HOE MOET MEN EEN PATROON ZELF KNIPPEN?
i
DE MODE TE PARIJS
Men behoeft werkelijk niet veel moeite te
doen of ver te gaan om elegante vrouwen
en toiletten te kunnen bewonderen.
Overal vindt men re.
Op straat, in 't heerlijke, „1$ vis-de-Bou-
jcgne", in de opera, de theaters, dancings,
restaurants enz
Nergens echter ziet men er zoovele bij el
kander als op de wereldberoemde wedren
nen.
Vooral de z.g. „pesages" van Auteuil en
Een droom van elegante voorjaarstoilet
ten verleenden een bijzonder feestelijk ca
chet. Onder de costumes en onderdeelen
welke ons 't meest frappeerden zagen wij
Zeer veel tailleurcostumes van donkere
stof met héél kleine witte puntjes. Kort of
Elegant complet bestaande uit: klokrokje en
yl mantel van bruin wol-georgette en blouse
van geele crêpe de chine. De mantel heeft
i een hoogopstaande bontkraag en is van
achteren met een coquette strik versierd.
Longchamps zijn bekend door de elegante
bezoeksters en de vele nieuwe créaties welke
er door de Parijsche modehuizen worden
gelanceerd. Op de Zondagen is dit speciaal
het geval. Dan is de „beau-monde" heel
sterk vertegenwoordigd en tal van gracieuse
mannequins toonen de laatste snufjes van
;de Fransche „haute-couture". Feitelijk zou
men het er een „openlucht modeshow" kun
nen noemen.
Een groot deel van het publiek komt dan
ook meer voor de mode dan voor de eigen
lijke wedrennen.
Het wemelt er van fotografen, verslagge
vers, copiësten, coupeurs, coupeuses en een
voudige naaistertjes.
Met schets, en notitieboekje gewapend,
draaien zij net zoolang rond de mannequins
totdat zij alles tot in de kleinste détails
hebben opgeteekend. Aan de hand dezer
schetsen en aanteekeningen worden dan
modellen der groote modehuizen gecopieerd
Dit is een soort van plagiaat, waartegen
reeds langen tijd en tot heden tever
geefs gestreden wordt. Wij zeiven konden
er trouwens ook niet geheel aan ontkomen i
^77
Mantel van blauw-grüze tweedstof, gegar
neerd met petit gris kraag en manchetten.
Baret eveneens van tweed.
L.l. Zondag hadden wij n.1. het voorrecht
het officieele „Fête de Printemps" bij te wo
nen in Auteuil. Wij konden de verzoeking
niet weerstaan schetsen en notitiën te ma
ken en laten ze hierbij volgen.
Het bovenbedoelde lentefeest is altijd een
bijzonder groote dag, zoowel wat de rennen
als de mode betreft.
Er was dan ook zeldzaam veel publiek. De
groote tribunes waren stampvol evenals de
pésage.
Moderne baret van beige-rose tweedstof.
VK Jaquet Rokjes in vorm geknipt of door
platte plooien verwijd. Blouses in de rok.
Mantelcostumes van zwart bont met wit
hermelijn gegarneerd.
Veel tweedmantels en ensembles in zachte
tinten met baret, das en tasch van hetzelfde
materiaal.
Mantels en costumes met pelerines en pe
lerine effecten.
Veel zwarte mantels met wit bont gegar
neerd.
Blouse- en boléro-effecten in den rug.
Zeer veel barethoeden in stroo, vilt of
tweed. Weinig capelines.
Veel vossen en vosgarneeringen.
Hoogopstaande bontkragen (medicismo-
el) welke het kopje der draagster op char
mante wijze omlijsten.
Oo de mantels strikgarneeringen van dé
zelfde stof, zoowel van voren als in de rug.
Veel bont era vatten.
Vrij lange handschoenen, welke over de
mouw gedragen worden.
Schoenen in dezelfde tint en van het
zelfde materiaal als het costuum waarbij ze
werden gedragen.
