Alitniu Niins-
Mlitltllit- LllillltUll
Het Altaar der Eer
Uitgevers: N.V. v.h. TRAPMAN Co., Schagen.
Eerste Blad.
De viering van den Zondag.
Arrondissements Rechtbank
te Alkmaar.
Woensdag 9 April 1930.
SCHEE
73ste Jaargang No. 8643
Dit blad verschijnt viermaal per week: Dinsdag, Woensdag, Donder
dag en Zaterdag. Bij inzending tot 's morgens 8 uur, worden Adver-
tentiën nog zooveel mogelijk in het eerstuitkomend nummer geplaatst.
POSTREKENING No. 23330. INT. TELEF. No. 20.
Prijs per 3 maanden f 1.80. Losse nummers 6 cent. ADVERTEN-
TIöN van 1 tot 5 regels f 1.10, iedere regel meer 20 cent (bcwijsno.
inbegrepen). Grootere letters worden naar plaatsruimte berekend.
DIT NUMMER BESTAAT UIT TWEE BLADEN.
IEDER ZIJN VRIJHEID.
Uit ons Kamerverslag over de behandeling van de
Winkelsluitingswet zullen onze lezers zich herinneren,
dat er toen druk getwist is over Zondagsheiliging. Er
zijn er onder onze protestantsche landgenooten, welke
den Zondag tot een bijna absoluten rustdag willen mar
ken, met zoo mogelijk stopzetting van alle verkeer.
De groote meerderheid van ons volk is daarvan niet
gediend. Tegen den rustdag hebben zij niets, doch zij
willen dien besteden, naar eigen inzicht en wenschen
niet geringeloord te worden door een kleine minder
heid, die daarvoor een beroep doet op den Bijbel.
Ook in de Kamer is er reeds op gewezen, dat dit
ten onrechte geschiedt en in de pers is er veel over
nagepleit. Wij kunnen dit niet allemaal vermelden, doch
maken een uitzondering voor het oordeel van het „Ne-
derlandsch Weekblad" van ehristelijk-historischen huize,
dat tot slot van vier artikelen concludeert: Gods woord
kent ter zake van den Sabbath slechts één ordening,
deze:
„De Sabbath ten zevenden dage, als dag der rust,
Jehova geheiligd. Daarvoor bevat het O. T. zeer stren
ge geboden, op welker overtreding zelfs de doodstraf
stond. Daarentegen bevat de geheele Bijbel geen enkele
ordening Gods voor den Zondag. Slechts éénmaal wordt
gezegd, dat de gemeente te Troas op dien dag met
Paulus samenkwam. Maar verder hooren wij daarvan
niets. Ook Jezus hield zich aan den joodschen sabbath
op Zaterdag, al verwierp Hij de puriteinsche opvatting
van dien dag door de Schriftgeleerden. Uit dat alles
blijkt, hoe loszinnig en oppervlakkig de uitdrukking is,
dat onze politiek alle beginselen der H. Schrift als nor
men moet aanvaarden. Zij die zoo schrijven, denken er
zelf niet aan, dit te doen...
Men zet beginselen als deze, in de Schrift aangegeven,
eenvoudig op zijde ter wille van datgene, wat de chris
tenen, laat ons zeggen, de kerk als gebruik heeft inge
voerd. Wij'leggen hierop den nadruk, omdat het ons om
de waarheid en eerbied voor Gods Woord is te doen."
Het Weekblad stelt zich hiermee niet op het standpunt
der sabbathisten, doch wil erkennen, dat wij in de zaak
van den sabbath finaal hebben gebroken met wat de
Bijbel daarover leert. Het werkt dit als volgt uit:
De kerk heeft, vooral toen zich onder de heidenen
het christendom verbreidde, dien sabbath geheel losge
laten* en den Zondag, den eersten dag der week, niet
allereerst tot rustdag, maar tot christelijken feestdag be
stemd. Deze kwam dan ook niet in de plaats van den
joodschen sabbath, maar geheel zelfstandig op, zonder
eenige aanknooping aan den zevenden dag der week.
