SchagsrCourant
Het Altaar der Eer
pOSTER'C
KANTONGERECHT
SCHAGEN.
Vierde Blad,
Lendenpijn
Rugpijn Nieren Pillen
Zaterdag 22 Maart 1930
73ste Jaargang. No. 8633
Zitting: van Donderdag 20 Maart.
GEKNOEI MET KUNSTBOTER.
Margarine verkocht voor Melange.
De op de vorige terechtzitting aangehouden zaak te
gen Jac. H. B., een 34-jarigen koopman en fabrikant te
Bergen wordt thans voortgezet. Het betreft hier het ver-
koopen van kunstboter, te weten melange, waarin de bij
de Margarinewet vastgestelde hoeveelheid natuurboter
niet aanwezig was.
Verdachte was geverbaliseerd, toen hij zijn product bij
den winkelier Borst te Breezand verkocht op den 4en De
cember van het vorige jaar.
Allereerst wordt gehoord Dr. Moll, directeur van den
Rijkskeuringsdienst voor Waren te Alkmaar. Getuige be
gint met te zeggen, dat de firma B. reeds sedert gerui-
men tijd niet gunstig stond aangeschreven bij den Keu
ringsdienst, waar men gemeend had niet op het oogen-
blik te wachten, dat de heer B. zijn kunstboter afleverde.
Dit oogenblik dan was op bovengenoemden datum geko
men.
Vervolgens doet Dr. Moll aan de hand van een door
hem genomen analyse uitkomen, dat de melange die hier
als zoodanig verkocht was, geenszins aanspraak kon ma
ken op dien naam. Om kunstboter als melange te kun
nen verkoopen is het namelijk noodzakelijk, dat er
minstens 15 procent natuurboter doorheen gemengd is,
en de analyse had uitgemaakt, dat er practisch i n
het geheel geen natuurboter in zat.
Verdachte B. hangt vervolgens een beeld op van de
moeilijkheden in zijn zaken, die hij voorheen samen met
zijn broer deed. Hij erkent het hem ten laste gelegde,
doch zegt de overtuiging te hebben gehad, dat hij me
lange verkocht. Hijzelf had namelijk de kunstboter niet
bereid en verder zou verdachte gaarne zien, dat hij in
het vervolg onder strenge controle werd gesteld wat be
treft de door hem verkochte waren en dat dit dan van
invloed zou zijn op de straf die hem voor dit gepleegde
feit zou worden opgelegd.
Wanneer de ambtenaar van het O. M. er tenslotte op
aandringt, dat verdachte zegt, wie den w e 1 de me
lange bereid heeft, zegt deze dat dit zijn vrouw heeft ge
daan, waarop de kantonrechter opmerkt, dat dit na
tuurlijk absoluut geen excuus is.
De controleur van den Keuringsdienst, de heer De
Jode, als getuige gehoord, verklaart, dat B. wel dege
lijk tegen hem gezegd had, dat deze de boter zelf
bereidde. Reeds op verschillende plaatsen had getuige
monsters genomen, doch ellcen keer wees de analyse het
zelfde resultaat aan: te kort natuurboter. Zelfs na het
verbaal tegen verdachte heeft getuige geconstateerd dat
kunstboter verkocht werd door B., die niet aan het Mar
garinebesluit voldeed.
Dr. Moll doet nog aan de hand van een berekening
uitkomen dat de verkoop van melange, zooals die vol
gens de wet bereid moet worden, voldoende, om niet te
spreken van groote winsten afwerpt.
Nadat nog de echtgenoote van den winkelier Borst, die
de partij op den bewusten datum in ontvangst heeft ge
nomen, is gehoord, zegt de ambtenaar van het O. M.,
dat de winkeliers tegen dergelijke fabrikanten beschermd
dienen te worden, en dat de minister er evenzoo over
denkt, bewijst wel de ministrieele circulaire waarin er op
aangedrongen wordt bij het O. M. om in dergelijke za
ken zoo min mogelijk een schikking aan te gaan. Spr.
gaat verder na, hoe verdachte den boel om den tuin
heeft trachten te leiden, door ten slotte te zijner verde
diging aan te voeren, dat zijn vrouw de boter bereid
had. Zooals de kantonreohter reeds heeft gezegd, kan
dit geenszins als excuus dienen. Iets anders zou het zijn,
indien inderdaad van anderen de boter was betrokken.
