VAN DIT EN VAN EN VAN ALLESVI Een blonde Godin in een zwart werelddeel. Een film-expeditie naar dn binnenlanden van Afrika. Sammy Lee. Onwaarschijnlijkheden. Bijvoegsel der Schager Courant van Zaterdag 5 April 1930. No. 8641. -i--. Uit de Filmwereld Edwina Footb, de vrouwelijke star van het gezelschap vertelt van haar spannende avonturen. Een der interessante film-expedities, die ooit werden ondernomen, was zonder twijfel de tocht, die eenige Metro Goldwyn Mayer-acteurs maakten, onder leiding van W. S. van Dijke, den regisseur van Witte Schadu wen en Het lied van de Zuidzee naar de binnenlanden van Afrika, waar de scènes voor de TRADER HORN- film werden opgenomen. De vrouwelijke star van het gezelschap, dat zooveel spannende momenten en gewaagde avonturen mee maakte, was de nog jonge actrice Edwina Booth die in deze film de rol vervult van NINA T., de blonde godin van het zwarte werelddeel. Zij heeft dezer dagen ihaar bevindingen medegedeeld en wij ontleenen er het volgende aan. Bijna een jaar in Afrika... toen drie dagen in Parijs om „bij te komen" vervolgens een reis naar New York en vandaar naar Hollywood... het is te begrijpen, dat de (menschen van de TRADER HORN expeditie toen wel een' een tijdlang uitrusten wilden. Zij maakten lange tochten door de wildernissen, waar leeuwen en gorillas brulden, waar onbeschaafde dwergstammen van Py- •meëen met vergiftigde pijlen ronddwaalden en boa con- strictors, die eruit zagen als doode boomtakken, op hun prooi lagen te wachten. Waar krokodilleh verborgen waren in de modder, zoodat men hun aanwezigheid niet eerder bemerkten, dan als zij hun muilen opensperden. Men kan zich haast niet voorstellen, dat een lief blond meisje uit Hollywood deze gevaarvolle gebieden heeft betreden en... er zeer geestdriftig over was. Maar Ed wina Booth was niet bang en zij beschouwt dezen tocht als de grootste gebeurtenis van haar leven. Zij schoot een leeuw, bezocht Afrikaansche dorpen, waar men nog nooit een blonde vrouw had gezien, sliep in het bed, dat eens door den Prins van Wales beslapen was (ongetwij feld een harer meest curieuze avonturen in Afrika en legde met de expeditie een afstand van 24000 mijlen af Doch nu ze weer veilig en wel in de Metro Goldwyn Mayer studio's terug is, waar ze mooie japonnetjes kan dragen en van een keurig gedekte tafel kan eten, nu zegt ze eerlijk: „Ik zou voor geen millioen dit alles heb ben willen missen, maar ik zou toch nooit weer zoo'n tocht willen meemaken." Toen Edwina werd uitverkoren voor de rol van de boschgodin in TRADER HORN had zij niet gedacht een tiende deel van alle avonturen te zullen beleven, die zij beleefd heeft. Pas toen de filmkaravaan een lange stoet van auto's en andere voertuigen, de Afrikaansche oer wouden binnendrong begon zij te beseffen, waarin ze zich begeven had. Zij paste zich echter op bewonderens waardige wijze bij het primitieve en vaak zonderlinge leven aan en Harry Carey, die de rol van „Trader Horn" speelde en die reeds heel wat van dergelijke expedities achter den rug heeft, zeide, dat als er iemand op spor tieve en prettige wijze was opgetreden, ook in tijden, dat het verblijf in de wildernis nu niet bepaald aangenaam bleek, het in de eerste plaats Edwina Booth geweest was „Ja, heusch... ik heb een leeuw geschoten," vertelt Edwina met gerechtvaardigden trots. „Ik dacht, dat ik hem gedood had, maar hij sprong plotseling weer op, maakte een paar gekke sprongen en kwam op me af. Ik had mijn geweer al laten zakken en een van de an deren