Het ligt in den aard der zaak, dat toen eenmaal de
gewoonte toenam om op den Zondag als gemeente saam
te komen, staking van een deel van den arbeid hiervan
het gevolg was. Men kon niet op twee plaatsen tegelijk
zijn. En ook spreekt het vanzelf dat naarmate de Zondag
als opstandingsdag in beteekenis klom, die dag meer en
meer het karakter van een christelijken feestdag ver
kreeg, waarop minder tijd aan het gewone werk werd
besteed. En nog in veel sterker mate werd dit het ge
val, toen het christendom staatsgodsdienst werd en kei
zer Constantijn de Groote op Zondag de rechtbanken
en staatsbureelen sloot Gelijk de vermenging van staat
en kerk door dezen vorst aan de laatste veel kwaad
FEUILLETON
door
EIHEL M. VEIL.
26.
„O, wacht u nog wat langer en drink een kop thee,"
zei Rory. „Zooiets dat tijd heet, kennen wij hier niet."
„Ik vrees dat het met mij andersom het geval Is,"
merkte Lady Cravenstowe op.
Maar Rory wilde van geen bezwaren weten. „Mijn
tante zal het zoo buitengewoon op prijs stellen dat u
haar een bezoek is komen brengen. Zij zal het mij nooit
vergeven als ik u laat vertrekken. Ik schijn altijd het
verkeerde ding te doen."
Zijn donkere oogen lachten haar tegen, en, een vrouw
zijnde, voelde tante Edith haar warme hart terstond
smelten.
„Nu, dan ben ik blij dat ge het onlangs niet gedaan
hebt, toen ge een poging deedt mijn neef op den straat
weg te overrijden." antwoordde zij.
..O, hij heeft u daarvan verteld, niet waar?" zei Rory.
„Hij maakte er nogal niet veel drukte over, dat moet ik
zeggen. Verdroeg het als een man. Zei hij er bij dat het
geheel en al mijn schuld was?"
„Hij is op en top een man." zei tante Edith. „Neen,
dat vertelde hij er niet bij. Maar, ik giste het, omdat"
ze glimlachte „omdat hij er de man niet naar is
de menschen naar het leven te staan."
„O. neen maar!" kwam Rory in verzet. „Ik verzeker
u dat ik mij ook nooit in mijn leven daaraan schuldig
gemaakt heb. En bij die gelegenheid waren mijn bedoe
lingen van geheel onschuldigen aard, aangezien ik eerst
later vernam wie hij was."
„Zouden uw bedoelingen anders geweest zijn indien
ge dat eerder geweten had?" vroeg tante Edith met een
glimlachje.
Tot haar verbazing scheen hjj een oogenblik in ver
warring gebracht. „Welk een afschuwelijke vraag om te
stellen! Neen, waarlijk niet, zóó bloeddorstig ben ik niet.
Hij gaat zeer binnenkort trouwen, niet waar? Wan
neer?"
Hij deed haar de vraag met een voortvarendheid, die
haar aan de beschrijving die Basil haaj van hem gege-
heeft gedaan, zoo dankt zij ook aan hem de verwarring
tusschen den joodschen sabbath en den christelijken
Zondag. De Duitsche hoogleeraar Harnack zegt terecht,
dat Constantijn de eerste is geweest, die de Zondagsvie
ring grondde op het sabbathsgebod der wet. Niet de kerk
heeft dus deze verwarring voor hare rekening, maar de
staat. Zelfs ging deze in 585 zoover, dat hij straf bedreig
de op veldarbeid op dien dag.
Hoe geheel anders zagen de hervormers deze zaak In!
Luther ging zelfs zoover, dat hij voor ware christenen
de viering van den Zondag eigenlijk overbodig achtte en
Calvijn stond zoo vrij tegenover den Zondag, dat hij in
zijn Institutie toegaf, dat de kerken desnoods ook een
anderen dag, den zesden of achtsten, naar eigen oor
deel, voor den dag des Heeren in de plaats konden stel
len. Hoe ijverig verbanden deze mannen den joodschen
zuurdeesem en hoe krachtig pasten zij het woord der. II.
