AIlEliEi NitlïS-
Mnrttmit- LainllJl
Uitgevers: N.V. v.h. TRAPMAN Co., Schagen.
Eerste Blad.
BRIEVEN
UIT DE RIETHOEVE.
De eerste sneeuw.
fRhevmatiek
Kloosterbalsem
Te veel tarwe.
Hst plan voor een Kanaal-tunnsl.
O
HEERENBAAI)
Zaterdag 22 Maart 1930.
73ste Jaargang No. 8633
Dit blad verschijnt viermaal per week: Dinsdag, Woensdag, Donder
dag en Zaterdag. Bij inzending tot 's morgens 8 uur, worden Adver-
tentiön nog zooveel mogelijk in het eerstuitkomend nummer geplaatst.
POSTREKENING No. 23330. INT. TELEF. No. 20.
Prijs per 3 maanden f 1.65. Losse nummers 6 cent. ADVERTF.N-
TlëN van 1 tot 5 regels f 1.10, iedere regel meer 20 cent (bewijsno.
inbegrepen). Grootere letters worden naar plaatsruimte berekend.
DIT NUMMER BESTAAT UIT ZES BLADEN.
IV.
13 Maart.
Toen ik vanmorgen wakker werd, was mijn eerste
werk, als altijd, naar buiten kijken hoe het weer is.
En daar zie ik een witte donzen sprei over mijn
tuin liggen, een dek van sneeuw zóó mooi, zóó rein
dat ik vol verrukking een poos daarnaar blijf sta
ren. En over mijn tuin en de omgeving hangt de
grijize lucht, waaruit heel zacht en geruischloos de
witte vlokken blijven neerzweven. Ik verlustig me
in het zoo vaak geziene en toch telkens weer beko
rende: dat rustige van neervallende sneeuw bij vol
komen windstilte. Want er is geen spoor van wind
en er komt geen enkel, zelfs niet het minste geluid
van buiten tot me
Ik houd niet van vroeg opstaan, maar nu ben ik
in een wip van mijn ledikant gesprongen en snel
ler dan gewoonlijk worden de noodige toiletwerk
zaamheden verricht: want éón enkele gedachte nam
me in beslag: nu het bosch in, het bosch, dat ik voor
den eersten keer zal zien in vollen wintertooi.
Gewoonlijk zijn de ochtenduren voor de studeer
kamer bestemd, maar het winterlandschap trekt me
zóó machtig, dat ik er geen weerstand aan k&n bie
den; de boeken moeten maar wat geduld hebben. De
natuur roept me. Ik gun me nauwelijks den tijd om
te ontbijten en dan trek ik er op uit op stevige vet
leer-en schoenen.
Vlak achter mijn huis begint het bosch. Eerst even
een hertenwei over en dan zit ik er midden in. Ik
passeer een rij hooge beukenveren. De vinken zijn
blijkbaar even blij als ik. Ze vliegen van tak tot
tak en laten hun fijn-schelle geluidjes hooren. Ja,
jongens, ik hoor jullie wel! Ook blij met 't mooie
weer? Geen last van den sneeuw? En gaan jullie mee
dwalen door het bosch?
Intusschen sneeuwt het door en ik begin te gelij
ken op een levende, zich voortbewegende sneeuw
pop. Ik heb lust om te zingen en mijn lied te laten
schallen onder de hooge boomen. Er is geen mensch
die me hooren kan en ik erge»- dus niemand met de
valsche melodieën, die ik altijd laat hooren, wan
neer ik probeer te zingen Toch zing ik niet. Ik krijg
plotseling een gevoel dat ik daarmede de stilte zou
ontwijden.
Ik loop door, heel kalm, diep onder den indruk van
de verheven schoonheid om me heen. Eerst ga ik
door een gedeelte van laag eikenhout. Op elk van de
tienduizenden takken en takjes is een laagje sneeuw.
