SCHACE Alititei Nieuws- CODRAHIT. Airattilii- LailiiïlUl BRIEVEN OVER ENGELAND. De Internationale des Doods. Het Altaar der Eer Uitgevers: N.V. v.h. TRAPMAN Co., Schagen. Donderdag 24 April 1930. 73ste Jaargang No. 8651 Dit blad verschijnt viermaal per week: Dinsdag, Woensdag, Donder dag en Zaterdag. Bij inzending tot 's morgens 8 uur, worden Adver- tentiën nog zooveel mogelijk in het eerstuitkomend nummer geplaatst. POSTREKENING No. 23330. INT. TELEF. No. 20. Prijs per 3 maanden fl.80. Losse nummers 6 cent» ADVERTEN- TlëN van 1 tot 5 regels f 1.10, iedere regel meer 20 cent (bewijsno. inbegrepen). Grootere letters worden naar plaatsruimte berekend. DIT NUMMER BESTAAT UIT TWEE BLADEN. Wie de publieke opinie beheer- schen. - De verderfelijke Invloed der wapeniabrikanten. Hoe in den wereldoorlog de vijande lijke landen elkaar van oorlogs tuig voorzagen en dit aan de regeeringen bekend was. I De pers ls een machtig middel om invloed uit te Oefenen op de meening van een volk en zijn leiders. Wie eigenaar van een krant of van meerdere kranten ls, of wie de redacties kan omkoopen, beheerscht de publieke opinie. De commissie, die in 1921 den Volkenbond op den verderfelijken invloed der wapenfabrikanten wees, stelde daarom reeds voor, dat particuliere aramuni- tie-fabricken noch de aandeelhouders persoonlijk of de bestuursleden kranten mochten bezitten, contro leeren of er eenigen invloed op uitoefenen. In de praktijk is hiervan niets terecht gekomen en het zal nog wel zijn als vroeger: de oorlogsindu strie drijft naar den oorlog uitsluitend en alleen ora de winst, hoe gruwelijk en misdadig zulk een stre ven ook moge zijn. Prof. van Riel deelt bijv. het volgende mee: Duitschlands spreekwoordelijke erfvijand was eeuwenlang Frankrijk. In 1907 zonden de „Deutsche Waffen- und Munitionsfabriken" te Karlsruhe den volgenden brief naar Parijs: „Wij telegrafeerden U zoo juist: Wij verzoeken U onzen brief in Parijs af te wachten. De reden van dit telegram was, dat wij in een der meest gelezen Fran- sche bladen, zoo mogelijk in de „Figaro", een artikel zouden willen geplaatst zien van ongeveer den vol genden inhoud: „De Fransche legerleiding heeft besloten de nieu we bewapening van het leger met machinegeweren sterk te bespoedigen en hei dubbele aantal te bestel len van de hoeveelheid, waartoe men eerst besloten had." Wij verzoeken U alles in het werk te stellen om de opneming van zulk een artikel door te zetten. Deutsche Waffen- und Munitionsfabriken. Deze brief is onderteekend door Geh. Baurat Paul von Gontard. Eenige jaren later stegen de dividen den der firma van twintig op twee-en-dertig procent. Aan de hand van verschillende documenten gaat v. Lehmann—R. aldus voort: Het artikel, zooals von Gontard het had gewild, werd in dezen vorm niet op genomen. De leugen lag er te dik op en het ministerie van oorlog te Parijs zou het terstond hebben geloo- chenstraft. Daarentegen verscheen eenige dagen later - natuurlijk zeer toevallig - in de „Figaro", de „Matin" en de „Echo de Paris" een reeks artikelen over de voortreffelijkheden van het Fransche machinege weer en het daardoor verkregen overwicht der Fran sche bewapening. Met deze dagbladen in de hand interpelleerde de Pruisische afgevaardigde Schraidt. een handlanger der Duitsche grootindustrie, den minister en stelde hem de vraag, wat de regeering dacht te doen om tegen deze Fransche bedreiging een dam op te wer FEÜ1LLETON door E TEEL M. DEEL. 34. Basil begreep de noodzakelijkheid van Charmaine iedere aandoening te sparen en bleef eenige oogenblik- ken stil zitten gedurende welke hij zijn krachten voelde terugkeeren. Toen ook zijn denkvermogen zich herstelde, hoorde hij de verpleegster spreken. „Er is hoegenaamd niets om u ongerust over te maken, Lady Conister. Ge hebt een pracht van een zoon. Ik zal hem even voor u ha len, opdat ge hem een paar seconden kunt zien, als ge me belooft u zeer bedaard te houden." Onder het spreken had ze zich reeds