Schrift ook in dit opzicht toe: „Staat in de vrijheid,
waarmede Christus u vrijgemaakt heeft."
Voor twee gevaren heeft vooral de christen in dezen
te waken.
Ten eersten hiervoor, dat zijn puriteinisme dezen dag
voor hem en de zijnen niet tot een benauwend keurslijf,
een marteling make, die hen dankbaar doet zijn, als hij
voorbij is en men weer op adem kan komen. En ten
andere, dat hier geen hypocritisme (huichelarij) insluipe
zoodat men uitwendig voor dit puriteinsme ijvert, maar
zelf in stilte door de mazen van 't net heensluipt, liefst
zoo, dat de broeders het niet zien. Dan duizendmaal lie
ver, naast gebondenheid in de consciëntie, de vrijheid,
vooral omdat geen enkele ordening Gods in Zijn woord
deze op Zondag verbiedt."
Met dit slot gaan we accoord.
Vrijheid beteekent ook: vrijheid voor anderen. Jammer
genoeg wordt dit maar al te vaak vergeten!
Voor den Politierechter te Alkmaar.
Zitting van Maandag 7 April.
CORRIE NAM NOG GEEN AFSCHEID VAN DEN
POLITIERECHTER.
Het was Maandag mr. Ledeboer, die de politie-
rechterlijke lakens uitdeelde en het genoegen had,
zijn vaderlijk woord te mogen richten tegen de 18-
jarige woonwagen schoone, die te Wognum bij den
winkelier Hoogkarspel de winkella had gelicht en
uit een daarin staand kommetje f7.47 had gesnaaid.
Wek bedrag haar cavalier, met wien zij den woon
wagen deelde, zonder eenige gewetensbezwaar werd
overgenomen. Dit 18-jarige vroeg bedorven kind be
vindt zich thans in de tuchtschool te Rotterdam, al
waar ze nog een aantal maanden heeft door te bren
gen wegens een diefstal van f 175.
Dringend verzocht ze nu om een voorwaardelijke
straf en beloofde vurig beterschap. Hoewel haar spel
bijzonder slecht stond en de officier zelfs met 2
maanden gev. voor dooi dag kwam, wilde de politie
rechter nog niet dadelijk zijn oordeel uitspreken en
had opnieuw aanhouding der zaak plaats teneinde
nog eens grondig te overwegen wat met deze jonge
maagd, al verdronken voor ze water zag, Zal moeten
worden aangevangen.
DE KLEINE MAARTEN ZAL GEDECLASSEERD
WORDEN.
De welbekende liliputter Maarten v. d. Str. te Hel
der, die in den loop van het vorige jaar heel dapper
een zeis stal, eigendom van den bloemist Drufetter
en dit nuttige maai-instrument voor een luttel be
ven had, herinnerde, maar aangezien ze neerkwam op
het onderwerp, waarmee haar geest zich het meest bezig
hield, was ze haar zeer welkom.
„Het huwelijk is bepaald op Woensdag. De verloofde
van Basil logeert op het oogenblik bij ons zoo'n aller
liefst meisje. Ik heb haar zeer lief gekregen, en ze heeft
het hart van Lord Conister volkomen gestolen. Maar,
helaas! laat zijn gezondheidstoestand niet toe dat hij de
plechtigheid persoonlijk bijwoont. Het huwelijk zal in
alle stilte te Londen voltrokken worden. Daags te voren
vertrekken we daarheen."
„Jawel," zei Rory. „Dat is dezelfde dag waarop Ik mij
aan boord van mijn schip moet melden."
„O, dat is waar ook," zei tante Edith. „Ge zijt bij de
Marine, niet waar? Basil vertelde het mij."
Hij knikte. „Luitenant-ter-zee, aan boord van Zr. Ms.
„Paragon", nu liggende te Gibraltar. Ik heb mijn verlof
hier doorgebracht. En wat gebeurt er na het huwelijk?
GzCan zij buitenslands?"
„Neen," antwoordde tante Edith. „Het spijt me te moe
ten zeggen dat Basil zijn huwelijksreis heeft moeten uit
stellen. wegens den gezondheidstoestand van Lord Co
nister."
