GEESTELIJK LEVEN. ilititti lïitin- Iltllil- L LORD KENDAL'S TWEEDE VROUW Uilgevers: N.V. v.h. 'MAN Co., Schagen. Eerste Blad. Zelfkennis. HEERENBAAI 1 Ewditg =5 Zaterdag 18 Januari 1930. 73stc Jaargang No. 8597 Dit blad verschijnt viermaal per week: Dinsdag, Woensdag, Donder dag en Zaterdag. Bij inzending tot 's morgens 8 uur, wotucn Adver- te.ntien nog zooveel mogelijk in het eerstuitkomend nummer geplaatst POSTREKENING No. 233: INT. TEEEF. No. 20. Prijs per 3 maanden fl.65. feosse nummers 6 cent. ADVERTEN- TIüN van 1 tot 5 regels f 1 10, Iedere regel meer 20 cont (bcwijsno. inbegrepen). Grootere letters worden naar plaatsruimte berekend. DIT NUMMER BESTAAT UIT ZES BLADEN. Hebt gij „Woutertje Pieterse" van Multatuli gele zen? Ik vermoed, dat 't met de meesten van U niet het geval zal zijn. Er zijn maar weinig menschen, die deze geschiedenis in haar geheel kennen. Tot voor korten tijd was dit met mij ook zoo. Maar nu heb ik de gelegenheid gehad om den volledigen „Woutertje" door te lezen. liet heeft mij wel eens moeite gekost om er voortdurend „bij" en „in" te blijven. De twee tellen tezamen 686 bladzijden, fijn gedrukt! En de manier van schrijven is niet altijd gemakkelijk; de auteur voert ons gedurig met zich mede naar het gebied van beschouwing en bespie geling, en wij, menschen, van dezen tijd hebben zoo veel te overdenken en dan duurt een dik boek ons spoedig te lang, want. iets anders wacht ons weer. Toch beklaag ik den tijd niet, welken ik aan het lezen van de Woutergeschiedenis heb geofferd. In tegendeel! Mcnigkeer heeft de lectuur mij te den ken gegeven en een verrassenden kijk geschonken op dingen, die anders aan mijn aandacht ontgaan Vaak ook fluisterde ik, al lezende, juist, juist, zóó is het! Dit overkwam mij o.a. toen ik getroffen werd door de waarheid van het volgende: „Er bestaat een zesde werelddeel dat tot-nog-toe z'n Columbus niet gevonden heeft. En dit is vreem der, omdat duizenden en duizenden voorgeven zich zooveel moeite te getroosten om het te ontdekken. Dit werelddeel heet „de merseh". We kennen hem niet. Indien dit reeds waar is in 't algemt?en, hoe duistar en verward moet dan wel onze voorstelling zijn om trent de roerselen die 'n onbeteekenend onderdeel van 't gansche geslacht in beweging brengen? Een onderdeel nogal dat, tengevolge van zekere bé- gueule preutsch) rangbepaling waaraan be krompen psychologen zielkundigen) zich schuldig maken, voor nog nietiger wordt gehouden dan andere nietigheden. De „wijsgeer' meent niet te de- rogeeren zijn waardigheid te vergeten) door de karakterkundige ontleding van Julius Caesar, maar 't gemoed van een waschmeisje is beneden z'n aan dacht. Wanneer we deze ongerijmdheid verhoudings gewijs overbrengen op andere wetenschappen, zouden wij den astronoom sterrenkundige) die zich be- zig-houdt met de spektraal-analyze ontleding van het licht in zijn samenstellende kleuren) van 'n centraalzon, hooger moeten stellen dan den natuur- vorschers die den aard der meteoren onderzoekt. De botanikus die den eiken beschrijft, zou meer betee- FEU1LLETON door META S1MMINGS. HOOFDSTUK IV. HET TELEGRAM WORDT ONTVANGEN. „En als oom Felix niet antwoordt dan is er nog altijd de rivier," zei Cecily Gerard tot zichzelf. Ze stond op en keek naar zichzelf in het spiegeltje, dat boven de afschuwelijke eigenhout geschilderde en geverniste plank hing, die dienst deed als wasch- en toilet-tafel. Ze zag een tamelijk mager en afgemat, maar toch zeer bekoorlijk gezichtje, omlijst door een massa gol vend bleek-goud haar; een trotsch gezichtje met den fluweeligen tint van een witte roos en een zuiveren teederen mond, wiens natuurlijk rood vervaagd was tot een zwak rose. „Neen, arme stakker, je ziet er niet zoo kwaad uit!" sprak ze tot het beeld