Ingezonden Stukken. BOERDERIJ en XEEHOVDER1] Hat bemesten van klei-grasland. 5" sff •s a^E |H sj 8pr. acht het van belang om dat werk ln de gemeen te te houden. De heer Duin had ook met verwondering de ad vertentie gelezen, temeer daar hij had gehoord, dat aan ingezetenen opgaaf van prijs was gevraagd Als publieke aanbesteding zou worden gehouden, was het beter geweest geen prijsopgaaf te vragen. Ook spr. zou er erg voor wezen dat het werk in do gemeente bleef en vreest dat hot zal gaan als te Warmenhui- zon, waar het vervoer met groote auto's met 6 wie len plaats vond, die de nieuwe straat weer totaal kapot maakte. Laten de Schoorlsche menschen dal geld verdienen. De heer Schermer is op de hoogte van het oordeel dat B. en W. omtrent deze zaak hebben en vindt het beter dc kwestie in comité te bespreken. De heer Stam is het eens met de heeren Gutter en Duin, maar wijst er op, dat rekening gehouden dient, te worden met de bepalingen in het bestek. De aan nemer van den weg moet zorgen dat het werk bin nen 100 dagen moet worden opgeleverd en moet dus steeds zeker zijn dat. er steenen aanwezig zijn. De Voorzitter geeft nogmaals in overweging niet dieper op deze zaak in te gaan, maar de mededee ling in comitévergadering af te wachten. Hiertoe wordt besloten. De lieer Schermer vraagt, of er voldoende paaltjes zijn geslagen voor aanwijs van het tracé van den "weg. De Voorzitter zegt, dat B. en W. hier nader op zul len letten. Hierna volgt sluiting. Mijnheer de Redacteur. Gaarne zouden wij onderstaande regelen in uw veelge lezen blad opgenomen willen zien. Bjj voorbaat onzen dank. Zooals bekend is, zijn met ingang van 1 Januari 1930 de salarissen van burgemeesters, secretarissen en ge meenteontvangers niet alleen verhoogd, doch genoemde ambtenaren hebben geen enkel bedrag meer te storten voor hun pensioen. Waar de Bond voor Staatspensl- onneerlng, volgens artikel 1 van haar doelomschrijving beoogt het tot stand komen eener wet, waarbij aan alle Nederlandsche mannen en vrouwen krachtens hun Ne derlanderschap op een nader bij de wet aan te geven leeftijd recht wordt toegekend op een gelijk, staatspen sioen zonder premiebetaling de kosten te vinden uit de opbrengst van belastingen naar draagkracht, zien wij, dat voor deze catagorio van menschen een premievrlje pensioenregeling is tot stand gekomen, waarvoor door onzen Bond al zoovele jaren is gestreden. Men zal ons tegenwerpen, dut evenals elke werkgever voor zijn per soneel plakken moet, ook de gemeente als werkgeefster een bedrag in het pensioenfonds moet storten, maar men zal dadelijk moeten toegeven, dat de geheele som tot den laatstcn cent toe, door de belastingbetalende burgerij moet bijeengebracht worden, Naar aanleiding hiervan moeten ons een paar dingen van 't hart.: In ons humaan streven, om aan de wreede samenkop peling van oud en arm een einde te maken en de ouden van dagen een meer zonnigen, van gebrek gevrijwaar den levensavond te geven, hebben wij altijd als onze te genstanders op onzen weg ontmoet, vooral aanhangers der kerkelijke partijen. Een der hoofdmotieven, waarom zij tegenover ons stonden, was, dat zij het premievrij staatspensioen immoreel vonden, zij beweerden, dat de gedachte, om zonder hiervoor offers te brengen, men in de dagen van ouderdom niet geheel onverzorgd was, het verantwoordelijkheidsgevoel van de massa verslapte, haar zorgeloosheid deed toenemen en haar dus zedelijk achteruit deed gaan. En wat zien wij nu gebeuren? Verscheidene gemeente besturen, waaronder er zijn met een kerkelijke meerder