omgewend, en Basil, die het oogenblik van handelen gekomen achtte, stond uit zijn stoel op. „Ik zal hem zelf gaan halen," zei hij. "•Hij liep door de kamer met het gevoel alsof het zijn eigen beenen niet waren, die hem droegen, en bereikte de deur van het aangrenzend vertrek. Hij opende die deur zachtjes. Tante Edlth zat bij den haard, een wit bundeltje op haar schoot. Juffrouw Dicker was in een gemakkelijken stoel In slaap gesukkeld, het hoofd achterover en met open mond. Hij had het geheele taferee! in zich opgenomen, eer iemand zich zijn aanwezigheid bewust was. Tante Edith sloeg de oogen snel op en zag hem. Bij zijn ver schijning zag hij een opkomende angst zich op haar ge zicht afteekenen, maar hij haastte zich haar gerust te 6tellen. ,,Ze is veel beter," zei hij, en trad de kamer verder binnen. „Ze wil de kleine zien. Kan ze hem krijgen?" Tante Edith stond met haar kostbaren last op. „Natuurlijk, beste jongen, natuurlijk! Kijk! Wil Je eerst niet eens een blik op hem werpen? Zulk een prachtjongen, Basil, met verwonderlijkste mooie oogen! Niet veel gelijkende op die van de Coaisters, althans, nu pen. Overbluft en tegelijk beangstigd keurde de Rijksdag met groote meerderheid en zonder discussie de middelen goed tot vermeerdering van het aantal machinegeweren." Er is een soortgelijk geval van jongen datum, dat de lezer zich zeker herinnert. In „Het Volk" van 16 de zer beschrijft Prof. van Riel dit Shearer-schandaal als volgt. Door toedoen van dezen Shearer, agent van eenige Amerikaansche wapenfabrikanten, mislukte de z.g. tweede conferentie, welke in Juni '27 te Genève werd gehouden en waar Amerika, Engeland en Japan on derhandelden over een vermindering van de bewa pening ter zee. Minder bekend in Europa is het feit, dat de Ame rikaansche senaat bij het onderzoek van deze aan gelegenheid tot de ontdekking kwam, dat Ameri kaansche scheepsbouwers 143 duizend dollar voor senatoren besteed hadden, opdat dezen voor de Jones-White-wet (bouw van kruisers, enz.) zouden stemmen. Dit werd door Clinton L. Bardo, president van de New-York Shipbuilding Company erkend." Betreft het hier kwesties, die zich afspeelden in vredestijd, niet minder erg was 't tijdens den wereld oorlog. Zonder blikken of blozen lever de men oorlogstuig aan den v ij and en de respectieve regeeringen wisten dat. Prof. van Riel vertaalt uit het boek van den Duitscher Lehmann-R. deze passage: „Tijdens den oorlog bestond er nog slechts één wapenindustrne der Entente en Amerika eenerzijds en een zoodanige van Duitschland en Oostenrijk- Hongarije anderzijds. Duitschland had al spoedig gebrek aan ruw-materiaal, dat in elk geval moest worden aangeschaft» Dit laatste was vaak alleen daardoor mogelijk, dat Duitschland voor neutrale landen indirect oorlogsmateriaal uitvoerde om daar voor het noodzakelijke ruw-materiaal als caout chouc, plantenvet, olie, koper, enz. terug te krijgen. Zoo kwam het, dat de Engelsche vloot den slag bij het Skagerak begon met optische instrumenten (fi- ring-directors), welke zes maanden tevoren door Zeisz te Jena en Goertz te Anschutz aan een Hollandsche maatschappij geleverd waren Zoo kwam het ook, dat onze soldaten bij de bestorming van Dowaumont bleven hangen in het prikkeldraad, dat de Maagde burger Draht- und Kabelwerke twep maanden tevo ren aan Zwitserland hadden geleverd." Hierop vervolgt hij: In de eerste acht maanden van 1916 zijn elke maand gemiddeld 150 duizend ton ijzer en staal naar het neutrale buitenland geleverd. Aan de legerleiding werd verklaard, dat men niet in staat was, maande lijks 15 duizend ton staal meer voor militaire doel einden te leveren. Het „Stahlwerksverbandbetaalde liever 5 mark boete per ton, don dat het den Duit- schen vaderlandsverdedigers prikkeldraad leverde. Want het buitenland betaalde zulke hooge prijzen, dat de boete er glad uitkwam. Het Stinneswerk Dif- ferdingen werd eens op zulk een bedrijf betrapt. Er gebeurde echter Stinnes niets, heelemaal