W
s
y
10
5
y
Dichter en bandiet.
Een en ander over Graphischen kunst.
Die achter de schennen blijven,
voon HET KLEINE VOLKJE.
EET LEELIJKE HONDJE.
Tim, het leelijkste hondje, dat er ooit had rondgeloo-
pen, ontmoette op een morgen, dat hij met met een
doodongelukkig gezicht in de boeredrij rond liep, Kwak,
de eenci.
„Goeden morgen", zei Kwak, „ben je ziek?"
„Dat niet direct," zuchtte Tim, „ik wenschte alleen,
dat ik niet zoo vrceselijk leelijk was, dat is alles."
„Ik ben ook de leelijkste van mijn heele familie," zei
Kwak vol sympathie. „Niets aan te doen".
„Dat is waar." beaamde Tim. „maar ik wil niet eens
zoo veel mooie zijn." hij wendde het hoofd verdrietig af.
„Maar het dochtertje van mijn baas mag van haar vader
een van mijn broertjes en zusjes voor haarzelf houden
en vanavond zal zij kiezen, wie dat wezen zal. Ik zou
toch zoo graag de uitverkorene willen zijn, maar ik denk,
dat ze er niet ever zal denken zoo'n leelijkerd als ik ben
te willen houden.
„Daar kun je niets van zeggen," zei Kwak in gedach
ten verzonken. „Het is niet altijd de leelijkste, die het
Ik slechtst gaat in de wereld. Er was vroeger eens een
vrceselijk leelijk eendje en moeder vertelde me, dac hij
later een pracht zwaan is geworden."
„Wat gek," riep Tim uit. „Zeg Kwak, word jij later
ook een zwaan?"
„Ik hoop het," antwoordde deze.
„Weet je dat dan niet?" vroeg Tim.
„O, neen, zooiets weet je nooit van tevoren; dat ge
beurt plotseling; op een goeden dag, als je 's morgens
wakker wordt, ben je plotseling een zwaan."
„Maar ik zou toch denken." zei Tim hard snuivend,
„dat als je heusch een zwaan zou worden, dat je dan
toch de gevoelens van een zwaan moet hebben." Hij
staarde een poosje in gedachten voor zich uit en ver
volgde toen langzaam: „Waar zouden kleine leelijke
hondjes in kunnen veranderen? Ik denk niet in een
zwaan, denk jij wel?"
„Hm," zei Kwak, „ik vermoed, dat je in een ander
soort nond kunt veranderen."
„Zou ik?" vroeg Tim een beetje weifelend. „Kijk, ik
ben een spaniel. Dat wist je zeker niet hè?"
Zoo zaten ze een poosje zij aan zij en verwonderden
zich over zwanen en honden, leelijk en zoo meer. Ten
slotte zei Tim: „Wat zegt jouw moeder ervan?"
„O. kwak, kwak, meer niet. En de jouwe?"
„De mijne, hernam Tim het woord, „die zegt woef,
waf. Iemand is alleen mooi als hij dat zelf wil."
„Wat beteekent dat?"
„Wei, «als je zoo eerlijk bent als goud, en zoo moedig
als een leeuw, dan komt het er niet op aan hoe leerlijk
je bent."
„Dus mooi zijn wil eigenlijk zeggen, „goed zijn?"
„Tk denk het. Maar ik ben bang, dat ik ook heelemaal
niet goed ben. Het ls soms heel moeilijk, dat verzeker
ik je." knikte hij.
„Dat is waar." zei Kwak en knikte ook.
„Kom, zei Tim, „er is niets aan te doen, maar ik moet
weer naar huis. Goeden dag. Vergeet niet me te zeggen,
wanneer je van die zwaanachtige gevoelens krijgt, zal
je?" en weg tippelde hij den weg naar huis af.
Terwijl hij in gedachten voortliep, werd zijn aandacht
getrokken door iets, dat in de modder lag. „Kijk uit,"
zei hij tot zichzelf, „maar wat is dat? Dat is de lieve
lingspop van mijn vrouwtje Arabelle en nog wel in haar
mooie jurk. Hoe komt zij hier? Zij is zeker uit den wa
gen gevallen. Ik zal haar voorzichtig mee naar huis ne
men.
En met zerg droeg hij de mooie pop aan haar klee-
ren. Zij was nogal groot en haar voetjes raakten lederen
keer den grond als hij liep. Zij was zwaar ook en zoo
nu en dan moest hij haar even laten liggen om weer op
adem te komen en hij wenschte thuis te zijn.
