SCHACE
Alititei Nieuws-
CODRAHIT.
Airattilii- LailiiïlUl
BRIEVEN OVER ENGELAND.
De Internationale des Doods.
Het Altaar der Eer
Uitgevers: N.V. v.h. TRAPMAN Co., Schagen.
Donderdag 24 April 1930.
73ste Jaargang No. 8651
Dit blad verschijnt viermaal per week: Dinsdag, Woensdag, Donder
dag en Zaterdag. Bij inzending tot 's morgens 8 uur, worden Adver-
tentiën nog zooveel mogelijk in het eerstuitkomend nummer geplaatst.
POSTREKENING No. 23330. INT. TELEF. No. 20.
Prijs per 3 maanden fl.80. Losse nummers 6 cent» ADVERTEN-
TlëN van 1 tot 5 regels f 1.10, iedere regel meer 20 cent (bewijsno.
inbegrepen). Grootere letters worden naar plaatsruimte berekend.
DIT NUMMER BESTAAT UIT TWEE BLADEN.
Wie de publieke opinie beheer-
schen. - De verderfelijke Invloed
der wapeniabrikanten. Hoe in
den wereldoorlog de vijande
lijke landen elkaar van oorlogs
tuig voorzagen en dit aan de
regeeringen bekend was.
I
De pers ls een machtig middel om invloed uit te
Oefenen op de meening van een volk en zijn leiders.
Wie eigenaar van een krant of van meerdere kranten
ls, of wie de redacties kan omkoopen, beheerscht de
publieke opinie.
De commissie, die in 1921 den Volkenbond op den
verderfelijken invloed der wapenfabrikanten wees,
stelde daarom reeds voor, dat particuliere aramuni-
tie-fabricken noch de aandeelhouders persoonlijk of
de bestuursleden kranten mochten bezitten, contro
leeren of er eenigen invloed op uitoefenen.
In de praktijk is hiervan niets terecht gekomen
en het zal nog wel zijn als vroeger: de oorlogsindu
strie drijft naar den oorlog uitsluitend en alleen ora
de winst, hoe gruwelijk en misdadig zulk een stre
ven ook moge zijn.
Prof. van Riel deelt bijv. het volgende mee:
Duitschlands spreekwoordelijke erfvijand was
eeuwenlang Frankrijk. In 1907 zonden de „Deutsche
Waffen- und Munitionsfabriken" te Karlsruhe den
volgenden brief naar Parijs:
„Wij telegrafeerden U zoo juist: Wij verzoeken U
onzen brief in Parijs af te wachten. De reden van dit
telegram was, dat wij in een der meest gelezen Fran-
sche bladen, zoo mogelijk in de „Figaro", een artikel
zouden willen geplaatst zien van ongeveer den vol
genden inhoud:
„De Fransche legerleiding heeft besloten de nieu
we bewapening van het leger met machinegeweren
sterk te bespoedigen en hei dubbele aantal te bestel
len van de hoeveelheid, waartoe men eerst besloten
had."
Wij verzoeken U alles in het werk te stellen om
de opneming van zulk een artikel door te zetten.
Deutsche Waffen- und Munitionsfabriken.
Deze brief is onderteekend door Geh. Baurat Paul
von Gontard. Eenige jaren later stegen de dividen
den der firma van twintig op twee-en-dertig procent.
Aan de hand van verschillende documenten gaat v.
Lehmann—R. aldus voort: Het artikel, zooals von
Gontard het had gewild, werd in dezen vorm niet op
genomen. De leugen lag er te dik op en het ministerie
van oorlog te Parijs zou het terstond hebben geloo-
chenstraft. Daarentegen verscheen eenige dagen later
- natuurlijk zeer toevallig - in de „Figaro", de „Matin"
en de „Echo de Paris" een reeks artikelen over de
voortreffelijkheden van het Fransche machinege
weer en het daardoor verkregen overwicht der Fran
sche bewapening.
Met deze dagbladen in de hand interpelleerde de
Pruisische afgevaardigde Schraidt. een handlanger
der Duitsche grootindustrie, den minister en stelde
hem de vraag, wat de regeering dacht te doen om
tegen deze Fransche bedreiging een dam op te wer
FEÜ1LLETON
door
E TEEL M. DEEL.
34.
Basil begreep de noodzakelijkheid van Charmaine
iedere aandoening te sparen en bleef eenige oogenblik-
ken stil zitten gedurende welke hij zijn krachten voelde
terugkeeren.