niets. Ook de firma Thyssen gebeurde niets, toen ruchtbaar werd, dat zij gedurende den oorlog aan Holland schil den voor de infanterie verkocht voor 68 mark, waar voor zij de Duitsche legerleiding 117 mark in reke ning bracht." nog niet!" En glimlachende, loosde ze een zucht. Die lange nacht had ook haar zware beproevingen opgelegd „En wat een mooie kereltje, uw lordschap!" voegde juffrouw Dicker hem verrukt toe, terwijl ze uit haar stoel vlug naderbij strompelde. „En hoe gaat het op 't oogenblik met haar ladyschap?" Tante Edith gaf aan een edelmoedige opwelling ge hoor. „Laat juffrouw Dicker hem dragen," stelde ze voor. „Charmaine zal haar ook graag willen zien." Basil vond het goed, en het witte bundeltje ging over irf de handen van juffrouw Dicker, die het vol trots aannam. Hij volgde haar naar de kamer van Charmaine en de verpleegster trad van het bed terzijde. „Een paar oogenblikjes maar!" fluisterde zij. „Zie eens hier. liefje!" zei juffrouw Dicker, zich met haar last bukkende, opdat Charmaine hem goed zou kunnen zien. „Hij is het mooiste kindje dat je ooit ge zien hebt" Ze wikkelde het verschrompelde gezichtje op de ma nier als een goochelaar los, en de baby, die geslapen had, opende de oogen en keek naar ojnhoog. „Is het geen schat?" zei juffrouw Dicker. „Ik heb nooit zulke donkere oogen bij een pasgeboren kindje go- zien. Het zijn echter Iersche oogen." Charmaine wierp er één langen blik op en sloot de hare. „Ja Iersche oogen!" zei ze. „En het ls een jongen." De verpleegster zag naar Basil met angstige, waar schuwende oogen. Hij bukte zich en raakte de doods- bleeke wang van Charmaine aan. „Ja. een jongen, Charmaine," zei hij. „We wenschten een jongen, niet waar? We moeten beproeven al datge ne van hem te maken zooals Hugh het verlangd zou hebben. Toen zij in antwoord alleen een huiverende be weging maakte, boog hij zich dieper tot haar over. „Maar jij bent méér voor mij dan iets anders ter we reld, liefste, en zult het altijd blijven." zei hij met een stem, die zelve niet vrij was van beven. „Wil je niet weer beter worden om mijnentwil?" Dit drong tot haar door. Ze opende haar oogen weer en glimlachte hem, door haar tranen heen, flauwtjes tegen. „Alles voor jou. Basil, mijn lieveling", sta melde zij. .Maar o ik ben het niet niet waardig." „Je bent voor mij alles in het leven," antwoordde hy. „Ik kan eenvoudig niet zonder je."-By deze laatste woorden sloeg zijn stem over. Ze zag hem met een blik vol innige teederheid aan. „Een feit is het, dat gedurende den oorlog Duitsch ijzer en Duitsch staal in de vijandelijke landen wer den ingevoerd. In Zwitserland bevonden zich speciale werkplaatsen, waar de firma-merken der Duitsche Walzwerke op het voor uitvoer aan Frankrijk be stemde staal werden verwijderd." De Duitsche firma's Thyssen en Krupp hebben zich hiertegen trachten te verweren, doch als vaststaand mag toch dit worden aangenomen: „Thyssen leverde aan het Duitsche legerbstuur in- fanterie-schilden voor 117 mark per stuk, waarvan de waarde volgens vaklieden toenmaals ongeveer 20 mark bedroeg. Toen de Hollandsche regeering aandrong op een groote leverantie, kwam Thyssen in concurrentie met het „Stahlwerk" Becker te Krefeld. Thyssen kreeg de leverantie voor den prijs van 68 mark per stuk. Daarop werd hij door den concurrent aangeklaagd bij het ministerie van oorlog, dat op het prijsverschil tusschen leveranties naar binnen- en buitenland opmerkzaam werd gemaakt. Thyssen moest toen een boete van 100 duizend mark betalen en zorgen voor een levering van drieduizend paarden uit Holland 1). Dat dergelijke leveranties van materialen gedu rende den oorlog altijd haren weg over het neutrale buitenland namen, weet bijna elk kind. LehmannR. geeft daarvan frappante voorbeelden. „In den herfst van 1917 richtte de Zwitsersche machine- en tex tielindustrie een adres aan den Bondsraad waarover de „Zuricher Post" het volgende schrijft: De oeco- nomische oorlog tusschen de beide