- De Wereldreis van - Dicky en DirrekieDurf DE TAAL DER DIEREN. De moeders ter Vlootconferentie. Alligators en hun levensgewoonten. WARE WOORDEN. WETENSWAARDIGHEDEN. (Door twintig mtllloen moeders werd een verzoekschrift aan de Vlootconferentie aangeboden). Twintig Spraken Twintig Spraken Om den Op den Zij, die Toen de millioenen moeders duidelijke taal, millioenen moeders van hun Ideaal oorlog te beperken wijden oceaan, de verliezen leden, oorlog was gedaan! Een spontane delegatie Bracht een hooggestemd request Van de moeders aller landen, Noord en Zuid en Oost en West. Van de moeders, die begrepen, Dat het uur gekomen was, Om de toekomst te beschermen Van de zonen van hun ras. Vol vertrouwen in het goede, Dat juist in hun harten leeft, En naar onbeperkten aanbouw Van de wereldliefde streeft, Brachten ze hun groote wenschen Naar de hooge heeren toe, Wat onwennig en verlegen Bij dit officieel gedoe! Al de conferentieleden Keken van hun stukken op, 't Was aan d'eenen kant wel aardig, Maar aan d'anderen kant een strop. Al die dwaze moederplanncn, Politiek zeer ongezond. Spraken slechts van moederliefde. En dat was geen ondergrond! Moeders, zoo zijn wereldzaken, Daar is weinig aan te doen, Ook al kv/aamt g' in plaats van twintig Met een veertig millloen. O, in officieuze kringen Vindt men Uw gebaar wel schoon. Maar in officieele kringen Hinderlijk en ongewoon! 't Is geen kwestie meer van liefde, Maar van zakelijk beleid, 't Is geen kwestie van de moeders, Maar van d'admiraliteit! De deskundigen beslissen, Koel berekenend bijeen, Ook al roept ter conferentie Uwe moederliefde: „Neen!!" Februari 1930. (Nadruk verboden). PROFESSOR AL. (Lustige Kölner). Professor: Waar is de Hill-straat? Tweede straat links, mijnheer. Professor: Goed geantwoord. U is ge slaagd. En iets over hun karakter cn gemoedsleven. Ir. A. Visser schrijft in de N.R.Ct.: Wat weet de mensch eigenlijk van het karakter der dieren, van hun gemoedsleven en hun taal! Alleen de oude Brchm en enkele natuuronderzoekers uit den laatsten tijd, hebben ons hiervan iets geopen baard. Jagers zijn er in alle tijden geweest, maar Jagers zijn niet altijd goede waarnemers van het dierenleven. Zoo kan men in allerlei boeken en jachtverhalen lezen, dat leeuwen en tijgers niet in boomen klimmen, terwijl kortgeleden foto's zijn gepubliceerd van een natuur onderzoeker in de „Graphic" waarbij leeuwen op takken van boomen lagen of zaten. Over het karakter der wilde dieren is in alle tijden veel gefabeld, maar juiste betrouwbare waarnemingen zijn er weinig verricht. Voor Psychologische waarne mingen op dit gebied zijn uitgestrekte Reservaten of uitgestrekte Nationale Parken noodig, met moedige ge oefende waarnemers. Het karakter van alle in het wild levende dieren is verschillend, evengoed als van de menschen onderling. In de schepping wordt geen eentonig schablonenwerk gegeven, overal komt men voor boeiende verrassingen te staan als de dieren niet in gevangenschap in een kooi, maar in hun natuurlijke omgeving worden geob serveerd. Zoo vindt men onder tal van diersoorten, als olifanten, buffels, leeuwen, tijgers, wolven, alleenrondzwervende individuen, die om de en of ander reden zijn uitgestoo- ten uit den troep. Zulke dieren zijn dikwijls een ver schrikking voor de streek waarin zij leven. Men vindt ook onder de verscheurende dieren, wat minder bekend is. exemplaren van een treffende vrede lievendheid, waarvan ons de oude profeet Josaja spreekt Opmerkelijke gevallen zijn hiervan bekend. Zoo bespeurde een gezelschap jagers in het