B Krachtvoederkoek T.D. ALVOEDERKOEK DUYViS N.V. Oliefabrieken T. DUYViS Jz. KOOG AAN DE ZAAN - LEEUWARDEN w ns- Brabanische brieven. fRhevmatiek Kloosterbalsem MURWE vervangt Lijnkoek volledig, doch is veel lager in prijs, Garantie 45 eiwit en vet. KRACHTVOEDERKOEKJES MET SUIKER T. D. MURWE Garantie 30 °/0 eiwit en vet. Gehalte zetmeelachtige stoffen ca. 44 °/0. ALVOEDERKOEKJES MET SUIKER T. D. Vraagt gratis toezending Brochure met Voederrantsoenen; U kunt op Uw voederrekening veel besparen! lEöTrrffiiffiSIBHOT Bnitenlandschn granen. Maïs, Java mixed, stoomen de f240.—; La Plata disp. f245.—, stoomende f23f». geladen/gestoomd f232.—, Sept./Dec. levering f222.—; Z.-Afrikaansche gele, Oct./Nov. aflading f216.—; Gerst Donau stoomende f230.Lijnkoeken S.Iv. stoomcn-lo f 14.30, Amerikaansche stoomende f 14.20. Van do buitenlandsche beurzen nemen we bier op een noteering uit Liverpool, een belangrijke Europee- sche graanmarkt. Liverpool, 9 Oct. (Part. tel.) Granen (slot) Tarwe Oct. 10/4 (open 10/3%). Dec. 9/10%), Maart 9/9 (open 9/9%). Dc noteering is in shillings en pcnco per ccntal. F.en cental is gelijk aan 100 Engelscbe ponden, ter wijl een Engelsrh of Amerikaansch pond geiijk is aan 0.4536 K.G. Wat het Engelsche geld betreft 1 is gelijk aan 20 shilling en 1 shilling gcüjk aan 12 penee. Een ccntal ia dus gelijk aan 45,30 K.G. In liet bericht worden opgegeven de slotnoteering van 9 October en de oponingsnoteering van denzelfden da tum, voor tarwe, die geleverd zul worden in October, in December of in Maart. Uit bet feit, dat de prijzen voor latere levering lager zijn dan die voor directe levering vloeit voort, dat men een daling der prijzen verwacht Volgens dit marktbericht loopt dus dc prijs van 45.36 K.G. tarwe waarschijnlijk terug tusschen October en Maart van 10/4 tot 9/9 van 10 X GO -f- 4 X <5 cent is van fG.20 tot f5.85. Op do Londensche beurs wordt de prijs van tarwe genoteerd per quarter in shillings en pcnce. Een quartcr varieert tusschen 480 en 500 Engelsche pon den, al naar gelang van de soort der tarwe. Tot slot vermelden we hier nog een notcering uit Argentinië. Dc vaststelling der prijzen geschiedt in papieren peso's per 100 K.G. 100 papieren peso's zijn gelijk aan 44 gouden peso's, in het bericht genoemd gouden dollar, terwijl een gouden peso op 9 October was aan 46% penny in Engelsch geld. Ook op deze beurs waren de tarweprijzen voor latere levering la ger, dan die voor directe levering. De weergesteldheid is hierbij vermeld, daar deze van veel belang is voor den nieuwen oogst die in Argentinië in December valt. Gelukkig voor ons hebben wij gewone menschjes met deze Argentijnsche prijszetting weinig te ma ken, want de steller dezer beursberichten is wel zoo vriendelijk dat vreemde geld in Ilollandsche munt om te rekenen. Kijk maar: Buenos-Ayros 9 Oct. (Telegr. van W. van Stee- den en Co., Rotterdam): Granen: 9 Oct. 9 Oct. slot open Tarwe Nov. f 11.95 f12.