Ingezonden Stukken.
BOERDERIJ en XEEHOVDER1]
Hat bemesten van klei-grasland.
5" sff
•s a^E |H sj
8pr. acht het van belang om dat werk ln de gemeen
te te houden.
De heer Duin had ook met verwondering de ad
vertentie gelezen, temeer daar hij had gehoord, dat
aan ingezetenen opgaaf van prijs was gevraagd Als
publieke aanbesteding zou worden gehouden, was het
beter geweest geen prijsopgaaf te vragen. Ook spr.
zou er erg voor wezen dat het werk in do gemeente
bleef en vreest dat hot zal gaan als te Warmenhui-
zon, waar het vervoer met groote auto's met 6 wie
len plaats vond, die de nieuwe straat weer totaal
kapot maakte. Laten de Schoorlsche menschen dal
geld verdienen.
De heer Schermer is op de hoogte van het oordeel
dat B. en W. omtrent deze zaak hebben en vindt
het beter dc kwestie in comité te bespreken.
De heer Stam is het eens met de heeren Gutter en
Duin, maar wijst er op, dat rekening gehouden dient,
te worden met de bepalingen in het bestek. De aan
nemer van den weg moet zorgen dat het werk bin
nen 100 dagen moet worden opgeleverd en moet dus
steeds zeker zijn dat. er steenen aanwezig zijn.
De Voorzitter geeft nogmaals in overweging niet
dieper op deze zaak in te gaan, maar de mededee
ling in comitévergadering af te wachten.
Hiertoe wordt besloten.
De lieer Schermer vraagt, of er voldoende paaltjes
zijn geslagen voor aanwijs van het tracé van den
"weg.
De Voorzitter zegt, dat B. en W. hier nader op zul
len letten.
Hierna volgt sluiting.
Mijnheer de Redacteur.
Gaarne zouden wij onderstaande regelen in uw veelge
lezen blad opgenomen willen zien. Bjj voorbaat onzen
dank.
Zooals bekend is, zijn met ingang van 1 Januari 1930
de salarissen van burgemeesters, secretarissen en ge
meenteontvangers niet alleen verhoogd, doch genoemde
ambtenaren hebben geen enkel bedrag meer te storten
voor hun pensioen. Waar de Bond voor Staatspensl-
onneerlng, volgens artikel 1 van haar doelomschrijving
beoogt het tot stand komen eener wet, waarbij aan alle
Nederlandsche mannen en vrouwen krachtens hun Ne
derlanderschap op een nader bij de wet aan te geven
leeftijd recht wordt toegekend op een gelijk, staatspen
sioen zonder premiebetaling de kosten te vinden uit de
opbrengst van belastingen naar draagkracht, zien wij,
dat voor deze catagorio van menschen een premievrlje
pensioenregeling is tot stand gekomen, waarvoor door
onzen Bond al zoovele jaren is gestreden. Men zal ons
tegenwerpen, dut evenals elke werkgever voor zijn per
soneel plakken moet, ook de gemeente als werkgeefster
een bedrag in het pensioenfonds moet storten, maar men
zal dadelijk moeten toegeven, dat de geheele som tot
den laatstcn cent toe, door de belastingbetalende burgerij
moet bijeengebracht worden,
Naar aanleiding hiervan moeten ons een paar dingen
van 't hart.:
In ons humaan streven, om aan de wreede samenkop
peling van oud en arm een einde te maken en de ouden
van dagen een meer zonnigen, van gebrek gevrijwaar
den levensavond te geven, hebben wij altijd als onze te
genstanders op onzen weg ontmoet, vooral aanhangers
der kerkelijke partijen. Een der hoofdmotieven, waarom
zij tegenover ons stonden, was, dat zij het premievrij
staatspensioen immoreel vonden, zij beweerden, dat de
gedachte, om zonder hiervoor offers te brengen, men
in de dagen van ouderdom niet geheel onverzorgd was,
het verantwoordelijkheidsgevoel van de massa verslapte,
haar zorgeloosheid deed toenemen en haar dus zedelijk
achteruit deed gaan.
