- De Wereldreis van - Dicky en Dirrekie Durf Schoonmaak. Het dwaze meisje dat een filmster wilde zijn. WETENSWAARDIGHEDEN. De schoonmaak is weer in het land. De vlijt gaat dus ontwaken In 't vrouwelijk departement Van schoone schoonmaakzaken, Het rommelt door de holle gang, De huisvrouw doet gewichtig, De heer des huizes is wat stil, Wat kleintjes en wat schichtig! Die voelt zich waarlijk niet in staat Den zeepsop-stroom te stelpen, En hoort zich hoonend toegevoegd: „Zoo, kom je ons wat helpen!" Die zoekt vergeefs naar eigen haard, Bij allerhand gestommel, En kent z'n eigen wil niet meer, Ook die ligt bij de rommel! De witkwast steekt zijn kop weer op, En maakt opnieuw historie, De ragebol viert, ruig van geest, Haar duistere victorie. Dit wond're tweetal exerceert Langs allerhande muren, En vormt het jachtend hoofdmoment Van dorik're schoonmaakuren! De dweil en boender zijn paraat, Daar heeft men aan te wennen, Ze vormen samen het gezag, Al wil men 't niet erkennen! De zeemlap staat hen trouw terzij, Ze dartelt langs de ruiten, En veel gezinsvertrouwelijkheid Staat onomwonden buiten! Welaan, we schikken ons wel weer Bij kalk en bruine boonen, Al zitten we voor spot te kijk Op wankelende tronen! Wij, mannen, wachten onzen tijd, Al kan het er soms knijpen, Om straks met vastberaden hand De teugels weer te grijpen!! April 1930. KROES. (Nadruk verboden.) ZATERDAGAVONDSCHETS. Vrij naar het Amerikaansch, naverteld door SI ROL F. (Nadruk verboden. Alle rechten voorbehouden). JIMMY HOLLOW was ln een humeur om op te schieten! Geen wonder, als je regisseur bent voor een groote filmonderneming, en je bent ergens in het wilde Westen met een heele troep came ra-lui, een staf van hulpregisseurs en assistenten, een paar honderd cowboys tegen 7Vs. dollar per dag, en een troep Indianen, om een groote Wild West film te ma ken, en je voelt, dat de groote scène, waarmee je heele film staat of valt (en daarmee je baantje van duizend dollar in de maand) een groote mislukking gaat worden. De groote scène van de huifkarren, achter volgd doof wilde Indianen, die in woeste vaart de rivier moeten overtrekken, naar-de veiligheid, de blok hut aan de overzijde. De comboys vertikten het, met de noodige woest vaart te rijden, omdat ze geen zin hadden hun nek te breken voor 7% dollar per dag. Ze bedankten ervoor met de huifkarren de helling af te stormen, naar de ondiepe rivier toe, zonder vaart te minderen, en de teugels in te trekken. En zoo verliep was gevorderd dat 's meesters gezellen het verder wel zonder hem konden voltooien, naar zijn geest en teekening, trok hij zich uit Keulen terug en begon zijn leven van boete en gebed tot redding van zijn ziel. Niemand wist waar meester Gerard heen was gegaan. Aan niemand ooit dan aan den kluize naar had hij over zijn gewetensknagingen gespro ken of over zijn verdere levensplannen. Meester Gerard stierf en de booze haastte zich diens ziel voor zijn rijk op te eischen. Maar engelen beschermden het onsterfelijk deel van den meester èn wezen den duivel terug, met de woorden: „Niet uw geest heeft hij gevolgd, al leen uw stoffelijk perkament heeft hij aanvaard en daarvoor heef hij bovenmenschelijke boete ge daan. God heeft hem vergeven.' In zijn woede over het hem ontglippen van zijn prooi vernietigde do duivel de ijzeren gedenkplaat in den dom opdat 's meesters naam in vergetel heid zou geraken. En hij zaaide twist en twee dracht tusschen do geestelijke en wereldlijke her ders en bestuurders der stad Keulen, opdat zelfs do dom nooit voltooid zou worden. Eeuwen lang duurde des duivels tegenkanting, soms met groot succes, zoodat men in den 15den eeuw b.v. reeds do hoop opgaf den tempel ooit verrezen te zien. Maar waar het goede steeds het booze overwint, bleef ook hier de zegepraal op het eind aan hen, die „voor godsdienst en kunst" in hun strijdha mer hadden geschreven. Begonnen op 14 Augustus 1248 onder het aartsbisschoppelijk bestuur van Koenraad van Hochstaden werd van Keulens dom den 15den October 1880 in tegenwoordigheid