HAT BE LIJSTEE ZOSG POPPEN-BAL. VOOR ONZE JEUGD HET AAPJE. Hier zie je Jap ie, Tom en Fie, Mijn poppenkind'ren, alle drie En, kijk, de voorste, dat is Jaap, Je ziet het wel, het is een aap! Hij kijkt met een onschuldig snuit, Maar haalt de gekste streken uit. En soms, dan doet hij een verhaal, Aan Tom en Fie en allemaal Van 't dichte bosch in Afrika, Waar apen wonen met hun Ma, En waar zij hangen aan een tak, Van 't heele hooge bladerdak En dan kijkt Japie in de lucht, En slaakt een hééle diepe zucht H. H. DE BRUIN—LEÓN. FENELLA, HET CHINEESJE. We zaten in school en schreven een "ransch opstel. Dat was altijd een heele eun en we vonden het een opluchting, toen ir aan de deur werd geklopt en de les ge- toord werd. De hoofdonderwijzeres kwam tonen met een meisje aan de hand, dat lijna even groot was als zij> Hier breng ik ullie een nieuw schoolkameraadje; zij heet 'enella, wees vriendelijk tegen haar, want e is hier wild vreemd en komt uit Indië We :eken haar allen aan; ze zag er dan ook reemd genoeg uit. „Ze lijkt precies een Chinees", fluisterde lij mijn buurmeisje in. Een groot hoofd, vol lik, zwart haar, dat net paardenhaar leek, en paar scheefstaande oogen, een gele huid. en breede neus en een paar aardige kuiltjes n haar wangen zoo stond het Chineesje oor ons. En we hoorden, hoe juffrouw van Hetten «gen den leeraar zei: „Haar vader was Europeaan, haar moeder en dame van hoogen Chineeschen adel, die loor haar familie verstooten werd, toen ze rouwde. Dat was al iets heel bijzonders! Fenella, Ue verlegen voor zich keek, nu alle oogen ïaar haar zagen, werd op de laatste bank [ezet; juffrouw Van Ketten nam een boek :n het Fransche opstel werd in den steek jelaten, want de leerares begreep, dat de landacht nu niet bij het werk zou zijn, en ;lng wat voorlezen. Eindelijk sloeg het twaalf uur en mochten pe spelen Allen verdrongen zich om het lieuwe kind. „Netjes ziet ze er niet uit," rond Alice, en „foeileelijk" verklaarde het leve Marietje met het poppengezichtje. Weken waren voorbijgegaan en de belang- telling voor Fenella was al heel wat ver- ninderd; ze deed ook niet altijd mee als we peelden, ze vond onze spelletjes wel wat kinderachtig, want ze was ouder dan wij, lijna vijftien Dan bemoeide ze zich met de leele kleintjes, die haar als een hondje na- Iepen, en bijzonder lief was ze voor drie heel nooie kindertjes, die de troetelpoppetjes van ie school waren en met wie allen om het lardst solden. Het was vreemd om te zien hoe zij de deintjes verwende en hen in alles den zin ;af. In de schooluren had zij het niet ge- nakkelijk, ofschoon ze zich onze taal heel ;auw eigen maakte. Rekenen en Algebra rond ze vreeselijk, ook Fransch was niet haar ievelingsvak, maar daarentegen overtrof ze )ns allen in teekenen, waarvoor ze een bi- londeren aanleg had, ze schreef ook buiten gewoon mooi en haar handwerkjes waren 500 frisch en keurig, dat we onze verfrom- nelde lapjes er niet bij hoefden te houden Op zekeren dag hield ik mijn plaats als no niet meer Ik werd verlaagd Dat was niet prettig, en ik had toch zoo het land, dat ik n het speeluur naar een hoekje van de speel plaats was geslopen, waar ik een deuntje te huilen zat. In de verte hoorde ik hoe de anderen stoeiden en lachten Ineens voelde Ik een arm om mijn hals. „Ik heb Je overal gezocht", zei Fenella en ze keek me medelijdend aan Waarom zit