heid haasten zich om ook aan hun andere gemeente ambtenaren een premievrij pensioen te verzekeren, waar het voor ons vaststaat, dat elk gemeentebestuur verlangt, dat zijn ambtenaren op zoo'n hoog mogelijk zedelijk peil staan, kunnen wij niet aannemen, dat zij besluiten ne men, die hun amtenaarscorps demorallseeren. Wij mogen hieruit gerust de conclusie trekken, dat de bewering, dat premievrij pensioen de menschen zedelijk neerhaalt, zoo dezen al werkelijk gemeend was, bij onze tegenstanders heeft afgedaan. Waar wij het toekennen van premievrij pensioen juist bij uitstek een daad van hoogstaande christelijke liefde vinden en van oordeel zijn, dat juist de idee, later niet onverzorgd te zijn, den menschen de zedelijke kracht geeft, hun arbeid te verrichten en tegen slagen te dragen, kunnen wij niet anders doen dan deze Ewenking van harte toejuichen. In do tweede plaats vinden wij het schrijnend, dat aan het toekennen van promlevrij pensioen moeten mede werken. Ie. Duizenden oigenwerkers. kleine timmermansbaasjes, tobbende landbouwertjes, groenteventertjes, enz. enz., menschen, die soms zelf niet weten, hoe zij rond moeten komen en die bij de huidige pensioenwet, als hun haren gegrijsd en hun lichaam gekromd is, met leege handen staan cn kommer en gebrek lijden. 2e. Arbeiders, wier pensioenregeling zoo slecht gere geld Is, dat duizenden hunner door werkeloosheid en andero oorzaken op 65-jarlgen leeftijd, groote witte plek ken in hun renteboekje hebben cn dus zeer weinig ont vangen. Daarom zouden wij zoo gaarne de aanhangers der ker kelijke partijen willen toeroepen: Wij zijn alion menschen die toch allen wol willen medewerken tot het verkrijgen persoonlijkheid, wachtte met spreken tot Juffrouw Dicker de deur bereikt had. Toen: „Ge behoeft u die moeite niet te geven, Juffrouw Dicker," zei zij, zonder een beweging te maken. „Ik heb verstaan wat ge zeidet, toen ik binnenkwam. Het spreekt van zelf, dat ik reeds in de kamer van Jonge juffrouw Charlotte geweest ben. Waar zit ze?" „O, juffrouw Griselda!" stamelde juffrouw Dicker. „Juffrouw Griselda." „Voor den dag ermee." zei Griselda. „Het arme schaap had behoefte aan wat frissche lucht" lcgdo juffrouw Dicker aandringend uit, „en ik oordeelde dat het haar geen kwaad zou doen, dus liet ik haar eventjes uitgaan. Wees niet boos op haar, juffrouw Gri selda. Het was niets meer dan natuurlijk, en ik zag er geen kwaad in." „Niet? En go het lijkt er veel op ziet er ook geen kwaad ln mij te bedriegen en het kind aan te moe digen hetzelfde te doen? Zoodra jongejuffrouw Char lotte thuiskomt, zendt ge haar onmiddellijk naar bed en laat het mij weten. En ik verbied u haar eenigo versna pering toe te stoppen. Is dat door u begrepen?" „O, ja, Ja, Juffrouw Griselda," antwoordde juffrouw Dicker. de tranen nabij. „Maar ge zult toch niet..." „Wees dan zoo goed mij to gehoorzamen!" sr.ced Gri selda haar het woord ai, en verliet het vertrek met haar zwaren, parmantigen tred, juffrouw Dicker bijna in een staat van bezwijming achterlatende. Vijf minuten later werd de op een kier staande deur zachtjes opengeduwd, en met een gloeienden blos op de wangen en doornat van den regen, gluurde Charmalne naar binnen. „Ik ben wel wat laat, geloof Ik," zei zij. „Maar alles is goed afgeloopen. Ik heb niemand gezien. O, juffrouw Dicker, wat scheelt eraan?" Want juffrouw Dicker was ln een laag stoeltje bij den haard neergezegen en wischto haar oogen met haar schort af. Charmalne trad op haar too. „Wat scheelt er aan?" „O, liefje," snikte juffrouw Dicker. „Alles ls