In verband met het feit, dat verdachte op dit punt al
lerminst gunstig bekend staat, en spr. met kracht tegen
dit schrikbarend geknoei denkt op te treden eischt hij
tegen verdachte een geldboete van f 400
of 200 dagen hechtenis.
Over 14 dagen zal in deze zaak schriftelijk vonnis
worden gewezen.
FEUILLETON
cloor
ETHEL M. BELL.
18.
Misschien was dat het doel wat Basil had willen be
reiken, want nog was die blos niet van Charmaine's
wangen verdwenen, of hij trok haar snel met zich voort,
en aldus, half weerspannig, en half lachende, kreeg zij
gelegenhedi haar eersten blik op het hoofd van de fa
milie te werpen.
Hij lag in een langen rolstoel, het hoofd en de schou
ders door kussens gesteund een man, die door zijn
indrukwekkende gestalte, eenmaal hoog boven andere
mannen uitgestoken moest hebben. De haren, het aange
zicht, de magere handen alles was grijs. Zelfs zijn
wenkbrauwen, zóó zwaar, dat ze over de oogen dreigden
te hangen, waren grijs, maar de oogen zelf geleken op
die van Basil, behalve dat ze een staalachtiger glans en
een doorborender uitdrukking bezaten. Zijn gelaatstrek
ken waren fraai gesneden, maar door lijden vertrokken
en met diepe lijnen en afgemetenheid behouden, en
iedere blik van medelijden op hem scheen een beleedi-
ging te zijn.
Toen het meisje nader trad, stak ljij haar een hand
toe, en zijn scherpe oogen verwelkomden haar glim
lachende, terwijl hij ze over haar gestalte liet glijden.
„Zoo dit is dus mijn nichtje Charmaine!" zei hij.
Zij verzamelde al haar moed en legde haar hand ze
nuwachtig in de zijne. „Ik dank u ten zeerste," zei zij,
„dat ge me zoo genoemd hebt."
De strakheid verdween van zijn gladgeschoren ge
zicht, toen hij Rasil zijn andere hand aanbood.
„Hé, oude jongen", zei hij. „Mijn beste gelukwen-
schen voor jullio beiden!"
„Dank je zeer, beste kerel," antwoordde Basil. „Ik
wist dat je verheugd zou zijn.
„O, ja, ik verheug me zeer," hernam Lord Conister, de
oogen nog steeds op Charmaine gevestigd. „Ik wensch
jullie beiden alle geluk. Het was goed van je haar zoo
spoedig bij me te brengen, en aardig van jou" hij
drukte haar hand „om te komen".
,.Ik verlangde er naar te komen," antwoordde Char
maine eenvoudig. „En nu ik hier ben, verheug ik me
nog veel meer over mim komst Het is hier zoo mooi,
zoo prachtig."
EEN BEETJE DUIZELIG.
Van 3 kruidenbittertjes.
„Aan de hand" van een rijksveldwachter maakt ver
volgens zijn opwachting bij den kantonrechter de los
werkman Nic. B., die op het oogenblik gedetineerd is
in het Huis van Bewaring vandaar zijn geleide
terzake van het feit dat hij den 22sten Febr. in kenne-
lijken staat door Schagen's straten laveerde, en in dien
toestand door de politie in de Willem van Beierenstraat
was aangetroffen en „in bescherming" werd genomen.
De kantonrechter houdt eerst een heele boetpredikatie
van een jongen kerel, die nog een krachtig stel armen
aan zijn lijf heeft en den drank diende te laten staan.