En wat zien wij nu gebeuren? Verscheidene gemeente
besturen, waaronder er zijn met een kerkelijke meerder
heid haasten zich om ook aan hun andere gemeente
ambtenaren een premievrij pensioen te verzekeren, waar
het voor ons vaststaat, dat elk gemeentebestuur verlangt,
dat zijn ambtenaren op zoo'n hoog mogelijk zedelijk peil
staan, kunnen wij niet aannemen, dat zij besluiten ne
men, die hun amtenaarscorps demorallseeren. Wij mogen
hieruit gerust de conclusie trekken, dat de bewering, dat
premievrij pensioen de menschen zedelijk neerhaalt, zoo
dezen al werkelijk gemeend was, bij onze tegenstanders
heeft afgedaan. Waar wij het toekennen van premievrij
pensioen juist bij uitstek een daad van hoogstaande
christelijke liefde vinden en van oordeel zijn, dat juist
de idee, later niet onverzorgd te zijn, den menschen de
zedelijke kracht geeft, hun arbeid te verrichten en tegen
slagen te dragen, kunnen wij niet anders doen dan deze
Ewenking van harte toejuichen.
In do tweede plaats vinden wij het schrijnend, dat aan
het toekennen van promlevrij pensioen moeten mede
werken.
Ie. Duizenden oigenwerkers. kleine timmermansbaasjes,
tobbende landbouwertjes, groenteventertjes, enz. enz.,
menschen, die soms zelf niet weten, hoe zij rond moeten
komen en die bij de huidige pensioenwet, als hun haren
gegrijsd en hun lichaam gekromd is, met leege handen
staan cn kommer en gebrek lijden.
2e. Arbeiders, wier pensioenregeling zoo slecht gere
geld Is, dat duizenden hunner door werkeloosheid en
andero oorzaken op 65-jarlgen leeftijd, groote witte plek
ken in hun renteboekje hebben cn dus zeer weinig ont
vangen.
Daarom zouden wij zoo gaarne de aanhangers der ker
kelijke partijen willen toeroepen: Wij zijn alion menschen
die toch allen wol willen medewerken tot het verkrijgen
persoonlijkheid, wachtte met spreken tot Juffrouw
Dicker de deur bereikt had. Toen:
„Ge behoeft u die moeite niet te geven, Juffrouw
Dicker," zei zij, zonder een beweging te maken. „Ik
heb verstaan wat ge zeidet, toen ik binnenkwam. Het
spreekt van zelf, dat ik reeds in de kamer van Jonge
juffrouw Charlotte geweest ben. Waar zit ze?"
„O, juffrouw Griselda!" stamelde juffrouw Dicker.
„Juffrouw Griselda."
„Voor den dag ermee." zei Griselda.
„Het arme schaap had behoefte aan wat frissche lucht"
lcgdo juffrouw Dicker aandringend uit, „en ik oordeelde
dat het haar geen kwaad zou doen, dus liet ik haar
eventjes uitgaan. Wees niet boos op haar, juffrouw Gri
selda. Het was niets meer dan natuurlijk, en ik zag er
geen kwaad in."
„Niet? En go het lijkt er veel op ziet er ook
geen kwaad ln mij te bedriegen en het kind aan te moe
digen hetzelfde te doen? Zoodra jongejuffrouw Char
lotte thuiskomt, zendt ge haar onmiddellijk naar bed en
laat het mij weten. En ik verbied u haar eenigo versna
pering toe te stoppen. Is dat door u begrepen?"
„O, ja, Ja, Juffrouw Griselda," antwoordde juffrouw
Dicker. de tranen nabij. „Maar ge zult toch niet..."
„Wees dan zoo goed mij to gehoorzamen!" sr.ced Gri
selda haar het woord ai, en verliet het vertrek met haar
zwaren, parmantigen tred, juffrouw Dicker bijna in een
staat van bezwijming achterlatende.
Vijf minuten later werd de op een kier staande deur
zachtjes opengeduwd, en met een gloeienden blos op de
wangen en doornat van den regen, gluurde Charmalne
naar binnen.
„Ik ben wel wat laat, geloof Ik," zei zij. „Maar alles
is goed afgeloopen. Ik heb niemand gezien. O, juffrouw
Dicker, wat scheelt eraan?"
Want juffrouw Dicker was ln een laag stoeltje bij den
haard neergezegen en wischto haar oogen met haar
schort af.
Charmalne trad op haar too. „Wat scheelt er aan?"
„O, liefje," snikte juffrouw Dicker. „Alles ls misge-
loopcn! Ze heeft het ontdekt."