misge- loopcn! Ze heeft het ontdekt." Charmalne verschoot sterk van kleur. „Wie? Griselda? Och, wat geeft dat, juffrouw Dicker. Het kan me niets schelen." „Ze ls woedend, lieve Jongejuffrouw Charmalne ze eener betere maatschappij. Gij weet allen, dat de tegen woordige wetten, regelende de verzorging van ouden van dagen op een mislukking zijn uitgeloopen, dat nu al duizenden 65-jarigen en ouderen geen cent pensioen ont vangen en velen hunner dus gebrek lijden. Gij zijt er nu toch van overtuigd, dat premievrij staatspensioen niet onredelijk is, maar eerder een uiting van christelijke liéfde voor ons naasten. Laat het beste wat in U is, spre ken, en blijft niet langer onze tegenstanders, maar strijdt met ons mee, om het schoone doel: Niemand oud en arm meer, te bereiken op een wijze, zooals wij dit willen. Den gemeenteambtenaren, die in het genot van pre mievrij pensioen zijn gesteld, zouden wij met klem het volgende op het hart willen drukken: het moet u toch ook tegen de borst stuiten, dat uw pensioen verkregen wordt, mede uit de offers van hen, die in hun ouderdom, onverzorgd zijn en wier laatste levensdagen droef en donker worden. Blijft dus niet langer werkeloos toezien, als gij de dappere Jeden van onzen bond trots tegenspoed onvermoeid ziet strijden, voor een premievrij staatspen sioen voor allen. Sluit u bij ons aan, wordt een van onze ijverigste werkers. Velen onder u hebben door uw po sitie grooten invloed bij de andere gemeentenaren. Uw woord en uw voorbeeld kunnen er zooveel toe bijdragen, om ons schoone einddoel eerder verwezenlijkt te zien. U hebt al premievrij pensioen en als dan eindelijk voor allen de zon ls doorgebroken, en niemand oud en arm behoeft te zijn, dan kunt ook gij met trots zeggen: Wij hebben ook een steentje bijgedragen tot de stichting van een mooiere, betere maatschappij. Moge deze spoedig komen. De Federatie Hollands Noorden, van den Bond voor Staatspensionneering, C. de Vries, Voorzitter, Dirkshorn. H. Liippers, secr., Wieringerwaard. Er is in de laatste jaren in onze omgeving veel werk gemaakt om de bemesting onzer zandgraslan- den aan een nadere beschouwing te onderwerpen Als ik nu Iets ga schrijven over de bemesting onzer klei-graslanden, wil ik niet zeggen, dat de bemes ting der zandgronden reeds voldoende is nagegaan, doch ook de klei-graslanden hebben onze volle aan dacht en zeker moet de bemesting hiervan in de volle belangstelling staan der diverse gebruikers. Is er eigenlijk wel iets te schrijven over de bemes ting der klei-graslanden. Je gooil al naarmate er be hoefte aan bestaat, nu eens wat kali, dan weer wat phosphor, soms beide tegelijk en dan aangevuld met stikstof en klaas is Kees. Beschikt dc gebruiker over ier en stalmest, welnu, dan red je bet daarmee ook lang. Voor hen die zoo redeneeren is de bemesting der klei-graslanden al een heel eenvoudige zaak. Wil ik eens een vergelijking treffen? Degene, die zoo re deneert., is te vergelijken met iemand, die zioh timmer man noemt en hoogstens in staat is om een eenvou dige varkenstrog in elkaar te slaan. Neen, heusch, een oordeelkundige bemesting onzer kleigronden is lang niet zoo eenvoudig en wel om deze reden al niet: „De kleigronden zijn zoo samengesteld van bouw. Een kleigrond is veel meer samengesteld dan zandgrond. Daarom is een kleigrond ongevoeliger voor een bemesting en willen we in de geheimen der kleigrondbemesting doordringen, dan dienen we ons eerst eens de vraag voor te leggen, wat verstaan we feitelijk onder kleigrond. Zijn daarin nog belangrijke verschillen in