Zijn vrouwtje liep in den tuin en zocht en zocht,
toen zij Tim zag aankomen, die even later haar pop aan
haar voeten neerlegde. „Arabella", riep zijn vrouwtje.
„Tim heeft mijn pop gevonden! Wat ben jij een lief
hondje." Tim ging bij haar zitten en kwispelde verheugd
met zijn staartje.
Den volgenden morgen ontmoette hij zijn vriendje
Kwak weer bij de sloot. „Kwak." riep hij verheugd. „Zij
heeft mij gekozen. Zij koos mij! Ik ben nu het hondje
van mi,in vrouwtje! Is dat niet heerlijk?"
„Wat," riep Kwak. „Heeft zij jou uit al je broertjes en
zusjes gekozen? En vond zij je dan niet je weet wel?"
„Leelijk?" vroeg Tim. „Poeh, mijn vrouwtje zegt dat
ik heelemaal niet leelijk ben. Ze zegt, dat ik ben juist
heel mooi. Heusch."
Kwak keek hem heel lang en onderzoekend aan.
„Hm." zei hij, „jij hebt bepaald iets heel erg goeds ge
daan."
KNOOPEN WERPEN.
Dit is een heel leuk 'spelletje, dat je zelf kunt maken,
als je maar stevig karton hebt. Dit moet 1 Meter lang
en 80 c.M. breed zijn.
Door grove lijnen wordt het nu Ingedeeld, zooals het
plaatje vertoont en de hokjes genummerd met groote
duidelijke cijfers. Je speelt met platte knoopen. Ieder
IS
IS
mag 5 keer werpen. De schijf wordt op den grond ge
legd en wanneer je allen op een afstand van drie meter
hebt piaats genomen, werp je om beurten de vijf knoopen
en probeert ze op de hoogste cijfers te plaatsen.
Wordt een knoop door een latere worp naar een an
der veld geschoven, dan telt alleen de laatste verplaat
sing. ook al is dit hooger of lager.
Als de 5 worpen gedaan zijn worden de punten opge
teld en de volgende begint. Wie de meeste punten heeft
gekregen is winnaar.
DE STELTLOOPERS.
Toen Freddie enWim vanmorgen voor de school kwa
men, hadden verschillende jongens uit hun klas hun
stelten meegenomen en liepen met groote passen de
speelplaats op en neer.
Zij, die het nog niet konden, vielen steeds weer van
hun houten beenen af tot groote pret van de anderen.
Maar de jongens, die goed evenwicht konden houden,
oefenden zich om kunstje te maken.
Freddie en Wim vonden het een pracht idee en zoo
gauw ze 's middags uit school thuis kwamen, gingen zij
hun stelten van den zolder halen. Die van Wim waren
stuk, de klosjes zaten los, en moesten eerst even vast
gespijkerd worden, doch dat was een werk van een
oogenblik.
Daarna gingen zij zich oefenen in het maken van al
lerlei kunstjes, hardloopen, groote passen, heele kleine
pasjes, heel langzaam loopen, ja zelfs probeerden ze stil
te staan. Terwijl Wim even tegen een boom stond uit
te blazen, probeerde Fred zelfs een paar danspassen te
maken wat zoo'n grappig gezicht was, dat Wim het uit
schaterde.
LI E O VAN DEN DA
De rechtbank te Berlijn heeft de straf
van een verdachte verminderd op grond
van het feit, dat hij dichter was. De ver
dediger voerde aan, dat men een dichter
zijn licht ontvlambare fantasie niet mag
aanrekenen. Bij den dichter worden de
grenzen tusschen het werkelijke en fan
tasieleven uitgewischt. Dichterlijke
werkzaamheid en criminaliteit staan in
nauw psychologisch contact.
Daar stond een dichter in den nacht,
Zijn lange lokken wuifden zacht,
Terwijl zijn nieuwste zieleklacht
Zich vormde tot een lied.
Hij had zoo pas heel slecht gedaan
Zoo en passant een moord begaan,
Hij dacht er nu niet eens meer aan
En wist het feitelijk niet.
Een dichter denkt niet aan den tijd,
Waarin hij leeft De eenzaamheid
En dichterlijke werkzaamheid
Bestaan voor hem alleen.
Hij is het scheppende genie
Met licht ontvlamb're fantasie
En als ik hem zwaar peinzend zie
Dan denkt hij aan 't verleen.
Dan weet hij niets meer van dien moord
Hij acht het zelfs zeer ongehoord,
Als zijn gedachte wordt gestoord.