— Febr. f 11.35 f 11.37 Maïs Nov. f 8.20 f 8.23 Der. f 8.30 f 8.35 Haver Nov. f 8.40 f 8,40 Lijnzaad Nov. f 19.40 f 19.30 Febr. f 18.70 f 18.G3 Tarwe traag. Lijnzaad prijshoudend. Weersgesteldheid mooi. Wisselkoers op Londen per gouden dollar 46% d. In Noord-Amerika worden de granen genoteerd in dollar-cents per bushel. Een bushel tarwe weegt 60 Eng. ponden, terwijl voor mais, haver, rogge en gerst de gewichten resp. zijn 5G, 32, 56 cn 48 Eng. ponden. Hierbij wil ik het ditmaal laten. Ik kan mij voor stellen dat velen van mijn lezers weinig met deze bcursnotccringen te maken hebben. Doch voor aan- koopers van coöp. vereenigingen, voor leiders van groote bedrijven en misschien nog voor veel meer be langstellenden dan ik op het oogenblik kan overzien, meende ik goed te doen op het bovenstaande eens do aandacht te vestigen. Dit laatste schrijven in dc Schager Courant in het jaar 1929 wil ik niet eindigen dan nadat ik aan mijn lezers en lezeressen ccn voorspoedig cn gelukkig 1930 heb toegewcnscht. S. V. sche Empire Bazaar een redevoering houden En de nieuwe, wondervolle gedachte die haar bezighield, scheen haar een nieuwe waardigheid te geven. Ze sprak zoo vloeiend en pakkend, dat heel het Comité, dat om haar heen stond, zich er over verbaasde, Benjamin Levy was toevallig zijn schoonzoon bij Lucullus tegen gekomen, waar deze met een vriend zat te lunchen en had hem overgehaald, met hem mede te gaan, om de openingsrede te hooren. Vee! overredingskracht was daar niet toe noodig ge weest. Hubert wilde gaan om zichzelf te deslllusionnee- rcn. Hij hoopte nu eens goed te hooren, hoe Vanessa zich daar doorheen zou stumperen. Zijn moeder had in haar tijd altijd zulke goede openlngaspeeches gehouden. Maar toen hij haar daar, zoo onbewust van hare eigene waardigheid en zoo helder en verstandig hoorde spreken, doorhuiverde hem een groote bewondering. Benjamin Levy straalde van tevredenheid. Met een eigenaardig glimlachje om de lippen fluis terde hij Hubert in het oor: „Ik heb je toch maar een schitterende Countess gegeven. My Lord!" En Hubert knikte toestemmend. Pas toen Vanessa het gebouw verliet, merkte ze dat haar vader en haar echtgenoot ook aanwezig waren geweest maar aldoor terwijl zo sprak, had ze het sombere gelaat van Oscaar Isaacson voor zich gezien, met die hartstochtelijk, haast waanzinnig glinsterendo oogen. Zou Hubert hebben goedgekeurd, wat ze gezegd had? Wat zou ze dat graag willen! Wat Hubert betrof, die ging regelrecht terug naar zijn mot eikenhout beschoten studeerkamer, die op het park uitzag. Hij sidderde van emotie. Niemand van zijn heele familie zou hot publiek zoo weten te boeien, als Vanessa gedaan had. En wat had ze er snoezig uitgezien in haar wit crepe-de-chlne. japonnetje, met dat tuiltje boschvi ooltjes in haar ceintuur. Hij wou, dat hij Alllce maar niet beloofd had, met haar In Hurlingham te gaan eten. Toen Benjamin Levy den volgenden morgen op kan toor kwam, was er een groote kist prachtige, Ooster- sche waren aangekomen een bestelling van het vorige jasr. Oscar had al uitgepakt cn de inhoud lag over stoelen en lessenaars verspreid Jade-groen en oud-rose por- FEUILLETON. VERTELLINGEN, i M M M Ulvenhout, 29 December 1929. Menler. M'n léste briefke van 't jaar, amlco. Bekaanst drie honderdvijfenzestig blaaikes van d'n scheurkalender eb ben me weer weg laten dwè- relen en hangen de lesten d'r nog aan. mee 'n ezels- orke en verfomfaaid lijk 'n boerenkoolblad, as 'n tries tig overschotje van afge kloven beentjes en 'nen op- geschraansten haas. Ochèrme. Maar hij was toch lekker, Nouw ik 't ouwe jaar bij 'nen haas vergelijk, amico, nouw schiet me die stuip In m'nen kop, die 'k deus weck g'ad eb mee de masjeses. Sapperdemallemosterpot, wa-d-eb ik die Berenmutsen vernukt Ge mot weten, da ze mijn, na da stroopersge- valleke van vleejen jaar in de gaten houwen as 'n sje- loers wijf. En da'k er net mee doei as mee 'n sjeloers wefke, da begrepte! 