Rory trok een zuur gezicht. „Wel, wel! Hoe onplezie
rig voor de bruid! Heeft ze daarin berust?"
„Ja, zooals ze altijd in alles berust," verklaarde tante
Edith met warmte. „Maar dan, ze zal het met Basil ln
't geheel niet saai hebben. Hij aanbidt letterlijk den
grond waarover zij loopt."
„En aanbidt zij zijn neem me niet kwalijk aan
bidt z\j den grond waarover hij loopt, bedoel ik?" vroeg
Rory met zijn innemend vrijpostig glimlachje.
„Doe niet zulke ongerijmde vragen!" merkte tante
Edith met eenige gestrengheid op. „Wacht tot ge zelf
verliefd zijt."
„O, dat ben ik al!" verklaarde Rory. „Dat is bij mij
een chronische toestand."
„Jè, dat is waar ook. ge zijt zeeman!" zei tante Edith
vergeeflijk. „Nooit geheel er in, waarschijnlijk, en nooit
geheel er uit."
„O. wat begrijpt u den toestand goed!"
Ze glimlachte hem op haar vriendelijke manier toe.
„Ik vermoed dat ge tal van andere dingen hebt om aan
te denken, niet waar?" zei ze. „Het kan bij u dus alleen
een tijdverdrijf zijn. En dan, neem me niet kwalijk dat
ik het zeg, ge zijt nog zoo jong."
„Dat is juist het vervelendste," zei Rory, met een
vreemde mengeling van ernst en scherts in zijn stem.
„Juist wanneer men jong is, en de dingen niet kan krij
gen, verlangt men er naar. Is men oud, en vallen ze
binnen iemands bereik, dan is de aardigheid er gewoon-
drag hij vader Kiesling, den opkooper, ten gelde
maakte, had nu f2.50 aan Drufetter terugbetaald,
doch moest wegens sterke daling van zijn aandeelen
in de Veendammer Hypotheekbank zijn afbetalingen
tijdelijk staken. Drufetter had al 'n kwitantie voor
f7.50 geteekend. Maar Officier en Politierechter wa
ren het kleine mannetje, dat van goeden wil had
biijk gegeven, niet ongenegen cn wordt hij alsnog in
de gelegenheid gesteld deze affaire in 't reine te
brengen. Hij werd alzoo heden voorwaardelijk ver
oordeeld tot heelemaal 2 dagen gevangenisstraf met
1 jaar proeftijd, om de nog resteerende 5 pop aan
Drufetter te voldoen. Hopen we dat Maarten de keus
niet te moeilijk zal vinden en de eer zal stellen bo
ven het geldelijk voordeel.
EEN DROGE KEEL'EN LANGE VINGERS.
De gepensioneerde OI. militair Gerrit de B., had
Ie Alkmaar een betrekking gevonden als knecht in
Kerrebijns glashandel als knecht en kon zich als
vrijgezel, in 't genot van pensioen en 'n goed sala
ris, beroemen op een onbezorgd leventje. Helaas ech
ter speelde zijn drankzucht hem leelijke parten en
bracht hem in schuldeif, die hij wilde delgen door
diefstal van glaslood uit het magazijn van de firma.
Een nieuwsgierige en scherpziende buurvrouw kreeg
hem in de gaten, toen hij op verdachte manier twee
kisten uit het pakhuis sjouwde en gauwer dan hem
lief was mocht hij zijn kosthuis verwisselen met het
huis van bewaring. Vriend Gerrit, bekleed met de
keurig passende sukkelamolen uitmonstering, stond
heden terecht en scheen meer dan voorheen gechar
meerd op een voorwaardelijke veroordeeling. Aan
vankelijk had hij uitgeroepen, liever den dood dooi
den kogel te willen vinden, dan afstand te doen van
azijn onmisbare piereverschrikkertje De heeren zullen
nu nog eens delibireeren over een voorw. straf cn
wordt de zaak a.s. weck verder afgedaan.
PAPA HAD IN DE KROEG 'N OUDE KENNIS
OPGEPIKT.