je te huilen, je oogen zijn> rood!" zei ze „O, 't is omdat je niet meer nummer één bent Is dat dan zoo erg ,Ja!" knikte ik, dat is juist zoo jammer, want vader had me beloofd, dat ik in de va- cantie een mooi reisje mocht maken, als ik de eerste van de klas bleef En dat Koosje in mijn plaats zit, vind ik gemeen Ze heeft haar sommen niet geweten en ik zag, dat ze in mijn schrift zat te snuffelen Ze heeft ze vast overgeschreven En dat vind ik valsch!" „Zeg je 't niet vroeg Fenella. „Neen dat vind ik net zoo gemeen, ver klappen doe ik niet. Fenella's scheeve oogen. schenen nog eens zoo scheef getrokken, toen ze me aankeek Bij ons in China - zei ze. „Wat vroeg ik H. H de B l. ("Wordt vervolgd). In de kinderkamer daar is 't een rumoer, Wat daar toch te doen wel zou wezen 'k Ging héél stil eens kijken en wat zag ik daar Er stond op een bordje te lezen Vanavond is 't bal in ons poppenland, Al wie er lust heeft komt binnen We wachten niet lang meer, dus poppen vooruit, Het feest zal direct wel beginnen Daar zit in een hoekje 'n kaboutertje klein, Die lustig de fluit zal bespelen De poppen die juichen „als jij voor ons speelt, Zal heusch niemand van ons zich vervelen Daar begint het dan eindelijk, vooruit, één, twee, drie, Kijk. eens hoe keurig ze stappen Precies in de maat en ze doen heusch hun best, Om niet op eikaars teenen te trappen Teddy de beer, danst met Kitty de pop, Zeg, vind je dat geen leuk paartje Teddy vindt 't fijn en als hij er een had, Kwispelde hij vast met z'n staartje Eventjes verder, daar danst harlekijn, Met 't snoezige boeremeisje Harlekijntje danst lustig een soort menuet, En zingt ondertusschen een wijsje En baby, het popje, dat danst heel alleen, De poes dorst er zich niet aan wagen Die zeide „dat dansen, dat is niets voor mij, Dat hoef je me heusch niet te vragen „Ik wil gaarne meedoen, dan maak ik muziek, Ik wil wel eens héél mooi miauwen Dat doe ik veel liever, dan steeds zooals jij, Op m'n achterste pootjes te sjouwen Je begrijpt, dat de poppen daarvoor hebben bedankt, Daar wilden ze heel niets van weten Ze dansten en sprongen en hadden een pret, Ze hadden de klok haast vergeten Tot eindelijk het maantje ze waarschuwt, door zacht Met z'n stralen aan 't venster te kloppen De muziek is gedaan, en in een minuut, Zie je slechts slapende poppen RO FRANKFORT. VOORSPELLEN. „Verandering van spijs doet eten" waar of niet? Eiken dag hetzelfde eten op tafel, wordt vervelend en ten slotte kun je het niet meer zien. Dezer dagen kreeg ik de artikelen bij mekaar in handen, die ik den laatsten tijd vooi jullie over mythologie geschreven heb. en toen moest ik in eens denken wat ik hier boven neerschreef Want die waarheid geldt niet alleen van koolrapen en van andijvie, maar is ook toepasselijk op wat de mensch voor zijn geest te verorberen krijgt En daarom dacht ik. dat 't misschien toch wel goed zou zijn. als ik ter afwisseling eens 'n paar keer wat anders schreei. En wel over „voorspellen". Daar geloof je natuurlijk niet aan De toekomst vooruit-zien, is onzin Dat staat voor jullie als een paai boven water Voor mij echter is 't zoo geweest, dat op den heel langen duur onder water toch menige paal meer of minder verteerd is en meer dan één paal-boven-water is in den loop der jaren kapot gegaan vanwege dat onder-water-sche gebeuren. Er is natuurlijk bij dat voorspellen heel wat