2 April 1930.
Renée Hagedoorn
NOG EENS MOEDER.
'n Paar maanden geleden las ik in de dag
bladen, en allicht is het ook uw aandacht
niet ontgaan, van een jongeman, die in Arn
hem geboeid, tusschen een paar rijksveld
wachters in, naar den trein werd gebracht.
Op het perron verzamelden zich rondom het
trieste groepje een groot aantal menschen,
die op de bekende, domme manier bleven
staan gapen naar de coupé waarin het drie
tal meteen was verdwenen en waarvoor het
gordijntje was neergelaten. Toen drong door
de menigte een vrouw heen, 'n heel eenvou
dige vrouw, een vrouw-uit-het-volk, zooals
men dat noemt, tikte tegen de ruiten der
deur van het compartiment en wachtte,
totdat, na wegschuiven van het gordijntje,
klaarblijkelijk praten daar binnen, die deur
werd opengedaan. Toen haalde ze uit haar
zak een doosje sigaretten, een stuk of wat
appelen en nog een paar kleinigheden gaf
ze aan den arrestant wie weet wat ie op
z'n geweten had gaf hem een zoen, en
verdweenDat alles ten aanschouwe
van het publiek, dat er zwijgend en onder
den indruk bij stond.
Moeder
Ik sprak den vorigen maal van helden
geest en heldenvereering terecht of ten
onrechte
Er Is toch geen wezen dat zóó volhoudt
als moeder.
Misschien kan een vader zijn kind verstoo-
ten, zoon of dochter denk eens aan dien
prachtigen roman van Dostojewskl „De
vernederden". Ja, daar zegt die vader, als
hij eindelijk zijn dochter weer heeft ontvan
gen „Ik heb je verstooten en ik heb je ver
vloektik, je eigen vader", maar hij zegt
er ook, vlak na „Hoe heb je kunnen gc-
looven, dat ik je voorgoed verstooten had
Hoe heb je dat kunnen denken, hoe heb je
zoo wreed kunnen zijn om me voor zoo wreed
te houden
Wat is 't, dat zelfs dat schijnbaar-voor-
goed-verstooten ons bij een moeder een on
mogelijkheid lijkt
Men spreekt van een moeder-Instinct.
Dat bestaat, ongetwijfeld.
't Is veel en veel duidelijker reeds in de
prille jeugd aanwezig dan het vader-in-
stinct elke vrouw, zelfs elk meisje is in
potentie moeder. Wie dit bedenkt zal tegen
over sommige zonden heel wat begrijpen
der en heel wat vergevender staan dan een
op het wettelijke en op het formoele Inge
stelde maatschappij dat pleegt te doen.
Maar, laat ons niet afdwalen. Hierover ging
hethet moeder-instinct bestaat. En dat
moeder-instinct speelt In het leven een
uiterst belangrijke ro1. Dat moeder-instinct
is een oer-instinct.
Mij troffen enkele regels in dat belang
rijke boekje van Prof. Dr. D Slmons: „Pro
blemen van het strafrecht". Ik schrijf ze hier
af.
„Eigenaardig ls wel, dat ook bij zware mis
dadigers het gevoel voor de familie, speciaal
l voor de moeder blijft". Daar heb je het
2e UITGAVE.
Hopende dat u de maten goed begrepen
hebt, zullen we nu overgaan tot het teeke
nen van het grondpatroon.
We teekenen altijd maar een half patroon
van middenvoor tot middenachter. Leggen
we dan middenvoor en middenachter tegen
de vouw der stof, ontstaat aanzelf een heel
patroon.
We deelen het halve patroon weer in hal
ven voorkant en halven achterkant.
Is dit u niet geheel duidelijk, door de tee-
kening worden alle moeilijkheden opgelost.
De afkortingen voor de verschillende ma
ten zijn als volgt
Bovenwijdte: bw.
Voorbreedte: vbr.
Rugbreedte: rbr.
Schouderbreedteschbr.
Armsgatdiepte: armsgd.