in den spiegel. „Maar hoe het ook zij, je kunt niet in de goot gaan staan en als een beeld van menschelijke ellende je hand uitsteken aalmoezen." De heldere grijze oogen lachten, toen ze den blik van hun spiegelbeeld ontmoetten. Maar plotseling was het of 4e kamer een kwartslag omsloeg en de vloer scheen op en neer te gaan Dat was de dood, zei ze tegen zichzelf; ze voelde het koude water van de donkere rivier over zich heen stroomen, het geklots van de golven in haar ooren. Blindelings greep ze instinctief om zich heen naar een steunpunt om zich voor vallen te 'behoeden, maar ze sloeg toch tegen den grond en trok de tafel met zich mee. Het gerinkel van brekend aardewerk vermengde zich in haar oor met het geluid van het kabbelende water... „Vooruit, sta op! Ik wil geen dooien in mijn huis heb ben. De hemel zij dank is het altijd een fatsoenlijk huis geweest en jij of je soort zullen het niet in een klets praatje brengen door lijkschouwingen en dergelijken..." Cecily deed haar oogen open en staarde in het ruwe onvriendelijke gezicht van haar hospita. kenen clan z'n kollega die in mossen of paddestoe len doet Enz. In zoodanige vakken zal niemand zich aan de dwa ling van onrechtvaardige en bespottelijke klassifi- catie schuldig maken Maarzoodra 't slechts menschen geldt, is de wetenschappelijke konscientie minder nauwgezet. De ziel van 'n vechtheld onbeduidende wezens veelal! scijnt waardiger onderwerp van studie, dan de karaktergeschiedenis van lieden die nooit iemand doodsloegen of lieten doodslaan. Met 'n di plomaat mag men zich inlaten, maar de slimmig heidjes van 'n marskramer zijn beneden de aan dacht." Het is wel een zeer gulle bekentenis van Multa tuli, als hij van den mensch zegt: „we kennen hem niet." Toch schuilt er veel waarheid in zijn uitspraak. Daarom geloof ik, dat hij zich er zeer over zou heb ben verheugd, indien hij had kunnen waarnemen, hoe juist in dezen tijd méér dan ooit men zich met de bestudeering van den mensch bezig houdt. De psychologie, d.i. de wetenschap, welke zich be zig houdt met deze studie, telt thans vele ernstige beoefenaren. Om slechts twee namen te noemen: de Duitsche geleerde Freud en de I-Iollandsche geleerde I-Ieijmans hebben voor deze wetenschap baanbrekend werk verricht. Multatuli zou zich daarnaast in niet geringe mate hebben verheugd over het feit, dat, wat hij aan duidt als ,,'n onbeteekenend onderdeel", thans niet meer door preutsche wijsgecrcn wordt veronacht zaamd, maar met name door Freud tot een ze3r be langrijk onderdeel van open, eerlijke studie is ge worden. Het geslachtsleven van den mensch en de groote invloed der sexueele neigingen op de men schelijke ziel worden niet meer uit valsch schaam tegevoel onopgemerkt voorbij gegaan. Het is om deze reden, dat wij thans kunnen zeg gen, in afwijking met het bovengenoemde woord van Multatuli: Wij beginnen den mensch te leeren kennen. Naar mijne meening is dit zeer stellig het gevolg van de grootere eerlijkheid en de daarmede gepaard gaande overwinning van de valsche preutschheid, welke voorheen menigeen weerhield om over alles wat met het geslachtsleven verband hield te spre ken. Deze grootere eerlijkheid geldt ook voor den mensch tegenover zichzelf. Hiermede ben ik gekomen tot het eigenlijke on derwerp van dit artikel: zelfkennis. Reeds de oude Grieksche wijsgeeren hebben de be „Is het niet genoeg," ging de vrouw met heesche stem voort, „dat je me al zes weken huur schuldig bent, moet je me nou ook nog mijn boel breken. Het is een mirakel, dat de spiegel er ook nog niet bij neergekomen is. Maar nou is het uit!' Cecily was met moeite weer opgestaan. „Het spijt me, Mrs. Scott," zei ze bevend, „ik voelde me ineens zoo ziek en zwak, ik..." De vrouw snoof boosaardig. „Ik denk, dat