samenstelling? Weten we hiervan iets meer, dan zullen we de bemesting daarnaar moeten regelen. Kan alzoo een bemostingsndvies w>or zand gronden een algemeen karakter dragen, bij de bemes ting van kleigronden moet feitelijk ieder perceel, dat men gaat bemesten aan een bijzondere beschouwing worden onderworpen. Met zekerheid kan men aannemen, dat de klei gronden meer en gemakkelijk opneembaar planten voedsel bevatten dan de zandgronden. Dit ligt voor namelijk al hierin, dat de vorming onzer kleigronden zoo geheel andere is dan die van zandgronden. Bij het verplaatsen der gronddeeltjes door het water is bij het verminderen der snelheid, waarmede het water zich naar lagere gebieden heeft gespoed, eerst het grovere materiaal, vooral bestaande uit de zwaardere kwartskorrels (zandkorrels) gezonken, terwijl ten slotte het fijnere slib gedeeltelijk werd achtergelaten en de rivierklei deed ontstaan. IIoo dichter bij den riviermond, hoe fijner in het algemeen de gronddeel tjes zijn. Zelfs bij kleinere stroompjes, zooals er nog vele in ons land zijn, valt dit op te merken, ook al heeft langs hun oevers veenvorming plaats gehad. Vandaar dat langs zulke riviertjes de graslanden in het algemeen een sterkere bemesting vragen, naar mate ze verder van den mond zijn verwijderd. Een zelfde verschijnsel treedt op bij het afzetten van zee klei. Hoe dichter dus bij de kust, uit des te grover materiaal en dus uit des te meer zand is de bodem opgebouwd. In het algemeen zal dan ook bij het in polderen van een zeekleigebied het zandgehalte van den grond toenemen, naarmate men meer den nieu wen zeedijk nadert, terwijl vóór de oude waterkeering de zwaarste klei wordt aangetroffen. Meermalen bevatten de landerijen tegen den nieu wen zeedijk gelegen, zooveel grof materiaal, dat men ze met meer recht tot de zandgronden dan wel tot de kleigronden zou moeten rekenen. Kleigronden toch zijn die gronden, waartnj we naast een vrij klein per centage zandkorrels een overmaat van fijnere bestand- doelen aantreffen. Hieruit blijkt dus reeds, dat de kleigronden zeer setrk in samenstelling kunnen uiteenloopen. Zelfs is dit in nog meerdere mate het geval dan met de zandgron den en zoo zal ook de meest doelmatige bemesting voor de kleigronden zeer veel moeten verschiMcn. Met dc fijnheid dor gronddeeltjes in kleigrond hangt niet alleen de hoeveelheid plantenvoedende stoffen sa men, doch de fijnheid der de-eltjes oefent ook 'n groo ten invloed uit op de opneembaarheid van het plan- tenvoedsel. De allerfijnste deeltjes in de kleigronden hebben zoo ongeveer de grootte van het millioenste deel van een m.M. Ze zijn zoo klein, dat men ze met een gewoon microscoop niet te zien zijn. Deze ont zettend fijne deeltjes zijn opzwelbaar en bezitten door heeft een van haar slechte buien." Charmalne huiverde. „En, o, liefje wat ben je nat! Wat heb je toch uitge voerd? Ik moest je dadelijk naar bed zenden." Charmalne was doornat, tot op de huid toe. „Het... het kan me niets schelen." herhaalde zy. „Ik heb een verrukkelijken dag gehad. Dien kan ze mtj in ieder geval nooit ontnemen." Juffrouw Dicker was opgestaan. „Liefje, je moet da delijk meegaan en je uitkleeden, anders word je ziek. Kom mee vlug." Charmalne gaf aan den moederlijken aandrang van juffrouw Dicker gehoor en keerde zich met een zucht van den vroolijk knappenden haard af. Doodelijk ver moeid, zag zij het feit onder de oogen dat de prys voor een dag van onvermengd genot nu betaald moest worden In haar kamer gekomen, gaf ze zich willoos aan de behandeling van juffrouw