Ieder oogenblik blijf ik stilstaan. Ik voel me in een
sprookjeswereld. Het is of er alleen maar zijn de
boomen en ik, ik, die me klein en o, zoo gelukkig
gevoel in deze grootschheid om me heen. En nog
sterker wordt dit gevoel, als ik loop onder de mach
tige hooge dennen, wier kruinen zoo dicht zijn, dat
ze allen sneeuw hebben opgevangen en de grond
onder hen dus zwart is gebleven. We kennen dit
plekje allang en het heeft ons altijd getroffen, dat
't er zoo somber is nu ik er thans ben, is deze
indruk nog veel sterker. Als ik onder de dennen
vandaan ben, kom ik in het beukenbosch. Waar ik
anders geniet van de warmbruine tinten van de mil-
lioenen bladen, die op den grond liggen, daar haal
ik nu mijn hart op aan het smetteloos wit van het
sneeuwkleed, waarover ik loop en het lijkt me soms
of ik heiligschennis pleeg als ik mijn voetafdrukken
daarin zet. Intusschen dwaal ik verder zonder be
paald doel; waar zou ik heengaan? 't Is overal zoo
heerlijk mooi. Maar ik moet ook weer terug. En in
eens denk ik aan een lieve logée, die bij me is ge
weest en die zoo jammerlijk verdwaald geraakte. Ik
probeer me te oriënteeren, maar 't is me niet moge
lijk. Geen wind, geen zon, een egaal grijze lucht,
waaruit nog steeds de zachte sneeuw neerdwarrelt.
Ik heb dus geen enkel middel om den windstreek te
bepalen. Dan maar mijn sporen in den sneeuw ge
volgd en straks denzelfden weg terug naar huis. Ik
ben heel blij dat ik er dit op heb gevonden en zwerf
verder kris kras door het bosch. Mijn hoop is om
dezen keer veel herten te zien en ze dan zoo dicht
mogelijk te naderen. Hoe ik echter ook zoek en
speur, ik vind er geen. Dit is wel even een teleur
stelling voor me, maar het gemis wordt rijkelijk ver
goed door al het mooie om me heen, waarvan ik niet
genoeg kan krijgen. Ik kom nog voorbij een paar
hoopen groote keien. Die heb ik eenige dagen gele
don met mijn vrouw samen gevonden en klaar ge
legd. Als de sneeuw weg is gaan we er samen op
uit met een kruiwagen om ze te halen. Wat een
monsch al niet doet voor zijn plezier!
Als ik langen tijd gedwaald heb en mijn maag me
een tijdsein heeft gegeven, besluit ik om huiswaarts
te gaan. Even als klem-duimpje zal ik den weg te
rug wel vinden. Ik keer dus in den letterlijken zin
van het woord op mijn schreden terug. Maar o, wee!
De nog steeds in dichte vlokken neerdalende
sneeuw heeft, in een goed uur tijds de gelegenheid
gehad om mijn spoor uit to wisschen. Op een gege
ven oogenblik ben ik 't kwijt. Ik weet van geen
Noord of Zuid, van geen Oost of West Ik zie geen
lichtplekie in de lucht, om den stand van de zon te
bepalen. In vredesnaam! Ik moet maar op mijn goed
geluk vertrouwen en ik wil door onrust mijn genot
niet vergallen. Ik houd krijgsraad met mezelf en
neem het besluit om zooveel mogelijk in één bepaal
de richting te gaan; ik zal dan eindelijk wel ergens
terecht, komen. Als ik dan stil sta, overvalt me in
eens een gevoel van bewondering en eerbied als mijn
oog getroffen wordt door een prachtigen, zwaren
breedgetakten, hoogen den, die zoo wondermooi op
een open plek zich afteekent tégen de sneeuwlucht.
Hij staat daar als een groote, zwijgende getuigenis
van de onzichtbare krachten, die werken in de na
tuur, altijd door, óok nü, terwijl de mensch denkt
dat alles dood is om hem heen. Dood? Wat is dood!
Er is alleen maar léven. Ook nu ik me bevind in
de ontzaglijke stilte van het bosch, waar de sneeuw
omlaag zweeft, waar de boomen roerloos staan, voel
ik dat er niets is, waarin niet de Eeuwige kracht zou
werken zoowel in 't. opbouwen als in 't vernietigen
Is dit alles niet het eeuwige wórden?