Een inwoner van Enkhuizen de heer Planting her
nieuwde in zijn stamcafé de kennis met 2ekeren mijn
heer Teunis V. en nam hem opgetogen mede naar
zijn woning; alwaar nog 'n stevig neutje op de her
nieuwde vriendschap werd geconsumeerd. De heer
Teunis V. echter scheen een gestel te hebben, dat te
gen een overmatige beproeving van spiritualia niet
bestand was en werden zulke duidelijke symptomen
merkbaar in een z.g. kwaden drank, dat er geen
'wis meer met hem was te houden en vader Planting
den hemel dankte, toen hij zijn dierbaren ouden
vriend op straat had weten te krijgen. Doch ook
toen was er nog geen eind aan de ellende, daar de
opgewonden heer Teunis tot afscheid nog een ruit
insloeg. Ilij staat bekend als een lastig heerschap
cn drankgeweldenaar, zoodat Planting nog van ge
luk mocht spreken er zoo goedkoop af te zijn geko
men. Lettende op zijn antecedenten werd amice Teun
heden tot f 40 boete of 40 dagen veroordeeld.
NIET MOOI EN NIET ORIGINEEL OOK.
Een te Enkhuizen wonend heer, genaamd Jouke P.,
ontmoette op 10 Febr. in de Westerstraat zijn stad
genoot Ilotze Smid, in gezelschap van diens meisje en
achtte het toen noodig deze heer Smid aan te spre
ken over een vordering betreffende onbetaald ge
bleven kostgeld en slingerde hem daarbij de niet be
paald schoonklinkende benaming „luizebos' naar
het hoofd, tot groote ontsteltenis van het meisje, die
nog nimmer iets van een dergelijke aandoening bij
haar galant had waargenomen. Des heeren Jouke's
fantasie werd dan ook heden gewaardeerd op f 10
boete of 10 dagen.
DE GELEGENHEID OM PROMOTIE TOT GENE
RAAL TE MAKEN AL HOPELOOS BEDORVEN.
Een te Bovenkarspel wonend jongeling, Mathijs P.,
lijk af. O, het ia een duivelswerk, zich binnen de perken
te houden zoolang men jong is. Alleen de .oude paaien,
die hun rechten niet kunnen verdedigen, verlangen naar
wet en orde."
„Dat is een nieuw gezichtspunt," merkte tante Edith
op.
Hij draaide zich om en zag haar half lachend, half
somber aan. „En ik zeg u. dat ze er geen enkel ver
dienen." ging hij voort. „Als ze zich niet kunnen hand
haven. laat hen dan gerust ophoepelen en een jongeren
een kans geven!" Het lachen kreeg nu de overhand bij
hem. „Ik vermoed dat dit alles u zeer heidensch in de
ooren klinkt."
„Och, neen", antwoordde tante Edith. „Het klinkt in
zekeren zin verkwikkend." Zij zag hem vriendelijk on
derzoekend aan. „Ik hoop u over een jaar of tien nog
maals te spreken."
„O. dank u!" zei Rory. „ge geeft me dus tien jaren
den tijd om mij er overheen te zetten?"
„Laten we zeggen vijftien," bepaalde tante Edith.
,Maar mijn leeftijd is reeds zoodanig dat ik dat waar
schijnlijk niet meer beleven zal."
„Gij zijt een van die prettige menschen die nooit oud
worden." zei Rory. „Het is me buitengewoon aangenaam
kennis met u gemaakt te hebben."
„O, dank u." zei tante Edith op haar beurt, met deze
openhartige bekentenis ingenomen. „In dat geval hoop
ik dat ge eens den tijd en de gelegenheid zult vinden
mij te Londen een bezoek te komen brengen. Misschien
kan ik u een paar wenken geven hoe ge een verstokt
vrijgezel kunt blijven."
Hij liet een luiden, jongensachtlgen lach hooren. „Dat
zal er wel uit me groeien," antwoordde hij. „Maar daar
komt tante Eilesn vermoedelijk pas wakker gewor
den. Ge moet nog wat blijven en de thee gebruiken. Tot
ze thee heeft gehad, verkeert ze altijd in een half-lethar-
gischen toestand."
