- De Wereldreis van -
Dicky en Dirrekie Durf
GI
kz
jn tb
Zwijg.
De afdeeling Schagen van het Nsd.
Onderw. Genootschap.
WETENSWAARDIGHEDEN.
B
D:
plas
Febi
2 ut
lil
duld,
Hei li
taal
liefd
in d
on b
Nan
Bre<
Bi
Daar stohmt de auto op den overweg van den
fbaan toe. Net nadert een trein, puffend en hij-
j Baas Rodi, de machinist ziet de auto naderen
'-ij denkt: die komt er nooit heelhuids over.
m niet stopt, rijd ik hem tot pruimtabak. Dus
nij de stoomfluit gillen en schreeuwt naar buiten-
Stoppen alsjeblieft. Je wilt toch niet over-
worden? Maar de aüto versnelt haar vaart over
jls. Daar waS geen handbreed ruimte tusschen
'wagen tegenwoordig ook maar alles, die woeste
lingen, klaagt baas Rodi. Inplaats dat ze in een
fatsoenlijken trein gaan zitten die langzaam en be
daard rijdt, kruipen ze in die rampzalige vliegdln-
gen... Ik kan me niet voorstellen, dat er aardigheid
aan is. Baas F.odi kijkt de auto afkeurend na. maar
dan bemerkt hij voor het eerst, dat er niemand in zit...
Dat is het nieuwste moppert hij... laten ze zoo'n
ding over den weg vliegen, zonder er zelf in te gaan
zitten... Kun je de grootste ongelukken mee krijgen.
Ik snap niet, dat de politie dat zoomaar toelaat...
Zoon
Schi
geven:
ner Di
Oud
bn weg beneden het dorp kuiert moedor Ra-
heeft het tweede gezicht, omdat er in haar
^n een krans gevonden is. Dat wordt met
jcht en tachtig jaar, maar het werkt nog
gister gebeurd was. Moeder Ramona is
tikje minder doof dan de stok waarop
Daarom hoort ze de auto niet aankomen,
re een zuchte en als ze even opzij ziet raast
Skelings langs haar dierbare oude beencn.
imona heeft veel beleefd met allebei haar
zooiets ls haar nog nooit overkomen,
ar oogen op alsof ze de auto daarmee wou
Maar dat behoeft niet, de kar van D'cky
gaat uit zichzelf al hard genoeg. Dan be-
1II1UIU
^Vlaar
--
Uit hét Jiddisch,
van J. L. PER EZ, door B. J. SPITZ.
lier, op deze wereld maakte Bonze Zwijg's dood
oluut geen indruk. Geen mensch wist wie Bonze
i, hoe hij leefde on waaraan hij stierf,
f zijn hart bezweek, z'n krachten hem begaven
"n ruggegraat onder een zwaren last brak
ichion stierf hij wel van honger?
'ie weet?
5 een paard van den tram doodvalt, interesseert
er zich meer voor. De kranten schrijven er over,
erden menschen loopen te hoop om het lijk te
1 of minstens de plaats waar het ongeluk ge-
i' je. Maar een trampaard zou niet zooveel be-
lelling wekken, als er evenveel paarden als men-
i waren.
ize leefde en stierf stil. Als een schaduw gleed
ver de wereld.
I Bonze s geboorte dronk men uit blijdschap geen
Hij z'i; Ü.ar-Mizwal) hield hij geen klinkende
predikatie. Hij lee.Me als een zandkorretje aan het
strand, tusschen millioenen gelijken. En als de wind
iieui opnam en naar den anderen kant van de zee
/Wacht, meikte niemand het
Tijdens zijn leven liet z'n voet geen spoor achter
in den modder op straat. Na z'n dood waaide de wind
liet kleine plankje op z'n graf om; de vrouw van den
doorgraver vond het een heel eind verder, wierp het
op het vuur waarop ze een pot aardappelen kookte
Drie dagen ija Bonze s dood had de doodgraver er
geen idee meer van, waar hij hem wegestopt had.