je vindt, dat ik je wel een lekker ontbijt boven had kunnen bren gen, niet? Maar waarom werk je niet? Als een man of een vrouw niet werken, zullen ze ook niet eten! Dat is wat de Bijbel zegt. En ik kan mijn kinderen niet tekort doen voor jou.' Duizelig en flauw bracht Cecily haar hand naar haar voorhoofd. Alles draaide haar voor de oogen. „Nee, nee", zei ze, „voor geen geld ter wereld zou ik u of de kinderen tekort doen, Mrs. Scott, ik hoop van middag nog met u af te rekenen. Ik... ik verwacht geld..." „O, verwacht je geld... dat is wat nieuws!" riep de vrouw uit met een beleedigenden lach, haar armen in de zij. „Wel, we zullen zien wat de middagpost brengt! Maar als je me niet betaalt, dan smijt ik je eruit." Cecily hoorde de traptreden onder haar langzame slee- pende voetstappen kraken, toen ze naar beneden ging, en ze was zich alleen maar een innig gevoel van dank baarheid bewust voor haar hernieuwde eenzaamheid. Maar toen met een nauwelijks onderdrukten kreet liet ze zich op haar knieën voor het armoedige bed neerval len. Zoo bleef ze de komende uren liggen in een gebed zonder woorden. Eindelijk ving haar oor ver beneden in het trappenhuis het geluid van een bel op, een dubbele bel van den post bode. Het klonk zwak en ver weg en toch leek het, vreemd genoeg, of het naast haar was. Haar hart klopte wild. Daar hoorde ze stappen, die naar boven kwamen, het geblaas en gesnuif van haar hospita. Geen kloppen, maar het plotseling opengooien van de deur. „Geen brief, juffrouw, Geen geld dus. Maar een tele gram, net zoo goed als een brief misschien. Het papier beefde in haar hand, toen het meisje de woorden las, die Felix Heriot geschreven had aan het doodsbed van de gewonde vrouw. De woorden dansten voor haar verbijsterde oogen. „Cecily Gerard 12 Marsham Street, Battersea. Ik kan je een mllioen bezorgen. Voorwaarden gemak kelijk. Geen risico. Brief volgt FELIX HERIOT." l.eekenis hierover begrepen. Van hen is afkomstig tfe kernspreuk: „Ken U zelf". In deze drie woorden fag voor hen de hoogste wijsheid besloten. Terecht! Want wie zich-zelven kent, kent den mensch. Immers in diepste wezen zijn allen aan elkaar ge lijk. Bij den één zijn déze en bij den ander zijn dié eigenschappen en neigingen sterk ontwikkeld en daarom is er naar den s c h ij n zulk een groot ver schil. Maar bij nauwkeuriger waarneming komen wij heel spoedig tot de overtuiging, dat in alle menschen hetzelfde aanwezig is. En deze overtuiging verwerven wij ons, als wij e e r 1 ij k onszelf trachten te leeren kennen. Ik leg den nadruk op dit: e e r 1 ij k. Want juist die eerlijkheid ontbreekt zoo dikwijls. Ik ga op dit ge brek aan eerlijkheid en de oorzaak daarvan nu niet verder in Dit bewaar ik voor een volgend artikel. Ik wijs thans alleen maar op de noodzakelijkheid van de zelfkennis om te komen tot de kennis van den mensch in 't algemeen. Want dit zal voor ieder, die nadenkt en dóórdenkt, wel duidelijk zijn: anderen zien we slechts van den buitenkant, in hunne gedragingen, en we trachten daarnaar ons een voorstelling te vormen van hun eigenlijke wezen, maar dit is nooit meer dan een ver moeden en gissen, waarbij talrijke verkeerde gevolg trekkingen mogelijk zijn. Onszelf echter kunnen wij bestudeeren tot in de geheimste roerselen van onze ziel Ik ga zóó Ver, dat ik durf beweren dat zelfkennis d e sleutel is, de e e n i g e sleutel, welke ons toegang geeft tot die geheimenisvolle wereld, die we den naam geven van ziel of om een populair vreemd woord te gebruiken: die wij de menschelijke psyche noemen. Want ik weet nooit met absolute zekerheid of een medemensch, die schijnbaar open met mij spreekt en uiting geeft aan zijn dippste gevoelens of mij ge waagt van de geheimste bewegingen van zijn ziel i ~>.ch wel