machtsgroepen nadert blijkbaar zijn hoogtepunt. De oeconomische verzorging van ons land loopt gevaar tusschen twee molensteenen verpletterd te worden. Het adres van de machine- en textielindustrie aan den Bondsraad wijst er op, dat Duitsch ijzer in groote hoeveelheid van uit Zwitserland naar Frankrijk gegaan is. Twee leden van den nationalen Raad zullen eerstdaags als vertegenwoordigers van den Bondsraad naar Parijs vertrekken om van Frankrijk contra-prestaties te verkrijgen." Uit deze notitie blijkt duidelijk, dat Zwitserland zonder eenige moeilijkheid ijzer van uit Duitschland kreeg; dat het het verder exporteerde, terwijl de En- tentestaten Zwitserland allerlei moeilijkheden in den weg legden, eer dit land van Frankrijk waren als wederdienst verkreeg. Toen aan 't Duitsche ministerie van oorlog werd medegedeeld, dat groote hoeveelheden rails over Zwitserland naar Frankrijk en Italië gingen, liet het door een zijner vertegenwoordigers vragen, of de uit voer van rails uit Zwitserland niet stop gzeet kon worden. Het antwoord luidde ontkennend, omdat Duitschland zelf den uitvoer van rails uit het eigen land toeliet.." „De tegenpartij, dus de Entente, leverde over de neutrale landen aan Duitschland en zijn bondgenoo- ten gummi, olie, koper. En evenals de Duitsche sol daten crepeerden in het prikkeldraad, dat door Duitschland geleverd was, zoo werden de Engelsche soldaten uiteengescheurd door Duitsche granaten, waarvan de koperen ringen uit het ruw-materiaal der Entente vervaardigd waren." De Engelsche admiraal W. P. Consett, die tijdens den oorlog Britsche marine-attaché in Scandinavië was, kon in zijn naaste omgeving den doorvoerhan del gadeslaan, welke met Engelsche waren over Zwe den en Denemarken naar Duitschland gedreven werd. Hij toont op grond van ambtelijke statistieken aan, dat b.v. aan oliën Engeland in 1915 in Denemarken drie-en-een-half maal zooveel invoerde als in 1913. In 1915 en 1916 voerde Denemarken het drievoudige aan thee uit Engeland in Soortgelijke getallen gel den voor Zweden en Noorwegen. Alles wat in het eigen land niet gebruikt werd, werd naar Duitschland uitgevoerd. De cacao-leveranties van Engeland aan de Scandinavische landen bedroegen het zevenvoudi ge van die in Vredestijd. Admiraal Consett, die over deze en andere Engelsche leveranties en zelfs over deviescn, die door koeriers van het Foreign Office „Kun je dat niet?" mompelde zij. „Dan Basil zal ik myn best doen mijn best doen." HOOFDSTUK VL Guy. Ze brachten haar langzaam en geleidelijk tot het le ven terug. Somtijds had het er allen schijn van alsof het leven iets te ruws was om door haar onder de oogen gezien te worden, en dit was voornamelijk merkbaar, toen haar terugkeerende krachten haar weer tot den ken in staat stelden. Ze kon uren achtereen stil liggen mijmeren, en niemand kon nagaan wat er in haar geest omging. Geruimen tijd was ze te zwak om een daadwer kelijke belangstelling te toonen voor haar kindje, dat niettemin flink gedijde en tot uitbundige blijdschap van juffrouw Dicker voorspoedig groeide. De jongen althans had niets apathisch in zich. In die dagen ging hij door het leven, met zijn voetjes schoppende, en liet dit ver gezeld gaan van het noodige gekraai, dat de bewonde ring van allen, die hem omringden opwekte. Schreien deed hij zelden, en als de waterlanders voor den dag kwamen, was het gewoonlijk om in een lachen te eindi gen. Aanleg voor vroolijkheid scheen als een natuurlij ke bron in zijn binnenste te huizen. Op zekeren zonnlgen dag in April zat Basil by het rustbed van zijn vrouw aan het geopende venster en stelde haar een eenlgszins zwaarwichtige vraag. „Hoe zul je dat kleine kereltje van ons noemen, liefste? Ik wed dat je daar nog in 't geheel niet aan gedacht hebt," zei hy. „Ik werd er door tante Edith op merkzaam op gemaakt. Hy is nu byna zes weken oud weet je, en dat moet nu eens geregeld worden." „Ja, dat geloof ik ook," antwoordde Charmaine. maar ze kwam met een voorstel