Intuschen begint mijn maag krachtiger te getuigen.
Ik weet nog altijd niet waar ik ben en in welke
richting ik ga. Daar hoor ik iets dat gelijkt op bijl
slagen. Zouden er nog menschen in het bosch zijn?
Ik ga op het geluid af en ja, daar tref ik twee bosch
werkers, Soerenaars, die ik reeds ken. Eerlijk gezegd,
ben ik in mijn schik, dat ik nu op de hoogte zal
komen van den goeden weg naar de Riethoeve. Het
wórdt me precies uitgelegd: eerst langs het raster,
dan linksom, dan een poosje rechtdoor en dan weer
linksom, dan vindt ge een paadje, dat slaat ge in en
dan weer rechts en dan weer links en dan't be
gint me te duizelen, ik begrijp er geen sikkepitje
meer van. Maar ik doe net of ik het snap en ver
laat de beide mannen
Ik kan u verzekeren, mijn waarde lezers, dat ik
nog geen vijftig meter ver was, of ik was weer totaal
van de wijs. Maar mijn stemming blijft onverander
lijk goed. Ik wil haar eenvoudig niet laten bederven
en zeg voortdurend tegen mezelf; jongen, geniet nu
van de schoonheid om je heen, laat deze schoonheid
nu diep inwerken op je ziel. En ik dwaal met mijn
steeds leeger wordende maag, stil-genietend, verder
onder het heerlijke dak van ontelbare twijgen, die als
een grillig weefsel van donker-grijs en wit zich heb
ben saamgestrengeld boven mijn hoofd. Het is een
eigenaardig probleem voor me geworden, waar ik
ten laatste zal uitkomen, ik heb er geen notie van tot
dat de hoorn van een auto zijn geluid tot me doet
doordringen. Nu weet ik dat de Amersfoortsche
straatweg niet ver meer weg kan zijn. Loopend in de
richting van het geluid, heb ik spoedig dezen weg
bereikt. Ik ben geweldig afgedwaald en ver van huis.
Maar ik weet nu waar ik ben en hoe ik de Riet
hoeve zoo snel mogelijk terugvind. Thuis zit m'n
vrouw op me te wachten en ik vind geen hond in
de pot.
Intusschen ben ik een natuurindruk rijker gewor
den en ondanks mijn dolen, is mijn ochtend mooi
geweest.
N. J. C. S.
De ware oorzaak van die ellendige pijnen,
die ongeschikt maken voor eiken arbeid,
is nog weinig bekend. Maar de ervaring
heeft geleerd, dat masseeren met Akker's
Kloosterbalsem in staat is, de pijn aanmer
kelijk te verzachten. Gij behoeft niet
oud te worden, voordat ge oud zijtl
„Geen goud
zoo goed"
Er is te veel tarwe.
Ontzettend veel te veel.
In duizenden gezinnen merkt men daar niets van.
Daar zouden klein en groot 's morgens, 's middags en
's avonds met smaak en met plezier gaarne eenige bo
terhammen meer willen nuttigen om het te-veel aan tar
we te cn slinken.
Evenwel de gelegenheid voor die menschlievende
daad is hun niet gegund.
Ook merkten er niets van, de ongetelde slachtoffers
van den hongersnood, die China heeft geteisterd. Zij
stierven van gebrek terwijl men elders geen raad wist
met den overvloed van koren, waaruit 's menschen beste
voedsel wordt bereid.
Dit verschijnsel komt meer voor.
Wij kennen immers ook het geval, dat de winkels en
confectie-magazijnen hun reusachtige voorraden niet
kunnen slijten, in denzelfden tijd, dat ln tallooze gezin
nen gebrek aan goede kleeding H, om niet te spreken
van de lompen, waarmee zoovelen onzer medemenschen
zich moeten dekken.
Over-productie aan den eenen kant.
Onder-consumptie aan den anderen.
To veel productie.
Gebrek aan koopkracht.