Hij werkt dan voor ons heil.
Ilij zit alleen en hoog en droog;
Met vlotte pen en peinzend oog
Heft hij dan ons gemoed omhoog
In streng gebonden stijl.
Dan blaakt in hem het dichtervuur,
Al nam hij van zijn naaste buur
zoo even nog, juist voor een uu"r
Pardoes het levenslicht.
Dan straalt uit hem het licht der zon
Dan stijgt hij naar de Helicon
En aan den boord dier dichterbron
Dan baart hij zijn gedicht.
Want ach, de criminaliteit
En dichterlijke werkzaamheid,
Staan, 't burgerlijk gedoe ten spijt,
Zoo heel dicht bij elkaar.
Wanneer in 's dichters brein iets broedt
Dan denkt hij immer, dat is goed
En als er dan een vallen moet
Dan is-ie de sigaar!
TROUBADOUR.
Het woord graphisch ls afgeleid van het Grleksche
woord graphein, dat schrijven beteekent; onder „gra
phisch" zou men dus moeten verstaan, alles wat op
de schrijf- of teekenkunst betrekking heeft. Onder
„Graphlsche Kunst" verstaat men echter al die wijze
van nabootsing en vermenigvuldiging van kunstwerken,
waarbij het beeld wordt verkregen door het afdrukken
van een platte vorm of plaat. De figuren kunnen met de
hand op deze plaat worden gebracht, zooals geschiedt
bij kopergravures, houtsnede en litographie, of wol
langs scheikundigen weg zijn verkregen door fotogra-
phie.
Metaal gravures.
De eerste aanleiding tot het maken van gravure-s
schijnt gezocht te moeten worden in niello of nielleeren.
De Itallaansche gouwerkers, die vooral in de laatste
helft der middeleeuwen zeer beroemd waren, vulden
n.1. de groeve van de ingesneden figuren op hun goud
en zilverwerk met metaal-zwartsel, om, alvorens het
stuk geheel af te werken, door het nemen van een
afdruk te kunnen beoordeelen of de teekening aan hun
wenschen voldeed. Van de Italiaansche metaalgraveurs
was vooral bekend Maso Finiguerra, een Florentijnsch
meester, die in het begin der vijftiende eeuw leefde.
Later werd deze kunst ook overgenomen door de Duit-
schers en Hollanders; in Duilschland stond omstreeks
1440 de graveerkunst zeer hoog. Tot de meesters van
dien tijd behooren o.a. de bekende Nederlander Lucas
van Leiden; de groote Duitsche schilder Albrecht Dürer
en Goltzius, die de techniek tot grootere volmaaktheid
wist te brengen.
Kopergravures.
Voor het vervaardigen van kopergravures wordt ge
bruik gemaakt van de graveerstift; deze stift is van
staal, van voren min of meer scherpgepunt en hoekig
afgerond; de stift heeft een houten heft om haar bij
het gebruik stevig in de hand te kunnen houden. Met
deze stift wordt de teekening in de koperen plaat inge
groefd. Vooraf wordt de plaat met een laagje vernis
en een mengsel van was bestreken. Op deze laag wor
den de omtrekken van de teekening met een radeernaald
doorgetrokken, zóó, dat zij slechts zwak zichtbaar
worden; vervolgens verwijdert men de vernislaag en
wordt de gravure verder met de graveerstift in het
koper gewerkt. Bij de kopergravures vormt elke lijn
werkelijk een groef en bij sterke arceeringen wordt ook
inderdaad een deel van het koper uitgewerkt. De sti'eep
welke door het afdrukken van de plaat op het papier te
voorschijn komt, is dientengevolge niet vlak, alsof zij
erop geteekend was, maar de verf ligt er (wel niet
zoo dik als de insnijding diep is) tot een zekere hoogte
op. Hieraan hebben de kopergravures vooral de diepte
en kracht van toon te danken, welke men tevergeefs
bij andere gravures zoekt. In het kopergraveeren munt
te vooral Rembrandt uit.
Etsen.