Hlma- laya-gebergte eens een geweldigen koningstijger boven op een rotsblok. Zij konden niet op het dier schieten, omdat het tusschen de struiken stond. Eén of twee uren daarna stond deze koning der wildernis, een dier groo- ter en sterker dan de grootste leeuw, plosteling voor hen in een nauwe bochtige kloof, op zoo'n korten af stand, dat zij niet konden schieten. De tijger toonde zich volkomen vredelievend. Hij vleide zich neer op het zand van een beek en legde zich rustig te slapen, zonder eenige achterdocht De jagers hadden nu het dier ge makkelijk kunnen dooden, maar bezaten toch te veel ridderlijkheid, om met een dergelijke misdaad zijn ver trouwen te beantwoorden. Na eenigen tijd ontwaakte de tijger weer en verwijderde zich kalm en waardig. In verschillende foto's is deze ontmoeting vastgelegd. De grootste en schoonste tijger-variëteit is de Amoertijger uit Siberië, die zelfs 300 K.M. ten Noorden van Jakoetsk aan de rivier de Aldan is aangetroffen. In die streken hebben de tijgers een vingerlange, schoone beharing. Ossendofski vertelt van deze tijgers, dat zij begrijpen of een jager ervaring heeft op de tijgerjacht, of nieu weling is. In het laatste geval zijn zij plotseling ver dwenen; in het eerste geval keeren zij op hun schreden terug, beschrijven een boog en inplaats van jager wordt hij gejaagde; de tijger begint hem te volgen, bespringt hem onverwachts en een vreeselijke dood is het einde. Men vindt bij de tijgers vredelievende en bloeddorstige dieren met talrijke overgangen. Herman Wiele vertelt van de taal der tijgers, door hem gehoord in den Britsch-Indischen Jungle. Bij de nadering van twee tijgers in den donkeren tropischcn nacht begroetten deze elkander met een krachtig „wauf", waarvan de laatste letter min of meer blazend gerekt werd. Op dat „wauf" volgde een niet minder krachtig „kachch". Hierop volgde nog een schreeuw, dien de jager niet juist kon beschrijven. Het begon als het hinniken van een paard, maar niet zoo hoog en zuiver, verschrikkelijk om aan te hooren. Verder onder hielden zich de tijgers meer dan een uur heel rustig met elkander, maar begonnen later weer met tusschen- poozen van een half uur dien afschuwelijken hlnneken- den schreeuw uit te stooten, die hem het bloed in de aderen deed stollen. Bij mijn weten heeft niemand vroe ger deze taal juist waargenomen. In Reservaten op Sumatra zou hiervoor gelegenheid zijn. Katachtige roofdieren, ook de huiskat en de beren eten gras, soms zelfs in belangrijke hoeveelheden. Tijgers zijn zelfs verzot op de bekende doerian, een vrucht die in de Indische oerwouden wordt gevonden. Dit wijst ook weer heen op de vredelievende gezind heid van sommige dieren. Sommige honden weigeren alle vleeschvoedsel, en eten alleen plantaardigen kost Voor psychologische studie zijn apen en olifanten, maar vooral ook honden en wolven van groot belang, terwijl in de vogelwereld de wilde ganzen een leer zaam studie-object leveren, evenals de kraanvogels, die, naar de jongste onderzoekingen leeren, hun broedplaat sen met onbegrijpelijk overleg in de veenmoerassen van Lapland weten te kiezen, waar vos, wolf of lynx hen onmogelijk kunnen volgen. Bengt Berg verhaalt ons van deze vogels, die zeker de gelijke zoo niet de meerdere in verstand zijn van wilde ganzen en wilde zwanen. De wilde ganzen vormen met hun roep als een schallende vrijheidskreet waarin het verlangen ligt naar de eenzaamheid en verre, stille stranden, een heerlijke stoffeering van het luchtruim, slechts overtroffen door de wilde zwanen, met den sierlijk uitgestrekten