stond gelukkig vlakbij orn met een tweede schot ieder gevaar af te wenden, maar desondanks vind ik toch, dat het mijn leeuw was." En als men het meisje zoo hoort vertellen over leeu wen en wildernissen, over rhinocerossen en wilde bees ten in het hartje van een kannibalenland, dan verwon dert men zich even, Het schijnt ongelooflijk, dat een fijn en precieus actricetje van een der groote Broadway- tooneelen zit te vertellen van een geweer, een gewonde leeuw... maar toch is het zoo. Edwina Booth houdt van avontuur. Dat zit vermoede lijk in het bloed, want ook haar vader, die ingenieur was, beleefde bij het aanleggen van spoorwegen in on ontgonnen gebieden, de gevaarlijkste avonturen. Maar het was toch zeker wel een verademing om in Parijs te zijn na den afmattenden tocht door Afrika, vroeg de interviewer. Ik heb bijna niets van Parijs gezien en ik had zoo graag eens wat gewandeld en rondgekeken in de Rue de la Paix en op de plaatsen, waar de beau-monde bij eenkomt. Maar men heeft mij meegenomen naar den Eiffeltorcn en naar het'graf van Napoleon... dat is al les, wat ik gezien heb. Even maakt ze een pruillipje, maar dan gaat ze glim lachend verder en vertelt: „Ik kan het nog niet alle maal verwerken. Het is zooveel geweest en telkens schiet me weer iets anders te binnen. U weet, dat ik in het bed van den Prins van Wales geslapen heb? Ja, in Nairobi. Daar waren we de gasten van den Britschen gouverneur. Nairobi was eigenlijk de eenige beschaafde plaats, waar we in Afrika geweest zijn. Daar waren aardige bungalows, net als hier in Hollywood, en je kon er zelfs-golf spelen. Maar een paar mijlen verder zagen we twee kudden olifanten... Mombase, de zeehaven, was een van de mooiste plek jes, die we gezien hebben. Niet dat ik er ooit zou willen of kunnen wonen, maar 't was er prachtig mooi. Er was zelfs een bioscoop. Reusachtig grappig. Ze gaven een film met Constance Talmadge in de hoofdrol, een film van ruim tien jaar geleden. De directeur van het thea ter vertelde ons, dat hij pas tien jaar na de première in Amerika een film kreeg. Wat hebben we gelachen om de zware dramatiek ven de gebrekkige techniek van die film. Het zal wel lang duren, voordat ze daar de Broad- way Melody of The Hollywood Revue te aanschouwen Ons kamp? Primitief, natuurlijk, maar toch zoo goed mogelijk georganiseerd. We hebben heel wat plezier om onze draagbare en opvouwbare badkulpjes, om de in boorlingen, het eten. Er hcerzchte een erg prettige geest onder de leden van de expeditie. Overdag werkten we als we tenminste niet op reis waren in een of ander oerbosch, en 's avonds als de negatieven ontwikkeld wa ren en ook de technici rust konden nemen dan lazen we, speelden een spelletje, verzorgden onze kleeren, die onzegbaar veel te lijden hadden, of we luisterden naar de radio, ons eenige contact met de wereld. Merkwaar dig, hoe gauw je aan alles went. In het begin waren we doodsbang voor koorts en voor de tse-tse-vliegen, maar op den duur bekommer je je niet meer om zulke dingen. De Engelschen waarschuwden ons nog voor de slaap ziekte-vliegen, maar ze vertelden erbij, dat het soms wel een jaar duurt, voordat je merkt, dat je gestoken bent. Nu, daar kan ik me toch niet ongerust over gaan ma ken. Ons meest sensationeele avontuur? Dat was de over strooming van ons kamp bij een wolkbreuk, die gepaaid gng met een verschrikkelijken storm en een hevig on weer. We lagen al te slapen, toen ineens de wind opstak en even later donderde het zoo geweldig, terwijl de re gen met