..O. Lady Cravenstowe. ik ben u zeer verplicht voor uw
bezoek en bied u mijn verontschuldigingen aan dat ik
u zoo lang heb laten wachten. Men kwam mij gerulmen
tijd geleden zeggen dat ge er waart, maar ik geloof dat
ik me omgewenteld heb en weer in slaap gevallen t>en.
Ge weet wel hoe moeilijk het is des zomersmiddags wak
ker te blijven wanneer men niets omhanden heeft."
Ze reikte Lady Cravenstowe de hand en liet zich in
een gemakkelijken stoel zinken.
Tante Edith legde de reden van haar bezoek van voren
af aan uit „Ik ben gekomen uit naam van Lord Conis
ter," zei zij. „Zelve woon ik hier niet. Hij heeft wegens
zijn slechte gezondheid niet zelf een bezoek kunnen bren
gen, en mijn andere neef heeft het zoo druk met beschik-
die den leeftijd liad bereikt, dat het vaderland zijn
steun tot verdediging broodnoodig beeft, was zoo
nonchalant, zoo lauwhartig geweest zich niet ter in
schrijving aan te melden, welk verzuim hem blijk
baar hoogst kwalijk werd genomen. Want zonder
te informeoren of zijn medewerking bij evontueelen
oorlog nog wel van eenige beteekenis kon zijn, of
hij geen platvoeten, 'n bochel of 'n kippeborst had,
werd de onwillige militair heden tot f25 boete of 25
dagen veroordeeld.
EEN DIE ER GOEbKOOPER AFKWAM
De heer Arie Pr., te Helder wonende, kreeg in een
café op den Kanaalweg aldaar heibel met een me
debezoeker, den heer H Kwast, schold hem heel loe-
lijk uit en verweet hem diefstal van 300 gulden. De
ruwe snaak was lang niet nuchter en kon dus niet
au serieux worden genomen, doch toen hij den vol
genden dag, behoorlijk ontnuchterd, den heleedigde
satisfactie weigerde en hem zelfs een pak slaag pre
senteerde, achtte Kwast het wel en diende hij een
plainte in. Mijnheer Arie P werd dan ook zeer te
recht veroordeeld, maar tot 10 gulden boete of 10
dagen hechtenis. Het maakt dus wel eenig verschil
of men een haringtrekkei 'n rotz en 'n dief noemt
of van 'n burgemeester schrijft, dat hij een scheeve
voorstelling van zaken geeft
HIJ DEED ZIJN BEST, MAAR T LUKTE NU
EENMAAL NIET.
Een voormalig ingezetene van Hoorn, thans geluk
kig te Dordrecht gedomicilieerd, de 4i-jarige Pletm
v. d. H., schijnt niet capabel van intcllectueelen- of
handenarbeid en trachtte nu als colporteur van
snertboekjes den kost te winnen. Toen ook deze po
ging faalde, riep hij de liefdadigheid in en vroeg op
20 Febr. den winkelier Klaasen te Bovenkarspel vrij
moedig om een aalmoes, waarop hij een cent ontving,
'n Dergelijke geldinzameling wordt evenwel door de
wet niet toegestaan en verscheen hij heden wegens
bedelarij voor den Politierechter. Daar verdachte
overigens niet ongunstig bekend staat, 'n predikant
hem zelfs 'n goed getuigschrift gaf en hij bovendien
uit het arrondissement is verdwenen, viel men den
hardhoorigen sukkel niet als te hard aan en werd
hij tot f2.50 boete of 2 dagen veroordeeld. Hij had
zeker nogal 'n goeden dag gehad met bedelen, daar
hij direct het knuakje aftikte.
EEN ONAANGENAAM EPISTEL.
De leerling-torpedist aan boord van Hare Majesteits
„Zeehond" te Vlnardingcn geankerd, had tijdens zijn
diensttijd te Helder zeker omgang gehad met een
dochter uit het gezin K. aldaar, welke relatie ver
moedelijk niet naar genoegen was beëindigd, althans
de moeder zond hem op 17 Januari uit den Helder
een brief, bevattende veie aanduidingen, dien de tor-
pedist niet aangenaam verrasten. Ja, hem zelfs zoo
stuitend voorkwamen, dat hij een'klacht indiende ter
zake beleediging en heden dan ook de voldoening
smaakte, dat mej. K. voor haar ondoordachte calli-
graphie tot f 25 boete of 25 dagen werd veroordeeld.