Charmalne verschoot sterk van kleur. „Wie? Griselda?
Och, wat geeft dat, juffrouw Dicker. Het kan me niets
schelen."
„Ze ls woedend, lieve Jongejuffrouw Charmalne ze
eener betere maatschappij. Gij weet allen, dat de tegen
woordige wetten, regelende de verzorging van ouden van
dagen op een mislukking zijn uitgeloopen, dat nu al
duizenden 65-jarigen en ouderen geen cent pensioen ont
vangen en velen hunner dus gebrek lijden. Gij zijt er
nu toch van overtuigd, dat premievrij staatspensioen niet
onredelijk is, maar eerder een uiting van christelijke
liéfde voor ons naasten. Laat het beste wat in U is, spre
ken, en blijft niet langer onze tegenstanders, maar strijdt
met ons mee, om het schoone doel: Niemand oud en
arm meer, te bereiken op een wijze, zooals wij dit willen.
Den gemeenteambtenaren, die in het genot van pre
mievrij pensioen zijn gesteld, zouden wij met klem het
volgende op het hart willen drukken: het moet u toch
ook tegen de borst stuiten, dat uw pensioen verkregen
wordt, mede uit de offers van hen, die in hun ouderdom,
onverzorgd zijn en wier laatste levensdagen droef en
donker worden. Blijft dus niet langer werkeloos toezien,
als gij de dappere Jeden van onzen bond trots tegenspoed
onvermoeid ziet strijden, voor een premievrij staatspen
sioen voor allen. Sluit u bij ons aan, wordt een van onze
ijverigste werkers. Velen onder u hebben door uw po
sitie grooten invloed bij de andere gemeentenaren. Uw
woord en uw voorbeeld kunnen er zooveel toe bijdragen,
om ons schoone einddoel eerder verwezenlijkt te zien. U
hebt al premievrij pensioen en als dan eindelijk voor
allen de zon ls doorgebroken, en niemand oud en arm
behoeft te zijn, dan kunt ook gij met trots zeggen: Wij
hebben ook een steentje bijgedragen tot de stichting van
een mooiere, betere maatschappij. Moge deze spoedig
komen.
De Federatie Hollands Noorden,
van den Bond voor Staatspensionneering,
C. de Vries, Voorzitter, Dirkshorn.
H. Liippers, secr., Wieringerwaard.
Er is in de laatste jaren in onze omgeving veel
werk gemaakt om de bemesting onzer zandgraslan-
den aan een nadere beschouwing te onderwerpen
Als ik nu Iets ga schrijven over de bemesting onzer
klei-graslanden, wil ik niet zeggen, dat de bemes
ting der zandgronden reeds voldoende is nagegaan,
doch ook de klei-graslanden hebben onze volle aan
dacht en zeker moet de bemesting hiervan in de
volle belangstelling staan der diverse gebruikers.
Is er eigenlijk wel iets te schrijven over de bemes
ting der klei-graslanden. Je gooil al naarmate er be
hoefte aan bestaat, nu eens wat kali, dan weer wat
phosphor, soms beide tegelijk en dan aangevuld met
stikstof en klaas is Kees. Beschikt dc gebruiker over
ier en stalmest, welnu, dan red je bet daarmee ook
lang. Voor hen die zoo redeneeren is de bemesting
der klei-graslanden al een heel eenvoudige zaak. Wil
ik eens een vergelijking treffen? Degene, die zoo re
deneert., is te vergelijken met iemand, die zioh timmer
man noemt en hoogstens in staat is om een eenvou
dige varkenstrog in elkaar te slaan. Neen, heusch,
een oordeelkundige bemesting onzer kleigronden is
lang niet zoo eenvoudig en wel om deze reden al
niet: „De kleigronden zijn zoo samengesteld van
bouw. Een kleigrond is veel meer samengesteld dan
zandgrond. Daarom is een kleigrond ongevoeliger
voor een bemesting en willen we in de geheimen der
kleigrondbemesting doordringen, dan dienen we ons
eerst eens de vraag voor te leggen, wat verstaan we
feitelijk onder kleigrond. Zijn daarin nog belangrijke
verschillen in samenstelling? Weten we hiervan iets
meer, dan zullen we de bemesting daarnaar moeten
regelen. Kan alzoo een bemostingsndvies w>or zand
gronden een algemeen karakter dragen, bij de bemes
ting van kleigronden moet feitelijk ieder perceel, dat
men gaat bemesten aan een bijzondere beschouwing
worden onderworpen.