Dicker over, somtijds van ze nuwachtige spanning rillende, zich nu en dan zelfs te vermoeid gevoelende om te rillen. „Je behoorde een heet bad te nemen," zei juffrouw Dicker. „Maar aangezien ze zei dat ik je terstond naar bed moest zenden, durf ik niet anders te doen." „Het komt er niets op aan," zei Charmaine. Nauwelijks was ze evenwel tusschen de lakens gekro pen, of die rillingen bevingen haar opnieuw. Ze lag te sidderen, vol hangen schrik, en luisterde luisterde naar dien gedecideerden, onbarmhartigen stap. Toen deze eindelijk hoorbaar werd, schenen alle krach ten haar te begeven. Ze kon niets anders doen dan stil liggen en hijgen. Griselda trad binnen, sloot de deur, en draaide den sleutel om. „Charlotte", beval zy, „sta op." Charmaine deed een krampachtige poging en richtte zich overeind. En wat zy zag, deed haar bloed stilstaan. „O, Griselda, dat niet! Dat niet!" Griselda plaatste zich naast het bed. „Wat heb je van daag uitgevoerd?" „Ik ben naar het strand geweest." „Alleen?" „Neen," mompelde Charmalne. „Wie was er dan by je?" „Ik was met een jongen... een jongen, die Rory heette" bracht Charmaine stamelend uit „Ea wie is hij?" vervolgde Griselda het verhoor. hun kleinheid gezamenlijk een zeer groote opper vlakte. Ze vormen do colloïdale kien Deze colloïdale klei kleeft aan de zanddeeltjes vast. Iloe vetter de klei, des te meer colloïdale klei is er in aanwezig. Klei grond bestaat dus uit een mengsel van fijn tot zeer fijn zand met een vrij geringe hoeveelheid colloïdale klei, terwijl tevens steeds wat grover zand aanwe zig is. In oorsprong bevat de klei verder een zeker percentage kalk. Wordt nu kleigrond ingepolderd en met planten beteeld, dan wijzigt zich de samenstel ling. De onderaardsche plantcndeelen scheiden kool zuur af. Opgelost in water, lost hierin weer de kalk op en deze zakt met het regenwater naar benedon cn wordt daar door de aanwezigheid van overmaat van water weer losgelaten. Zoo neemt dus met den ouderdom het kalkgehalte van kleipoldere af. Daar entegen noemt het humusgehalte toe. In sommige kleigronden is de kalk, voor zooveT de bovenste lagen betreft, vrijwel geheel verdwenen. Ze zijn daarbij tevens zoo samenhangend geworden, dat het bewerken vrijwel onmogelijk is. Uit den aard der zaak worden zulke kleigronden enkel voor grasland gebruikt. Ze vormen onze knip- of kripgronden. An dere kleigronden hebben een te lage ligging of wor den geregeld eenigen tijd van het jaar overstroomd. Ook deze kleigronden zijn van nature aangewezen op de teelt van gras. Enkele kleigrondsoorten zijn nauw keurig onderzocht en de samenstelling ervan kan aanmerkelijk uiteenloopen. De uitkomsten daarvan hangen ten nauwste samen aan het bemestingsvraag stuk. ?5 «•o< C> "O g= O oO ^2 w o_ Knipgrond 7,99 44,73 29,20 9,28 8,50 Lichte slemperige klei 3,00 25,60 12,40 24,20 31,80 Middelmatige, zware, meer kle verige klei 2,35 22,93 21.28 30,9fc 22,18 Zware klei 2,00 31,36 16,72 22,48 21,41 Zooals uit bovenstaande cijfers blijkt, loopen de kleigronden, wat de grootte der deeltjes betreft, zeer uiteen. Knipgrond blijkt dan wel uit verreweg het fijnste materiaal te zijn opgebouwd. Bij het onder zoek der luchtdroge monsters bleek ook het wateraan- trekkend vermogen der onderzochte grondsoorten vrij veel te verschillen. Wat het kalkgehalte betreft, de knipgrond bevatte zoo goed als geen kalk, de lichte, slemperige kleifbevatte op 25 c.M. diepte oven eens slechts een spoor kalk, terwijl bij dezen grond het kalkgehalte op een diepte van 50 c.M. zelfs 7 bedroeg. De middelmatig