van keizer Wilhelm I en van bijna alle rijkvorsten het feest der voltooiing gevierd. Eerst na meer dan zes eeuwen was het doel be reikt en meester Gerards' ideaal in steen ver eeuwigd. Wordt vervolgd. ieder repetitie op dezelfde manier: wegrijden met een flink vaartje, flink heen en weer geknal tusschen comboys en Indianen, maar zoodra ze de helling, die zachtjes glooiend naar de rivier afliep, naderden, zak te alles af in een akelig, naargeestig sukkeldrafje, als of ze naar een begrafenis gingen. En het ergste was, dat de hulpregisseurs het voelden, dat het mis ging, en dan werden zij natuurlijk ook ontslagen. De stemming was dus allerbedenkelijkst. Jimmy Hollow hadden ze uitgestuurd om deze groote Wild-West-film te maken, omdat hij zulke schitterende Cowboy-liedjes had ge maakt, die heel Broadway nu zong! Hij zou dus wel verstand van paarden en zoo hebben. Maar een feit was, dat Jimmy Hollow precies in geen vier jaar een levend paard had gezien. Je ziet die in New-York niet meer. Maar enfin, er moest in vredesnaam maar op geschoten worden. Hij liet de heele troep voor een laatste repetitie bij elkaar komen, en bulderde met zijn stentorstem zijn instructies door een megaphoon, toen er wat beweging ontstond, en een meisje, in een goed koop katoenen mantelpakje, en een imitatie-leeren handkoffertje in de hand, naar voren drong. „Hé, wat is dat!", schreeuwde Jimmy Hollow, „Ruk uit daar, juffrouw, wat doe je hier!?" Het meisje zette een paar groote verschrikte oogen op en het leek drommels veel, alsof ze zou gaan hui len, toen ze stotterde: „O, neemt U me niet kwalijk, meneer Hollow, maar ik... ik... wou zoo dol graag filmster worden..." „Moet je me daarvoor storen!" bulderde Jimmy, „maak dat je weg komt, we hebben geen figuranten meer noodig, vooruit, ruk in!" Het meisje kroop haastig weg, achter de schater lachende ruwe menigte cowboys en figuranten. En de repetitie ging door. „Allemaal vroeg naar bed, en morgenochtend om vijf uur op, voor de laatste scène!", commandeerde Jimmy Hollow na afloop. En het zal m ij n laatste scène ook wel zijn, mompelde hij binnensmonds. Hij ging naar zijn tent. Bij. den ingang stond het meisje met het imitatieleeren koffertje. „Wel lieve deugd, nog-an toe, ben je daar nu nog?", riep Jimmy uit Het meisje knikte. Haalde een briefje te voorschijn en zei: „Her kent U me niet? Ik ben Daisy Green, kijk, deze brief schreef U mij verleden jaar." Jimmy las stomverwonderd het briefje. Ja, dat was één van de honderden briefjes, die hij had geschreven aan de meisjes, die hem weer hadden geschreven om hem te zeggen, hoe heerlijk zij zijn cowboy-liedjes had den gevonden. „En", ging het meisje schuchter voort, „toen ik in de kranten las, dat U hier filmde, ben ik heelemaal hiernaartoe gekomen, uit Texas, om U om een rol te vragen. Ik kan heusch erg goed spelen. Wil U eens zien, hoe ik smart of verontwaardiging uit beeld?" „Neen, laat maar," zei Jimmy, „ga naar mijn assis tent, en laat je inschrijven, dan kun je morgen mee doen bij de groote scène. Je kan dan, met een lange jurk aan en een pruik op, op één van die huifkarren zitten." .O, meneer Hollow, dank U wel. Maar wat voor rol moet ik spelen, wat moet ik uitbeelden?" ,Ach, klets niet, kind, heelemaal niks! Alleen maar op die bok zitten. Er is toch immers geen sterveling' die je ziet..." Somber te moede klom Jimmy Hollow den volgenden morgen in zijn uitkijkstelling in een boom, gewapend met zijn verrekijker. 