Toen ook zijn denkvermogen zich herstelde, hoorde
hij de verpleegster spreken. „Er is hoegenaamd niets
om u ongerust over te maken, Lady Conister. Ge hebt
een pracht van een zoon. Ik zal hem even voor u ha
len, opdat ge hem een paar seconden kunt zien, als ge
me belooft u zeer bedaard te houden."
Onder het spreken had ze zich reeds omgewend, en
Basil, die het oogenblik van handelen gekomen achtte,
stond uit zijn stoel op.
„Ik zal hem zelf gaan halen," zei hij.
"•Hij liep door de kamer met het gevoel alsof het zijn
eigen beenen niet waren, die hem droegen, en bereikte
de deur van het aangrenzend vertrek. Hij opende die
deur zachtjes.
Tante Edlth zat bij den haard, een wit bundeltje op
haar schoot.
Juffrouw Dicker was in een gemakkelijken stoel In
slaap gesukkeld, het hoofd achterover en met open
mond. Hij had het geheele taferee! in zich opgenomen,
eer iemand zich zijn aanwezigheid bewust was. Tante
Edith sloeg de oogen snel op en zag hem. Bij zijn ver
schijning zag hij een opkomende angst zich op haar ge
zicht afteekenen, maar hij haastte zich haar gerust te
6tellen.
,,Ze is veel beter," zei hij, en trad de kamer verder
binnen. „Ze wil de kleine zien. Kan ze hem krijgen?"
Tante Edith stond met haar kostbaren last op.
„Natuurlijk, beste jongen, natuurlijk! Kijk! Wil Je
eerst niet eens een blik op hem werpen? Zulk een
prachtjongen, Basil, met verwonderlijkste mooie oogen!
Niet veel gelijkende op die van de Coaisters, althans, nu
pen. Overbluft en tegelijk beangstigd keurde de
Rijksdag met groote meerderheid en zonder discussie
de middelen goed tot vermeerdering van het aantal
machinegeweren."
Er is een soortgelijk geval van jongen datum, dat de
lezer zich zeker herinnert. In „Het Volk" van 16 de
zer beschrijft Prof. van Riel dit Shearer-schandaal
als volgt.
Door toedoen van dezen Shearer, agent van eenige
Amerikaansche wapenfabrikanten, mislukte de z.g.
tweede conferentie, welke in Juni '27 te Genève werd
gehouden en waar Amerika, Engeland en Japan on
derhandelden over een vermindering van de bewa
pening ter zee.
Minder bekend in Europa is het feit, dat de Ame
rikaansche senaat bij het onderzoek van deze aan
gelegenheid tot de ontdekking kwam, dat Ameri
kaansche scheepsbouwers 143 duizend dollar
voor senatoren besteed hadden, opdat dezen voor de
Jones-White-wet (bouw van kruisers, enz.) zouden
stemmen. Dit werd door Clinton L. Bardo, president
van de New-York Shipbuilding Company erkend."
Betreft het hier kwesties, die zich afspeelden in
vredestijd, niet minder erg was 't tijdens den wereld
oorlog. Zonder blikken of blozen lever
de men oorlogstuig aan den v ij and
en de respectieve regeeringen wisten dat.
Prof. van Riel vertaalt uit het boek van den
Duitscher Lehmann-R. deze passage:
„Tijdens den oorlog bestond er nog slechts één
wapenindustrne der Entente en Amerika eenerzijds
en een zoodanige van Duitschland en Oostenrijk-
Hongarije anderzijds. Duitschland had al spoedig
gebrek aan ruw-materiaal, dat in elk geval moest
worden aangeschaft» Dit laatste was vaak alleen
daardoor mogelijk, dat Duitschland voor neutrale
landen indirect oorlogsmateriaal uitvoerde om daar
voor het noodzakelijke ruw-materiaal als caout
chouc, plantenvet, olie, koper, enz. terug te krijgen.
Zoo kwam het, dat de Engelsche vloot den slag bij
het Skagerak begon met optische instrumenten (fi-
ring-directors), welke zes maanden tevoren door Zeisz
te Jena en Goertz te Anschutz aan een Hollandsche
maatschappij geleverd waren Zoo kwam het ook,
dat onze soldaten bij de bestorming van Dowaumont
bleven hangen in het prikkeldraad, dat de Maagde
burger Draht- und Kabelwerke twep maanden tevo
ren aan Zwitserland hadden geleverd."