'k Doei net of 'k 'r nikske van in de gaten eb. Ze weten natuurlijk blikskaters goed da'k die lang- ooren, die optrèters van m'nen kostelijken kool,, steeds as 'k do kaans eb, trakteer op 'nen scheut hagel onder d'ren stèèrt^die er zijn mag! Van de week hé'k er dan twee onder in m-'nen krui- wagel leggen, toen 'k teugen donker naar huis gong. (M'n spuit lee altij op 't laand, netjes in 'n lang kistje onder d'n grond). En 'k zal nog 'n veftig meter van d'n grooten weg afgewiest zijn, toen 'k zoo dwars m'n akkers uitkwam, toen 'k twee van die spandoedels aan zag komen op de fiets. Ineens begonnen ze heel laankzaam te rijen en keek d'n eene zoo kwansuis naar z'nen velo. 'k Had z'allaank „geschoten", da snapte, 'k Had moeite om nie te lachen, amico, waant de deejen toch zoo echt ee. die Sjerlok Hollemessen. Affijn, 'k ree gewoon deur, mee 'n gezicht net zoo onschuldig as zuillle En toen 'k den grooten weg genaderd was, toen stingen me daar mee ons vijven, net gelijk op één punt; ik, de masjesees en de hazon, die ge nle zien kos. Zuillie stapten af en prutsen zo'n bletje-n-aan d'r fiets. „Navend samen", zee ik, „stukken?" ,,'k Weet nie p3r- sies," zee d'n wachtmeester, die de leiding had van de sjerlokkerij, ,,'k kan 't nie vinden," en meteen keek ie mee 'n schuin ogske naar mijn en m'nen krulwagel. „Ollee", dee ik verwonderd, „kunde 't nie vinden, da's 'n lillijk ding veur 'n pliesieman, ee!" Net kwam Janus toen aan, ok op de fiets, ge wit wel, m'nen kameraad onzen veldwachter. „Ollee, d'n Dré." groctte-n-le. „Ollee, onzen Jan!" zee ik. „Stukken?" vroeg Janus ook. „Neeë" zee toen Stuk-van-Schuppen- koning, ,,'k docht 't maar." „Ja," gooide-n-lk er mee 'nen gekken slag tusschen, ,net toen ze mijn zoggen, ee brig- ges, toen dochten guillie dat er wa-d-aan haperde!" „Genavond", lachten ze, knipten 'n ogske en rejen toen gaauw verder. „Hedde gij wa mee die mannen aan de pet, Dré?" vroeg Janus toen. celeln en oude. Chineesche gewaden en geheel apart lag een waarlijk schitterend mooie shawl van wit crepe, waarop heel het kleurengamma, van het teerste rose, tot het felste purper, was weergeven. Mr. Levy zei, waar alles moest worden opgeborgen of heengestuurd en gaf order, dat die shawl oogenblikkelijk bij zijn dochter moest worden bezorgd. „Zorg ervoor, dat Her Ladyship hem vanmiddag be slist nog heeft. Oscar." zei hij. Telkens als hij met dezen titel over Vanessa srpak, raasde er zulk een wilde woede in het hart van den on- derdanlgen klerk, dat hij gauw de oogen neersloeg. „Vlammen en liefde en bloed," mompelde hij, terwijl hij de prachtige, geborduurde bloemen betastte toen vouwde hij den shawl heel eerbiedig op en gaf hem aan een ondergeschikte om in te pakken. Toen hij met eigen hand het adres op het pakje schreef, begonnen zijn oogen bij het woord Countes fel te schitteren. Verder verrichtte hij dien dag met meer dan gewone geruisch- loosheid, onderdanigheid en toewijding, dc hem door zijn meester opgedragen bezigheden en aan het einde van zijn werk vroeg hij of hij dit jaar half Augustus va- cantie kon krijgen, In plaats van half September, zooals hij van jaar tot jaar gewend was geweest. HOOFDSTUK XIH. Hubert en zijn vrouw waren na de wittebroodsweken niet meer op St. Austel terug geweest Vanessa kreeg het land aan uitgaan, omdat ze het ellendig vond haar man zooveel samen te zien met de Duchess of Llncoln- wood. Hoe was hun verhouding