Wat hij dan wel had gedronken?
Och, Edelachtbare, Ik had het een beetje te pakken
en toen heb ik maar 3 kruiebittertjes genomen. En toen
van de warmte in de kou... en toen, ja, ziet u... een
beetje duizelig hè.
Kantonrechter: Ja, duizelig hè! De kruiebittertjes zul
len wel begonnen zijn te spoken, beste man! En waar je
dan nu voor in het Huis van Bewaring zit, was dat ook
voor kruiebitter?
Neen, Edelachtbare, dat was voor klare!
Kantonrechter: Zoo! Nou, man, je deed beter daarmee
op te houden.
De ambtenaar berekent, dat verdachte nog één bor
rel had moeten hebben en dan was hij naar Hoorn ge
gaan. Nochtans acht spr. blijkbaar dezen mensch nog
niet geheel verloren, want hij hoopt nog steeds, dat hij
(verdachte) zijn leven zal beteren. Een niet al te lichte
boete acht spr. hier echter wel op zijn plaats en hij
eischt daarom tegen verdachte f 10 of 10 dagen, maar
de kantonrechter acht 3 kruiebittertjes met f 5 of 5 da
gen meer dan genoeg betaald.
EEN AANRIJDING OP DEN MEELDIJK.
Waar we vandaag niet mee klaar kunnen
komen.
Vervolgens moet terecht staan de 49-jarige landbouwer
D. Sch. uit den Anna Paulowna terzake van het veroor
zaken van een aanrijding tussche'n zijn auto en een mo
torfiets op den Meeldijk te Barsingerhorn, den 23sten
October van het vorige jaar gebeurd.
Volgens de dagvaarding zou verdachte achteruit het
erf zijn afgereden, zonder signaal te hebben gegeven en
daardoor in botsing zijn gekomen met den 22-jarigen ad-
spirant-landbouwer H. A. Dingemans op diens motor,
waar achterop de 16-jarige mej. Velders uit Schagen.
Laatstgenoemde wordt als getuige thans het eerst ge
hoord. De heer Sch. zegt w e 1 signaal te hebben gege
ven, doch mej. Velders blijft volhouden niets te hebben
gehoord. Betuige vertelt dan dat zij, toen zij kwamen
aanrijden op een 40 meter afstand een tweepersoons
Ford het erf van de boerenplaats des heeren Corn. Wit
zagen afkomen. Ook zagen zij, dat de bestuurder daarin
hen zag aankomen.
De heer Sch. wilde nog zeggen, dat het een 4-persoons
ford was, doch mej. V. blijkt gelijk te hebben, wat haar
bij den kantonrechter den indruk van een goede opmer
kingsgave te hebben doet vestigen.
Verder vertelt mej. V., dat de heer Sch. achteruit bleef
rijden en tenslotte een botsing onvermijdelijk was. Het
achterwiel van de motorfiets werd door de Ford gegre
pen, zoodat zij tegen den grond sloeg en waardoor de
duo-rijdster in een sierlijke, maar zeker ongewilde boog,
door de lucht aan den slootkant terecht kwam. Deze
ongebruikelijke wijze van „afstappen" had maar al te
duidelijke sporen op haar kleeding achtergelaten, bene
vens eenige niet-ernstige kwetsuren. Een schadevergoe
ding, tot een bedrag van f 5 kan zij echter, met het oog
op haar minderjarigheid, niet Indienen.
Wel de f 10, die de heer Dingemans, die vervolgens
als getuige gehoord wordt, thans indient. Ook deze ge
tuige verklaart, dat verdachte geen signaal gegeven
heeft en dat hij hen op de motor heeft zien aankomen.
Het was een Ariël met zijkleppen, die dus weinig la
waai maakt, zooals de ambtenaar opmerkt (als wij ons
goed herinneren, berijdt de ambtenaar dit merk ook),
dus dit kon geen oorzaak zijn, dat de motorrijders het
geluid niet gehoord zouden hebben.