Met zekerheid kan men aannemen, dat de klei
gronden meer en gemakkelijk opneembaar planten
voedsel bevatten dan de zandgronden. Dit ligt voor
namelijk al hierin, dat de vorming onzer kleigronden
zoo geheel andere is dan die van zandgronden. Bij het
verplaatsen der gronddeeltjes door het water is bij
het verminderen der snelheid, waarmede het water
zich naar lagere gebieden heeft gespoed, eerst het
grovere materiaal, vooral bestaande uit de zwaardere
kwartskorrels (zandkorrels) gezonken, terwijl ten
slotte het fijnere slib gedeeltelijk werd achtergelaten
en de rivierklei deed ontstaan. IIoo dichter bij den
riviermond, hoe fijner in het algemeen de gronddeel
tjes zijn. Zelfs bij kleinere stroompjes, zooals er nog
vele in ons land zijn, valt dit op te merken, ook al
heeft langs hun oevers veenvorming plaats gehad.
Vandaar dat langs zulke riviertjes de graslanden in
het algemeen een sterkere bemesting vragen, naar
mate ze verder van den mond zijn verwijderd. Een
zelfde verschijnsel treedt op bij het afzetten van zee
klei. Hoe dichter dus bij de kust, uit des te grover
materiaal en dus uit des te meer zand is de bodem
opgebouwd. In het algemeen zal dan ook bij het in
polderen van een zeekleigebied het zandgehalte van
den grond toenemen, naarmate men meer den nieu
wen zeedijk nadert, terwijl vóór de oude waterkeering
de zwaarste klei wordt aangetroffen.
Meermalen bevatten de landerijen tegen den nieu
wen zeedijk gelegen, zooveel grof materiaal, dat men
ze met meer recht tot de zandgronden dan wel tot
de kleigronden zou moeten rekenen. Kleigronden toch
zijn die gronden, waartnj we naast een vrij klein per
centage zandkorrels een overmaat van fijnere bestand-
doelen aantreffen.
Hieruit blijkt dus reeds, dat de kleigronden zeer setrk
in samenstelling kunnen uiteenloopen. Zelfs is dit in
nog meerdere mate het geval dan met de zandgron
den en zoo zal ook de meest doelmatige bemesting
voor de kleigronden zeer veel moeten verschiMcn.
Met dc fijnheid dor gronddeeltjes in kleigrond hangt
niet alleen de hoeveelheid plantenvoedende stoffen sa
men, doch de fijnheid der de-eltjes oefent ook 'n groo
ten invloed uit op de opneembaarheid van het plan-
tenvoedsel. De allerfijnste deeltjes in de kleigronden
hebben zoo ongeveer de grootte van het millioenste
deel van een m.M. Ze zijn zoo klein, dat men ze met
een gewoon microscoop niet te zien zijn. Deze ont
zettend fijne deeltjes zijn opzwelbaar en bezitten door
heeft een van haar slechte buien." Charmalne huiverde.
„En, o, liefje wat ben je nat! Wat heb je toch uitge
voerd? Ik moest je dadelijk naar bed zenden."
Charmalne was doornat, tot op de huid toe.
„Het... het kan me niets schelen." herhaalde zy. „Ik
heb een verrukkelijken dag gehad. Dien kan ze mtj in
ieder geval nooit ontnemen."
Juffrouw Dicker was opgestaan. „Liefje, je moet da
delijk meegaan en je uitkleeden, anders word je ziek.
Kom mee vlug."
Charmalne gaf aan den moederlijken aandrang van
juffrouw Dicker gehoor en keerde zich met een zucht
van den vroolijk knappenden haard af. Doodelijk ver
moeid, zag zij het feit onder de oogen dat de prys voor
een dag van onvermengd genot nu betaald moest worden
In haar kamer gekomen, gaf ze zich willoos aan de
behandeling van juffrouw Dicker over, somtijds van ze
nuwachtige spanning rillende, zich nu en dan zelfs te
vermoeid gevoelende om te rillen.