Hoe ook beschouwd, het is een ernstige aanklacht te
gen onze samenleving, die er niet ln geslaagd is een be
hoorlijke organisatie tot stand te brengen van de pro
ductie en die geoogst.dat te midden van ongekenden ovei
vloed het nijpendst gebrek wordt geleden, dikwijls tot
de hongerdood er op volgt
Ook deze tarwe-crisls schijnt de oplossing van dat
groote en ongetwijfeld buitengewoon ingewikkelde vraag
stuk niet te zullen brengen.
Teekenend is bijv. de wanhoopsuiting ln de Parijsche
editie van de „New York Tribune", waaruit blijkt, dat
men in financieele kringen te Washington van meening
is, dat alleen het mislukken van den
oogst Amerika kan behoeden voor een financieele
ramp. De heer Legge, Voorzitter van den federalen land
bouwraad, moet hebben verklaard, dat er op dit oogen
blik in Amerika meer graan ligt opgestapeld dan ooit te
voren het geval is geweest.
De hoeveelheid welke dit seizoen overblijft, is grooter
dan de normale export gedurende een heel jaar.
De heer Legge gelooft, dat Canada, Argentinië en
Australië gedwongen zullen zijn hun graan goedkoop te
verkoopen en dat de wereldprijzen beneden den Ameri-
kaanschen standaard zullen blijven.
Alleen een slechten oogst in een of ander deel der we
reld of een wonder, kunnen Amerika redden van een
finantleele krach!
Van den mensch zelf verwacht de heer Legge dus niets
Een hoogere macht, die een wonder verricht of de be
volking van een ander deel der wereld met misgewas
teistert, kan volgens hem uitkomst brengen. Dat wil zeg
gen: voor Amerika, want een mislukte oogst elders be-
teekent niet anders dan verplaatsing der ellende.
„Wat een „wonde r" zou uitrichten, weten wij
11ENR1 VAN WERMESKEIiKEN.
Eerstdaags zal een nieuw werk van den
schrijver Henri van Wermeskerken, (het
meest hekend door Tropenadelhet licht
zien, getiteld: „Boy". Be bekende kunstpor
tretschilder Antoon van Welie heeft voor
bovengenoemd boek een pastel van den
schrijver vervaardigd, hetwelk wij hierbij
weergeven.
niet, waarschijnlijk evenrpin als de heer Legge, doch dat
uitredding uit de ramp van den over
vloed, want iets anders is deze crisis niet moge
lijk zou zijn zonder neiuwe ellende, zou een uitkomst
-•yn. waarvan de menschheid nog nooit getuige is ge
weest.
Geen aardsche macht, zoo meenen wij, kan deze crisis
beëindigen op een wijze, dat er geen slachtoffers vallen.
„Uitzieken" iets anders is o.i. nu niet mogelijk en
wie als slachtoffers van dat proces vallen, kunnen we
alleen ln liefde gedenken, dcch niet helpen.
Het is niet verheffond, deze onze machteloosheid te
moeten erkennen, doch waarom zouden wij de waarheid
niet openlijk erkennen?
Een andere vraag is natuurlijk, of wij ln onze machte
loosheid van dit oogenblik moeten blijven berusten. Hier
op is ons antwoord: neen, en nogmaals neen.
Trouwens, er zijn teekenen, die er op wijzen, dat reeds
in wijden kring de noodzakelijkheid gevoeld wordt van
organisatie der wereldproductie.
Nu is het de tarvve-crisis, die |de aandacht vraagt. Er
zijn echter ook moeilijkheden met andere producten.
Denk slechts aan de suiker. Ook daarvan is overpro
ductie en or.der-corisumptie. Dat aanvaardt men ech
ter niet als iets dat niet te keeren is. doch men tracht
een regeling te vinden, waarbij de productie loonend blijft
en van crisissen ge ensprake meer zal zijn.
Iets dergelijks ziet men ten aanzien van de rubber en
erkend moet worden, dat men reeds op eenig gunstig re
sultaat kan wijzen. Natuurlijk is men er nog niet en
blijft het de vraag, of men er ooit geheel zal komen, in
dien alles wordt overgelaten aan het particulier initia
tief. O.i. zullen de regeeringen moeten meehelpen en kan
pas op volledig succes gehoopt worden, indien men over
al zoover is, dat men boven het nationale belang het in
ternationale ziet het belang dus van de geheele
menschheid.