Aan de hand van de gemaakte situatle-teekenlng
toont getuige Dingemans aan dat hij de voorkeur had.
Tenslotte zal de veehouder Corn. Wit voor wiens erf
zich het een en ander heeft afgespeeld, zijn licht over
deze zaak laten schijnen, nadat mr. J. A. E. Buiskool
van Schagen, die als verdediger van den heer Sch. op
treedt, enkele vragen heeft gesteld.
Wit vertelt dan, dat Sch. bij hem geweest was, om
bieten te verkoopen en verder, dat hij gezien heeft, hoe
Sch. het erf af zou rijden. Vanaf dat oogenblik is hij zijn
woning binnengegaan.
Kantonrechter: En heb je verder niets gezien?
Getuige: Neen, edelachtbare. Niets gezien of gehoord.
Kantonrechter tegen den griffier: Leest u dan de ver
klaring maar eens voor, welke getuige voor de politie
heeft afgelegd.
Hiermede blijkt, dat getuige gezien heeft, hoever de
wagen van den heer Sch, reeds op den weg was... al-
gemeene verbazing... en dat hij ook de motor heeft zien
aankomen, waarbij hij nog zou hebben opgemerkt, dat
deze veel te snel reed.
De mist is thans volkomen.
„Het spreekt tot je, niet waar?" zei hij, en zijn toon
klonk zacht en vriendelijk. „Je voelt dat het de soort
van plaats is, die je graag als je tehuis zou willen be
schouwen
Zijn hand had de hare losgelaten, en ze strengelde
haar belde handen Ineen met dat stomme gebaar dat
haar eigen was, en veel welsprekender dan woorden.
„Alleen ik voel me er zoo klein tegenover. Vindt ge
inderdaad niet dat Basil iemand van van méér betee-
kenis had behooren te trouwen?"
Lord Conister liet een kort lachje hooren. „Hij zou
niet willen, lieve. Zet dat denkbeeld dus uit je hoofd,
evenals ik gedaan heb. En ik zie geen reden om te
vreezen dat de eer van de familie in jou handen niet
even veilig is als in die van een andere. Ja, dat is goed
van je, Basil. Laat haar gaan zitten. En doe het zelf
ook! En gij, Tante Edith! De thee zal dadelijk gebracht
worden."
Alles liep oneindig gemakkelijker van stapel dan Char
maine het zich voorgesteld had. Bijna eer ze het wist,
had ze naast den rolstoel van Lord Conister plaats ge
nomen en vertelde ze hem van de wonderen van haar
kortstondig seizoen te Londen. Eerst veel later viel het
haar op dat tante Edith en Basil zich een weinig afzon
derlijk teruggetrokken hadden, en het gaande houden
van het gesprek bijna geheel aan haar en hun gastheer
overgelaten hadden.
Ze spraken over vele dingen, en hij vertelde haar op
geheel onbevangen wijze van het ongeval, dat hem voor
de rest van zijn leven tot een invalide gemaakt had.
„Helaas, brengt dat met zich mee dat ik geheel af
hankelijk ben van anderen," zei hij. „En dat is de reden
waarom Basil alles opgegeven heeft om het beheer van
mijn goederen op zich te nemen. Ik zou bezwaar ge
maakt hebben het aan te nemen, als ik niet ingezien had
dat het niet meer zoo héél lang zal duren, of hij zal
alles het zijne mogen noemen."
„Ik weet zeker dat het hem plezier deed u van dienst
te kunnen zijn," antwoordde CharfÈaine.
„Ja." Lord Conister sprak het woordje peinzend uit.
„Dat geloof ik ook. Maar niettemin, is het volstrekt niet
mijn wensch hem van alle genoegens des levens af te
houden. En de oude bezitting heeft een meesteres, zoo
wel als een kundig meester noodig." Hij glimlachte te
gen haar. „Daarover heb ik reeds lang nagedacht. En ik
verheug me dat hij het zelf eveneens Ingezien heeft."