Had Bonze een grafsteen gekregen, misschien had
honderd jaar later 'n geschiedvorscher deze gevon
den en had de naam Bonze Zwijg toch nog eenmaal
voor onze lucht geklonken
n Schaduw. Z'n beeld bleef in niemand's geest, in
a iemands hart.
Geen herinnering aan hem bleef bestaan.
Eenzaam leefde hij, eenzaam is hij gestorven.
Als do mons'ehen niet zooveel leven maakten, hn<l
t /isschien 'ns iemand Bonre's ruggegraat onder den
ist' hooi en kraken. Als de wereld meer tijd zou
'ebben, had misschien 'ns iemand gemerkt dat
Ipnze ook een mensch twee doffe oogen en
F-eesolijk ingevallen wangen had; dat hij, ook als
geen last droeg, het hoofd liet zakken alsof hij
z'n leven z'n graf al zocht. Als er niet meer
enschen waren als trampaarden zou misschien 'ns
mand gevraagd hebben: Wat is er van Bonze ge
erden?
Toen men Bonze naar het hospitaal bracht, bleef
n plaats in het sous-terrein, waar z'n verblijf was,
-Met leeg. Tien van z'n gelijken verdeelden die plaats
l/pnder elkaar. Toen men Bonze van het hospitaalbed
naar de lijkenkamer bracht, wachtten twintig arme
F Kieken op z'n bed. Toen men hem uit de lijkcnko-
mer droeg, bracht men twintig lijken binnen die
ónder een ingestort huis bedolven waren. En wie
kveot hoelang hij rustig in zijn graf zal liggen, hoe
pelen er al op dit stukje plaats wachten.
stil geboren, stil geleefd, stil gestorven en stil be
graven
Anders was het op gindsche wereld: in den hemel.
Daar veroorzaakte Bonze's dood 'n geweldige op
schudding.
De groote bazuin waarop ten tijde des Messias'
komst geblazen zal worden, deed het door alle zeven
tiemelen schallen: „Bonze Zwijg is verlost" De aarts-
ei,gelen vlogen heen en weer en ruischten het elkaar
Lltoe:
„Bonze komt in de gemeenschap der gelukzaligen",
ïn den hof Eden is opschudding, vreugde, gejuich:
Bonze Zwijg." Niemand minder dan ..Bonze Zwijg.'
Jonge engeltjes met briljant-oogjes, vleugeltjes van
.'■•oudfiligrai'n en zilveren pantoffeltjes aan de voet-
?s, lieren Bonze jubelend tegemoet.
gint moeder Ramona te sidderen en zakt pal achter
over in het malaohe gras. Als ze een poosje later
gevonden wordt en bijgebracht is, begint ze dadelijk to
vertellen: Vanmorgen heb ik toch zoo'n afschuwelij!,
spook gezien... 't Was een auto... maar er zaten geen
menschen In... Toen het ding me voorbij raasde, hoord.:
ik een holle stem roepen: Moeder Ramona, waar
schuw de bewoners van het dorp Motta... Er zullen ijse-
lijke rampen gebeuren... Sjongcn, denken de vrouw
tjes van Motta... die ouwe bes weet toch altijd meer
dan een ander... Die IJselijke stem heeft zij alleen
maar gehoord. Wel een bewijs, dat ze het twepde
gezicht heeft...
liet ruischen der vleugels, het geklapper der pan
toffels en het vroolijke lachen der jonge, frissche,
rozige engeltjes vervulden heel den hemel en drong
tot den troon des Allerhoogsten.
En God-zelf wist dat Bonze Zwijg gekomen was.
Aartsvader Abraham posteerde zich aan de poort
des hemels en strekte zijn rechterhand uit tot een
hartelijk welkom. Z'n gezicht straalde.
Wat wordt daar door den Hemel gerold?
Twee engelen hebben vou» Bonze 'n massief gouden
leunstoel in den hof Eden gerold.
Wat schittert daar zoo?
Men brengt een gouden kroon met kostbare edel-
stecnen. Allemaal voor Bonze.