Zijlengte: zijL
Plaats een hoekaanlegging links van het
papier en meet op de waterpaslijn naar
rechts bw. 3 c.M. en trek een water
paslij n naar beneden.
Deze 3 c.M. komen erbij, omdat een jurk
of japon nooit geheel aansluit.
We beginnen nu met den hals te teekenen.
De hals is breed 6 a 8 c.M, en diep ook 6 a 8
c.M.; 6 c.M. diep voor een bw. van 8090 cM.,
7 c.M. diep voor bw. 90100 cM., 8 cM. diep
voor bw. boven de 100 c.M.
Voor de halsbreedte geldt dezelfde be
rekening. Aan de hoofdlijn rechts meten we
af 4 a 6 c.M. naar beneden voor het afschui
nen van den schouder en trekken een wa
terpaslij n naar rechts tot aan den hals.
4 c.M. voor een bw. van 8090 c.M.; 5 c.M.
voor een bw. van 90100 c.M; 6 cM. voor een
bw. boven de 100 c.M.
Nu leggen we de c.M. vanaf het hoogste
halspunt in schuine richting naar beneden
tot we stuiten op de rechte lijn en geven een
punt bij de schouderbreedte.
Nu krijgen we de teekening van het arms
gat.
Om verschillende hulppunten te vinden
zetten we eerst een lijn 6 c.M. beneden het
halshuiltje en meten hierop af de halve
voorbreedte (we teekenen een halven voor
kant, dus hebben we te maken met de halve
voorbreedte) en trekken over dit punt een
loodlijn.
De armsgatdiepte meten we vanaf die
4 a 6 c.M. (want we hebben de armsgat-
diepte vanaf het laagste schouderpunt ge
meten) en geven hier eveneens een water-
paslijn naar links. Nu kan het armsgat vol
gens teekening geteekend worden.
De zijlengte meten we weer vanaf den
onderkant van het armsgat en trekken een
loodlijn naar links, waarmee de voorkant
van ons grondpatroon geteekend is.
Vetvolgens gaan we over tot het teekenen
van den achterkant.
Plaats een hoekaanlegging rechts van
het papier en meet op de waterpaslijn af
K bw. 2 c.M. en zet een loodlijn naar be
neden.
De voorkant moet altijd even wijder val
len dan de achterkant. Daarom nemen we
vóór Vi bw. 3 cM. en achter bw.
2 c.M.
De hals achter is 6 a 7 c.M. breed en 1 a 2
c.M. diep. 6 cM. voor een bw. van 80—90 cM.
61/2 cM. voor bw. van 90100 cM., 7 cM. voor
bw. boven de 100 c.M.
1 c.M. diep voor een bw. van 80—90 c.M.,
I1/2 cM. diep voor bw. van 90—100 cM.; 2 cM.
diep voor een bw. boven de 100 cM.
Het teekenen voor den achterschouder is
precies hetzelfde als voorden voorschouder.
Om het armsgat achter te teekenen heb
ben we weer verschillende hulppunten noo-
dig.
De armsgatdiepte is achter altijd 2 c.M.
minder dan voor, daar de voorkant langer
moet zijn dan de achterkant, want de schou
dernaad valt ongeveer 2 cM. naar achteren.
We beginnen 10 cM. vanaf het halsknobbel
tje een lijn te zetten naar links en meten
hier de halve rugbreedte op af en zetten een
loodlijn over dit punt. De armsgatdiepte
meten we weer vanaf de 4 a 6 cM. en zetten
hier ook een loodlijn naar rechts. Gelijk als
bij den voorkant meten we de zij lengte
vanaf het punt onder den arm.
De zijlengten moeten altijd even lang zijn,
want deze moeten aan elkaar passen.
Nu kunnen we dus de loodlijn naar rechts
trekken en is ook de achterkant geteekend.
Nu raden wij u aan, teeken een grond
patroon op de maten die wij u hier geven,
bw. 100.
vbr. 36.
rbr. 36.
schbr. 14
armsgd. 18.
zijl. 20.