langen bals en de decoratief uitgestrekte vleugels, op heldere winterdagen als zilver glanzend in het zonlicht. Sven Hedin volgde op zijn reizen door Thibet soms de wilde ganzen om de op dagreizen afstand van el kander gelegen bronnen te vinden. Vriend en vijand weten ze bijzonder scherp te onderschelden. Zoo maken ze er gebruik van, wanneer een koppel wilde eenden in de nabijheid van een dijk zwemt, deze eenden tusschen hen en den dijk te laten zwemmen, opdat een jager eerst de eenden zou zien en zij dus bij gevaar zouden kunnen ontkomen. De „Zwanenzang" der zwanen blijkt niet op verdichtsel te berusten. Brehm verhaalt, hoe zij ln strenge winters, in groote troepen zwemmend ln wakken van rivieren en meren, een veelstemmig klaaggezang aanheffer, klingelend als klokgelui en soms als de tonen van een blaasinstrument, maar schooner en warmer. Ook rei zigers uit de Siberische toendra's vertellen, hoe hot gezang der wilde zwanen ver boven dat van de tarijke watervogels uitklinkt als melodieus klokgelui uit de verte. Het Is bekend, dat olifanten en apen verrassende staaltjes van verstand kunnen toonen. Onderzoekingen hieromtrent zijn altijd uitgevoerd bij dieren ln gevan genschap; bij de grootere apen.als chimpansee, orang- oetan levende in een kooi. Proeven vooral bij dieren in een kooi hebben slechts betrekkelijke waarde. Zulke dieren leiden een geheel onnatuurlijk leven en dege- nereeren of sterven spoedig. Van de taal dezer dieren, die zij bij den troep ook de gorilla is een kuddedier, zooals in het Albert Reservaat in den Congo is geble ken bezigen, hoort men niets. Vandaar, dat ook in ons Indië groote Reservaten moeten gesticht worden om in deze materie de noodige onderzoekingen te kunnen doen. Albert G. Krüger, een Dultsche jager-natuuronderzoe ker vertelt van gorilla's, dat het wijfje met de klanken ..tirr-oö!" „tirr-öö!" „orrr!" schrik of angst uit drukt, terwijl de mannelijke gorilla met den klank „Oeharr" aan z'n wijfje bevel geeft om met hem van een rustplaats te vertrekken. Van de taal der honden onderling is weinig bekend, omdat de hulshond geen strijd om het bestaan voert en dus niet genoodzaakt is telkens aan zijn makkers wen ken te geven of te roepen voor het bemachtigen van een prooi. Alleen bij de sledehonden van het hooge Noor den, die nauw verwant zijn aan de wolven, kan men oenlgszlns van een taal spreken. Ook bij de wilde honden ln Indië en Afrika moet eon taal bestaan. Amundsen verhaalt van de sledehonden merkwaardige feiten. Zoo bezat hij een span, waarvan de aanvoerder 's morgens den troep inspecteerde vergezeld van een hond, als adjudant, die aan onwillige of luie honden, op bevel van den aanvoerder een afstraffing toediende. Voor waarnemingen op het gebied der taal van de familie Canis moet men de wolven kiezen, waarbij 'n Rusland en Canada belangrijke waarnemingen zijn ge daan. De jagers van grootvorst Nlcolaas Nicolalevltch spoorden in den zomer de verblijfplaatsen der wolven op in de groote wouden en moerassen van Rusland en bootsten dan het gehuil der wolven na, waarop de jonge wolven antwoorden, maar alleen als de oude wolven afwezig waren, omdat die anders uit wantrouwon beletten den jongen te antwoorden. Deze zelfde jagers hebben herhaaldelijk waargenomen, dat de wolven het wild ln hup onmiddellijke nabijheid niet dooden wat ook oa de bunaing niet doet en met konijnen, her ten, enz. hetzelfde moeras of bosch bewoonden. Ook het vee der naburige boerenhoeven werd niet gedood alleen als hun jongen werden geroofd of gedood, dan namen zij wraak door al