Hierop vervolgt hij:
In de eerste acht maanden van 1916 zijn elke maand
gemiddeld 150 duizend ton ijzer en staal naar het
neutrale buitenland geleverd. Aan de legerleiding
werd verklaard, dat men niet in staat was, maande
lijks 15 duizend ton staal meer voor militaire doel
einden te leveren. Het „Stahlwerksverbandbetaalde
liever 5 mark boete per ton, don dat het den Duit-
schen vaderlandsverdedigers prikkeldraad leverde.
Want het buitenland betaalde zulke hooge prijzen,
dat de boete er glad uitkwam. Het Stinneswerk Dif-
ferdingen werd eens op zulk een bedrijf betrapt. Er
gebeurde echter Stinnes niets, heelemaal niets. Ook
de firma Thyssen gebeurde niets, toen ruchtbaar
werd, dat zij gedurende den oorlog aan Holland schil
den voor de infanterie verkocht voor 68 mark, waar
voor zij de Duitsche legerleiding 117 mark in reke
ning bracht."
nog niet!" En glimlachende, loosde ze een zucht. Die
lange nacht had ook haar zware beproevingen opgelegd
„En wat een mooie kereltje, uw lordschap!" voegde
juffrouw Dicker hem verrukt toe, terwijl ze uit haar
stoel vlug naderbij strompelde. „En hoe gaat het op
't oogenblik met haar ladyschap?"
Tante Edith gaf aan een edelmoedige opwelling ge
hoor.
„Laat juffrouw Dicker hem dragen," stelde ze voor.
„Charmaine zal haar ook graag willen zien."
Basil vond het goed, en het witte bundeltje ging over
irf de handen van juffrouw Dicker, die het vol trots
aannam. Hij volgde haar naar de kamer van Charmaine
en de verpleegster trad van het bed terzijde.
„Een paar oogenblikjes maar!" fluisterde zij.
„Zie eens hier. liefje!" zei juffrouw Dicker, zich met
haar last bukkende, opdat Charmaine hem goed zou
kunnen zien. „Hij is het mooiste kindje dat je ooit ge
zien hebt"
Ze wikkelde het verschrompelde gezichtje op de ma
nier als een goochelaar los, en de baby, die geslapen
had, opende de oogen en keek naar ojnhoog.
„Is het geen schat?" zei juffrouw Dicker. „Ik heb
nooit zulke donkere oogen bij een pasgeboren kindje go-
zien. Het zijn echter Iersche oogen."
Charmaine wierp er één langen blik op en sloot de
hare. „Ja Iersche oogen!" zei ze. „En het ls
een jongen."
De verpleegster zag naar Basil met angstige, waar
schuwende oogen. Hij bukte zich en raakte de doods-
bleeke wang van Charmaine aan.
„Ja. een jongen, Charmaine," zei hij. „We wenschten
een jongen, niet waar? We moeten beproeven al datge
ne van hem te maken zooals Hugh het verlangd zou
hebben. Toen zij in antwoord alleen een huiverende be
weging maakte, boog hij zich dieper tot haar over.
„Maar jij bent méér voor mij dan iets anders ter we
reld, liefste, en zult het altijd blijven." zei hij met een
stem, die zelve niet vrij was van beven. „Wil je niet
weer beter worden om mijnentwil?"
Dit drong tot haar door. Ze opende haar oogen weer
en glimlachte hem, door haar tranen heen, flauwtjes
tegen. „Alles voor jou. Basil, mijn lieveling", sta
melde zij. .Maar o ik ben het niet niet waardig."
„Je bent voor mij alles in het leven," antwoordde hy.
„Ik kan eenvoudig niet zonder je."-By deze laatste
woorden sloeg zijn stem over.
Ze zag hem met een blik vol innige teederheid aan.
„Een feit is het, dat gedurende den oorlog Duitsch
ijzer en Duitsch staal in de vijandelijke landen wer
den ingevoerd. In Zwitserland bevonden zich speciale
werkplaatsen, waar de firma-merken der Duitsche
Walzwerke op het voor uitvoer aan Frankrijk be
stemde staal werden verwijderd."
De Duitsche firma's Thyssen en Krupp hebben zich
hiertegen trachten te verweren, doch als vaststaand
mag toch dit worden aangenomen:
„Thyssen leverde aan het Duitsche legerbstuur in-
fanterie-schilden voor 117 mark per stuk, waarvan
de waarde volgens vaklieden toenmaals ongeveer
20 mark bedroeg. Toen de Hollandsche regeering
aandrong op een groote leverantie, kwam Thyssen in
concurrentie met het „Stahlwerk" Becker te Krefeld.