In de courant zal het grondpatroon op
dezelfde maten geteekend worden en kunt u
zelf controleeren of u geen fouten gemaakt
hebt. Ook is het met hetzelfde maatje ge
teekend.
Daarna kunt u op alle verdere maten het
grondpatroon teekenen.
In de volgende rubriek teekenen wij voor U
een eenvoudige rechte blouse zonder mou
wen en een paar plooitjes op den schouder
met punthals.
Maten van dit grondpatroon zijn: bw. 100, vbr. 36, rbr. 36, schbr. 14, armsgd.
18—16, zijl. 20.
dus ook weer, nu in totaal ander verband
dan wat we in vorige artikelen bespraken,
zij het ook, dat-we met de eerste regels van
dit opstel, onwillekeurig reeds in deze rich
ting wezen. Simons haalt dan Ellis aan, die
zegt„Er zijn slechts weinig misdadigers
die bij het noemen van hun moeder niet
worden geroerd". En Laurent„Er is één
enkel gevoel dat zich moeilijk in de ziel van
deze ongelukkigen laat blusschen: dat is de
eerbied en de liefde voor hun moeder". Dan
komt Simons en laat er onmiddellijk op vol
gen: „Het menschelijke sterft dus nooit ge
heel uit. Of is misschien de gehechtheid
aan de moeder meer dierlijk dan zuiver men-
schelijk Die vraag is gerechtvaardigd.
Toch meen ik dat we haar ontkennend moe
ten beantwoorden. Zeker, de zorg van het
moeder-dier voor haar jong is vaak aan
doenlijk. Maar overal in de dierenwereld
komt toch het moment, vroeger of later,
dat moeder en kind van elkaar los komen,
geheel en al. Dat moment komt in de men-
schenwereld nooit. Daar is juist de trouw-
tot-in-den-dood, om het nu eens heel erg
theatraal uit te drukken, van moeder te
genover kind juist het geweldige dat ons
treft, een trouw die blijkt niettegenstaande
alle mogelijke nieuw-geschapen verhoudin
gen. En ook de onsterfelijke reflex die
daarvan blijft bij het kind zie de aan-
SPINAZIE GERECHTEN
SPINAZIE MET ROEREIEREN
2 K.G. Spinazie; 1 eetlepel bloem; zout
4 eieren; 4 lepels melk; 1 afgestreken lepel
boter; 2 lepels tomaten purée; peper.
Bereiding Zoek de spinazie zorgvuldig uit
dat alle draadjes eruit zijn en ze niet zan
dig is. Laat hierna de spinazie even in 't
water staan, waardoor het zand gelegenheid
heeft te bezinken. Zet ze op met het aan
hangende water en kook ze vlug met wat
raut, in 't begin telkens omscheppende om
't aanbranden te voorkomen, gaar. Laat ze
uit lekken op een vergiet en stoof ze met
wat boter, wat noot en zoonoodig zout. Bind
desgewenscht het vocht, dat gedurende 't
stoven uit de groente komt met wat brood
kruim.
Maak gedurende 't stoven van de spinazie
de roereieren. Klop hierna de eieren met
wat zout en peper, roer er 4 lepels melk of
room door. Laat de boter in een pan smelten
giet het eiermengsel er in en roer of schep
de eiermassa op, dat ze niet aart den bodem
APRIL.
Een voorjaarstintje,
Een Lentewind je,
Een Zephyr zacht
Een zonneschijntje
Een wolkgordijntje,
Een hageljacht
Een groenig sprietje,
Een wit margrietje
In 't jonge gras,
Veel bont gewemel
Bewolkte hemel,
Een regenplas
In 't prille loover,
Is kleurgetoover,
Opalen glans
Stil windgef luister
En in het duister,
Een heksendans
De wolken scheuren,
In stralend kleuren,
De wereld lacht
Dan witte vlokken,
Op bloesemknoppen,
Weer onverwacht
Een Lent'verlangen,
Een hopen, bangen
Een blijde dag,
Door zon beschenen
En dan, in éénen,
Een donderslag
H. H. de Bruin-Léon.
(Nadruk verboden).