Op het gebied van techniek, zoowel als van kunst
staan de etsen het naast bij de kopergravures. Wat de
techniek betreft, bestaat het onderscheid hierin, dat
de op de plaat aangebrachte vernislaag niet enkel dienst
doet om de omtrekken van de teekening aan te geven,
maar dat hierbij de geheele teekening door middel
van de radeernaald, graveerstift of etsnaald door die
laag heen in fijne lijnen (tailles) op de plaat wordt uit
gevoerd. Alleen om dé zware schaduwen aan te bren
gen wordt in het koper zelf gewerkt. Is de teekening
gereed, dan wordt de plaat overdekt met roolcend sal
peterzuur, een bijtmiddel, meestal matig verdund, het
welk daar, waar de radeernaald het koper onder den
etsgrond heeft blootgelegd, dit metaal wegbijt. Voorts
kan de radeering nog verder met de stift worden uit
gewerkt. De etskunst werd in Duitschland het eerst door
Albrecht Dürer en in Italië door Mazzuoli Parmegl-
anco uitgeoefend. De schilder Jan Luyken was een be
kend graveur en etser.
Uil de Filmwereld
MOEILIJK GEDAAN.
(Buen Humor),
De Amerlkaansche magneet, die Hollywood heet,
schijnt een speciale aantrekkingskracht uit te oefenen
op het jongere geslacht. Het aantal meisjes en jongens,
dat „aan de film" wil, blijft ondanks alle pessimistische
berichten omtrent de kans van slagen, ook heden ten
dage buitengewoon groot. En toch wordt dit streven
der jeugdige fanatici in Yankeeland waarlijk niet aan
gemoedigd. Allerwege wordt juist gewaarschuwd tegen
die onbezonnen liefde voor het filmv«ik, tenminste: voor
zoover het spelen voor lens en microfoon betreft.
Want energieke en intelligente jongelui kan Holly
wood nog wel gebruiken, zij het dan niet als filmster-
in-spe. Voor hen, die zich niet blindstaren op een glo-
reuze filmcarrière, op publieke successen of snelle be
roemdheid, is er in het centrum der Amerikaansche
„filmindustrie nog best een plaatsje te vinden.
lederen morgen komen honderden jongelui de studio
hekken binnen om op de kantoren der groote maat
schappijen hun dagelijksche werk te verrichten en lede
ren keer, dat Greta Garbo, Norma Shearer of Marion
Davies een film beëindigd hebben, zijn het deze honder
den jongelui, die hun steentje hebben bijgedragen om
het zoover te krijgen.
Want we moeten het filmbedrijf niet vereenzelvigen
met studio's, camera's en filmsterren. De afdeeling, die
achter de schermen werkt, is. zoo niet belangrijker,
CONCLUSIE.
(Pages Gales.)
^0.
Vader, iemand die niet van dieren houdt
is toch slecht?
Ta.
Dan is de Juf slecht. Zij wilde niet hebben,
dat ik op school kwam, omdat ik vlooien had.
Kwajongen, als je me nog eens
uitlacht zal ik je een schop geven.
dan toch absoluut onmisbaar. En haar werk is zeer in
teressant. Want ook daar is het wachtwoord: Alles kan!
en ook daar is het woord onmogelijk onbekend.
Men leest veel over de filmsterren. Men weet, welke
kleeren zij dragen, met wie zij omgaan, hoe zij leven...
men weet bijna alles. En soms hoort men ook wel eens
iets over regisseurs, scenarioschrijvers en schrijfstei'S,
over technici, decorateurs en sound-experts. Maar over
de honderden meisjes, die in de kantoren aan het werk
zijn, hoort men niets. En toch,., heeft U wel eens be
dacht, dat een historische film een geweldige voorbe
reiding vereischt, wat de costuums betreft, heeft U wel
eens opgemerkt, dat de details van een film: het uni
form van een Duitsche politie-agent, van een Engelsohe
brandweerman, de haardracht van een Japansche
schoone, de hoofdtooi van een Indiaan, de gereedschap
pen van een mijnwerker, de wapens van een Spaansche
generaal, allemaal dingen zijn, die met de werkelijkheid
moeten overeenstemmen? Bij iedere film doen zich
duizenden vragen voor, die een speciaal onderzoek of
een bijzondere studie vereischen.
Welnu: zulke details worden uitgezocht door hen,
die achter de schermen blijven.
In de Metro Goldwyn Mayer's Studio's te Culver City
in Californië ,is een jongedame verantwoordelijk voor
deze belangrijke afdeeling. Haar naam is Nathalie
Bucknail en haar eigen geschiedenis is even interessant
als het scenario, waarvoor zij in haar uitgebreide bi
bliotheek de gegevens opzoekt. Tusschen hooge muren,
vol boeken zoekt zij, geholpen door een paar assistenten
uit, wat voor soort schoenen de Fransche soldaten in de
17e eeuw droegen en hoe het tafelzilver er uitzag, dat
door het Engelsche hof ten tijde van koningin Vic
toria gebruikt werd. Zij correspondeert over buitenland-
sche kleederdrachten, over architectuur en huisinrich
ting, kortom: zij verzorgt de details van iedere film.