zwendel, ontzaggelijk veel boerenbedrog Maar ik meen dat er toch ook nog wel 'n klein pietsie waarheid In is ook. Ik heb n dood-enkele keei wel menschen ontmoet, die me versteld hebben doei staan 't mij bewezen hebben dat er „tusschen hemel en aarde" meer te koop is dan ik met mijn domme verstand kan snappen. Als je nu echter meent, dat ik daarover ga praten en redeneeren, misschien zelfs wel heel diepzinnig praten en verschrikkelijk geleerd redeneeren. dan vergis je je leelijk. Ik wou 't wel over „voorspellen" hebben, maar dien kant er van behandelen, dien i jullie ongetwijfeld veel belangwekkender vindt.Vandaag echter blijven we bij zoo'n r.oortement van inleidende beschouwing Voorspellen dat doet de juffrouw, die met het ei werkt. Dat is natuurlijk te mal om alleen te loopen. Voorspellen dat doet ook die andere juffrouw, die met koffiedik werkt. Even vanzelfsprekend is ook dat ten hemel schreiende onzin. Voorspellen dat doet ook de kaart legster. Wat denk Je daarvan? Jullie zegt: idioot. En als jullie mij vraagt, wat ik daar van denk. dan zeg ik precies hetzelfde als jullie: idioot. Overigens zou je er verbaasd over staan, als je eens wist, hoeveel menschen, hoeveel niet-idiote menschen, „verstandige" men schen zich door een kaartlegster de toe komst laten voorspellen en daarvoor hun lieve ciuiten over hebben Lieve tijd, je hebt er eenvoudig geen benul van. hoe bijgeloovig vele lieden zijn, die onv tunnen aoen alsof zy de wijsheid in acln nebben It 't geheim en •tleicum bloeit het bij geloof nog overal. j En als je soms op later jaren eens om geld verlegen zit en Je houdt er geen ge weten op na, dan weet ik nog wel een weg om aan centen te komen! Je wordt eenvoudig kaartlegster! Niet kaartlegger! Mannen worden niet zoo gauw geloofd. Maar kaartlegster! En dan verdien je genoeg om Je man stilletjes te laten thuis zitten! De oude Romeinen zeiden: „Mundus vult decipi" d.w.z. „De wereld wil bedrogen worden". En menigeen voegt er aan toe: „Ergo decipiatier", d.w.z.: „Welnu, dan worde zij ook maar bedrogen", i Maar om dat fijntjes of brutaal- lachend te zeggen, moet je geen geweten meer hebben. En dat bezitten Jullie natuurlijk nog wel. Z. door MARCEL J A. ARTZ. Moes!, vanavond komen de meisjes, we hebben wat te bepraten, mag dat?" „Zoo kindje, ben je daar, wat een drukte, je hebt me nog niet eens verteld of je wel over bent," zei me vrouw Holmann, toen haar dochtertje met deze woorden de kamer in kwam stormen, en een la waai maakte of het huis moest worden afgebro ken. Meisjes kunnen ook wel rumoer maken, al worden jongens hier meestal van beschuldigd. „O. ja. dat is waar. hier is mijn rapport, ik ben over." „Gelukkig kindje, je cijfers zijn ook wat beter, blijf Je best maar doen" en moeder kuste Lies, die een kleur van blijdschap kreeg, nu moeder haar prees. „Vader zal het ook wel heerlijk vinden, nu hij ziet hoe 'n knappe dochter hij heeft." „Dat zal vader zeker," zei op dit oogenblik de heer Hol mann. die juist de kamer tn kwam stappen en de laatste woorden hoorde. „Kom hier Llesje, laat ik je eens pakken en hij omnelsde haar hartelijk. „Braaf kind hoor, nu zullen we nog eens een prettige vacantie hebben." „Moes, mogen de meisjes vanavond nu ko men?" „Wie zijn het allemaal Lies?" „en wat hebben jelui voor geheimzinnigs, of mag ik het niet weten?" „O ja. gerust wel. we hebben u Juist