gaat vastkleven. De eieren moeten een nog
weeke, doch niet klonterige massa vormen
De roereieren kunnen als klaar beschouwd
worden, maar bij spinazie past een zwafc
zuur zeer goed, daarom is het zeer aan t(
raden een paar lepels tomatenpurée door d<
roereieren te roeren. Leg de roereieren ii
't midden van een verwarmden vleeschscho*
tel en doe de spinazie er omheen.
SPINAZIE AU JUS
2 K.G. jonge spinazie; 50 gr. boter; 3 eet
lepels koude kalfsjus; 4 spiegeleieren.
Bereiding Wasch de spinazie zeer goed
en zoek zorgvuldig uit. Hak z fijn. Laat de
boter in een pan smelten, doe de spinazie
er bij en laat ze gaar worden in de
boter. Roer er vooral telkens in, om zoowel
het bakken als het aanbranden te voorko
men. Roer door de spinazie, wanneer deze
gaar en droog is, 2 a 3 eetlepels geurige,,
kalfsdril. Laat intusschen wat boter smel
ten in de koekepan, doch niet bruin worden.'
Breek hierin de eieren, strooi er iets fijn;
zout op en bak ze zoo dat het wit gestold is
en de eieren niet bruin zijn. Leg deze op een;
verwarmde vleeschschaal en doe de spina
zie er omheen.
SPINAZIESCHOTEL.
1/2 k.g. spinazie; 4 eieren; 30 gr. boter;
een" witte saus van 3 d.L. melk25 gr.
bloem; 30 gr. boter; zout, noot; 2 lepels ge
raspte kaas; paneermeel.
Bereiding was en kook de spinazie. Laat
ze op een vergiet uitlekkken, hak ze zeer
fijn en laat ze stoven met boter en zout.
Bestrijk een vuurvast schoteltje met boter,
doe de spinazie er in, leg in de holten 4
„oeufs pochés" en bedek het geheel met
een saus, die op de bekende wijze gemaakt
is van melk, bloem, boter en afgemaakt met
zout en noot. Strooi hierop een mengsel van
licht paneermeel en geraspte kaas en over
giet het met wat gesmolten boter en laat
het schoteltje pl.m. 20 minuten in een war
men oven mooi goudbruin en heet worden.
Oeufs poché's of zakeieren.
Breng water met een scheutje azijn en
wat zout in een ondiepe pan aan den kook.'
Breek de eieren voorzichtig, zoo dicht mo
gelijk boven het oppervlakte in het water;
en schep direct het wit om de dooier heen.
Laat de eieren een paar minuten in het wa
ter. Neem ze er.voorzichtig met een schuim-s
spaan uit.
Anirahtae.
PASCHEN!
halingen van Simons, Ellis en Daurent.
Waarlijk, de beteekenis van „Moeder" is
onnaspeurlijk en onweegbaar.
Z
Zijn ze niet aardig, de hen en haar kui-
kens, die als eierwarmers uw tafel op
Paaschmorgen zullen versieren Ze zijn
eenvoudig na te maken, als u ze in witte en
gele wol haakt. De hen wit; de kuikentjes
gee) en aan den onderkant een randje
groen, dat het gras voorstelt, waarop ze lig
gen. De vogels worden met gewone stokjes,
los gehaakt; u kunt va. witte lappen en
watten het model maken, waaromheen u de
stokjes werkt. De vleugels van de kip wor
den afzonderlijk gehaakt en bevestigd. Het
is een werkje, dat vlug gaat en de moeite
ker loont. De onderka Y' ,'ft natuurlijk
open; de kip vooral niet te klein maken, ze
moe' flink wat eieren kunnen bergen, 't Is
aardig, haar op een langwerpige schotel te
plaatsen en tegen den rand blaadjes sla en
radijsjes te leggen.