32 camera's stonden overal in het veld verspreid, om de opnamen van allerlei punten te maken. Op een revolverschot van zijn assistent kwam de heele troep in actie. De cowboys renden, de huifkarren hobbelden, de Indianen gilden en vuurden en de cow boys vuurden woedend terug. Maar toen ze de helling naar d^e rivier naderden geraakten de paarden in een akelig, miezerig drafje. Een optocht van lijkwagens, mompelde Jimmy Hollow. Het was vreeselijk. Maar plotseling gebeurde er iets. Van één van de huifkarren sprong een meisje en begon een losloopende ïndiaan- sche pony te achtervolgen. Daar, ze had het dier waarachtig te pakken, en slingerde zich op het onge zadelde paard. Het meisje leek krankzinnig geworden. Ze zweepte de flanken van het dier, joeg de paarden voor de huifkarren op, tot ze woest stijgerend omlaag renden, er ontstond een vreeselijk tumult, hoewel het meisje er op een onverklaarbare manier voor zorgde, dat de wagens zich waaiervormig verspreidden en dus niet op elkaar stootten, toen ze met een angstwekken de vaart de helling afstormden, de ondiepe rivier in. De cowboys schreeuwden woedend en renden en raas den en tierden, het vuren was niet van de lucht, en in een woeste chaos als van een losgebroken troep furies, joeg de bende door de rivier, naar de overzijde. De assistenten gaapten stomverbaasd. „Alle deksels, wat een reusachtige scène", mompelde één van de camera-mannen, die vlak bij Jimmy Hollows obser vatiepost stond te draaien. ,Hou dat krankzinnige mensch tegen!", brulde Jim my, ,ze laat de heele boel aan brokken rijden, ze is krankzinnig geworden!" Het meisje was vooraan in de rivier, en galoppeerde nog steeds in het rond op haar brieschende- pony, gil- HET RADICALE MIDDEL. (Patres Gales). lend en opzweepend en opjagend. Eindelijk was de scène over. Niema-nd was gewond. „Nog nooit een meid gezien, die zóó kan rijden, zonder zadel nog wel," riep één van de camera-mannen geestdriftig, „nou, mr. Hollow, dat meisje heeft je film gered!" En dat was zoo. Jimmy Hollow trok het veld in, de terugkeerende troep tegemoet. Doodkalm reed het meisje op haar nu geheel gekalmeerde pony naast een huifkar. Jimmy herkende haar onder haar pruik. Het was Daisy Green, het dwaze meisje met het imitatie leeren koffertje, dat zoo graag filmster wilde worden. „Lieve Hemel, juffrouw," zei Jimmy tegen het meis je, dat wat beschaamd haar oogen neersloeg, „U was reusachtig! U heeft mijn film gered. Maar waarom heeft U mij niet verteld, dat U rijden kon?" „Nou," zei het meisje, en er was groote teleurstel ling in haar stem, „dat was toch niets bijzonders? Iedereen bij ons in Texas kan rijden. Als je dat zou vertellen, zouden ze zich slap lachen. Ikke... ik had me de film heel anders voorgesteld. Ik heb heelemaal niet kunnen spelen. Alleen wat paardrijden, net als thuis..." Maar van dat oogenblik af was Daisy Green een echte filmster voor de Wild West Film. DAVERENDE DINGEN. Ik wou, dat ik wat levende vlooien had. Waarom dat? Ik wensch een andere kamer en durf tnijn kostjuffrouw niet op te zeggen. Het groote voordeel. Het houwelyck, zooals onze voorvaders het noem den, is een leuke instelling. Alleen al om de schoon maak. Ik weet niet of ze vroeger ook al schoonmaakten. Het lijkt me zoo van niet en daarom alleen ben ik al blij, dat ik niet een paar honderd jaar eerder geboren ben. Dan zou ik nooit een schoonmaak hebben mee gemaakt; ik mag er niet aan denken. Een schoonmaak geeft heusch ongekende voordeden, natuurlijk als je getrouwd bent. Zoolang je niet ge trouwd bent, wordt er niet schoongemaakt. Dan geniet je dus ook niet van al die voordeelen. Maar als je ge trouwd bent, dan is dat anders, dan moet je naar huis, als er wordt schoongemaakt, of je wilt of niet. Je leert dan precies het onderscheid ruiken tusschen boenwas, terpentijn en Sunlightzeep op kilometers afstand. Allerlei uitheemsche geuren omgeven je en ze kun nen zich niet zoo vermengen of je haalt ze met je neus precies uit elkaar, de geweldigste scheikundige problemen worden door je reukorganen in een omme zien opgelost. Ik spreek nu nog niet eens over de gezellige rommel, die overal heerscht. Je zit met een boterhambordje op je knieën boven op een trap, terwijl je beker melk beneden je op den grond staat, en meer dergelijke genoegelijkheden. Dat is weer eens wat anders, waaroni ook niet? in tijd van nood, snijd je je boterhammen met een ladder. Verder komen er allemaal leuke lui in je huis, met wie je stuk voor stuk kennis kunt maken. Je kunt in je huis loopen waar je maar wilt, maar overal vind je ereen, die oogenblikkelijk bereid is