„Je behoorde een heet bad te nemen," zei juffrouw
Dicker. „Maar aangezien ze zei dat ik je terstond naar
bed moest zenden, durf ik niet anders te doen."
„Het komt er niets op aan," zei Charmaine.
Nauwelijks was ze evenwel tusschen de lakens gekro
pen, of die rillingen bevingen haar opnieuw. Ze lag te
sidderen, vol hangen schrik, en luisterde luisterde
naar dien gedecideerden, onbarmhartigen stap.
Toen deze eindelijk hoorbaar werd, schenen alle krach
ten haar te begeven. Ze kon niets anders doen dan stil
liggen en hijgen.
Griselda trad binnen, sloot de deur, en draaide den
sleutel om.
„Charlotte", beval zy, „sta op."
Charmaine deed een krampachtige poging en richtte
zich overeind. En wat zy zag, deed haar bloed stilstaan.
„O, Griselda, dat niet! Dat niet!"
Griselda plaatste zich naast het bed. „Wat heb je van
daag uitgevoerd?"
„Ik ben naar het strand geweest."
„Alleen?"
„Neen," mompelde Charmalne.
„Wie was er dan by je?"
„Ik was met een jongen... een jongen, die Rory heette"
bracht Charmaine stamelend uit
„Ea wie is hij?" vervolgde Griselda het verhoor.
hun kleinheid gezamenlijk een zeer groote opper
vlakte. Ze vormen do colloïdale kien Deze colloïdale
klei kleeft aan de zanddeeltjes vast. Iloe vetter de klei,
des te meer colloïdale klei is er in aanwezig. Klei
grond bestaat dus uit een mengsel van fijn tot zeer
fijn zand met een vrij geringe hoeveelheid colloïdale
klei, terwijl tevens steeds wat grover zand aanwe
zig is. In oorsprong bevat de klei verder een zeker
percentage kalk. Wordt nu kleigrond ingepolderd en
met planten beteeld, dan wijzigt zich de samenstel
ling. De onderaardsche plantcndeelen scheiden kool
zuur af. Opgelost in water, lost hierin weer de kalk
op en deze zakt met het regenwater naar benedon
cn wordt daar door de aanwezigheid van overmaat
van water weer losgelaten. Zoo neemt dus met den
ouderdom het kalkgehalte van kleipoldere af. Daar
entegen noemt het humusgehalte toe.
In sommige kleigronden is de kalk, voor zooveT de
bovenste lagen betreft, vrijwel geheel verdwenen. Ze
zijn daarbij tevens zoo samenhangend geworden, dat
het bewerken vrijwel onmogelijk is. Uit den aard der
zaak worden zulke kleigronden enkel voor grasland
gebruikt. Ze vormen onze knip- of kripgronden. An
dere kleigronden hebben een te lage ligging of wor
den geregeld eenigen tijd van het jaar overstroomd.
Ook deze kleigronden zijn van nature aangewezen op
de teelt van gras. Enkele kleigrondsoorten zijn nauw
keurig onderzocht en de samenstelling ervan kan
aanmerkelijk uiteenloopen. De uitkomsten daarvan
hangen ten nauwste samen aan het bemestingsvraag
stuk.
?5
«•o< C>
"O
g= O oO
^2 w o_
Knipgrond 7,99 44,73 29,20 9,28 8,50
Lichte slemperige
klei 3,00 25,60 12,40 24,20 31,80
Middelmatige,
zware, meer kle
verige klei 2,35 22,93 21.28 30,9fc 22,18
Zware klei 2,00 31,36 16,72 22,48 21,41
Zooals uit bovenstaande cijfers blijkt, loopen de
kleigronden, wat de grootte der deeltjes betreft, zeer
uiteen. Knipgrond blijkt dan wel uit verreweg het
fijnste materiaal te zijn opgebouwd. Bij het onder
zoek der luchtdroge monsters bleek ook het wateraan-
trekkend vermogen der onderzochte grondsoorten
vrij veel te verschillen. Wat het kalkgehalte betreft,
de knipgrond bevatte zoo goed als geen kalk, de
lichte, slemperige kleifbevatte op 25 c.M. diepte oven
eens slechts een spoor kalk, terwijl bij dezen grond
het kalkgehalte op een diepte van 50 c.M. zelfs 7
bedroeg.