Hiervan kan men zich niet afmaken met den dood
doener:
Dan kan je nog lang wachten.
Wij vreezen dat ook, doch dit ontslaat slechts hem van
den plicht om naar dat ideaal te streven, die een ande
ren, een beteren uitweg kan aanwijzen.
Laat hü niet zwijgen.
Het licht niet onder, maar op de korenmaat, opdat de
wereld zich naar zijn schijnsel kan richten.
Er is nog meer over dit onderwerp te zeggen, doch dit
artikel is reeds lang genoeg.
Een plan, waar men met korte tusschen-
pcozen nu reeds 125 jaar over spreekt.
Eenige dagbladen in Londen hebben een dezer dagen
onthuld, wat het rapport van de Commissie van On
derzoek voor een Kanaal-tunnelplan dat binnenkort
zal, werden uitgegeven zal bevatten. Volgens die le
zingen is het rapport gunstig voor het totstandkomen
van een werk. waarover men met tusschenpoozen 125
jaar long heeft gesproken. De Commissie zou tot de
slotsom zijn gekomen, dat het plan practisch en uit
voerbaar is Slechts een enkel commissielid had een
tegenovergestelde zienswijze. Moeilijkheden, die onover
komelijk zouden zijn, ziet de Commissie niet. De eco
nomische, technische en geologische kanten zijn ter
dege overwogen.
Het rapport adviseert, te beginnen met een zoogen.
loodstunnel, teneinde de gesteldheid van de aardlagen
onder den bodem van Het Kanaal te leeren kennen.
Het graven van deze loodstunnel zou 5 millioen pond
sterling kosten. De verkeerstunnel zelf, die zou bestaan
uit twee evenwijdige, dicht naast elkaar liggende gangen
zal, volgens het rapport, een uitgave van 25 mlilloen
pond sterling elschen; een totale uitgave dus voor het
werk van naar schatting 30 millioen pond sterling.
De rapporteurs zijn van meening, dat de aanleg en
de exploitatie van de tunnel geen staatszaak moeten
worden, maar aan particuliere ondernemingen moeten
ECHTE FR1ESCHE
20-50ct. per ons
worden overgelaten. Er bestaat reeds sinds een kwart
eeuw of langer, een Kanaaltunnel-maatschappij, waar
van de Fransch-Engelschc baron, Emile d'Erlanger, pre
sident-commissaris is. Namens deze maatschappij is
reeds verklaard, na de officieuse bekendmaking van de
uitkomsten van het officiecle Commissie-onderzoek, dat
men klaar staat om met den arbeid te beginnen. De
maatschappij verwacht geen moeilijkheden voor de ver
krijging van het benooaigde kapitaal, omdat zij even
als trouwens de Commissie meent te kunnen zeggen,
dat het bedrijf zeer winstgevend zal worden. Een zegs
man van deze maatschappij heeft doen weten,, dat zij
geen stuiver staatssteun noodig heeft.
Het Fransche aandeel in de kosten is bereids verze
kerd. De Fransche afdceling van de maatschappij bezit
de concessie voor den bouw van de Oostelijke heift
van den tunnel. Ze heeft geldschieters met alleszins vol
doende bronnen in den Franschen Noordspoorweg de
bankiersfirma Rothschild en grocte bankinstellingen
cn particulieren.
Het rapport van de Britsehe Kanaaltunnel-Commissie
moet uiteraard straks aan het Engelsche Parlement ter
goedkeuring worden voorgelegd. Dan zullen de militaire
en politieke kanten van het plan aan een debat worden
onderworpen. De Britsehe Commissie voor de Rijksver
dediging heeft zich, naar men zich zal herinneren, tot nu
steeds tegen den aanleg van deze tunnel, die Engeland
vast met het Vasteland van Europa zou verbinden, ver
zet De laatste jaren is men echter meer en meer gaan
voelen dat de argumenten, die deze Rijksverdedigings-
raad voor zijn opvatting aanvoerde, onder de nieuwe
omstandigheden geen steek meer houden. Er is reden te
gelooven dat die Raad zelf dat tegenwoordig ook inziet
en dat htf nu geen ernstige bezwaren meer zal laten
gelden.