noodlg." „Wel, wel, dat wordt interessant, mag Ik er ook bij, of worden er geen heeren uitgenoodigd?" vroeg vader, zijn thee roerende. „Misschien, dat weten we nog niet," antwoordde Lies, lachend. „Nu weet ik nog altijd niet wie er komen, hier heb je thee kind." „Dank u Moes, 't zijn de meisjes van de klas, Nora Witter. Dina Boetz en Jeanne Ravenstein." „Het oude stelletje dus. maar waarom komt Annie Bosma niet, heb je wat met haar?" „O nee, het is juist voor haar, daarom mag ze niet meekomen, maar dat hoort u vanavond wel. zei Lies geheimzinnig, misschien komen er nog een paar meisjes mee, maar dat mag wel hé?" Voor moeder antwoorden kon, vloog met een harde klap de deur open en een frissche stem galmde: „Er door, er door! hier is mijn rap port!" Allen schrokken van 't kabaal, dat de rust ver stoorde. „Dat neem ik nu nog eens 'n nette ma nier van binnen komen," zei meneer Holmann. De eigenaar van het reusachtige stemgeluid, een flinke jongen met levenslustige oogen. een paar bruingebrande wangen en blond haar, kwam naar binnen vallen en riep vrooiyk: „Dag pa, zus, ik ben er." Eduard Holmann, in de wan deling „Broer" genoemd, een pootig heerschap van 14 jaar, slingerde zijn rapport over tafel. „Daar heb ik nu een heel Jaar voor zitten blok ken. maar kijk pa. ik ben vooruit gegaan, ben je ook over Lies?" Zijn zusje knikte. ,,'t Is wel noodig, dat je aankondigt dat je er bent jongen, ik had Je anders bepaald niet ge hoord. lach'? vader. Voor streken uithalen heb je mooie cyf gaat best vooruit" en meneer Holmann gaf rapport aan zijn vrouw „Nou gelukkig man r dit is \toor Jelui spaarpot, en hy stopte beicen wat in de hand. „Dank u wel pa. wanneer gaan we nu op reis?" „Over een week jongen." „En blijven we de heele vacan tie?" „Dat zullen we nog wel eens zien." „Wat lollig hè Lies. de Snuf was vanmiddag toch in zoo'n best humeur, geen een heeft er straf ge had. hy gaat ook naar Zwitserland en heeft er ons ai wat platen van laten zien. Als hij geen les geeft is 't een reuze gezellige vent, verklaar de Broer, terwijl hi) zijn nieuwe gulden met welgevallen m zijn spaarpot duwde. 't Was een heele vergadering, die 's avonds binnen kwam stappen Om zeven uur waren al- ien present. Nora Witter had haar vriendinnen, Jet van Dam. Marietje Dekkers en Tilde van Dalsem meegebracht. En zoo zaten ze met hun zevenen in de speel kamer, terwijl Tine. het dienstmeisje, strenge order had niemand meer binnen te laten. Toen ze de eerste nieuwtjes besproken hadden, vroeg Jean-ne Ravenstein: „Hoe moeten we dat nu doen?" „Ik hao er over gedacht, begon Nora. dat he. misschien wel goed zou zijn om een lijst te maken, vind je ook niet?" „Ik vind het een eenig plan en wist niet. dat Lies nog zulke goede Ideeën had." zei Jet van Dam. een flink uit de kluiten gegroeid meisje ..Pas op, Jeanne. smyt het bloemenvaasje niet om." Maar de waarschuwing kwam te laat en op hetzelfde oogenblik kreeg Tilde v. Dalsem een stroom water in haar schoot Met een gil vloog ze achteruit. .Kijk nou. wat vervelend. Je bent ook altijd zoo lompl" ..Nu stil maar. suste Lies. hier is al een theedoek, 't is maar schoon water, hé. gewoon bet:e, niet zoo wrijven'Tilde." Gelukkig was het ongeluk gauw verholpen, en werd het gesprek hervat „Ik vind dat Jij altyd van die verrukkelyke koekjes hebt en Dina Boetz stak haar hand in he: trommeltje. „Ik zal maar