Miss Bucknail is de dochter van een Rüssisch offi
cier en een Engelsche moeder. Zij diende gedurende
den wereldoorlog in een Russisch vrouwenregiment en
kreeg verschillende onderscheidingen. Na den oorlog
stond zij aan het hoofd van een hospitaal en nog later
kreeg zij een betrekking bij de Engelsche legatie. Tij
dens een reis door Amerika kwam zij in Culver City
en toen zij, door een paar opmerkingen blijk gaf goed
thuis te zijn in de geschiedenis, in talen en kunst
historie, werd zij onmiddellijk door de Metro Goldwyn
Mayer gëëngageerd.
Dit is een van de velen. Maar in een andere afdee
ling, waar Miss Margery Prevost den scepter voert
worden de meubelen, kleeden en muurbedekkingen
ontworpen, die gebruikt worden in de verschillende
films. Mrs, Henrietta Frazer, die eens „de best gekleede
vrouw van Chicago" genoemd werd, doet in haar af
deeling, natuurlijk ook weer geholpen door tal van assis
tenten, niets anders dan costuums ontwerpen voor de
vrouwelijke sterren en een paar deuren verder huist een
Russisch-Italiaansche schoone, Lillian Rosini, die voor
de „make-up" van de actrices zorgt. Zij verstaat de gehei
men van schminken en opmaken als geen ander en
kreeg haar betrekking door toedoen van Lon Chanej',
die haar een paar maal buiten de studio's aan het
werk zag.
Edith Farrell staat aan het hoofd van een legertje
typistes, die dagelijksch honderden pagina's voltikken,
want er gaan dag in, dag uit kilo's papier naar binnen-
en buitenland. Marcelle Napp is het hoofd van de af
deeling, waar de rollen verdeeld worden. Vivian New-
com heeft de belangrijke positie van secretaresse van
Irving Thalherg, vice-president van de M.G.M.-studio's,
Josephine 'ppo geniet bekendheid als secretaressa
van beroemde regisseurs. Zij is o.a. met Van Dyke twee
maal naar Tahiti geweest bij de opnamen van WITTE
SCHADUWEN en HET LIED VAN DE ZUIDZEE,
terwijl zij ook den tocht door Afrika met de TRADER
HORN-expeditie meemaakte.
En zoo zouden wij kunnen doorgaan. Het z.g. „cutting-
department" waar de films samengesteld worden, wordt
gecommandeerd door twee jongedames, miss Feggy Cole
man staat aan het hoofd van de eerste-hulp-dienst in
de studio's en leidt het ziekenhuisje, dat men op het
terrein der Metro Goldwyn vinden kananderen
assisteeren in de fotografische afdeeling, kortom, er ia
werk genoeg. En het wordt met liefde gedaan. Zelfs al
is het maar „achter de schermen".
BILLY BOO.
Billy voelde zich buitengewoon trotsch in zijn
mooi jachtcöstuum. En zóó trotsch, dat, toen
de graaf en gravin met hem den weg naar de
plaats opgingen, Billy stil bleef staan om zich
in den spiegel te kunnen bewonderen:
„Nu" zeid graaf, toen zij de plaats betraden,
„welk paard wil je hebben, Billy?"
„Het beste is net genoeg," zeide hij. Iedereen
lachte om dat gezegde en ze lieten Billy kiezen
uit de vele paarden.
Billy keurde de paarden en koos, ten slotte,
een prachtige grijze merrie. „Dit paard," zeide
hy, „vind ik goed, ze lijkt me een goede sprin
ger."
„Uitstekend," zeide de graaf en wenkte met zijn
hand, waarop een staljongen verscheen, in een
rood jasje zonder mouwen, een paard aan de
hand voerende, waarmede hij op Billy afkwam.
Toen blies de graaf op een jachthoorn als een
teeken, dat iedereen moest opstijgen.
Billy poogde een voet in den stijgbeugel te krij
gen, doch hij was niet groot genoeg. Daarom
hielp hem de staljongen, tilde hem op en zette
hem op het zadel,
Redneb spreide zijn vleugels uit, wipte achter
Billy op het paard. Jerry koos een plaatsje op
den langen staat van de merrie.
Toen blies de graaf, voor de tweede maal, op
zijn hoorn en de jacht begon.
We zijn benieuwd, of Eilly en zijn vrienden niet van
het paard zullen vallen.