Door nauwkeurige berekeningen heeft men meenen
te kunnen uitmaken, dat in een jaar tennaastenbij 3
millioen reizigers van de tunnel gebruik zouden maken-
Een reis in een eerste klas-rijtuig van den tunnel zou
1 pond kosten. Op deze grondslagen zouden, zeggen de
heeren van de tunnel-maatschappij, op een kapitaal van
30 millioen pond Sterling 8 pCt. rente kunnen worden
gegeven.
DAVERENDE DINGEN.
JENEVER EN HARING.
Holland is een leuk land.
Nu ja, de lezer behoeft het heelemaal daarmee niet
eens te zijn: de vreemdelingen die Nederland bezoeken
vinden toch van wèl en als men ijverig bladen uit het
buitenland leest, ga je je eigen land met andere oogen
zien en begrijp je, waarom de toeristen het zoo t onder
lijk vinden.
In een Amerikaansch blad, aldus het Bat. Nbl. was
eenigen tijd geleden een journalist bezig te vertellen wat
hij in Holland meegemaakt had. Ik heb hem met stomme
verbazing gelezen. Hollanders, zei hij, consumeeren veel
jenever. Niet alleen bij feestelijke gelegenheden. Altijd,
's Morgens evengoed als 's middags en 's avonds.
En de vrouwen drinken even hard als de mannen.
Het vocht wordt in wagens met groote kannen langs de
straten gevoerd en bij enorme hoeveelheden door de be
volking gekocht, die het drinkt als ware het zuiver
kristallijn water.
Het artikel was geïllustreerd, en je zag zoo'n wagen
met groote kannen, waarom heen vrouwen met pannen
en kannen stonden. Ik herkende direct den wagen van
de melkinrichting de Sierkan; het stond er trouwens
met duidelijke letters op. Maar de Amerikanen wet*n
niet wat de Sierkan is en zij zullen hun hoofden wel
geschud hebben over zooveel overvloed van vocht !n
het natte landje aan de zee, terwijl hun land zoo droevig
droog blijft. Een ander voorbeeld.
Kelen, de bekende caricaturist, is aan het woord in Das
Illustrierte Blatt: Wat het bier voor München is. wat
de worstjes voor Frankfurt, de macaroni voor Italië
beteekenen, dat is voor Holland dc haring. Des nachts
worden de haringen gevangen, men legt ze eenige uren
in zure melk en den volgenden dag worden ze in héél
Holland door oud en jong op elk uur van den dag en
bij iedere gelegenheid op alle straathoeken uit de hand
gegeten. Zelfs dames uit gegoede stand sluipen, als het
donker is, heimelijk naar een haringkraampje en sl'kken
gauw een vischje naar binnen. Na middernacht wordt
in de danslokalen ook al haring geresveerd. Is het won
der, dat men zelfs zuigelingen deze visch laat eten?
Neen, een wonder is het niet, alleen tikkie overdreven.
Naderhand, als er een boek van den heer Kelen uit
komt over Das Kulturleben der Strass zal men in het
hoofdstuk Holland de hoeken der straten gestoffeerd
vinden met dames die het traditioneeie harinkje in de
hand houden. Men stelt zich in het Buitenland reecis
voor hoe de zuigeling van Hollandsche bloede ln het
wiegje lief met de haring ligt te spelen. Er zal ook nog
wel eens een vernuftellng opstaan die den volken ver
kondigt dat wij zoo fel op haring zijn dat wij ze in de
huiskamer in een kom laten zwemmen. We spreken
het maar niet tegen. Een Hollander gaat bijwijlen ook
wel eens een eindje over den schreef. En de verdiensten
van de harir.g zal men niet verkleinen. Zong Koos
Speenhoff niet:
Dat lied der zee,
zingt ook de haring mee.
De haring is een visch
die zoo lekker is
als men katterig ls.