zoo vry zyn. uct ze er genoegeiyk op volgen. .Waar waren we ook weer gebleven?" ..O ja. die lijst dat is. geloof Ik een best idee. dan kan ieder direct zien wat er gegeven is." maar waar moet ze nu eigenlijk naar toe en met wie. want re kan toch niet alleen gaan?" .Dat we daar nu niet aan gedacht hebben. -.ten lelui niets." vroeg Lies Ik ga voor vle» weken naar mjjn tante, die eeft een groote boerderij daar mag ik altyd komen logesren. misschien vindt ze het foed. dat ik Annie meebreng, als ik schryf." Hiermee bracht Marietje Dekker hen uit de verlegenheid. „Dat zou schitterend zyn" riepen ze tegéiyk, sohryf dan gauw Marietje," van avond nog beloofde ze. „Hoeveel hebben we nu al Lies?" „We zullen eerst met de lyst beginnen en dan kunnen we teekenen, stelde deze voor. Jelui hebt je spaar pot toch niet vergeten?" liet ze er op volgen. „Natuuriyk niet," en tegelyk haalde de meisje* deze nuttige, voor dit doel speciaal meegebrach te instrumenten, te voorschijn. „Mooi, laten we dan maar aan de lust begin nen, heb je papier Lies?" „Ja. boven, ik ben zoo terug" en ze wipte weg. Binnen een minuut was ze terug. „Gauw hé!** ffou Nora begin jy maar, Tilde jy kan het netst schryven, wat zullen we er boven zetten?" Dat was een moeliyk punt en de meisjes peinsde er lang ovër na. Op dit oogenblik ging de deur open en me vrouw Holmann kwam binnen met een groot blad kopjes. „Zoo kindertjes, ik stoor toch niet erg Maar ik dacht een kopje thee zou wel smaken". „Dag mevrouw, komt u gerust binnen zal ik u eena helpen?" en vlug had Jet van Dam het blad op de tafel gezet. „Jelui zyn heelemaal over hé, gefeliciteerd hoor". Dank u mevrouw, 't zelfde met Lies en broer". Dank jelui wel en wat hebben jelui nu voor gheimzinnigs, of mag ik het nog niet we ten?" „U mag het gerust weten, mevrouw", zei Nora, „we wilden een inzameling houden voor Annie Bosma. zoodat zij ook eens uit zou kunnen gaan. Annie zou zoo graag eens uit willen, maar haar moeder kan het niet betalen, nu weet u alles". „Wel, dat plannetje vind ik aardig, van wie ia dat gekomen? „Van Lies mevrouw", riepen de meisjes. „Daar heeft ze mU nog niet eens iets van gezegd". „Niet waar protesteerde de jeugdige dochter het is niet van my, maar van de lyster. die begon te zingen, en wanneer dat niet gebeurd was, zou ik misschien nooit op 't idee gekomen zyn. Nu. dan zie Je alweer hoe nuttig lysters zyn, en moeder tikte Llze op de wangen. „Luister in het vervolg dan maar goed naar het zingen, van de vogels, wie weet welk een prachtige plannen Jelui dan nog krygt Ik vind dit alleraardigst". „We hebben onze spaarpotten meegebracht me vrouw, maar weten niet wat we boven de lijst moeten zetten, weet u niet iets?" „Wel ja, zet er maar boven „Inzameling voor een vacantiereis voor Annie Bosma". Dat is schitterend, toe Tine vooruit en Nora reikte de pen over, waama Tin? met mooie ronde letters de lijst schreef. „Prachtig, dat is klaar, nu gaan we teekenen. Wie het eerst?" „Lies natuuriyk", merke de an dere op. „Ook goed", zei deze, haar spaarpot leeg schuddend. „Kyk eens, wat een mooi getal, net vijf gulden". „Geef JU die allemaal?" vroeg Dina Boetz. „Wel ja, waarom niet" en Lies zette haar naam boven aan de lijst. „Nu mag ik zeker ook wel teekenen is het niet?" vroeg haar moeder. „Ja zeker mevrouw, graag zelfs". „Mag ik even binnen komen?" klonk de stem van meneer