Hier gekomen, scheen tante Eclith plotseling opge
schrikt te worden door de herinnering dat Charmaine
aan haar eigen bizondere hoede toevertrouwd was, zoo
dat zij vlug van de theetafel opstond en haastig op het
tweetal toetrad.
„Kom, Hugh, het gaat niet aan haar in het eerste
halve uur van haar aankomst reeds dadelijk in die diep
Het groote bezwaar van lendenpijn
urinestoornissen, duizeligheid, water
zuchtige zwellingen en hoofdpijn is
vaak, dat deze kwalen zich zoo lang
zaam ontwikkelen en men er dikwijls
niet op verdacht is, dat de nieren
kunnen beginnen te verzwakken.
Daarom is het van zooveel belang
om behandeling niet uit te stellen.
Noodelooze pijn en last kunnen voor
komen worden, als men bijtijds in
grijpt. Foster's Rugpijn Nieren Pillen
hebben gedurende de vele jaren, waar
in zij werden aangeboden, naam ge
maakt en worden over de geheele
wereld door tal van menschen aan
bevolen. Hun samenstelling is zoodanig
dat zij alleen op de nieren en blaas
werken. Begin nog heden met het
gebruik.
Verkrijgbaar bij alle drogisten enz.
in glazen verpakking f 1.75 p. flacon.
De kantonrechter mompglt nog zooiets van het bewer
ken van getuigen, waarna de zaak wordt aangehouden
tot heden over 14 dagen om alsnog den gemeenteveld
wachter Marskamp en den postbode Pool te hooren.
ORDE IN DE HUT.
De niet-verschenen Pieter v. d. M. te Zijpe schijnt erg
weerspannig te wezen, wanneer het op het schoonhouden
van zijn slooten aankomt.
De molenmeester J. v. d. Oord, thans als getuige ge
hoord, doet daar een alles behalve gunstig boekje van
open, en ondanks de 5 aangeteekende brieven die getuige
op v. d. M. heeft „afgevuurd" heeft deze nog maar steeds
niets aan zijn slooten gedaan.
Dat gaat alle perken toch wel te buiten, meent de kan
tonrechter. Er moet in de allereerste plaats orde in de
maatschappij zijn en hij is het roerend met den heer
ambtenaar eens om verdachte tot f 15 en f 10 boete of
een gelijk aantal dagen hechtenis te veroordeelen.
DE VERKEERDE BIJ DEN KOP.
Jan K., een 32-jarige schipper te Kolhorn zou zijn
schip met zand, liggende aan de gemeentelijke losplaats
in de Kokkesloot niet hebben verhaald, toen schipper
Jb. Moeliker met zijn schuit wilde passeeren.
Het had toch niet gekend, zou K.'s vader gezegd heb
ben, waaruit wel blijkt dat we met den zoon den ver
keerde bij den kop hebben, omdat die bij het heele geval
niet aanwezig is geweest.
Enfin, op het oogenblik dat Moeliker het vroeg
het was 6 uur 's morgens en nog pikdonker had het
wel gekend, maar toen later de watermachine begon te
malen, was alle kans, om nog te kunnen verhalen, ver
keken.
Heirover zal nu vader K. den volgenden keer eens
onderhouden worden.
Het spreekt vanzelf, dat de zoon K. thans vrijgespro
ken wordt
EEN GEVAARLIJK RAS.
De hond van Corn. J., een 21-jarigen timmerman te
Barsingerhorn, schijnt van een bijzonder gevaarlijk ras
te zijn.
