z'n bleek gezicht
best kan begrijpen. Zooiets in d'n steek te motten laten
veur oorlog, da's om de pee aan oew betrekking te
krijgen.
Maar genogt, net as ik docht, dieën rouwraand had
er omhenen gemotten om die „Liefde", van m'nen zeun.
Nouw, hij zal z'nen zin emmen. De „Liefde" ga-d-in
haar hoofdje zoo vorstelijk, en op avonden, dat ze haar
Empire diadeem op had, schitterend van diamanten en
robijnen,, was er In heel Londen geen vrouw, schooner
dan zij. Iedereen was het daar over eens. Er was abso
luut niets wufts aan haar, en haar groote statigheid
scheen wonderwel bij hare jeugd te passen ze was zoo
geheel verschillend van de andere jongevrouwen uit
haar kring.
Sommige menschen beweerden dat ze te koud was, an
deren vonden haar te hooghartig. En Hubert's meest
kieskeurige familieleden ergerden zich bijna, omdat ze
zoo volmaakt scheen, dat er niets op haar viel aan te
merken.
Zoo sleepten hun eindelooze dagen van feestelijkheden
zich voort. Soms brachten ze een weekend door op een
of ander groot buiten, waar men rekening hield met
de tijdgeest, en het gebeurde ten huize van zijn oom,
den Bisschop, herhaalde zich dus niet weer. Twee Zon
dagen was Hubert in Wales geweest en den derden ble
ven ze ln Londen. Maar nu gingen ze weer naar St
Austel en op het einde der volgende week zouden ze een
groote partij geven, ter eere van de Horse Show. de
partij, waarop ook de Duchess of Lincolnwood komen
zou.
Hubert had zijn vrouw vaak met jaloersche oogen na
gestaard. al wist ze het dan ook niet en dezen avond,
op een bal Kingsbury House, het laatste bal van het
seizoen, one-stepte Charles Langley met haar en ver
slond haai; als het ware met zijn vurige blikken.
Hubert begon te vinden dat die moderne dansen toch
wel wat tegen hadden Charles scheen er erg van te
houden hy hield haar zoo vast. Natuuriyk, het was
maar een dans iedereen deed het immers het had
niets te betcekenen maar toch zou hy zelf eens
met haar dansen? Hy was er heel na aan toe, voor de
verzoeking te bezwyken, en stond net op het punt, haar
te gaan vragen, toen de Duchess of Lincolnwood haar
partner in den steek liet en naast hem kwam staan.
Ook zy voelde zich in deze dagen ongelukkig. Ze was
erger dan ooit verliefd op Hubert en met het onfeil
bare Instinct, dat de liefde zelfs aan de domste vrouwen
schynt te geven, raadde ze, dat Hubert zich tot rijn
vrouw aangetrokken begon te voelen. Toen ze elkaar
dien avond, na de receptie ten Hove hadden ontmoet
den rouw en diep olt! Daar kan ie op aan.
En om nouw terug te komen op 't begin, dleën haas
hee me heelegaar van m'n sjapieter gebrocht, de
kalender hangt 'r dus weer by as vel-over-been. Ne
genentwintig is weer óp en 't is me Goddank! weer
goed bekomen. Keb weer driehonderdvijfenzestig dagen
van d'n levensboom afgeschud en ze stuk veur stuk
opgefrèten as sappige goudreinetten da me-n-et sap op
m'n vestje liep.
D'n oogst was wel nie datte, maar onzen verver zee
alty da geld bijzaak is. 't Ga-d-om de kunst, zee-t-ie!
Myn best, as 't dan maar niks te maken heet mee verf
en lcunstblommen die gin blommen zijn. Wemmen niks
verdient, maar d'r zit 'n verken in de kuip om te kus
sen. D'n hooizolder lee goed vol, d'n akker sta vol van
kroten, spruiten, savoojen en boerenkoolen; de biesten
geven emmers mee melk die geel is as botter en zwaar
dat ie aan de kannen blijft hangen; me zyn zoo gezond
as do visohkes in de Mark en d'n winterzaai die doe-g-et
zoo schoon da-go-'r 'nen horlepiep by zouw daansen. Ik
trek er dus strak om twaalf uren, as ons kerkklokske
begint te luiën, as me tot onzen nek volzitten mee wor
stenbrood en bruin bier, as de plattebuis rood-gloeiend
etaat te braanden da-g-'r oew broek aan verschroeien
zou en as d'n kleinen Dré z'n steuvige ermltes om m'nen
nok slaat, dan trek is da leste blaalke-n-af mee 'n
dankbaar gevuul veur ons Lievenirke veur al 't goeie
dat ie ons in negenentwintig op d'n oogst na hee ge
geven!
En dan za'k efkens stlllckes denken aan m'nen
vrind d'n misjenari3, die daar op 't oogenblik, -wijd weg
in 't gloeiendheete Afrika zit te blazen tusschen die
zwarte wcfkes en kèrclt.jes-mee-schapenkrullekes,
tusschen de negers, die ie perbeeren wil mee d'r
zwarte velleke tcch ok d'n hemel in te helpen as 't
eenmaal zoover is da me allemaal 't allerleste blaaike
van d'n kalender emmen gescheurd!