bakken van den hemel viel, dat wij een oogen- blik niet wisten, wat we doen moesten. Men spreekt wel eens over het vergaan van de wereld, welnu... daar heb ik heusch een moment aan gedacht. De tenten werden door den wind opgenomen en alles werd door den storm weggeblazen. Het heele kamp werd weggewasschen en als Van Dyke niet zoo gauw z'n zinnen bij elkaar gehad zou hebben, vrees ik, dat er niet veel van de expedtiie terecht zou zijn gekomen. Gelukkig bleken de auto's en de wagens, waarin de apparaten opgeborgen waren te gen den aanval der elementen bestand. Later, toen het weer droog was, hebben we uit den rivier nog een heele- boel dingen opgevischt, die weggewaaid waren. Wat een geluk, dat. de films in waterdichte trommels bewaard werden! De wilde dieren? Ik vond -de krokodillen vervelende beesten. Die lagen maar te loeren. Maar we wisten al gauw, dat ze niets kunnen doen, als je maar uit de om geving van hun kop en staart blijft. Ik geloof, dat de rhinocerossen het gevaarlijkst zijn, hoewel de olifanten ook nu niet bepaald vriendelijk van aard zijn. Van leeuwen en gorillas hadden we niet zooveel last, want die zag je maar zelden. Harry Carey heeft met z'n lasso een boa constrictor gevangen en Mutia, een van de in landers, die nset Van Dyke naar Hollywood gekomen is, heeft hem afgemaakt. Duncan Renaldo, die de rol van Little Peru heeft, ving een leuk luipaardje, maar hij mocht het jammer genoeg niet in Amerika invoeren. En Clyde Devinna, onze cameraman, bracht twee roode apen mee. Weet U, wie zich ook reusachtig goed heeft gehouden. De vrouw van Harry Carey. Zij schiet als de beste en kan uitmuntend paardrijdn. Zij deed op onzen tocht ze ker niet voor een man onder. Maar ze is toch ook blij, weer in Hollywood terug te zijn. Net als ik." Toen was het gesprek afgeloopen en Edwina Booth fluisterde haar interviewer toe, dat zij nu een ernstige conferentie had met haar naaister, want dat al haar costuums zoo hopeloos verouderd waren in dien tijd, nu de korte rokken weer beginnen te verdwijnen... Een die baantjes te vergeven heeft. Alle lieve meisjes klampen hem aan. Sammy Lee is de „opperdansmeester" van de Metro Goldwyn Mayer. Hij heeft de leiding van alle groote dansnummers, die in de films voorkomen en hij kiest daarvoor zelf zijn „materiaal" uit. Dat daarin een groot gevaar schuilt, wordt door de practijk bewezen. Sammy was vroeger balletmeester bij de beroemde Ziegfield Follies, het grootste dans-ensemble van Ame rika. En in de jaren, dat hij daar werkte, heeft hij na tuurlijk heel wat meisjes leeren kennen. Daarbij komt, dat hij nu bij de M.G.M. een werkkring heeft, die hem met nog meer meisjes in aanraking brengt. En nu kan Sammy Lee geen stap buiten de deur zetten, zonder dat men hem aanklampt. Deze „men" is dan een lief danseresje, dat zoo graag in het ensemble zou worden opgenomen. Dat is heel lastig voor den dans-instruc teur. Toen hij laatst in New-York was, durfde hij ge woon niet naar Broadway te gaan, zoo bang was hij voor alle aanvallen der chorus-girls. Sammy is voor zoo'n chorus-girl precies hetzelfde als een goudmijn voor een gelukzoeker. En dat komt niet door zijn zonnige gezicht, zijn danskunst, zijn witte tan den, zijn keurige haren, kortom, door zijn charmante persoonlijkheid, maar het komt alleen, omdat hij... baantjes te vergeven heeft. Sammy's eerste werk voor de Metro Goldwyn was in Broadway Melody en hij vertelt daarover: „Ik was eerst bang, dat ik geen 150 girls in Hollywood zou kunnen vinden, die in