vroeger geweest? En hoe was die nu? Ze voelde zich hoe langer hoe onge lukkiger Het leven was een ellendige warboel Waarom had Hubert haar getrouwd? Welke reden kon hij daarvoor hebben gehad? Nu besloot ze telkens, het hem eens ronduit te vragen, maar altijd weer ont brak het haar daartoe aan moed en haar lief gezichtje kreeg van dag tot dag een meer tragische uitdrukking. Haar oogen stonden intens bedroefd. Haar volmaakt ge penseelde wenkbrauwen gaven haar dat type eener schoone vrouw uit het Victoriaansche tijdperk, een type, dat men tegenwoordig nog maar zelden ziet Haar handjes waren ook zoo klein en wit zoo heelemaal niet verhard of verruwd door buitenshuis sport Ze droeg De ware oorzaak van die ellendige pijnen, die ongeschikt maken voor eiken arbeid, is nog weinig bekend. Maar de ervaring heeft geleerd, dat masseeren met Akkcr's Kloosterbalsem in staat Is. de pijn aanmer kelijk te verzachten. Gij behoeft niet oud te worden, voordat ge oud zijtl ,,Geen goud zoo goed" „Wa za'k oew zeggen, Janus as die kérels mijn zien, dan worren ze zoo snotvergimmes slim, dan ruu- ken ze de haven, gewoonweg!" „Maar g'het er toch ginnen bij oew Dré?" vroeg Ja nus in z'n onschuld. „Waarachtig wel, Janeke," riep ik in 'n lachbui, „die zit onder m'n pet, maar die houw ik stiekum op, zlede!" „Frek," zee Janus en ok de Ulvenhoutsche pliesie- macht fietste deur. „Wa-d-hadde gij 'n sjaans," zee Trui toen 'n binnen kwam. Die had alles, deur 'n splitje van de valgerdijn, af staan loeren. „En of!" lachte-n-ik en meteen smeet Ik die twee beestjes op de tafel! „Trui," stelde-n-ik veur, ,,'k zal ze gaauw effe d'r bont- jaske uittrekken en schoonmaken; zet ze dan vanavond nog op 't vuur, want ik eb 'r trek in; nouw ze deur 'n heele plieseimacht, van Rijk en Gemeente, zijn gekomen, nouw motten die beestjes wel zoo verduveld lekker zijn, da'k er 't water nouw al van In m'nen mond krijg.'' En 'n uurke later, amico, toen sting d'n erft in de geuren van de braalerij. En 't veruitzicht aan zo'n paar dikke, malsche achterbillekes mee wa boeremik en 'n steuvlge tas koffie, dee m'nen buik koeren van d'n hon ger. Toen Janus weer truggefletst kwam van z'n ronde, toen wenkte-n-lk 'm. Hij wipte van z'n flets da z'nen bulk schudde en snoof as 'nen speurhond. „Gatvergimmese smeerkees," viel ie uit' „nouw hedde, geleuf ik, daarstrak heel de wereld staan te belaaita- felen.,' ,,'t Is meugelijk," zee ik mee 'n onnoozel gezicht, ,,'t is meugelijk, maar hoe ruukt da zooike?" en 'k wees mee m'nen duim naar m'n huis achter me. „Om akelijk te worren van flaauwte," zuchtte Janus en hij streek mee z'n haanden over z'n buik en d'n frèètlust sting mee twee kronkelslangeskes in z'n oogen te lichten. „Zet oew fiets dan meer in de schuur," troostte-n-lk 'm, „dan gaan me-d-'r eerst aan d'n overkaant eentje koopen In „de Gouwe" en dan bende mijnen gast veur vanavond." „Ge ben nog arger as 'n duvel," schudde Janus mee z'n bollen kop, „maar ollee, daar kunde nikske van pruuven." En daar emmen 's avond3 geschraanst, amico, - ge schraanst, da-me-n-ons broeksbaanden los moesten ma ken. Wa ging er da-d-in. Die sneejen mik gesopt in d'n zjuu da-d-et vet langs oew baard liep en die billekes malsch as 'n boerenmeid, die konde gewoonweg zuigen, 't Is gek, maar de verbojen vrucht ee altlj nog 'n hek stra bijsmokske, ee! D'n kleine Dré ge wit van m'nen veurigen brief asdat de Amsterdammers weer Ier zijn, die krupt op z'nen buik deur de savooje kooien om naar hazen en kernijnen te speuren. Die is net zoo fel op d'nen haas geworren as de masjesees op mijn. 