DAAR ZAL NADER OP WORDEN GEREAGEERD.
Een Heldersche meneer, met name Dirk St., had
het op 22 Februari aangedurfd bij een burenruzie
zijn buurvrouw, mej. Kossen, een toestand toe te
dichten, die een nette dame niet zonder protest kan
aanvaarden. Een klacht was dus het gevolg, doch
daar de beleedigde niet in conditie scheen te zijn om
getuigenis af te leggen, werd besloten, er den tijd
mee te nemen cn zal dit beleedigingsproces op 16
Juni opnieuw onder onze aandacht worden ge
bracht.
Afgeloopcn voor vandaag.
kingen voor zijn zeer aanstaand huwelijk, dat ik het op
mij genomen heb deze verplichting voor hen na te ko
men. En hebt ge het naar uw zin op Starfields?"
„Ik vind het afschuwelijk," verklaarde Mevrouw De-
loraine. „Maar Pat mijn man - moest me ergens de-
poneeren. eer hij naar Nieuw-Zeeland vertrok, en ik wil
de niet alleen op Glasmore blijven. Hij had beloofd voor
het jachtseizoen-te zullen terugkeeren. maar ik betwijfel
of er van eenige jacht sprake is. Evenwel, ik houd het
leven, dat Is het voornaamste. Het is zeer vriendelijk
van u mij een bezoek te brengen, Lady Cravenstowe.
En een van uw neven zal zeer binnenkort in het huwe
lijk treden, niet waar? Iemand vertelde mij dat zijn
bruid een zekere jufrouw Audley is. Of heb ik dat in de
krant gelezen? Ik zou weieens willen weten of ze uit
Ierland afkomstig is. Verscheidene jaren geleden heb ik
menschen, die zoo heetten, gekend. Herinner je je nog
wel, Rory. ze woonden op Malahide. Neen. misschien
weet je het niet meer. Je was nog zoo jong."
„Ik geloof niet dat het dezelfde menschen zijn." zei
Rory.
„Om de waarheid te zeggen, bracht juffrouw Audley
een deel van haar jeugd in Ierland door." zei tante
Edith. „Haar vader. Kolonel Audley. was twee malen
gehuwd, en ze heeft twee stiefzusters."
„Dan zijn zij dezelfde menschen!" riep Mevrouw De-
loraine uit. plotseling belangstelling toonende. „Ja. ze
moeten het zijn! Ik herinner me den naam van het
meisje niet. maar ze had zulk prachtig, goudblond haar.
Weet je nog wel, Rory? Vóór ze verhuisden heb je op
een Kerstfeest met haar gedanst, cn moest daarvoor den
spot van Pat verduren."
„Ik vrees dat ik me geen enkel meisje met goudblond
haar met wie ik gedanst heb. herinneren kan." zei Rory
„Best mogelijk." antwoordde zijn tante geprikkeld.
..Maar ik weet het nog zeer goed. En die Griselda
die manhaftige stiefzuster, die altijd in rijlaarzen placht
rond te stappen!"
„Ja. ik heb met Griselda ook kennis gemaakt." zei
Lady Cravenstowe. die deze onthullingen zeer belang
wekkend vond. „2e lijkt me een geduchte persoonlijk
heid. hoewel ik nog niet gezien heb dat ze rijlaarzen aan
had. Ze is een uitmuntend paardrijdster, vermoed ik."
„Neen. ze kan er juist niets van." klonk het verach
telijk van de lippen van Mevrouw Deloraine. „Ze bezorg
de de paarden altijd zeere ruggen. Haar stiefmoeder
Mevrouw Audley die kon eerst paardrijden Ze kon het
magnifiek, zc reed als een duivelin, maar kreeg nooit een
ongeluk, dan toen ze om het leven kwam, het arme
schepseltje!"
Wordt vervolgd.