zware klei had een kalkgehalte van 9 Om na te gaan in hoeverre de samenstel ling der gronddeeltjes, voor zoover hun korrelgrootte betreft, zich wijzigt in opeenvolgende lagen, zijn van denzelfden zwaren kleigrond, hierboven vermeld, 4 monsters genomen en onderzocht met het volgende resultaat: »|s is|s „Is O k- OJ Ojl= C i- 5 .SS 'fcoE tgE S6 2° Tot 24 c.M. 2,3 27,82 20,S0 19,20 29.88 Van 24—48 c.M. 2,0 34 36 16,72 22,48 24,44 Van 48—72 c.M. 2,5 37.78 19,24 23,60 16.88 Van 72—96 c.M. 1,8 30,64 13,60 19,76 34,20 Dus er is niet alleen groot verschil in korrel grootte tusschen de verschillende kleigrondsoorten op vrijwel gelijke diepte, doch ook op verschillende diepten ziet de opbouw van den bodem er weer zeer ongelijk uit. Ook de aard der stoffen, die we in een kleibodem aantreffen en vooral de hoeveelheid van elk dier stoffen loopen ook alweer sterk uiteen. Zoo bestaan de korrels uit den knipgrond, die klei ner waren dan 0.01 m.M. uit zeer fijne kwarts cn kleideeltjes; da gronddeeltjes ter grootte van 0.01— 0.05 m.M. bestaan bijna geheel uit fijn kwarts. Hier- tusschen bevinden zich donker gekleurde stukjes, „Een neef van... Mevrouw Deloraine." „Dan heb lk dus het recht te veronderstellen dat je een afspraak met hem gemaakt had op het strand te komen, terwyi je het liet voorkomen dat je vanmorgen te vermoeid was om op te staan?" zei Griselde. „Ja," erkende Charmaine met bevende stem. „En wat hebben jullie den geheelen dag uitgevoerd?" De stem van Griselda had een diepen klank aangeno men, die niet veel goeds beloofde. Denk goed na, alvorens my te antwoorden." „We hebben eigeniyk ln 't geheel niets gedaan," fluis terde Charmaine benepen. We hebben ergens gezeten en gepraat terwyl het vloed was, en keken later ln de spelonken." „Dat ls me duldeiyk," zei Criselda. „En vervolgens kwam je naar huls, in de hoop weer in bed te kunnen kruipen eer ik iets ontdekt zou hebben, niet waar?" „Ja," erkende Charmalne. „Je hebt vooruit een formeel komplot gesmeed om mij te bedriegen," mompelde Griselda. „Ja", klonk het zacht van de lippen van Charmalne. „En waarom?" Ze liet haar stem opnieuw dalen, en Charmalne kromp ineen. „Omdat... omdat ik wist dat je me geen vergunning zou geven om te gaan," bekende zy flauwtjes, „als ik het je gevraagd had." .Juist," antwoordde Griselda. „Welnu, je hebt nu ge noegen gehad, en zult nu je straf ontvangen." Ze bukte zich plotseling en rukte de dekens weg, waaronder het sidderende meisje lag. „Kom eruit!" „O, neen," jammerde Charmaine. „Neen, Griselda!" toe wat lk je bidden mag! Dezen keer niet! Ik zal het nooit weer doen dat beloof lk. Ik zal altyd doen... altyd doen, wat je zegt. O, Griselda!" Het beroep was vergeefs. Griselda had haar reeds met yzige vastberadenheid aangegrepen. „Juist," snauwde zij. „Na vanavond zul Je wel degeiyk altijd doen wat ik zeg Ik zal je een lesje geven dat je je vergeetachtigheid zal afleeren eens voor altyd." Zy bezat de kracht van een man en was niet te weer streven. Het dunne, buigzame rieten stokje dat ze in de hand hield, woog zoo goed als niets, maar het striemde zoo scherp als de beet van een schorpioen, en ze wist precies hoe ze er het.wreedst mee kon treffen. De straf, die zy bedacht had, was meedoogenloos en stond ln geen zorg vooreen goed» spijsvertering door Bultrich-Zout Sinds tOOjuar onovertroffen bij moeilijke spijsver tering. mnagpijnen en* SiOrt. (1. O.rö Tablelien 11. 