Thyssen kreeg de leverantie voor den prijs van 68
mark per stuk. Daarop werd hij door den concurrent
aangeklaagd bij het ministerie van oorlog, dat op het
prijsverschil tusschen leveranties naar binnen- en
buitenland opmerkzaam werd gemaakt. Thyssen
moest toen een boete van 100 duizend mark betalen
en zorgen voor een levering van drieduizend paarden
uit Holland 1).
Dat dergelijke leveranties van materialen gedu
rende den oorlog altijd haren weg over het neutrale
buitenland namen, weet bijna elk kind. LehmannR.
geeft daarvan frappante voorbeelden. „In den herfst
van 1917 richtte de Zwitsersche machine- en tex
tielindustrie een adres aan den Bondsraad waarover
de „Zuricher Post" het volgende schrijft: De oeco-
nomische oorlog tusschen de beide machtsgroepen
nadert blijkbaar zijn hoogtepunt. De oeconomische
verzorging van ons land loopt gevaar tusschen twee
molensteenen verpletterd te worden. Het adres van
de machine- en textielindustrie aan den Bondsraad
wijst er op, dat Duitsch ijzer in groote hoeveelheid
van uit Zwitserland naar Frankrijk gegaan is. Twee
leden van den nationalen Raad zullen eerstdaags als
vertegenwoordigers van den Bondsraad naar Parijs
vertrekken om van Frankrijk contra-prestaties te
verkrijgen."
Uit deze notitie blijkt duidelijk, dat Zwitserland
zonder eenige moeilijkheid ijzer van uit Duitschland
kreeg; dat het het verder exporteerde, terwijl de En-
tentestaten Zwitserland allerlei moeilijkheden in den
weg legden, eer dit land van Frankrijk waren als
wederdienst verkreeg.
Toen aan 't Duitsche ministerie van oorlog werd
medegedeeld, dat groote hoeveelheden rails over
Zwitserland naar Frankrijk en Italië gingen, liet het
door een zijner vertegenwoordigers vragen, of de uit
voer van rails uit Zwitserland niet stop gzeet kon
worden. Het antwoord luidde ontkennend, omdat
Duitschland zelf den uitvoer van rails uit het eigen
land toeliet.."
„De tegenpartij, dus de Entente, leverde over de
neutrale landen aan Duitschland en zijn bondgenoo-
ten gummi, olie, koper. En evenals de Duitsche sol
daten crepeerden in het prikkeldraad, dat door
Duitschland geleverd was, zoo werden de Engelsche
soldaten uiteengescheurd door Duitsche granaten,
waarvan de koperen ringen uit het ruw-materiaal
der Entente vervaardigd waren."
De Engelsche admiraal W. P. Consett, die tijdens
den oorlog Britsche marine-attaché in Scandinavië
was, kon in zijn naaste omgeving den doorvoerhan
del gadeslaan, welke met Engelsche waren over Zwe
den en Denemarken naar Duitschland gedreven werd.
Hij toont op grond van ambtelijke statistieken aan,
dat b.v. aan oliën Engeland in 1915 in Denemarken
drie-en-een-half maal zooveel invoerde als in 1913.
In 1915 en 1916 voerde Denemarken het drievoudige
aan thee uit Engeland in Soortgelijke getallen gel
den voor Zweden en Noorwegen. Alles wat in het
eigen land niet gebruikt werd, werd naar Duitschland
uitgevoerd. De cacao-leveranties van Engeland aan
de Scandinavische landen bedroegen het zevenvoudi
ge van die in Vredestijd. Admiraal Consett, die over
deze en andere Engelsche leveranties en zelfs over
deviescn, die door koeriers van het Foreign Office
„Kun je dat niet?" mompelde zij. „Dan Basil
zal ik myn best doen mijn best doen."
HOOFDSTUK VL
Guy.