„Nog vóór het oordeel des goddelijken gerichts?
vragen de vromen verwonderd en 'n beetje spijtig.
„O", antwoorden de engelen, dat zal een pure for
maliteit zijn. Tegen Bonze Zwijg weet zelfs Satan
niets in te brengen. Het proces zal hoogstens vijf
minuten duren. Ge hebt er bepaald geen flauw ver
moeden van wie Bonze Zwijg wel is."
Maar Bonze Zwijg, toen de engelen hem door de
lucht voerden, en muziek om hem deden ruischen,
toen vader Abraham hem als een ouden kameraad
de hand drukte, toen hoorde hij dat in den hof Eden
roeds een stoel voor hem klaar stond, dat een kroon
z'n hoofd al wachtte en dat de goddelijke rechtbank
niet meer over hem spreken zou dan strikt noodig
was toen zwéég Bonzo. Zweeg van schrik als op
de andere wereld.
Z'n hart stond stil. Het kan niet anders: hij droomt
of het is een vergissing.
Aan beide is hij gewend Meer dan eens had hij op
de andere wereld gedroomd dat hij van den grond
geld raapte. Heele schatten lagen daar
En als hij ontwaakte was hij nog armer geweest
dan den dag tevoren
En meer dan eens had iemand hem toegeknikt, 'n
vriendelijk woord gezegd, daarna zich echter omge
wend en uitgespuwd
„Dat is nu eenmaal mijn lot", denkt hij.
Hij is bang om op te kijken, opdat de schoone
droom niet vervliege. dat hij zich niet in een of an
dere hol zal bevinden tusschen slangen en hagedis
sen. Hij is bang om geluid te geven, zich te bewegen,
opdat men hem niet herkenne en in den hel sleure
Hij siddert en hoort de complimenten der engelen
niet en ziet evenmin hun dansen om hem, hij be
antwoordt Abrahams harte!ijken groet niet en ver
geet, als hij voor het goddelijk tribunaal gevoerd
wordt, „goeden morgen", te zeggen.
Hij is buiten zichzelf van schrik.
En die schrik neemt nog toe als hij onwillekeurig
naar den vloer van de gerechtszaal kijkt. Zuiver al-
best. met briljanten.
„Op zoon vloei staan mijn voeten". Hij verstijft
van angst. „Wie weet wien men denkt voor te hebben,
welken voornamen man, welken Rabbi, welken vro
me - als die komt ziet het er leelijk voor mij uit.
Van angst hoort hij niet eens dat de voorzitter
met luider stemme zegt: „Proces Bonze Zwijg', en
den verdediger de stukken ovei reikende, er aan toe
voegt: „Lees, maar maak het kort."
Bonze heeft, het gevoel alsof alles om hem in de
rondte draait; het suist, in zijn ooren. Daar hoort hij
de zilveren stem van den verdedigenden engel steeJs
duidelijker.
„Z'n naam paste zoo als een kleed door een kun
stenaar gemaakt, om 'n slank lichaam past."
„Wie zou daar wel spreken?' vraagt Bonze zich af
en hij hoort hoe een ongeduldige stem zegt: „Geen
beeldspraak asjeblieft.'
„Hij heeft zich nooit", gaat de verdediger voort,
„over iemand beklaagd, noch over God, noch over de
menschen. Nooit vlamde een vonk van haat in z'n
oogen, nooit heeft hij het eiscliend ten hemel ge
heven."
Bonze hoort verder niets - en de strenge stem in
terrumpeert weer: „geen mooie woorden".
„Job wankelde on deze was ongelukkiger
„f eiten, naakte feiten," eischt de voorzitter onge
duldiger.
„Hij zweeg", vervolgde de verdediger, „toen zijn
NOG ERGER.
(Everybodys Weekly.)
De afdeeling ziet haar ledental tot 50 gestegen, een
aantal, dat in haar meer dan 75-jarig bestaan nimmer
bereikt ls Dank zij een staf van trouwe bezoekers heeft
zij nog steeds haar maandelijksche vergaderingen kun
nen houden, al leverde het niet meer beschikbaar zijn
van den 2en Donderdag nog al eens moeilijkheden op
voor de vaststelling van een geschikt vergaderingsuur.