Ik mot dan 's efkes stillekes denken aan dleën
mensch, die op da-d-uurke denken zal aan z'n schoone
Laandje, d'n Zaankant waar ie vandaan komt, en waar
le dan midden in Afrika zittende toch efkes de
toeters van de schepen in de Zaan heurt loeiën, deur
d'n kouwen witten nacht, as de maan blaauwig te
schijnen staat op de be-yzelde bruggeskes daar in da
waterlaand, waar z'n fermilie op da-d-oogenblik mekare
nuwejaar wenscht, mee 'n vochtig ogske naar z'n per-
tret gericht...
Ja, in de Nuuwe Haarlemmer hee-t-ie me in 'n laank
en schoon gedicht, Nuuwejaar gewenscht, 'n vers dat
ie opgesteld heet onder d'n smoor van 'n smakelijk
pepke, zooas le naar me gerijmd heet.
Hij leest m'n brlefkes, en z'n doel is nouw hier,
Om myn te bedanken voor 't reuzen-plezier,
Dat ik 'm verschaf mee m'n week'-lijlcsch geschrijf,
En dan heet-ie van 't lachen soms pijn in z'n lijf.
Zoo Echrlijft ie! Dan
Wenscht ie ons geluk, hetzy mee z'n twee-kee
Ofwel In gezelschap van 'nen heelen hoop Dré-kes!
Eji hy hoopt, ik alty d'n lollige Dré maar mag biyven,
En nog veul jaren geregeld m'n briefkes zal schreven,
Nie zoozeer om de eer van de menschen, potdorie,
Dan wel, zee-t-ie tot Gcds meerdere Eer en Glorie!
Is da nie schoon, amico!
Ollee, ik wensch 'm, ok namens Trui, gin horke min
der. 't Beste van 't allerbeste da-d-Onzenlieveneer veur
hum wit te bedenken, meer kan 'k toch ok nle zeggen.
En gij, amico, 11c wensch oew, uit naam van Trui
en heel de fermilie, 'n Zalig Nuwejaar.
Ik hoop as da me-n-et nuuwe jaar weer gezeliig zullen
krispedeeren; da ge trossen van nuuwe abbenees aan
oew kraant zult zien groeien en 'n goeie gezondheid!
En netuurlijk, gin horlce minder veur oew wefke en
d'n verderen krippot
Amico, nouw schei ik er toch af!
D'n kleine Dré kekt d'n penhouwer uit m'n kntisten
en gift zoo nouw en dan „per ongeluk oopa" 'n
opsallemaander teugen de tafel aan, da m'n pen deur
't pepier in de tafel stikt
'k Mot oew ok zijn grote doen, zee-t-ie. Ollee, amico,
nogmaalb: 't Beste jong, van oewen toet a voe
DRé.
HIJ WIST HET WEL.
(Brumtrrr, Berlijn)
We zeggen moeder aarde. Waarom is aar
de vrouwelijk?
Omdat niemand haar waren leeftijd kent
was ze eerst opgewonden van biydschap geweest. Hu
bert stond geheel onverschillig tegenover zijn vrouw,
meende ze en ze had al haar kunstgrepen in het 'werk
gesteld en dat waren er niet weinige om hem
weer aan zich te binden. Het was haar glorie, dat hij van
lieverlede weer naar haar toegekomen was, al kon ze er
zich dan ook niet op beroemen, dat er uit zyne houding
ook maar de geringste verliefdheid sprak. Maar ach,
hem zoo vaak dicht in hare nabijheid te hebben, dat was
tenminste al iets. Doch de laatste dagen bespeurde ze
eene verandering by hem en nu, op dit bal op Kings
bury House, zag ze een fel licht in zqn oogen, zoo vaak
hy naar Vanessa keek.
Hoewel Vanessa veel succes had, ondervond ze toch
zoo nu en dan wel eens kleine of grootere onaange
naamheden nu, op dit bal b.v. hoorde zo toevallig,
dat men over haar sprak, als over „dat kind van een
Joodschen geldschieter". Het was alsof ze een klap in
haar gezicht kreeg ze had zich omgedraaid en den
spreker met koninkiyke hooghartigheid en minachting
aangestaard maar er kwam een blos op haar bleeke
wangen en er lag eene uitdrukking van verontwaar
digde droefheid in hare oogen. Zoo kwam het misschien
dat ze Charles Langley niet op zijn plaats zette, voor
zijn vrijpostigheid, zooals ze anders wel zou hebben ge
daan. Zijn hulde deed haar op dit moment goed. al
kwam het absoluut niet in haar op, hem met opzet te
gebruiken om Hubert jaloersch te maken.
„Je vrouw ziet er vanavond byzonder goed uit, Hu
bert, fluisterde Allice hem toe, „zoo weinig echt En
gelsch haar vader zal van een en ander wel veel ge
noegen beleven."
Het was voor het eerst, dat ze zich iets spytigs liet
ontvallen maar ze stikte bijna van jalouzie, toen ze
den blik zag, dien Hubert op zijn vrouw wierp.
Hij keek haar cynisch aan. Hij wist precies, wat de
oorzaak van haar woorden was. Al wat er omtrent vrou
wen te weten valt, wist Hubert!
Men had er over het algemeen zoo'n idee van, dat dit
huweiyk een zeer zakeiyk verloop had zooiets lekt
altyd uit dienstbodenpraatjes en heel veel dames
vinden het nu eenmaal bar Interessant, precies te weten
hoe andere dames thuis leven.
Wordt vervolgd.