Ze brachten haar langzaam en geleidelijk tot het le
ven terug. Somtijds had het er allen schijn van alsof
het leven iets te ruws was om door haar onder de oogen
gezien te worden, en dit was voornamelijk merkbaar,
toen haar terugkeerende krachten haar weer tot den
ken in staat stelden. Ze kon uren achtereen stil liggen
mijmeren, en niemand kon nagaan wat er in haar geest
omging. Geruimen tijd was ze te zwak om een daadwer
kelijke belangstelling te toonen voor haar kindje, dat
niettemin flink gedijde en tot uitbundige blijdschap van
juffrouw Dicker voorspoedig groeide. De jongen althans
had niets apathisch in zich. In die dagen ging hij door
het leven, met zijn voetjes schoppende, en liet dit ver
gezeld gaan van het noodige gekraai, dat de bewonde
ring van allen, die hem omringden opwekte. Schreien
deed hij zelden, en als de waterlanders voor den dag
kwamen, was het gewoonlijk om in een lachen te eindi
gen. Aanleg voor vroolijkheid scheen als een natuurlij
ke bron in zijn binnenste te huizen.
Op zekeren zonnlgen dag in April zat Basil by het
rustbed van zijn vrouw aan het geopende venster en
stelde haar een eenlgszins zwaarwichtige vraag.
„Hoe zul je dat kleine kereltje van ons noemen,
liefste? Ik wed dat je daar nog in 't geheel niet aan
gedacht hebt," zei hy. „Ik werd er door tante Edith op
merkzaam op gemaakt. Hy is nu byna zes weken oud
weet je, en dat moet nu eens geregeld worden."
„Ja, dat geloof ik ook," antwoordde Charmaine. maar
ze kwam met een voorstel en liet alleen haar hand in
de zyne rusten, zooals altyd haar gewoonte was, als ze
by hem zat
Basil dacht een oogenblik na „Zeg eens", sprak hy
eindelijk zeer langzaam. „Ik vind niet dat Hugh een
geschikte naam voor hem zou zijn, jy wel?"
„O, neen!" antwoordde Charmaine zonder bedenken.
„HU lijkt geen sikkepit op Hugh. Tante Edith zei het
gisteren nog."
Ze werden door een plotseling geluid gestoord een
kirrend kindergelach op het terras onder hun venster.
Basil stond vlug op en boog zich uit het raam.
Juffrouw Dicker, wier functie van huishoudster op
haar eigen uitdrukkelijk verzoek in die van kindermeid
naar Denemarken gebracht en naar Duitschland ge
stuurd werden, daar daaraan 50 procent kon worden
verdiend aan zijn regeering verslag uitbrengt en
zijn verwondering erover uitspreekt, dat zulke din
gen geschieden, ofschdon de strengste blokkade ora
Duitschland bevolen was, bereikt daarmee wel is
waar, dat in het Lagerhuis op 26 Jan. 1916 deze din
gen ter sprake komen maar het resultaat is ni
hil. 2)
1) Zie „Die Weltbühne", 1930 no. 10, blz. 342 en
Volgende:
2) Vgl. „Die Weltbühne", 1930 no. 10 bl. 343. i
19 April 1930.
19 April, Zaterdag vóór Paasch. Het jaar ls al weer
een heel eind op streek, verder dan het gewoonlijk is
met Paasch. Heel lang beeft onze schooljeugd dit jaar
naar Goeden Vrijdag moeten uitzien, maar met des te
meer genot zal de dag gevierd zijn. Het is wel een
goede dag voor onze jongens en meisjes, by wie
leergierigheid zooveel weken na Kerstmis heel ver te
zoeken is. Want het is niet alleen een vacantiedag, maar
de eerste vacantiedag, en de glorie van den eer
sten wordt door geen der andere overtroffen.
Een eigenaardige dag is die Goede Vrydag In ons
land. Er is zoo weinig eenheid in de viering er van. De
eenige eenheid is, geloof ik, dat de scholen overal ge
sloten zyn. Maar overigens is hij volstrekt niet voor
Ieder een vacantiedag. De eene plaats beschouwt hem
als een volslagen Zondag, terwijl de andere hem geen
graadje hooger aanslaat dan den Donderdag, die hem
voorafgaat, of de Zaterdag, die hem volgt.
Dit ls in Engeland niet het geval. Daar is zijn feeste
lijkheid wettelijk geregeld. Want met den tweeden
Paaschdag, den tweeden Pinksterdag, den eersten Maaxv-
dag in Augustus, en de beide Kerstdagen behoort in En
geland „Good Friday" tot de zoogenaamde „Bankholi-
days", de vrije beursdagen, waarop het geheele land
vrijaf heeft. Onder het geheele land moet evenwel niet
Schotland verstaan worden. Schotland werkt op Goede
Vrydag, maar haalt zijn schade in op den eersten Maan
dag van Mei, en op Nieuwjaarsdag. Want vreemd als
het toescbynt, is Nieuwjaarsdag geen Zondag in Enge
land, zoomin als in eenig deel van het Vereenigd Ko
ninkrijk de Hemelvaartsdag zich in een enkel opzicht
van eenigen anderen Donderdag onderscheidt.