De ondervinding heeft hen, die getrouw de maando-
lijksche bijeenkomsten bezoeken, geleerd, dat ze in ve
lerlei opzicht van groot belang zijn. Men is verzekerd,
dat alle vragen op school- en onderwijsgebied (en die
zijn vele!) daar te berde kunnen gebracht worden. Men
ls er voorzien van de bronnen, die inlichten over on
derwijszaken en tevens over de organisaties van onder
wijzers. Er zijn niet zoo heel veel streken in ons land,
waar men zich In die mate op eenheid in de organisatie
kan beroemen als in het ressort van de afd. Schagen;
een eenheid, die alleen in de Algemeene Valtvereeniging
het N.O,., kan verkregen worden; een eenheid zoo
hoogst noodig om met kracht op te komen voor de
openbare school.
Het N.O.G. stelt zich ten doel de behartiging van de
belangen van het lager onderwijs, van de onderwijzers
en hun nagelaten betrekkingen. Het is van oordeel, dat
één algemeene vakorganisatie op onderwijsgebied dit
doel het best kan benaderen. Deze vereeniglng moet de
politiek buiten haar arbeidsterrein houden; ze moet
zich de vrijheid voorbehouden over onderwijsvraag
stukken een zelfstandig oordeel te kunnen vormen, in
geen enkel opzicht door politieke ovei*wegingen be
ïnvloed. Naast verbetering van het lager onderwijs in
al zijn geledingen voert het N.O.G. een voortdurenden
strijd om den onderwijzersstand die plaats in de maat
schappij te doen innemen, waarop hij krachtens de be
langrijkheid van zijn aandeel in de opvoeding der jeugd
ten volle recht heeft. Dat de belangen van zijn leden
volkomen veilig zijn, daarvoor zorgen zijn instellingen
en fondsen. „Eén voor allen en allen voor één" is In
zijn strijd voor 't recht van den onderwijzer steeds zijn
leuze.
HIJ WAS HET.
(Lustige Kiste.)
Jongetje: Hebt u een juffrouw
gezien, zonder een jongetje Dat jongetle ben ik
stierf en hij op z'n dertiende jaar een stief
moeder kreeg 'n slang van een stiefmoeder, 'n ge
meen wijf."
„Zouden ze het toch over mij hebben", denkt Bonze.
„Geen insinuaties tegen derden", toornt de voor
zitter.
„Ze gaf hem haast geen eten, zette hem beschim
meld brood voor dat drie dagen oud was, gaf hem
becnen voor vleeschnatuurlijk dronk zij zelf
koffie met room
„Ter zake", eischt de voorzitter.
„Maar haar mishandelingen spaarde ze hem niet.
De sporen van haar nagels waren door alle openin
gen der verscheurde, vergane kleeding zichtbaar
in de vinnigste kou moest hij op de binnenplaats bar
revoets hout voor haar hakken z'n honden waren
te jong en te zwak, het hout was te dik, do bijl te
stomp. Meer dan eens leden z'n voeten van de koude.
Maar hij zweeg, zelfs tegen z'n vader
„Tegen den dronkaard", hoont do aanklager. Bonzo
krijgt een koude rilling
klaagde hij niet", voltooide pleiter z'n zin.
„En altijd verlaten", gaat hij voort, geen kame
raad, geen school, geen heei stuk goed, geen vrij
oogenhlik."
„Feiten", maant de voorzitter weer.
„Ook later zweeg hij, toen z'n dronken vader hem
eens op 'n winternacht bij dc haren' pakte en op
straat wierp. Zonder een woord te zeggen richtte hij
zich op uit de sneeuw en liep waarheen z'n oogen
hem voerden.
Den heelen weg zweeg hij. Door nijpenden honger
geplaagd, bedelde hij slechts met dc oogen.