alles zegt. Ik hoorde eens de zéér juiste opmerking: „als iemand zegt, dat hij zijn hart eens wil uitstorten en dan van alles wat er in hem omgaat, spreekt, dan is ei^gewoonlijk toch altijd nog iets dat hij ver zwijgt." Mij dunkt, dat is door en door waar. Dit leert ons de ervaring, de eigen ervaring. Wij moeten wel een volkomen vertrouwen stellen in een mede mensch, als wij er toe zullen komen hem alles te vertellen, wat er in ons is aan begeerten, verlan gens en beweegredenen voor een bepaalde gedra ging. Wij moeten niet alleen dit volkomen vertrou wen bezitten, maar ook de zekerheid van te worden begrepen en meestal ook van te wordenver ontschuldigd. Hoe gansch anders staan we tegenover ons zelf! Als we een onderzoek doen naar wat er i n ons is als drijvende kracht in ons leven, als wij probeeren te doorvorschen waarom wij ons zus of zoo ge dragen, waarom wij blijde zijn of bedroefd, waarom wij liefhebben of haten, waarom wij HOOFDSTUK V. VOOR DE EER VAN DE FAMILIE. „Is het goed nieuws?" Mrs. Scott's stem was even hongerig als haar oogen. „Ik weet het niet," zei ze, de vraag der vrouw lang zaam beantwoordend, „het Is een tamelijk vreemd tele gram. Maar ik denk, dat het goed nieuws beteekent en dat ik vanavond met u kan afrekenen." Maar ze glimlachte niet en er hing als het ware aar. eik harer woorden een zwaar gewicht. En ze overtuigde daardoor haar hospita dan ook niet „Wel, ik hoop, dat u niet teleurgesteld zult worden, juffrouw," ze wendde zich naar de deur om te gaan, „maar u moet onthouden, wat ik vanmiddag gezegd heb Ik ben niet iemand, die van onaangenaamheden houd, maar u begrijpt me, niet waar?" „Ik begrijp u," antwoordde Cecily Ze begreep het ten volle, dat het haar als 't ware ge voelloos maakte van angst. Vannacht, als er geen hulp kwam. zou ze dakloos zijn; dakloos zonder een cent op zak! Vannacht zou de straat haar schuilplaats zijn. En ze wachtte op Felix Heriot's brief!" Het scheen een eeuwigheid voor er opnieuw een bel door het huis klonk, ver af net als eerst en weer was het als een stoot op haar hart. „Een brief ditmaal, juffrouw!" De stem van Mrs. Scott, door hijgende pauzen onder broken, klonk hoopvoller. Den heelen weg naar boven hadden haar vingers getracht den inhoud van den brief te ontdekken; ze zou er een eed op kunnen doen, dat de blauwe enveloppe geld inhield er was een veelbe lovende dikte in en een verrukkelijk geritsel. Ze draalde in de kamer, maar Cecily maakte geen beweging om den brief te openen voor en aleer ze de kamer uit was! „Hoe inhalig maakt geld een mensch," dacht ze, en ze haalde den brief voor den dag, dien Felix Heriot ge schreven had. Zeer kort, en zeker niet duidelijker dan het telegram. Cecily voelde een dwazen drang in zich om hardop te lachen, toen ze las: „Ik sluit vijf pond in! Regel je verplichtingen; heb je soms nog meer schulden, dan zal ik ook dat voor je in orde maken. Pak je koffers en zend ze naar de be waarplaats Charing Cross. Kom zelf dadelijk bij mij in Norfolk Street. Kleed je eenvoudig en doe een dikke voile voor." Zenuwachtig draaide ze het bankbiljet in haar vingers rond. „Wat een dwaas ben Ik," zei ze eindelijk. „Natuurlijk wvkiaéak uitn&ttaiMad ECHTE FRIESCHE 20-50ct.perons (ook in Vionwn, ponden en ponden) ^Vraagt Uur Wink£&er rt pafye D'E ons inspannen of traag zijnrlan zijn we op weg ons zelf, d.i. den mensch te leeren kennen. En dan is het eerste, waarvan we ons bewust worden zonder twijfel de gecompliceerdheid vari ons innerlijke we zen van onze psyche. Deze gecompliceerdheid (d.i. deze ingewikkeld heid) is zoo groot, dat het vaak lastig is om tot juiste onderscheiding te komen. Een voorbeeld: Een uwer vrienden is een geluk te beurt gevallen. Gij gaat tot hem om hem geluk te wenschen. Gij doet het „van harte". Is het wel zoo? Nu ia. gij misgunt 't hem niet, maar tochtoch heel diep in u zelt fluistert een stem u toe, dat "t toch beter ware geweest dat gij dit geluk had gehad! Of anders: Iemand wordt getroffen door een ramp, zijn zaken loopen fout, hij is z'n fortuin kwijt. Gij spreekt daarover en zegt, dat 't jammer is en be klaagt den getroffene. Is er dan heusch niets in u, dat op leedvermaak gelijkt? Is er niet een verbor gen denken, dat het voor den beklaagde wel eens goed is om in de misère te zitten, dan komt hij ook eens te weten wat dat is? Is er dan in een verbor gen hoek van uw ziel niet een geniepige blijdschap, omdat het met zijn houge sprongen is afgeloopen? Nog anders: Uw hulp wordt gevraagd voor een lij dend medemensch. Gij helpt. Waarom? Om allerlei redenen. Er is medelijden in u aanwezig, maar daar naast drijft de gedachte „dat ge er toch niet buiten kunt", ook is er de overweging, dat ge 't voor uw goeden naam niet moogt laten of de egoïstische over legging „wie goed doet, goed ontmoet." Deze voorbeelden tpt in 't oneindige te vermeer deren toonen ons dat achter 's menschen. gedra- heeft oom Felix iets voor me te doen gevonden in ver band met zijn werk en nu is hij bevreesd, dat ik zijn goeden naam op het spel zal zetten door in het een of andere buitensporige costuum te verschijnen. Ik wou alleen maar, dat hij over alles zoo duidelijk geweest was, als over mijn toilet Zoo getrouw volgde ze zijn aanwijzingen op, dat Fe lix Heriot schrok van het meisje, dat zuster Gilson eenige uren later In zijn studeerkamer binnen liet. Een rilling doorliep hem, toen hij over zijn schrijftafel heen keek naar het slecht-zittende manteltje en het door de voile uit zijn model getrokken goedkoope hoedje. Toen sprong hij op en liep om de schrijftafel heen om haar te begroeten. „Lieve Cecily," zei hij op zijn beminnelijksten toon, „heb je eindelijk en ten laatste aan me gedacht? Dwaas kind, je bent ziek geweest en toch heb je me niet ge schreven, mij niet, oom en dokter nog wel in één peP1 soon vereenigd. En aan lager wal ook, hè? Doe die voile eens weg en laat me eens zien wat die beiden van je gemaakt hebben". Cecily deed lachend haar voile af. Haar Ooms begroe ting had haar geheel op haar gemak gezet. Dr. Heriot met zijn handen op haar schouders, keek haar aandachtig onderzoekend in het witte gelaat, en toen hij haar los liet, verscheen er een uitdrukking van intense verlichting op zijn eigen gezicht. „Wel," zei hij, „jij kleine overdrijfster, je ziet er zoo goed uit, als het maar cenigszins kan. Wat vermoeid misschien, maar dat doet er niet toe." „O, ik ben heel gezond," zei Cecily vlug, „en gereed om al het werk te doen, dat u me opdraagt. Ik hoop tenminste, dat u iets voor me te doen heeft, niet oom?" Een ernstige trek verscheen op het gelaat van den man voor haar. Hij trok een paar gemakkelijke stoelen naderbij en noodigde haar uit om te gaan zitten. „Je hebt gelijk," zei hij zacht. „Er is werk. heel ernstig en verantwoordelijk werk wacht jc! Je moet da eer van een vrouw redden, misschien zelfs haar ziel." Een kreet ontsnapte aan de lippen van het meisje, haar oogen ontmoetten de zijne, maar een oogenblik sloeg hij ze neer voor de uitdrukking, die zijn woorden in deze klare grijze diepten te voorschijn geroepen had den. „Ja?" fluisterde Cecily met gcsmooide stem. „Ik ben niet erg ervaren, maar alles wat ik doen kan..." „Jij bent het eenige schepsel in de wereld, die in dit bijzondere geval helpen kan," zei Heriot rustig. „Cecily toen ik vanmorgen op de club je brief vond, had ik geen idee van wat er voor ons te doen zou zijn. Maar sinds dat oogenblik is er iets heel ernstigs gebeurd, iets wat

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1930 | | pagina 1