om een gesprek met je aan te knoopen. Allemaal gezellige lieden dus, schilders en behangers, glazenwasschers en de stucadoor, timmerlieden en met selaars, mitsgaders je ega, bijgestaan door e goed dozijntje werksters en meiden. Heel genoegelijk dus. Daarom duurt met zooveel menschen in je huis de schoonmaaktijd extra lang, want gezelligheid kent geen tijd. Maar het grootste voordeel van de heele schoonmaak is wel, dat je je ontegenzeggelijk leert beheerschen. Juist ben je van plan om alles maar gelaten te aan vaarden om bij dat alles als voor een cycloon, die een maal uitgewoed zal zijn, het hoofd te buigen of daar torpedeert er een een paar borden Oud-Delftsch por- celein. Nee!!! nou niet leelijk kijken, lachen s.v.p. Voor uit, je gezicht in de plooi. Kapot is kapot, dat is het risico van den schoonmaak. Als ze het maar kapot gooien als het nog vuil is, anders is het voor lauw schoongemaakt. En dan te weten, dat een man eigen lijk nooit mag lachen. Dan gaat z'n prestige op de flesch. Hebt U Mussolini wel eens zien lachen. Op een foto in de krant wel te verstaan zie je haast iederen dag! Nog nooit. Dus leve de schoonmaak en Mussoliniu Die is ook getrouwd. VERONTWAARDIGD. (Pagres Gaies). Is uw hond van g;oed gehalte Wijnhandelaar: Natuurlijk. Of dacht a soms. dat ik er water bij gedaan had? IS HET U BEKEND: dat slechts 5 van de mannen, die aan het examen voor politie-agent in Londen deelnemen, slagen? dat Frankrijk 800.000.000 zilveren munten in 1930 aan- munt, ter vervanging van de 5 en 10 franc-biljetten? dat er bijna 300.000 fietsen zijn op de 750.000 inwoners van Amsterdam? dat het uitrukken voor een alarm door de Londensche brandweer elke keer ongeveer 1000 gulden kost? dat er in Engeland elk jaar ruim 550.000 jongelieden (meer dan de helft jongens) de school verlaten en op de arbeidsmarkt komen? dat Londen per dag ongeveer een millioen liter water verbruikt? 112. Gerrit wordt ongeduldig. Gaif nog es effe een flink moppie op de radiau, zegt hij tegen Dicky. Nu, die laat zich niet onbetuigd. Hij toetert als een uit rukkende stoombrandspuit. Maar dat geeft allemaal niets. Luigi heeft nog nooit van zijn heele leven haast gehad, behalve één keer toen hij te veel onrijpe peer tjes had gegeten. En nu heeft hij macaroni met to maten gegeten, dus hij behoeft zich volstrekt niet te haasten. Gerrit wordt er dol, razend en nijdig van. Op sa... op se... op sa... op saaaaa! brult hij met alle bei zijn handen als een scheepsroeper voor zijn lieftal lig mondje. Maar Luigi verstaat geen Volvettendamsch. En al zou hij het verstaan hebben, dan was er nog niks gebeurd. Want Luigi wandelt aldoor recht voor zich uit. Hij maakt nooit een pas links of rechts zij waarts. Dat zou maar verspilling van kracht zijn en. daar houdt Luigi nu eenmaal niet van. Achter zijn rug mag ieder zooveel herrie maken als hij verkiest. Wan neer de varkens er maar niet van schrikken, vindt Luigi het al 1 a n g goed. 113. Eindelijk kan Gerrit het niet meer uithouden. Hij springt van het segaorekizzie en huppelt naar JLuigi Lobbessiani, die nog altijd loopt te piekeren. Hei- daor frind, brult Gerrit, terwijl de zweetdruppels van zijn verhitte wangen spatten, bin Uwes dauf? Luigi kijkt om-, want zoo'n raar taaltje heeft hij van zijn heele leven nog niet gehoord. Met zijn kleine oogjes loert hij naar Gerrit, maar hij zegt er niet één. Is me dat effe een raore kwibus, moppert de eerste stuurman van het segaorekizzie. En met beide handen beduidt hij Luigi, wat er van hem verlangd wordt: een eindje opzij te gaan, liefst in gezelschap van zijn biek- jes. Luigi kijkt kalm naar Gerrits gebarentaal. Dan haalt hij allebei zijn schouders op, omdat dit de ge makkelijkste manier is om uit te drukken, dat hij er niets van begrijpt. Als Luigi zoo welsprekend is ge weest, draait hij Gerrit zijn rug en de zwijnen zijn ge zicht toe en sjokt weer stapje voor stapje verder, terwijl Gerrit haast uit elkaar vliegt van ongeduld.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1930 | | pagina 22