Eerst in 'n stormachtigen, vochtigen voorjaarslucht
kwam hij aan 'n groote stad. Als 'n druppel in de
zee, zoo kwam hij er binnen hij moest den
eersten nacht in arrest doorbrengen. Hij zweeg;
vroeg niet; waarom, waarvoor? Hij kwam er weer
uit en zocht den zwaarsten arbeid. Moeilijker dan de
arbeid zelf was hem te vinden. Hij zweeg.
Badend in het koude zweet, hoestend onder den
zwaarsten last, krimpend van den honger
zweeg hij.
Door vreemden modder bespat, door vreemden be
spuwd, met z'n lasten opgejaagd, den dood in het
aangezicht ziend, zweeg hij.
Nooit berekende hij welk gedeelte van 'n last op
één cent kwam, hoeveel maal hij voor een stuiver viel,
hoeveel z'n gal overliep als hij z'n loon eischte. Hij
rekende nog z'n eigen, nog eens anders noodlot uit,
maar zweeg.
En z'n loon oischte hij ook nooit luid. Hij ging als
een bedelaar voor de deur staan, vragend met do
oogen als 'n hond. Zeide men: kom maar terug, dan
verdween hij als een schaduw, geluidloos, om later
wat hom toekwam, nog stiller te vragen.
Zelfs als men iets van zijn loon afhield of een
valsch geldstuk er bij deed, /.weeg hij.
„Men heeft het toch over mij", troostte zich Bronze.
„Eens", ging pleiter voort, nadat hij n slok water
genomen 'had, „trad een verandering in zijn leven
in'n Rijtuig op gummibanden komt in razende
vaart aanhollenDe koetsier ligt een eind ver
der al met gebroken schedel op den grond, uit de
bekken der verschrikte paarden spat het schuim,
uit hun hoeven schieten vonken hun oogen rollen
wild en in het rijtuig zit, meer dood dan levend, 'n
mensch.
En Bonze brengt de paarden tot staan.
Dc geredde was een weldadig man en vergat
Bonze's daad niet.
Hij gaf hem dc zweep van den verongelukte
Ronzo werd koetsier Meer nog, hij deed hem hu
wen, stelde hem in staat n kind te onderhouden. En
Bonze zweeg."
„Ja, ze praten over mij", denkt Bonze vol vertrou
wen, maar toch heeft hij neg steeds den moed niet
een blik op do rechtbank te werpen
Hij luistert naar den verdedigenden engel:
„Hij zweeg zelfs toen spoedig daarop z'n weldoener
failliet ging en z'n loon hem niet meer uitbetaald
werd.
Ja, hij zweeg, toen z'n vrouw wegliep en de zuige
ling achterliet.
En vijftien jaar later, toen het kind opgegroeid was
W rag zeventien s» al vtrteoté 1
Pardon, getrouwd.
Is het U bekend:
d n t de eerste kunstmatige verfstof vervaardigd werd
in 1856 door Dr. William H. Perkin, een Engelsch che
micus?
dat de sterrenwacht op Mount Wilson in Californië
gebouwd werd voor de kapitale som van 55 millioen gul
den?
dat deze de grootste telescoop ter wereld bezit, waar
van de reflector een diameter heeft van 2% meter?
d a t in 1807 van de 150.000.000 inwoners van Rusland
slechts 22 pet. konden lezen en schrijven?
dat dit percentage thans 50 pet. bedraagt?
dat in de 9 jaren van het Sovjetregime 11 millioen
volwassenen hebben leeren lezen en schrijven?
dat bij de tram in Dusseldorf een aantal conducteurs
werkzaam zijn, kenbaar aan een band om den arm, die
behalve Duitsch, ook Nederlandsch, Fransch en En
gelsch spreken?
dat Engeland jaarlijks voor 240 millioen gulden aan
eieren invoert?
d a t de eerste parachutist was èen man, Garnurin ge
naamd, die in 1801 uit een ballon sprong met een pa
rachute, in Engeland?
dat op de Londensche effectenbeurs geen vrouwelijke
leden worden aangenomen?
en sterk genoeg om hem dc deur uit te gooien, zweeg
hij ook."