aanmerking kwamen, maar... ik had de keus uit 1500. Blijkbaar zijn er in Hollywood heel veel meisjes te vinden, die bruikbaar zijn voor ensemble- dansen. De meesten werken echter niet in het film bedrijf, doch hebben een betrekking in een lunchroom, een soda-fountain etc. Zij kwamen indertijd naar het Westen vol idealen van een snelle filmcarrière, maar zagen wel in, dat het beter en veiliger was om een andere betrekking aan te nemen en de kans af te wachten. Maar met dat al kan Sammy Lee niet rustig in Holly wood wandelen. Telkens vliegt er een lief meisje op hem af met de woorden: „Ach, mister Lee... kunt U mij niet gebruiken voor een nieuwe film. U weet wel... ik heb onder U gewerkt op Broadway..." Ik krijg een onveilig gevoel, beweerde de dansexpert Ik begin te gelooven, dat alle meisjes mij kennen en.-., ik geloof, dat ik ze ook allemaal ken. Vandaag of mor gen loop ik in Constantinopel of in Rio de Janeiro en dan zullen ze me nog aanklampen. De eenige plaats, waar ik veilig ben is het golfterrein. Mijn huis en de studio, waar ik werk worden met hardnekkigheid, die beter verdiende, bestormd. Mevrouw Lee lacht er eens om. Zij weet wel, dat lieve meisjes voor haar man even zakelijke objecten zijn als rubberbanden voor een automobielhanddlaar, De wereld wordt beduidend beter, De menschen zijn nog niet zoo slqckt, We gunnen best elkaar een winstje, En zijn welwillend en oprecht. We denken niet aan knoeierijtjes, En zelden is er een geschil, Dat ligt bepaald aan den kalender 't Was 1 April 1 De regenmaker hield zicli kranig, Al deed ie eerst wat koud en droog, Nu is hij eind'lijk in de wolken, En plast maar klett'rend van omhoog! De Zuiderzee loopt haast weer onder, Men houdt het nog voorloopig stil, En dan, 't is nog wat twijfelachtig.... 't Was 1 April! Italië zit. dwaas te kijken, Het voelt zich heclemaal niet frisch, Het volk weet niet meer wat regeeren, En wat een vrije meening is! Nu mag datzelfde volk weer praten, Er is verandering op til, Want Mussolini wil niet langer... 't Was 1 April! Het voordeel van ons Zuiderzeetje Kan niet in cijfers uitgezegd, De schaapjes komen op het droge Als alles eens is drooggelegd! We kijken met Jan-Salie-oogen Steeds door een veel te zwarten bril, Daar moet toch altijd winst van komen., 't Was 1 April! De conferentie ginds te Londen „Verloopt" behoorlijk en naar wensch, De kruisers worden weggezonden, Men voelt zich eindelijk eens mensch! Men demonstreert er zijn beginsels, Ontwapend en van goeden wil, Alleen er is nog èèn beletsel.... 't Was 1 April! April 1930. (Nadruk verboden). KROES. ZATERDAG AYOE! DSC HETS De fout van Juffrouw Mieps. Een oorspronkelijke vertelling door SI ROLF. (Nadruk verboden. Alle rechten voorbehouden). EEN ding stond als een paal boven water: op het kantoor van meneer Bonair werkten de bedien den, van den chef-correspondent tot Piet de loopjongen, jongste bediende, als paarden. En daar waren twee redenen voor. In de eerste plaats be taalde meneer Bonair een heel goed salaris aan zijn personeel. In de tweede plaats elschte hij dan ook toe wijding voor zijn zaak, ijver en groote nauwgezetheid. Fouten mochten practisch gesproken niet voorkomen. Wat op zichzelf natuurlijk zoo'n gek systeem nog niet is. Want men zou ver moeten zoeken, om een kantoor te vinden, waar met meer liefhebberij en toewijding en nauwgezetheid werd gewerkt, dan op dat van meneer Bonair. De „baas" zelf was een man van weinig woor den. Hij werkte hard, verspilde geen tijd met praatjes, sprak een enkel