Het was op den 8sten Januari j.1. dat mej. Reenvs,
thans te Moordrecht, 's avonds om kwart voor 8 naar de
post ging,»door een hond op de schouders was gespron
gen. Zij had toen J. gewaarschuwd dezen hond bij zich
zinnigheden te betrekken. Je kunt haar na verloop van
tijd alles van Culverley vertellen die wonderbaarlijke
zijlijn naar Bentbridge niet te vergeten. Tusschen twee
haakjes, ik voel me Innig dankbaar gezien te hebben
dat ze te diep in den grond aangelegd wordt, om van
hieruit zichtbaar te zijn. Maar nu neem ik Charmaine
me me mee om haar zich wat te laten opknappen, en
daarna zal ik haar afleveren aan Basil, die haar alles
kan toonen. Ga dus mee, lieve, en laat de heeren samen
het een en ander bepraten. Ze hebben elkaar massa's te
zeggen."
Onder het spreken had ze Charmaine zachtjes voor
zich uit geduwd, en zoodra ze alleen waren, gaf zij haar
een kus. „Ziediar! Als ik het niet wist. Je hebt een
nieuwe overwinning gemaakt!" zei ze.
HOOFDSTUK XII.
Lord Conister.
„En het oordeel?" vroeg Basil.
Hij sprak luchthartig, maar de vraag was ni^t zonder
een zweem van angstige afwachting, die oorzaak was
dat zijn neef zijn hand met een sympathiek gebaar op
den arm van den ander legde.
„Beste kerel," zei hij zacht, „ze is éénig dat spreekt
vanzelf. Maar hoe Jong! Ik geloof dat je verstandig
doet nog wat te wachten. Hoe oud is het kind? Zeker
nog geen zeventien?"
„Jawel, ze is In November zeventien geworden, en ze
verlangt evenmin te wachten als ik. En inderdaad, alle
redenen zijn aanwezig om niet langer te wachten, want
ze heeft een ellendig tehuis. Zij schijnen haar daar niet
te begrijpen, of te weten wat ze met haar moeten uit
voeren. We hebben dus besloten op staanden voet te
trouwen. Die beste tante Edith heeft alles daarvoor op
zich genomen, vóór ze naar Baden vertrekt."
„Zoo gauw al?" vroeg Lord Conister. .Maar behalve
haar een gelukkig tehuis te geven heb je nog iets an
ders te doen, Basil. Je moet haar leeren begrijpen welk
een ontzettende verantwoordelijkheid zij op zich laadt,
als ze den naam Conister aanneemt. Je moet ervan over
tuigd volkomen van overtuigd zijn, dat ze zich dien
naam altijd waardig zal toonen, zoodat ook je zoon het
hoofd altijd fier omhoog zal kunnen houden."
Hij sprak met diepen ernst en plechtigheid.
„Jawel, beste kerel, dat weet ik. Aan dat alles heb ik
gedacht En ik ben tot de gevolgtrekking gekomen dat
mijn keuze gerechtvaardigd is. Ze is de verpersoonlijking
van de reine onschuld en volkomen onbedorven. En het
Is aan mij haar zoo te houden, niet waar? En juist het
feit dat ze zoo jong is, zal me dat gemakkelijker maken.
Ze Is zeer vatbaar voor indrukken, zooals je gezien hebt,
te roepen en gevraagd of het niet beter was, dat hij zijn
hond aan een lijn hield. Later bij het postkantoor was
zij opnieuw aangevallen, door het gevaarlijke beest en
tegen den muur staande, had zij zich zoo goed mogelijk
met haar paraplu! verdedigd. De eigenaar had geen
moeite gedaan zijn hond terug te roepen verklaarde zij
nog.
De kantonrechter is zichbaar verontwaardigd, dat het
nog langer geduld wordt, dat dit soort honden het
was een Duitsche herder in ons land gehouden mag
worden. In Zweden, Noorwegen en Denemarken bijvoor
beeld, zijn ze absoluut verboden, evenals de dobbermann-
pinchers. Ook nu weer is gebleken,'hoe deze dieren den
mensch soms onverhoeds aanvallen en de kantonrechter
geeft verdachte in overweging zich maar bij zijn schaaf
bank te houden en zijn hond maar weg te doen.
Verdachte zegt nog, dat hij wel getracht heeft den
hond terug te doen keeren, maar hij kon het dier niet te
pakken krijgen.