„Mij, mij bedoelt men", juicht het in Bonze.
„Hij zweeg zelfs", vervolgt de engel met zachte cn
treurige stem, „toen z'n weldoener met alle credi
teuren een accoord sloot cn slechts hem geen stui
ver van zijn loon gaf. Ja, hij zweeg nog toen hij hem,
weer in een rijtuig met gummibanden gezeten, over
reed
Hij bleef zwijgen, vertelde niet eens aan de poli
tie wie hem zoo toegetakeld had
Ilij zweeg zelfs in het hospitaal waar men toch
ploegt te schreeuwen.
Hij zweeg zelfs toen do dokter niet dan voor vijf
tien kopeken aan z'n bed wilde komen on de ver
pleger hem slechts voor vijf schoon linnengoed geven
wou.
Hij zweeg in den doodsstrijd, hij zweeg bij het ster
ven
Geen woord tegen God, geen woord tegen de men
schen.
Ik heb gezegd."
Bonze begint weer over z'n heele lichaam te beven.
Hij weet dat na den verdediger de aanklager komt.
Wie weet wat die zeggen zal. Bonzo-zelf herinnert
zich niets van z'n levenDc verdediger had hem
aan zooveel herinnerd, wie weet waaraan de aan
klager herinneren zal.
„Mijne heeren", begint een scherpe, onvriendelijke
stem
Dan breekt hij plotseling af
„Mijne Heeren", begint hij opnieuw, nu zachter,
maar houdt weer op
Eindelijk verneemt men uit denzeifden mond een
stem, die bijna welwillend klinkt: „Mijneheeren, hij
zweeg, ook ik wil zwijgen."
Het wordt stji cn nu hoort men een weeke,
sidderende stem:
„Bonze, m'n kind", ruischt het als harpgeipeel,
„Bonze, m'n lief kind." Bonze's hart is vol van vreem
de ontroering. Nu durft hij de oogen wel opslaan,
maar de tranen verduisteren ze. Nooit had hij zoo'n
ongekend zoct-smartelijk gevoel„M'n kim, m'n
Bonze"Sedert dat z'n moeder stierf hoorie hij
zulke\woorden, zulk een stem niet.
„M'n kind", gaat de voorzitter van de reeftbank
voort, je leedt en je hebt gezwegen. Er is geei plek
aan je lichaam zonder bloedig litteeken, geen ïoekje
van de ziel dat niet bloeddeEn steeds heb je
gezwegen. Ginds begreep men niet. jij-zelf wjt niet
dat je schreeuwen kon en dat geschreeuw demuren
van Jericho kan doen wankelen en instorten, e ken
de zelf je slapende kracht niet.
Op de andere wereld beloonde men je zwijgn niet.
Maar daar is de wereld van de leugen. Hiei is de
wereld der waarheid, zul je je loon ontvanpn. Jou
zal het goddelijk recht niet richten, over ju geen
oordeel uitspreken, jou niets toewijzen nochontzeg-
gen. Neem wat je wilt. Alles is voor jou."
Voor dc eerste maal heft Bonze de oogenop. Hij
is als verblind. Alles glinstert, alles schittct, alles
straalt.
En hij slaat de moede oogen weer neer.
„Werkelijk?" vraagt hij twijfelend en bedesd.
„Zeker", antwoordde de voorzitter met beslistheid,
zeker. Alles is voor jou, alles in den hemelhehoort
(ou toe. Want alles wat daar straalt en scittert is
slechts een afstraling van jouw zwijgende pedheid,
n afstraling van jouw ziel. .Te neemt slecht van je
zelf."
„Werkelijk?" vraagt Bonze schuchter, mcr reeds
mot meer zekerheid.
„Zeker, zeker", antwoordde men hem van He kan
ten.
„Nu, als het dan zoo is", glimlachte Boze", dan
/.ou ik iederen morgen wel 'n warm broodj met bo
ter willen hebben."
De rechters en de engelen sloegen vol scbamto do
oogen neer. De aanklager barstte in 'n lui lachen
uit.