woord van lof of aanmoediging als daar plaats voor was, en een ander woord van critiek, als dat soms ook eens noodig was. Als dat laatste ge beurde het gebeurde heel zelden dan kon men er van opaan, dat er ergens in zijn kantoor een hart on rustig klopte. Want de bedienden wisten één ding dek sels goed: de „baas" was een puike vent, maar „fou ten" duldde hij niet. Wie volhardde in fouten maken, was binnen zeer korten tijd van het kantoor verdwenen. Op een goeden dag was de lente zoomaar het kan toor van de firma Bonair binnengekomen, de lente, met visioenen van bloemengeuren en stralende zon, en wui vende akkers en jong, uitbottend groen. Dat was, toen juffrouw Mieps haar intree in het bediendenlokaal deed en achter de schrijfmachine plaats nam, als tweede cor respondente. Juffrouw Mieps, met de prachtige koren blonde lokken, met oogen als azuren sterren, met een stem, die klonk als nachtegalengezang, en met een glimlachje... o, dat lachje, waarbij ze een rij parelwitte tanden eventjes liet schemeren, achter kersroode lippen. Het was opeens geweest of de lente en de zomer tege lijk het kantoor van de firma Bonair waren binnengeko men, en alles in stralende zon en blijheid hadden gezet. De chef-correspondent werd, hoewel hij toch de chef van het kantoor was, beurtelings bleek en rood, als hij met juffrouw Mieps een briefje besprak of als hij haar een brief met aanteekeningen toereikte, en toeval lig zijn hand het fluweelzachte handje van juffrouw Mieps beroerde. Blokkers, de jeugMge boekhouder, kreeg aldoor hartkloppingen, als juffrouw Mieps zijn kant uitkeek, en, als hun oogen elkaar toevallig ontmoet ten, gleed er een zonnig glimlachje over de rose wangen van juffrouw Mieps. Jansen, de facturist, frommelde zenuwachtig aan zijn dasje, als hij maar de hielen van juffrouw Mieps zag, en Piet de loopjongen-jongste be diende, juist in de lange broek, liep wel vier keer op een morgen naar den gang, om met veel vet, zijn weerbarstige harem in een kaarsrechte scheiding te kam men. En als juffrouw Mieps hem aankeek, grinnikte hij kalfachtig. Wat zijn opvatting was van „het hof maken". Zoodat ik dan maar zeggen wil, dat het heele kantoor smoorlijk verliefd was op juffrouw Mieps, ca men voor geen geld van de wereld haar zou willen mis sen. Dan zou het kantoor dood, dor, onbewoonbaar ge worden zijn. En toen gebeurde het, dat juffrouw Mieps een vree- selijke fout maakte. Met den brief, die elke maand stipt naar de firma van Boteren ging. Deze brief was misschien de allerbelangrijkste, die er in den loop van een maand het kantoor van de firma Bonair verliet. Die brief moest stipt op den eersten der maand in bezit van de firma van Boteren zijn. En wee den ongelukkige die er schuld aan zou hebben, als deze brief eens niet op tijd in het bezit van de firma van Boteren zou zijn gekomen. Nu, en deze brief nu had juffrouw Mieps ge schreven, en toen den volgenden dag de chef-cor.es- pondent de post doorzag... was de brief voor de firma van Boteren... teruggekomen, met een aanteekening in potlood op het couvert; „Terug aan afzender, aan dit adres onbekend". De chef-correspondent zag dadelijk wat er gebeurd was: Juffrouw Mieps had zich in het nummer vergist. In plaats van Heerenstraat 47, had ze geschreven 74. Het was ontzettend. Erger kon er op het kantoor der firma Bonair niet gebeuren. De chef-correspondent ver telde het bleek en geschrokken aan den boekhouder, en die aan den facturist en die weer aan Piet. Juffrouw Mieps was er nog niet, die zou