De middelmatig zware klei had een kalkgehalte
van 9 Om na te gaan in hoeverre de samenstel
ling der gronddeeltjes, voor zoover hun korrelgrootte
betreft, zich wijzigt in opeenvolgende lagen, zijn van
denzelfden zwaren kleigrond, hierboven vermeld, 4
monsters genomen en onderzocht met het volgende
resultaat:
»|s is|s „Is
O k- OJ Ojl= C i-
5 .SS 'fcoE tgE
S6
2°
Tot 24 c.M. 2,3 27,82 20,S0 19,20 29.88
Van 24—48 c.M. 2,0 34 36 16,72 22,48 24,44
Van 48—72 c.M. 2,5 37.78 19,24 23,60 16.88
Van 72—96 c.M. 1,8 30,64 13,60 19,76 34,20
Dus er is niet alleen groot verschil in korrel
grootte tusschen de verschillende kleigrondsoorten
op vrijwel gelijke diepte, doch ook op verschillende
diepten ziet de opbouw van den bodem er weer zeer
ongelijk uit. Ook de aard der stoffen, die we in een
kleibodem aantreffen en vooral de hoeveelheid van
elk dier stoffen loopen ook alweer sterk uiteen.
Zoo bestaan de korrels uit den knipgrond, die klei
ner waren dan 0.01 m.M. uit zeer fijne kwarts cn
kleideeltjes; da gronddeeltjes ter grootte van 0.01—
0.05 m.M. bestaan bijna geheel uit fijn kwarts. Hier-
tusschen bevinden zich donker gekleurde stukjes,
„Een neef van... Mevrouw Deloraine."
„Dan heb lk dus het recht te veronderstellen dat je
een afspraak met hem gemaakt had op het strand te
komen, terwyi je het liet voorkomen dat je vanmorgen
te vermoeid was om op te staan?" zei Griselde.
„Ja," erkende Charmaine met bevende stem.
„En wat hebben jullie den geheelen dag uitgevoerd?"
De stem van Griselda had een diepen klank aangeno
men, die niet veel goeds beloofde. Denk goed na, alvorens
my te antwoorden."
„We hebben eigeniyk ln 't geheel niets gedaan," fluis
terde Charmaine benepen. We hebben ergens gezeten
en gepraat terwyl het vloed was, en keken later ln de
spelonken."
„Dat ls me duldeiyk," zei Criselda. „En vervolgens
kwam je naar huls, in de hoop weer in bed te kunnen
kruipen eer ik iets ontdekt zou hebben, niet waar?"
„Ja," erkende Charmalne.
„Je hebt vooruit een formeel komplot gesmeed om
mij te bedriegen," mompelde Griselda.
„Ja", klonk het zacht van de lippen van Charmalne.
„En waarom?" Ze liet haar stem opnieuw dalen, en
Charmalne kromp ineen.
„Omdat... omdat ik wist dat je me geen vergunning
zou geven om te gaan," bekende zy flauwtjes, „als ik
het je gevraagd had."
.Juist," antwoordde Griselda. „Welnu, je hebt nu ge
noegen gehad, en zult nu je straf ontvangen." Ze bukte
zich plotseling en rukte de dekens weg, waaronder het
sidderende meisje lag. „Kom eruit!"
„O, neen," jammerde Charmaine. „Neen, Griselda!"
toe wat lk je bidden mag! Dezen keer niet! Ik zal het
nooit weer doen dat beloof lk. Ik zal altyd doen...
altyd doen, wat je zegt. O, Griselda!"
Het beroep was vergeefs. Griselda had haar reeds met
yzige vastberadenheid aangegrepen. „Juist," snauwde zij.
„Na vanavond zul Je wel degeiyk altijd doen wat ik zeg
Ik zal je een lesje geven dat je je vergeetachtigheid zal
afleeren eens voor altyd."
Zy bezat de kracht van een man en was niet te weer
streven. Het dunne, buigzame rieten stokje dat ze in de
hand hield, woog zoo goed als niets, maar het striemde
zoo scherp als de beet van een schorpioen, en ze wist
precies hoe ze er het.wreedst mee kon treffen. De straf,
die zy bedacht had, was meedoogenloos en stond ln geen
zorg vooreen goed»
spijsvertering door
Bultrich-Zout
Sinds tOOjuar onovertroffen bij moeilijke spijsver
tering. mnagpijnen en* SiOrt. (1. O.rö Tablelien 11.