het vee der omliggende boerenhoeven aan te vallen en zoo mogelijk uit te moorden en dan weg te trekken. Long verhaalt hoe de wolven bij het vindon van voed sel hun makkers bijeenroepen voor het feestmaal met de klanken „Jap-jap-jocoe"! Jap-jap-joeoeoeoe"! en aan de Eskimohonden roepen door de klanken „oeoeoeoe-ow- wow-wow!" oeoeoeoe-ow-wow"!, om zich bij hen te voegen. In Europa ontbreken nog de groote goed bewaakte Reservaten, waar omtrent wolven, beren, e.a. dieren grondige waarnemingen kunnen worden verrloht Ook ln ons land zouden nog meerdere natuurmonu menten moeten worden gesticht en behouden. In den Blesbosch ligt nog een ongerepte strook langs bet Hol- landsch Diep, die als natuurmonument belangrijk kan worden. Hier is een toevluchtsoord nccdlg voor de en kele overgebleven otters, wilde eenden en ganzen, maar vooral ook voor de wilde zwanen Hier zou ook een broedplaats voor de zeldzame pur perreigers kunnen worden aangelegd, die bijna zijn uit gestorven. Aan schoonheid zou ons land er belangrijk door winnen. EEN OPTIMIST. (Judge.) Nu moed gehouden. We komen er over, ik heb het gisteren op de film gezien. Omtrent leven en gewoonten van vele in het wild levende dieren, zelfs de meest alledaagsche, is vaak weinig bekend. Dit geidt natuurlijk vooral voor die dieren, die min of moer teruggetrokken leven. R. Kei- log deelt nu in Technlcal Bulletin 147 van het U. S. De partment of Agriculture, Bureau of Biologlcal Survey, iets mee omtrent alligators, die vroeger in vele streken van Amerika buitengemeen veelvuldig voorkwamen maar de laatste jaren door de jacht, die men op hen maakt hoe langer hoe meer in aantal afnemen en in de uitgebreidheid van het door hen bewoonde gebied be perkt worden, zoodat zelfs in de staten Florida en Loui- sana beschermingsmaatregelen voor het behoud van deze dieren zijn getroffen. De alligator leeft In moerassen, waar hij zijn holen maakt. Deze bereikt hij door een onder water gelegen Ingang. Het eigenlijke leger ligt boven de waterspiegel. Den winter brengt hij ln dit hol slapende door. Alleen in zeer warme streken houden deze dieren geen winter slaap. Ook als het koel ls trekken alligators zich ln hun holen terug. De meeste eieren worden in Juni ge legd. Het wijfje maakt een nest. dat zij in den bodem graaft, met gras en planten bekleedt en dan daarin haar eieren deponeert. Rottende bladeren en compost worden over het legsel heen gespreid, waardoor broeien op treedt. Het aantal eieren, dat men per nest aantreft, varieert van 2060. Als de jongen uitkomen, gaan iij terstond naar het water toe en brengt de moeder hen naar haar hol. Alligators groeien langzaam. Een lengte van 10 voet wordt pas na 10 jaar bereikt. Het voedsel van den alli gator bestaat in hoofdzaak uit kreeften en krabben, die in holen leven en daar deze vegetarisch voedsel gebrui ken, voor den landbouw schadelijk kunnen worden. Ook schadelijke insecten en spinnen eten zij met graagte, terwijl de visschen die zij tot zich nemen in hoofdzaak behooren tot die soorten, die geen handelswaarde be zitten en door hun roofzuchtige gewoonten door de vis- schers ongaarne worden gezien. In vele opzichten zijn de alligators dus als nuttige dieren te beschouwen. Hun hulden zijn een kostbaar handelsartikel geworden en op verschillende plaatsen in Amerika is men reeds begonnen met het oprichten van alligator-farms, waarin deze dieren voor het ver krijgen van de huiden worden opgefokt. 