Hol mann in de gang. „Zeker meneer, u komt alsof u geroepen is, zei Nora ondeugend. „Zoo wat hebben Jelui dan voor bijzonders? Dag meisjes hoe gaat er mee?" Wat is dat?" en meneer boog zich over de lyst. „Zoo, zoo, aan het inzamelen?" Ik wist niet dat Lies zoo ryk was. Mag myn naam er ook op pryken, of is dit alleen maar voor dames? „Zeker mynheer, natuuriyk graag zelfS, „riepen ze verheugd. Wat waren de meisjes in hun schik, toen ze bemerkten hoe schitterend hun plan al begon. „Ik wist niet dat we zoo'n succes zouden hebben, riep Jeanne uit." „Wanneer je iets goeds doet, heb je altyd suc ces," verzekerde Meneer, „ik vind het prettig, dat Jelui wat voor een ander kameraadje over hebt, dat is het bewijs, dat Je hart op de goede plaats zit en warm klopt. Be houd van kinderen, die niet altyd het eerst aan zich zelf denken. Wanneer jelui altijd biyft handelen zooals nu zal je zien. dat hoe donker het leven soms mag zyn, er in de moeiiykste oogenblikken toch nog een lichtplekje is en nu kindertjes een prettigen avond verder, want ik moet weer weg." „Waar moet Annie nu naar toe?" vroeg Me vrouw. toen Meneer weer naar boven en de eer ste inzameling gehouden was. De spaarpotten waren aardig wat lichter geworden, maar de geefsters gaven het gemeend en dat zegt veel. „Ik zal aan tante schryven. mevrouw, of ze mee mag komen." „Dat zou prettig zijn. maar heeft zy wel kleeren genoeg?" „U denkt toch aan alles." riepen de meisjes door elkaar. „Ze zal waarschyniyk niet te veel hebben en als ze uit is. wil ze ook wel eens netjes zyn. Hoe komt ze daar nu aan? „Kunnen we allemaal niet wat 'missen?" op perde Nora. Ze kan van mü die beige mantel wel krygen, je weet wel. die ik verleden Jaar altyd droeg." O, en ik heb nog wel een Jurk voor haar, mag ik die geven Moes. die blauwe, u weet wel?" „Ja hoor. knikte Mevrouw. We zullen je garde robe eens nazien. Misschien is er nog wel iets dat je missen kunt." „Ik heb ook nog een jurk en wat kousen, Me vrouw." „Goed Dina. breng Jelui alles maar hier, maar eerst aan Moeder vragen, hoor." „Ja me vrouw. natuuriyk." „Wanneer Marietje dan schryft, hooren we gauw genoeg of het kan. en nu kindertjes kijk eens op de klok." Alle men schen? „Alle menschen. is 't al zoo laat. riepen ze verbaasd, we gaan gauw naar huis." Dag Me vrouw. dank u nog wel hoor." „Niets te danken, over drie dagen dan komen Jelui maar terug en kunnen we zien of we opgeschoten zyn. We heb ben nog maar tien dagen en dan zijn we alle maal weg." „Zeg. fluisterde Lies Nora in. terwijl ze haar hielp met haar mantel aan te trekken, ik verte, morgen alles aan de Knor, misschien geeft hy nog goeden raad hoe of we het op school moeten aanleggen, zonder dat Annie er iets van merkt." Goed. dan ga ik mee dag tot morgen, kom Je me afhalen?" En met een armzwaai verdwenen de meisjes om den hoek van de siraat. De eerste vergadering was schitterend ge slaagd .Het plannetje door Lies Holmann voorge steld en met haar vriendinnen besproken, dat zoo goed ingeslagen was. vond ook by de andere leerlingen in de klas veel ingang. Daar Lies en Nora niet wisten hoe het op school aan te leg gen. zonder dat Annie het bemerken zou en of het hoofd der school, het wel goed zou vinden, waren zy zooals afgesproken naar den heer Tel ler toegegaan. (Wordt vervolgd.)

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1930 | | pagina 19