0.25 en n. 170. Slechts eclil ln blauwe verpakking
mei hel portret van den uitvinder. Monsters
gradsen franco van den hoofdvertegenwoordiger
R -de BrutoAmsterdamOost. UnnaeusparKweg 18
zeer waarschijnlijk yzerverbindingen, benevens veld-
spaath, een knlibevattend mineraal. De korrels ter
grootte van 0.050.10 m.M., bestaan eveneons bijna
uitsluitend uit kwarts, alsmede uit oen aantal platte
stukjes veldspaath. Vele kwartsdeeltjes waren over
trokken met een laagje ijzeroxyde en vertoonden
daardoor een bruinachtige tint. De grofste deeltje
bleken voor een deel aaneengekit te zijn door man
gaan- en ijzeroxyde. Bij verkleining van de grovere
deelen bleken deze te bestaan uit kwarts en veld
spaath. In de middelmatig zware klei treft men meer
der goed waarneembaie mineralen aan, die bij de
plantenvoeding een belangrijke rol spelen, nl. behalve
vrij veel "veldspaath, stukjes augiet, enz. Nu bevat
het veldspaath, wanneer dit gaat venyeereri het voor
de planten benoodigde kali, de andere genoemde mi
neralen bevatten kalk, ijzer en magnesium, terwijl
tevens in de klemgronden, echter in mindere mate,
ook fosforverbindingen voorkomen. Hoe kleiner de
deeltjes zijn, des te grooter is de kans, dat zich hier-
tusschen verweeringsproducten bevinden die voor
de plantenvoeding waarde hebben, Bestaat de grond
uit grovere deeltjes, zooals bijv. bij zandgronden het
geval is, dan is reeds veel van het fijnere verwee-
ringsmateriaal weggespoeld. Kleigrond houdt deze
deeltjes ook in opgelosten toestand vast. Kleigrond
ontleent dan ook zijn grootere hoeveelheid planten-
voedsel niet alleen aan de omstandigheid, dat het
zelf is opgebouwd uit meerdere soorten fijnere ver-
verweeringsproducten dan bij zandgrond het geval is,
doch ook hieraan, dat het deze deeltjes, zelfs wan
neer de plantenvoedende stoffen in opgelosten toe
stand zijn geraakt, uitmuntend weet vast te hou
den. Bij het bemesten van kleigrond speelt deze
eigenschap een zeer belangrijke rol.
Bij een nadere beschouwing der kleigronden is het
dus mogelijk vast te stellen, dat ze meer of minder
rijk zijn aan kalibevattcnde mineralen. Wanneer
deze verweeren, komt de opgesloten kali ter beschik
king van de planten. Mochten de planten de aldus
beschikbare kali niet of slechts voor een deel noodig
hebben, dan spoelt deze meststof toch niet met het
regenwater naar den ondergrond, doch wordt ze door
de uiterst fijne, in colloïdalen toestand verkeerende
kleideeltjes vastgehouden, zoodat ze ter beschikking
der planten blijft. Hier hebben we alzoo een groote
tegenstelling tusschen kleigrond en zandgrond. De
laatste grond mist deze eigenschap, voorzooverre het
de zuivere zanddeeltjes betreft Hieruit volgt dus ook,
dat, hoe zanderig, dus hoe lichter de kleigrond is,
des te minder goed weet ze plantenvoedende stoffen
als kali vast te houden. Zulke lichte klei is dus ook
mestgieriger. Hoe zwaarder de kleigrond is, des te
meer plantenvoedsel bevat ze niet alleen, doch ook
des te beter houdt ze door bemeste'n aangevoerd
plantenvoedsel vast. Voorzoover het kali betreft, deze
stof is in kleigrond steeds voor den grasgroei in vol
doende mate aanwezig.
In het algemeen zal er een afzonderlijke kalibemes
ting niet rendabel zijn. Toch kunnen er gevallen
voorkomen, waarbij een kalibemesting wel rendeert.