Hij wordt veroordeeld tot f 10 boete of 10 dagen hech
tenis en tot betaling van de schade tot een bedrag van
f 5.—.
OOK ïfOG EENS TERUGKOMEN OP 17 APRIL.
Corn. Wit, aannemer-timmerman te Valkkoog, had zijn
loonlijst niet op tijd ingeleverd, maar waar blijk,t dat
hij volgens de dagvaarding, die lijst had moeten inzen
den op een datum, een paar maanden later dan waarop
de lijst reeds in beslag was genomen zal op 17 April
het een en ander eens worden nageplozen.
KAN NIET MEER OP DEN WEG GEDULD
WORDEN.
Een zekere Kr., chauffeur op de autobus-dienst Wie-
ringenSchagen, is niet verschenen. Hem wordt ten
laste gelegd, dat hij opzettelijk aan den heer Gerrit Vis
ser, smid te Anna Paulowna, de gelegenheid zou hebben
onthouden, dat die met diens auto passeerde op den La
gendijk bij Oudesluis. Later bij hoek Boermansweg-Gras-
weg scheen het te gaan, doch verdachte stuurde naar
het midden van den weg, zoodat Visser, wanneer hij niet
zeer krachtig geremd had door de bus op zij was gedrukt
en in den kant terecht was gekomen. Getuige Visser
merkt nog op, dat de bussen van genoemden dienst er
om bekend staan, dat ze zoo slecht uithalen, maar wat
getuige nu beleefd had ging toch wel wat al te ver. Toen
hij tenslotte op de Kleinesluis gepasseerd was heeft hij
den veldwachter Teutelink aaangehouden die juist aan
kwam en deze heeft proces-verbaal opgemaakt.
De ambtenaar van het O. M. meent dat een dergelijke
manier van doen niet op den weg geduld kan worden
en een flinke boete zal dus hier op zijn plaats zijn. Hij
eischt daarom tegen verdachte f 30 boete of 30 dagen
hechtenis. De uitspraak luidt f 26 of 25 dagen.
TOTALE NONSENS.
Overdreven dienstijver van de Arbeidsin
spectie.
De ingenieur van het Hoogheemraadschap Noordhol
lands Noorderkwartier staat thans terecht wegens over
treding van de Arbeidswet. Het betreft hier roin of meer
een pricipieele uitspraak. Door de controleurs van de Ar
beidsinspectie zou namelijk geeischt zijn, dat arbeidskaar
ten werden „opgehangen" op de plaatsen waar arbeiders
bezig waren den weg te herstellen. Hier was dus geen
sprake van een nieuwen aanleg van wegen, waarbij
stoomwalsen e.d. gebruikt werden en het ophangen van
een arbeidskaart geen moeilijkheden zou opleveren. In
genieur P. had echter gemeend, dat het herstelwerk van
wegen onmogelijk onder de Arbeidswet kon vallen, waar
mede de kantonrechter het roerend eens was. Ja, deze
noemde het zelfs totale nonsens en hij hoopte dan ook
dat de Arbeidsinspectie ten aanzien hiervan haar houding
zou wijzigen.
De ambtenaar zegt deze zaak te hebben laten doorgaan
om nu eens en voor al te doen uitmaken, dat hier van
een overtreding geen sprake kan zijn. Hij eischt daar
om tegen verdachte vrijspraak.
De kantonrechter zal over 14 dagen schriftelijk von
nis wijzigen.
NOG MEER VERKEERSOVERTREDINGEN.
De overtredingen op het verkeer namen hedenmorgen
weer een voorname plaats in.
De hieronder volgende betreft een botsing op den
Rijksweg langs het Noordhollandsch Kanael bij de St.
Maarten svlo tb rug tusschen de veeautp bestuurd door
den caféhouder Simon K. uit de Zijpe en de auto van
den fruit- en groentenhandelaar Gerrit Schekkerman
uit Alkmaar.