'k Zouw oew over de drukte op d'n hof nog heel wa kunnen schrijven, maar 'k mot 't kort maken. Waant in elk geval mot ik oew nog nuuwejaar wen- schen veur m'n velleke vol is en oew nog 'n aarlgheid vertellen van 'nen nuuwjaarswensch die 'k al ontvan gen heb, heelemaal uit 't Laand van de negers en de negerinnekes! Nouw; 't stel is er dan en 't mag er zijn. Dré, d'n verver, is aan 't uitdijen. Die krijg-d-'nen buik, 'nen buik, amico, 't is 'n lust veur oew oogen. „Wel jongen," zee Ti-ui mee 'nen schulnschen slag, nouw bende gij aan de beurt gekomen, geleuf Ik," en ze sloeg 'm veur z'n buik dat ie kokte. „Lewiese is veul mager. Veul mager!" „Slaank", zee ze mee trots, „da's bij ons de mode." „Moekie eet 's morregens 'n piesang" zee d'n kleine Dré, ,,'s middags 'n banaan en 's avonds 'n piesang met 'n banaan toe." En toen Lewiese 'm bij z'n ooren wouw pakken, schoot Ie tusschen m'n beenen deur en klom op m'nen nek. De schilderij was nle goed gankedreerd, zee m'nen zeun. Dieën lijst was goed veur ons schilderij („plaat", noemt m'nen zeun 't altij), die boven ons kast haangt en die 'k alvan trouwen af eb: „Scheiden doet lijden", staat er onder gedrukt en dan ziede 'nen huzaar naar d'n oorlog trekken mee 'n pakske-n-aan da-d-elgenlijk veuls te schoon ls veur da slagers-werk. En hij kekt zoo tries tig, amico, of ie gin twee dagen af is gewiest En z'n meske, waar ie afscheid van nimt,da's zoo schoon, zóó schoon, da 'k me dleën mooien huzaar z'n bleek gezicht best kan begrijpen. Zooiets in d'n steek te motten laten veur oorlog, da's om de pee aan oew betrekking te krijgen. Maar genogt, net as ik docht, dieën rouwraand had er omhenen gemotten om die „Liefde", van m'nen zeun. Nouw, hij zal z'nen zin emmen. De „Liefde" ga-d-in haar hoofdje zoo vorstelijk, en op avonden, dat ze haar Empire diadeem op had, schitterend van diamanten en robijnen,, was er In heel Londen geen vrouw, schooner dan zij. Iedereen was het daar over eens. Er was abso luut niets wufts aan haar, en haar groote statigheid scheen wonderwel bij hare jeugd te passen ze was zoo geheel verschillend van de andere jongevrouwen uit haar kring. Sommige menschen beweerden dat ze te koud was, an deren vonden haar te hooghartig. En Hubert's meest kieskeurige familieleden ergerden zich bijna, omdat ze zoo volmaakt scheen, dat er niets op haar viel aan te merken. Zoo sleepten hun eindelooze dagen van feestelijkheden zich voort. Soms brachten ze een weekend door op een of ander groot buiten, waar men rekening hield met de tijdgeest, en het gebeurde ten huize van zijn oom, den Bisschop, herhaalde zich dus niet weer. Twee Zon dagen was Hubert in Wales geweest en den derden ble ven ze ln Londen. Maar nu gingen ze weer naar St Austel en op het einde der volgende week zouden ze een groote partij geven, ter eere van de Horse Show. de partij, waarop ook de Duchess of Lincolnwood komen zou. Hubert had zijn vrouw vaak met jaloersche oogen na gestaard. al wist ze het dan ook niet en dezen avond, op een bal Kingsbury House, het laatste bal van het seizoen, one-stepte Charles Langley met haar en ver slond haai; als het ware met zijn vurige blikken. Hubert begon te vinden dat die moderne dansen toch wel wat tegen hadden Charles scheen er erg van te houden hy hield haar zoo vast. Natuuriyk, het