't Is gemakkelijker wijs te zijn voor tien anderen dan voor zichzelve alleen. o Is er iets schooners, iets heerlijkers denkbaar dan een onbezorgde jeugd, waarin de grondslag gelegd wordt voor een rijk, maar moeilijk leven? o Geen grooter leugenaar dan degene, die mocht be weren vrij van alle ijdelheid te wezen. o Stel nooit tot morgen uit het goede, dat gij heden kunt doen. Het heden alleen is het uwe. o Eén uur heeft somtijds weggenomen, wat in veel jaren is gekomen. - o De gaven, is den mensch geplant, zijn zeer verschil lend, en niet alle kunnen even spoedig tevoorschijn- komen. Maar vroeger of later, - de vlijtige bereikt zyn doel. Vlugheid is een gave Gods, de vlijt hangt van ons- zelven af; het een is een geluk, het andere een deugd. o Als men voor een smakeloosheid geen naam weet te vinden, noemt men ze mode. IS HET U BEKEND: dat in 1929 het aantal scholen op het Mexioaansche platteland van 3000 tot 8000 werd verhoogd, terwijl er in 1930 nog 2000 bij kwamen? dat in de laatste jaren het percentage analphabeten van 90 daalde tot 60 dat Ierland in de middeleeuwen bekend was onder den naam Scotia? d a t de Schotten vandaar in de eerste eeuwen van onze jaartelling overstaken naar Caledonia, de daar wonen den Picts onderwierpen en ten slotte den naam Scotia Schotland) aan het noordelijk deel van Brittannië gaven? 99 Vol ontembare moed, beleid en trouw komen Pletro Pardo, Fernando Faro en Carlo Caro nu dc straks ontruimde veste binnenmarcheeren. Ze hebben hun sabels in hun handen en van hun mannelijke ge zichten kan je de dapperheid met lepels vol afscheppen. Ze zullen die brutale indringers wel even krijgen! Het zou al te gek worden als vreemdelingen maar zóó een gemeentehuls komen binnenstormen, en dan nog wel in een auto! Daar moet wat tegen gedaan worden! De brutale indringers gaan dadelijk achter slot en grendel. Gerrit, Dicky en Dirrekie zijn intusschen uit de auto geklommen. Ze nemen de omgeving eens op, maar 3nappen er nog altijd niets van. We stonden toch bui te te maffen ln het segaorekizzie? zegt Gerrit Ik zou wel eens willen walten, hoe we onderdak ge- kommen sane... Wat zou het hier voor een gelegen heid wezen? vraagt Dicky. Een hotel misschien, waar we -eens fijn kunnen ontbijten? Ik hoop het maar, voegt Dirrekie er aan toe, want mijn maag rammelt als een spaarpot. 100. In oen oogwenk zijn Gerrit Dicky en Dirrekie door de drie heldhaftige veldwachters geboeid en ge kneveld. Vooruit naar den burgemeester, brult Carlo Caro in het Italiaansch met een Slcillaansch accent, omdat hij geen Rotterdamsch verstond en geen Neder- landsch wenschte te spreken. In do onderaardsche kelders van het Raadhuis zult ge worden opgesloten en ge zult aardappelen met roestige spijkers eten en droog kropbrood met glycerinezeep! Het is maar goed, dat de kinderen al die vreeselijke bedreigingen niet verstaan, want dan zouden ze kippenvel krijgen. Ze bemerken nu alleen dat de dienders erg boos zijn. Wat poekelt die snabaun mlt saan paperaogertjes een raor taoltje, moppert Gerrit. Maar Dicky en Dirrekie geven geen antwoord. Ze denken: ons kostje is nu gekocht. We schijnen iets verschrikkelijks ergs gedaan te hebben. Wat het i s, weten ze wel niet, maar 't m o-c t bar wezen. Waarom zouden anders die dienders zulke nijdige gezichten zetten? Daar gaat de heele droeve optocht door de eenige* 6traat van het dorpje Motta naar het huls van den Burgemeester. En wat het vreemdste is: de menschen op straat schijnen ook al verbolgen te zijn op het doodonschuldige drietal: zij ballen hun vuisten en roepen allerlei onverstaanbare scheldwoorden.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1930 | | pagina 22