juist dien morgen een uur later mogen komen. Toen gebeurde er heimelijk Iets in de gemoederen van de vier mannelijke leden van het personeel van meneer Bonair. Ze werden eensklaps ridders zonder vrees of blaam, die gezeten op moedige, vurige rossen, den lan3 opnamen en uittogen, om den draak te bestrij den, en de beeldschoorie jonkvrouwe met de oogen als sterren en de korenblonde vlechten te verlossen uit zijn yurigen muil... Toen het belletje van meneer Bonair rinkelde, nam de chef-correspondent het stapeltje post op, met den vree- selijken brief, de „fout van juffrouw Mieps" en verdween in het kantoor van den baas. Die woedend opsprong, toen hij den teruggekomen brief van de firma van Bo teren zag, het couvert openscheurde, en donderde: „Welke stommeling heeft dat gedaan?".En toen sprak ridder nummer één: „Het spijt me vreeselijk, meneer, maar ik heb het adres voor juffrouw Mieps getikt, en ik heb me vergist, het spijt me heel erg, meneer." De chef-correspondent zag heel bleek, toen hij het privé-kantoor van meneer Bonair uitkwam, maar in zijn oogen straalde iets van den martelaar. Even later klop te Blokkers, de boekhouder schuchter aan de deur van het privé-kantoor. Toen hij binnen was, keek hij schich tig naar meneer Bonair, die druk aan het schrijven was, en nauwelijks opkeek, toen hij vroeg: „Wel, wat is er?" „Hm... ikke... ik wou zeggen, meneer, datte... die brief van de firma van Boteren... juffrouw Mieps heeft het niet gedaan, Ik heb dat couvert even getikt voor haar... ik was al klaar met mijn werk, ziet U, enne... ze was nog druk bezig... enne toen heb ik.,." De baas keek op, met een eigenaardigen blik in zijn oogen. „Zoo", zei hij kort, „dan wil ik je alleen maar zeggen, dat je een groote stommeling bent, om zoo'n fout te maken, jij, die al zoo lang hier bent, en toch wel precies weet, waar de firma van Boteren woont." De tweede martelaar verliet bleek, doch met bonzend hart het vertrek van meneer Bonair. Toen Jansen de facturist het privé-kantoor binnen kwam, om een factuur te halen, bleef hij treuzelen, en toen meneer Bonair vragend opkeek, stamelde hij: „Ik... die... juffrouw Mieps... ik bedoel, meneer, die fout heeft juffrouw Mieps niet gemaakt, het js mijn schuld... ze vroeg mij even het adres op de enveloppe te tikken. En dat heb ik gedaan, en toen heb ik me vergist, het spijt me heel erg, meneer..." „Je bent een groote ezel!", bulderde meneer Bonair. „Dank U, meneer", zei de derde martelaar, en verliet het privé-kantoor. De baas belde. Drie keer. Dat was voor Piet, den jongste bediende, om iets tc komen halen. Piet liep vlugger dan gewoonlijk naar den „baas", en toen hij den brief, dien hij moest posten, al in de hanc' had, bleef hij nog even wachten, schraapte zijn keel, met een kleur als vuur, en stotterde, terwijl zijn tong als het ware aan zijn verhemelte bleef kleven: „Mmmmeneer, die fout... heb ik gemaakt... ik had de brief op den grond laten vallen, toen ik 'm naar de post moest bren gen. Midden in de modder. En toen heb ik gauw een ander couvert getikt en de brief daarin gedaan. Toen heb ik me vergist in het nummer.., het spijt me ver schrikkelijk meneer... Juffrouw Mieps" (hier kreeg Piet een kleur als een roode biet) „juffrouw Mieps heeft het niet gedaan, het is mijn schuld..." De vierde martelaar boog schuldig het hoofd, in af wachting van den storm. Maar tot zijn groote verba zing en ontzetting gebeurde er niets. Als je niet beter

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1930 | | pagina 21