was maar een dans iedereen deed het immers het had niets te betcekenen maar toch zou hy zelf eens met haar dansen? Hy was er heel na aan toe, voor de verzoeking te bezwyken, en stond net op het punt, haar te gaan vragen, toen de Duchess of Lincolnwood haar partner in den steek liet en naast hem kwam staan. Ook zy voelde zich in deze dagen ongelukkig. Ze was erger dan ooit verliefd op Hubert en met het onfeil bare Instinct, dat de liefde zelfs aan de domste vrouwen schynt te geven, raadde ze, dat Hubert zich tot rijn vrouw aangetrokken begon te voelen. Toen ze elkaar dien avond, na de receptie ten Hove hadden ontmoet den rouw en diep olt! Daar kan ie op aan. En om nouw terug te komen op 't begin, dleën haas hee me heelegaar van m'n sjapieter gebrocht, de kalender hangt 'r dus weer by as vel-over-been. Ne genentwintig is weer óp en 't is me Goddank! weer goed bekomen. Keb weer driehonderdvijfenzestig dagen van d'n levensboom afgeschud en ze stuk veur stuk opgefrèten as sappige goudreinetten da me-n-et sap op m'n vestje liep. D'n oogst was wel nie datte, maar onzen verver zee alty da geld bijzaak is. 't Ga-d-om de kunst, zee-t-ie! Myn best, as 't dan maar niks te maken heet mee verf en lcunstblommen die gin blommen zijn. Wemmen niks verdient, maar d'r zit 'n verken in de kuip om te kus sen. D'n hooizolder lee goed vol, d'n akker sta vol van kroten, spruiten, savoojen en boerenkoolen; de biesten geven emmers mee melk die geel is as botter en zwaar dat ie aan de kannen blijft hangen; me zyn zoo gezond as do visohkes in de Mark en d'n winterzaai die doe-g-et zoo schoon da-go-'r 'nen horlepiep by zouw daansen. Ik trek er dus strak om twaalf uren, as ons kerkklokske begint te luiën, as me tot onzen nek volzitten mee wor stenbrood en bruin bier, as de plattebuis rood-gloeiend etaat te braanden da-g-'r oew broek aan verschroeien zou en as d'n kleinen Dré z'n steuvige ermltes om m'nen nok slaat, dan trek is da leste blaalke-n-af mee 'n dankbaar gevuul veur ons Lievenirke veur al 't goeie dat ie ons in negenentwintig op d'n oogst na hee ge geven! En dan za'k efkens stlllckes denken aan m'nen vrind d'n misjenari3, die daar op 't oogenblik, -wijd weg in 't gloeiendheete Afrika zit te blazen tusschen die zwarte wcfkes en kèrclt.jes-mee-schapenkrullekes, tusschen de negers, die ie perbeeren wil mee d'r zwarte velleke tcch ok d'n hemel in te helpen as 't eenmaal zoover is da me allemaal 't allerleste blaaike van d'n kalender emmen gescheurd! Ik mot dan 's efkes stillekes denken aan dleën mensch, die op da-d-uurke denken zal aan z'n schoone Laandje, d'n Zaankant waar ie vandaan komt, en waar le dan midden in Afrika zittende toch efkes de toeters van de schepen in de Zaan heurt loeiën, deur d'n kouwen witten nacht, as de maan blaauwig te schijnen staat op de be-yzelde bruggeskes daar in da waterlaand, waar z'n fermilie op da-d-oogenblik mekare nuwejaar wenscht, mee 'n vochtig ogske naar z'n per- tret gericht... Ja, in de Nuuwe Haarlemmer hee-t-ie me in 'n laank en schoon gedicht, Nuuwejaar gewenscht, 'n vers dat ie opgesteld heet onder d'n smoor van 'n smakelijk pepke, zooas le naar me gerijmd heet. Hij leest m'n brlefkes, en z'n doel is nouw hier, Om myn te bedanken voor 't reuzen-plezier, Dat ik 'm verschaf mee m'n week'-lijlcsch geschrijf, En dan heet-ie van 't lachen soms pijn in z'n lijf. Zoo Echrlijft ie! Dan Wenscht ie ons geluk, hetzy mee z'n twee-kee Ofwel In gezelschap van 'nen heelen hoop Dré-kes! Eji hy hoopt, ik alty d'n lollige Dré maar mag biyven, En nog veul jaren geregeld m'n briefkes zal schreven, Nie zoozeer om de eer van de menschen, potdorie, Dan wel, zee-t-ie tot Gcds meerdere Eer en Glorie! Is da nie schoon, amico! Ollee, ik wensch 'm, ok namens Trui, gin horke min der. 