0.25 en n. 170. Slechts eclil ln blauwe verpakking mei hel portret van den uitvinder. Monsters gradsen franco van den hoofdvertegenwoordiger R -de BrutoAmsterdamOost. UnnaeusparKweg 18 zeer waarschijnlijk yzerverbindingen, benevens veld- spaath, een knlibevattend mineraal. De korrels ter grootte van 0.050.10 m.M., bestaan eveneons bijna uitsluitend uit kwarts, alsmede uit oen aantal platte stukjes veldspaath. Vele kwartsdeeltjes waren over trokken met een laagje ijzeroxyde en vertoonden daardoor een bruinachtige tint. De grofste deeltje bleken voor een deel aaneengekit te zijn door man gaan- en ijzeroxyde. Bij verkleining van de grovere deelen bleken deze te bestaan uit kwarts en veld spaath. In de middelmatig zware klei treft men meer der goed waarneembaie mineralen aan, die bij de plantenvoeding een belangrijke rol spelen, nl. behalve vrij veel "veldspaath, stukjes augiet, enz. Nu bevat het veldspaath, wanneer dit gaat venyeereri het voor de planten benoodigde kali, de andere genoemde mi neralen bevatten kalk, ijzer en magnesium, terwijl tevens in de klemgronden, echter in mindere mate, ook fosforverbindingen voorkomen. Hoe kleiner de deeltjes zijn, des te grooter is de kans, dat zich hier- tusschen verweeringsproducten bevinden die voor de plantenvoeding waarde hebben, Bestaat de grond uit grovere deeltjes, zooals bijv. bij zandgronden het geval is, dan is reeds veel van het fijnere verwee- ringsmateriaal weggespoeld. Kleigrond houdt deze deeltjes ook in opgelosten toestand vast. Kleigrond ontleent dan ook zijn grootere hoeveelheid planten- voedsel niet alleen aan de omstandigheid, dat het zelf is opgebouwd uit meerdere soorten fijnere ver- verweeringsproducten dan bij zandgrond het geval is, doch ook hieraan, dat het deze deeltjes, zelfs wan neer de plantenvoedende stoffen in opgelosten toe stand zijn geraakt, uitmuntend weet vast te hou den. Bij het bemesten van kleigrond speelt deze eigenschap een zeer belangrijke rol. Bij een nadere beschouwing der kleigronden is het dus mogelijk vast te stellen, dat ze meer of minder rijk zijn aan kalibevattcnde mineralen. Wanneer deze verweeren, komt de opgesloten kali ter beschik king van de planten. Mochten de planten de aldus beschikbare kali niet of slechts voor een deel noodig hebben, dan spoelt deze meststof toch niet met het regenwater naar den ondergrond, doch wordt ze door de uiterst fijne, in colloïdalen toestand verkeerende kleideeltjes vastgehouden, zoodat ze ter beschikking der planten blijft. Hier hebben we alzoo een groote tegenstelling tusschen kleigrond en zandgrond. De laatste grond mist deze eigenschap, voorzooverre het de zuivere zanddeeltjes betreft Hieruit volgt dus ook, dat, hoe zanderig, dus hoe lichter de kleigrond is, des te minder goed weet ze plantenvoedende stoffen als kali vast te houden. Zulke lichte klei is dus ook mestgieriger. Hoe zwaarder de kleigrond is, des te meer plantenvoedsel bevat ze niet alleen, doch ook des te beter houdt ze door bemeste'n aangevoerd plantenvoedsel vast. Voorzoover het kali betreft, deze stof is in kleigrond steeds voor den grasgroei in vol doende mate aanwezig. In het algemeen zal er een afzonderlijke kalibemes ting niet rendabel zijn. Toch kunnen er gevallen voorkomen, waarbij een kalibemesting wel rendeert. Natuurlijk kan dit het geval zijn met de lichte klei gronden, doch ook bij zware kleigrond kan een kali bemesting nuttig werken. De plantenwortels, vooral de graswortels dringen in zware kiei, vooral knip grond, slechts weinig door, tenminste voor zooverre het overgroote deel der wortels betreft. De grassen moeten dus in zulke gevallen het voedsel uit een vrij dunne laag betrekken en al zit nu