Laatstgenoemde bereed den Rijksweg en K. kwam van
links, zoodat deze Sch. den voorrang had moeten geven.
De botsing had nog al aardig wat schade aan den wa
gen van Schekkerman veroorzaakt, maar K. had alles
spontaan in orde laten brengen.
Desondanks had Sch. nog een eisch tot schadevergoe
ding in te dienen, hoofdzakelijk bedrijfsschade, tot een
bedrag van f 15.
De ambtenaar wil de tegemoetkomende houding van
verdachte in aanmerking nemen en eischt f 8 of 8 da
gen tegen hem met toewijzing van de civiele vordering
van f 15.
De kantonrechter maakt van de straf f 6 of 6 dagen
en verminderde de schadevergoeding tot op een bedrag
van f 10.
en zeer meegaande. Ze zal leeren de eer der familie even
goed te bewaren als jij of ik."
„Heb je in 't geheel geen navraag gedaan naar haar
verleden?" vroeg Lord Conister nu.
Basil keek hem recht in de oogen. „In 't geheel niet,
beste kerel. Re zie niet in, dat dat er iets toe zou doen.
Charmaine is alles voor mij en alles wat ik noodig heb.
Ik heb me nooit voorgesteld dat zooiets als dit mij zou
overkomen, en nu het me overkomen, is, welnu, nu
komt al het overige er niet op aan, dat is alles."
„Dat is me duidelijk," antwoordde Lord Conister.
„Welnu, als je volkomen zeker van haar bent..."
„Dat ben ik", verzekerde Basil.
„En volkomen overtuigd" ging Conister met nadruk
voort „dat ze weet wat ze doet..."
„Dat doet ze," verklaarde Basil.
„Dan zou je dien stap misschien met eenige gerustheid
kunnen nemen," eindigde Lord Conister.
Zij begonnen te rooken en spraken over andere onder
werpen. De geest van Lord Conister werd zeer bezig ge
houden door den aanleg van de zijlijn van den spoor
weg, die den buitenrand van het park zou doorsnijden.
„Als jij niet hier bent sohijnt alles verkeerd te gaan."
merkte hij op, nadat zij over dit onderwerp eenigen tijd
van gedachten gewisseld hadden. „En toch vind ik het
schandelijk van me, op die manier al je tijd in beslag
te nemen. Je eigen belang is er mee gemoeid, dat is mijn
eenige troost.'
„Bazel niet zoo'n onzin," zei Basil. „Ik ben zeer aan
Culverley gehecht, en dat ik voor jou alles over heb,
weet je ook. Hoe heb je het gedurende die hitte kunnen
uithouden? Je ziet er niet al te best uit."
Zijn neef gaf het eerste oogenblik geen antwoord;
toen: „Het is niet anders dan een proces van langzaam
uitteren, Basil," zei hij. „Een geleidelijk sloopen van
de krachten! Het woekert steeds voort Het wordt door
niets belemmerd of verhaast. Ik gevoel me nooit goed."
„Beste kerel, spreek zoo niet!" vermaande Basil met
zachte stem. „Daarvoor houd ik te veel van je. Ik kan
het niet aanhooren."
„Het stelt ons meer op ons gemak tegenover el
kander," ging Lord Conister met dezelfde kalme stem
voort. „Je weet het, er was een tijd waarin ik zelf de
gedachte niet verdragen kon, maar het is eigenaardig,
hoe denkwijzen veranderen. Mijn éénig verlangen is nu
nog maar, dat ik het, alvorens te sterven, beleven mag
dat er in dit huis een erfgenaam wordt geboren."
„Je had zelf een zoon behooren te hebben," zei Basil
diep bewogen.
„Ja, dat vermoed ik ook. Althans, vroeger dacht ik
net eender. Maar, over het geheel genomen, heb ik
geen spijt dat de dingen zijn zooals ze zijn. Als ik ge
trouwd was, zou Ik een minderjarigen zoon achtergela-