't Beste van 't allerbeste da-d-Onzenlieveneer veur hum wit te bedenken, meer kan 'k toch ok nle zeggen. En gij, amico, 11c wensch oew, uit naam van Trui en heel de fermilie, 'n Zalig Nuwejaar. Ik hoop as da me-n-et nuuwe jaar weer gezeliig zullen krispedeeren; da ge trossen van nuuwe abbenees aan oew kraant zult zien groeien en 'n goeie gezondheid! En netuurlijk, gin horlce minder veur oew wefke en d'n verderen krippot Amico, nouw schei ik er toch af! D'n kleine Dré kekt d'n penhouwer uit m'n kntisten en gift zoo nouw en dan „per ongeluk oopa" 'n opsallemaander teugen de tafel aan, da m'n pen deur 't pepier in de tafel stikt 'k Mot oew ok zijn grote doen, zee-t-ie. Ollee, amico, nogmaalb: 't Beste jong, van oewen toet a voe DRé. HIJ WIST HET WEL. (Brumtrrr, Berlijn) We zeggen moeder aarde. Waarom is aar de vrouwelijk? Omdat niemand haar waren leeftijd kent was ze eerst opgewonden van biydschap geweest. Hu bert stond geheel onverschillig tegenover zijn vrouw, meende ze en ze had al haar kunstgrepen in het 'werk gesteld en dat waren er niet weinige om hem weer aan zich te binden. Het was haar glorie, dat hij van lieverlede weer naar haar toegekomen was, al kon ze er zich dan ook niet op beroemen, dat er uit zyne houding ook maar de geringste verliefdheid sprak. Maar ach, hem zoo vaak dicht in hare nabijheid te hebben, dat was tenminste al iets. Doch de laatste dagen bespeurde ze eene verandering by hem en nu, op dit bal op Kings bury House, zag ze een fel licht in zqn oogen, zoo vaak hy naar Vanessa keek. Hoewel Vanessa veel succes had, ondervond ze toch zoo nu en dan wel eens kleine of grootere onaange naamheden nu, op dit bal b.v. hoorde zo toevallig, dat men over haar sprak, als over „dat kind van een Joodschen geldschieter". Het was alsof ze een klap in haar gezicht kreeg ze had zich omgedraaid en den spreker met koninkiyke hooghartigheid en minachting aangestaard maar er kwam een blos op haar bleeke wangen en er lag eene uitdrukking van verontwaar digde droefheid in hare oogen. Zoo kwam het misschien dat ze Charles Langley niet op zijn plaats zette, voor zijn vrijpostigheid, zooals ze anders wel zou hebben ge daan. Zijn hulde deed haar op dit moment goed. al kwam het absoluut niet in haar op, hem met opzet te gebruiken om Hubert jaloersch te maken. „Je vrouw ziet er vanavond byzonder goed uit, Hu bert, fluisterde Allice hem toe, „zoo weinig echt En gelsch haar vader zal van een en ander wel veel ge noegen beleven." Het was voor het eerst, dat ze zich iets spytigs liet ontvallen maar ze stikte bijna van jalouzie, toen ze den blik zag, dien Hubert op zijn vrouw wierp. Hij keek haar cynisch aan. Hij wist precies, wat de oorzaak van haar woorden was. Al wat er omtrent vrou wen te weten valt, wist Hubert! Men had er over het algemeen zoo'n idee van, dat dit huweiyk een zeer zakeiyk verloop had zooiets lekt altyd uit dienstbodenpraatjes en heel veel dames vinden het nu eenmaal bar Interessant, precies te weten hoe andere dames thuis leven. Wordt vervolgd.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1929 | | pagina 2