iets dieper wel voldoende plantenvoedsel, de mogelijkheid is niet uitgesloten, dat dit voedsel voor de granen niet of slechts voor een gering deel te bereiken valt. Hoewel dus in het algemeen de kleigronden voldoende kali bevatten, zoo kan toch ook op die grondsoort een kalibemesting gunstig werken. Op grasland, dat ge regeld geweid wordt, zooals weieens met een enkel perceel dicht bij de boerderij gelegen, het geval is, verspreidt het vee de met het gras opgenomen kali weer in de vaste en vloeibare uitwerpselen over het veld. Voor instandhouding van het lichaam of voor de melkproductie is slechts zeer weinig kali noodig. Kalibehoefte zal dan ook meermalen kunnen voorko men op kleigraslanden, die veelvuldig worden ge hooid. Geachte lezer, dit hoofdstuk behandelt nog maar in grove trekken de samenstelling van kleigrond en de kalirijkdom van dezen grond. De gebruiker heeft nu te beslissen of die kalirijkdom al reeds in kali- armoede is overgeslagen. Een volgend maal komt een beschouwing over fosfor aan de beurt. Eigenlijk had ik deze ruimte willen bestemmen voor mijn tweede stukje over contractteelt van zaai zaden. De daarvoor benoodigde gegevens, die ik mocht verkrijgen van het Bestuur der Fijnzaadtelers kon ik evenwel niet voor deze week verwerken, zoo dat dit moet wachten tot een volgende week. Aan de deelnemers van den Boekhoudcursus zij bericht, dat in het nummer van Dinsdag a.s. mede- deeling wordt gedaan van de ingekomen antwoorden op de laatste opgaven. s. v: verhouding tot het uithoudingsvermogen van een kind, terwy! geen afgeperste jammerklachten of heete tranen de strenge toepassing ervan vermochten te verminderen. Haar gezag was met ontoelaatbare voorbedachtzaamheid met de voeten getreden, en zy was onwrikbaar besloten den geest, die het gedurfd had zioh er tegen te verzet- ten, voorgoed te breken. Toen haar hand eindeiyk tot rust kwam, had zy de fiolen van haartoorn met volle kracht over het trillende lichaam van Charmaine uitgestort En Charmaine was als vernietigd. Ze was op den vloer gegleden, en daar lag ze nu, snik kende en stuiptrekkende, terwyl Griselda over haar stond, kaarsrecht en gebiedend, en haar wet voorschreef. „In den vervolge," zei ze, „zul je zonder ndjn voor kennis geen voet meer buitenshuls zetten, en wat dien knaap betreft, met wien je geheime samenkomsten houdt ik.verbied je met den meesten nadruk hem ooit weer te ontmoeten of op eenlgerlei wijze verbinding met hem te onderhouden. Ik heb my onbeschrijfiyk geergerd aan je gedrag te dezen opzichte, en kan het alleen toeschryven aan de schande der erfeiykheid." Na deze woorden draaide zij zich om en liet Charmalne in het donker op den vloer liggen, en aldus bleef het meisje verscheidene uren lang, langzamerhand door een ijzige koude bevangen. Toen juffrouw Dicker de deur den volgenden morgen eindeiyk kwam ontsluiten, vond zy Charmalne in bed opzittende, met wangen en oogen, die van koorts brand den. „O, juffrouw Dicker," zei zy, ln korte, afgebroken zinnen. „Ik heb zoo'n heeriyken droom gehad. Ik dacht ik viel in zee. En het was vloed en Rory was er ook en wdj werden beiden recht naar de diepte ge sleurd. Waarom kwam het niet zoo uit, juffrouw Dicker? O, waarom biyken al die heeriyke ldingen naderhand droomen te zyn?" En, met een kreet van pyn, bracht ze toen een hand naar haar zyde. „O, ik heb hier zoo'n pyn, telkens als ik ademhaal!" zei zy. „Denkt ge dat ik gauw sterven zal? O, ik hoop het ik hoop het!" Wordt vervolgd.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1930 | | pagina 10