Natuurlijk kan dit het geval zijn met de lichte klei
gronden, doch ook bij zware kleigrond kan een kali
bemesting nuttig werken. De plantenwortels, vooral
de graswortels dringen in zware kiei, vooral knip
grond, slechts weinig door, tenminste voor zooverre
het overgroote deel der wortels betreft. De grassen
moeten dus in zulke gevallen het voedsel uit een vrij
dunne laag betrekken en al zit nu iets dieper wel
voldoende plantenvoedsel, de mogelijkheid is niet
uitgesloten, dat dit voedsel voor de granen niet of
slechts voor een gering deel te bereiken valt. Hoewel
dus in het algemeen de kleigronden voldoende kali
bevatten, zoo kan toch ook op die grondsoort een
kalibemesting gunstig werken. Op grasland, dat ge
regeld geweid wordt, zooals weieens met een enkel
perceel dicht bij de boerderij gelegen, het geval is,
verspreidt het vee de met het gras opgenomen kali
weer in de vaste en vloeibare uitwerpselen over het
veld. Voor instandhouding van het lichaam of voor
de melkproductie is slechts zeer weinig kali noodig.
Kalibehoefte zal dan ook meermalen kunnen voorko
men op kleigraslanden, die veelvuldig worden ge
hooid.
Geachte lezer, dit hoofdstuk behandelt nog maar
in grove trekken de samenstelling van kleigrond en
de kalirijkdom van dezen grond. De gebruiker heeft
nu te beslissen of die kalirijkdom al reeds in kali-
armoede is overgeslagen. Een volgend maal komt een
beschouwing over fosfor aan de beurt.
Eigenlijk had ik deze ruimte willen bestemmen
voor mijn tweede stukje over contractteelt van zaai
zaden. De daarvoor benoodigde gegevens, die ik
mocht verkrijgen van het Bestuur der Fijnzaadtelers
kon ik evenwel niet voor deze week verwerken, zoo
dat dit moet wachten tot een volgende week.
Aan de deelnemers van den Boekhoudcursus zij
bericht, dat in het nummer van Dinsdag a.s. mede-
deeling wordt gedaan van de ingekomen antwoorden
op de laatste opgaven.
s. v:
verhouding tot het uithoudingsvermogen van een kind,
terwy! geen afgeperste jammerklachten of heete tranen
de strenge toepassing ervan vermochten te verminderen.
Haar gezag was met ontoelaatbare voorbedachtzaamheid
met de voeten getreden, en zy was onwrikbaar besloten
den geest, die het gedurfd had zioh er tegen te verzet-
ten, voorgoed te breken.
Toen haar hand eindeiyk tot rust kwam, had zy de
fiolen van haartoorn met volle kracht over het trillende
lichaam van Charmaine uitgestort En Charmaine was
als vernietigd.
Ze was op den vloer gegleden, en daar lag ze nu, snik
kende en stuiptrekkende, terwyl Griselda over haar
stond, kaarsrecht en gebiedend, en haar wet voorschreef.
„In den vervolge," zei ze, „zul je zonder ndjn voor
kennis geen voet meer buitenshuls zetten, en wat dien
knaap betreft, met wien je geheime samenkomsten houdt
ik.verbied je met den meesten nadruk hem ooit weer te
ontmoeten of op eenlgerlei wijze verbinding met hem te
onderhouden. Ik heb my onbeschrijfiyk geergerd aan je
gedrag te dezen opzichte, en kan het alleen toeschryven
aan de schande der erfeiykheid."
Na deze woorden draaide zij zich om en liet Charmalne
in het donker op den vloer liggen, en aldus bleef het
meisje verscheidene uren lang, langzamerhand door een
ijzige koude bevangen.
Toen juffrouw Dicker de deur den volgenden morgen
eindeiyk kwam ontsluiten, vond zy Charmalne in bed
opzittende, met wangen en oogen, die van koorts brand
den.
„O, juffrouw Dicker," zei zy, ln korte, afgebroken
zinnen. „Ik heb zoo'n heeriyken droom gehad. Ik dacht
ik viel in zee. En het was vloed en Rory was er
ook en wdj werden beiden recht naar de diepte ge
sleurd. Waarom kwam het niet zoo uit, juffrouw Dicker?
O, waarom biyken al die heeriyke ldingen naderhand
droomen te zyn?" En, met een kreet van pyn, bracht
ze toen een hand naar haar zyde. „O, ik heb hier zoo'n
pyn, telkens als ik ademhaal!" zei zy. „Denkt ge dat ik
gauw sterven zal? O, ik hoop het ik hoop het!"
Wordt vervolgd.