Terwijl Ik dit schrüf ls de eerste Bankholiday van het
jaar voor de Engelschen al weer achter den rug. Het
moet gezegd worden, dat hy begonnen is met een slecht
voorbeeld te geven aan de vijf collega's, die hem nog
moeten volgen. Een koude, gure Goede Vrydag. Nu, dan
hebben de „hot cross buns" maar zooveel te beter ge
smaakt
De „hot cross buns" de heete kruisbroodjes. Ook die
werken mee om den Goeden Vrijdag tot een algemeenen
feestdag te maken. Op den voorafgaanden Donderdag
hebben de bakkers hun bestellingen genoteerd. Twintig
broodjes voor dit gezin, twaalf voor dat, en nul voor
haast geen enkel. Op den Vrydagmorgen worden de
broodjes, die de grootte en het model van een kadetje
hebben, gloeiend warm afgeleverd. Vandaar de naam
„hot" De naam „cross" wordt duidelijk, wanneer we
maar een enkelen blik op de broodjes slaan: een kruis
ls er op zeer opvallende wyze in gebakken. Ik denk
nog met genoegen aan de „hot cross buns" terug. Zy
deden mU altijd denken aan de warme bollen uit mijn
jongensjaren, al waren die grooter en niet van een
kruis voorzien.
Een makkelijke taal toch, dat Engelsch niet waar?
Buns is een gek woord, dat met broodjes toevallig de
eerste en laatste letter gemeen heeft, maar overigens
veranderd was, had den baby juist naar bulten gereden
om zijn morgenluchtje te scheppen.
Basil riep haar aan. Hy en juffrouw Dicker waren
dikke vrienden. „Hé juffrouw Dicker. breng hem alstu
blieft eens een minuutje boven. Ik moet eens met hem
praten."
„Ik kom dadeiyk, uw lordschap," antwoordde Juf
frouw Dicker, die altyd verrukt was als ze haar oogap
pel aan Iemand kon vertoonen.
Basil bleef nog een paar seconden langer uit het raam
leunen. Toen hy het bovenlijf eindelijk weer terugge
trokken had, klopte juffrouw Dicker op de deur en hij
ging ze open doen.
„Geef hem maar aan mij," zei hy, ,en nam den baby
van haar over.
Hy werd beloond met een breed lachje, gevolgd door
schoppen en luid kraaien, toen hy zijn last naar de
jonge moeder droeg, die op haar rustbed lag.
„Hij ls een echte kleine berrieschopper," merkte Basil,
die met het kind op zijn knie weer naast Charmaine
was gaan zitten. „Kom verder binnen, juffrouw Dicker,
en neem een stoel! We zitten te prakkizeeren hoe we
hem zullen noemen. Weet gy er niet wat op te verzin
nen?"
„O, Jawel, uw lordschap," was juffrouw Dicker da
delijk met haar antwoord gereed. „Het heeft me op de
tong gebrand sedert het oogenblik waarop hy geboren
werd, maar aangezien het geen familienaam is, meen
de ik me aan vrijpostigheid schuldig te maken als ik
het uitsprak. En het is een naampje dat hijzelf dikwyis
uitspreek als hij in het bad zit, hoewel ik hem nooit zoo
genoemd heb, daar dit iets is waarin uw lordschap en
haar ladyschap een beslissing moeten nemen."
Juffrouw Dicker zweeg met een gewichtig air.
„Wat kan het in 's hemelsnaam zyn?" vroeg BasiL
„Charmaine, heb jy er eenig denkbeeld van?"
.Misschien kun je hem overhalen het je zelf te zeg
gen," antwoordde Charmaine met een half raadselach-
tigen blik op den baby, die in de armen van Basil lag.
„Zoo niet, dan zal ik er by moeten wezen als hy zijn
bad krijg.,," zei Basil. ,Maar we zullen er de proef van
nemen. Komaan, jy kleine herrieschopper. Hoe heet je?
Zeg op?"
Hq tilde den baby op en hief hem omhoog, waarbij
deze zulk een uitbundige pret aan den dag legde, dat er
aan zyn stemming niet langer getwijfeld kon worden.
Wordt vervolgd.