en liet alleen haar hand in de zyne rusten, zooals altyd haar gewoonte was, als ze by hem zat Basil dacht een oogenblik na „Zeg eens", sprak hy eindelijk zeer langzaam. „Ik vind niet dat Hugh een geschikte naam voor hem zou zijn, jy wel?" „O, neen!" antwoordde Charmaine zonder bedenken. „HU lijkt geen sikkepit op Hugh. Tante Edith zei het gisteren nog." Ze werden door een plotseling geluid gestoord een kirrend kindergelach op het terras onder hun venster. Basil stond vlug op en boog zich uit het raam. Juffrouw Dicker, wier functie van huishoudster op haar eigen uitdrukkelijk verzoek in die van kindermeid naar Denemarken gebracht en naar Duitschland ge stuurd werden, daar daaraan 50 procent kon worden verdiend aan zijn regeering verslag uitbrengt en zijn verwondering erover uitspreekt, dat zulke din gen geschieden, ofschdon de strengste blokkade ora Duitschland bevolen was, bereikt daarmee wel is waar, dat in het Lagerhuis op 26 Jan. 1916 deze din gen ter sprake komen maar het resultaat is ni hil. 2) 1) Zie „Die Weltbühne", 1930 no. 10, blz. 342 en Volgende: 2) Vgl. „Die Weltbühne", 1930 no. 10 bl. 343. i 19 April 1930. 19 April, Zaterdag vóór Paasch. Het jaar ls al weer een heel eind op streek, verder dan het gewoonlijk is met Paasch. Heel lang beeft onze schooljeugd dit jaar naar Goeden Vrijdag moeten uitzien, maar met des te meer genot zal de dag gevierd zijn. Het is wel een goede dag voor onze jongens en meisjes, by wie leergierigheid zooveel weken na Kerstmis heel ver te zoeken is. Want het is niet alleen een vacantiedag, maar de eerste vacantiedag, en de glorie van den eer sten wordt door geen der andere overtroffen. Een eigenaardige dag is die Goede Vrydag In ons land. Er is zoo weinig eenheid in de viering er van. De eenige eenheid is, geloof ik, dat de scholen overal ge sloten zyn. Maar overigens is hij volstrekt niet voor Ieder een vacantiedag. De eene plaats beschouwt hem als een volslagen Zondag, terwijl de andere hem geen graadje hooger aanslaat dan den Donderdag, die hem voorafgaat, of de Zaterdag, die hem volgt. Dit ls in Engeland niet het geval. Daar is zijn feeste lijkheid wettelijk geregeld. Want met den tweeden Paaschdag, den tweeden Pinksterdag, den eersten Maaxv- dag in Augustus, en de beide Kerstdagen behoort in En geland „Good Friday" tot de zoogenaamde „Bankholi- days", de vrije beursdagen, waarop het geheele land vrijaf heeft. Onder het geheele land moet evenwel niet Schotland verstaan worden. Schotland werkt op Goede Vrydag, maar haalt zijn schade in op den eersten Maan dag van Mei, en op Nieuwjaarsdag. Want vreemd als het toescbynt, is Nieuwjaarsdag geen Zondag in Enge land, zoomin als in eenig deel van het Vereenigd Ko ninkrijk de Hemelvaartsdag zich in een enkel opzicht van eenigen anderen Donderdag onderscheidt. Terwijl Ik dit schrüf ls de eerste Bankholiday van het jaar voor de Engelschen al weer achter den rug. Het moet gezegd worden, dat hy begonnen is met een slecht voorbeeld te geven aan de vijf collega's, die hem nog moeten volgen. Een koude, gure Goede Vrydag. Nu, dan hebben de „hot cross buns" maar zooveel te beter ge smaakt De „hot cross buns" de heete kruisbroodjes. Ook die werken mee om den Goeden Vrijdag tot een algemeenen feestdag te maken. Op den voorafgaanden Donderdag hebben de bakkers hun bestellingen genoteerd. Twintig broodjes voor dit gezin, twaalf voor dat, en nul voor haast geen enkel. Op den Vrydagmorgen worden de broodjes, die de grootte en het model van een kadetje hebben, gloeiend warm afgeleverd. Vandaar de naam „hot" De naam „cross" wordt duidelijk, wanneer we maar een enkelen blik op de broodjes slaan: een kruis ls er op zeer opvallende wyze in gebakken. Ik denk nog met genoegen aan de „hot cross buns" terug. Zy deden mU altijd denken aan de warme bollen uit mijn jongensjaren, al waren die grooter en niet van een kruis voorzien. Een makkelijke taal toch, dat Engelsch niet waar? Buns is een gek woord, dat met broodjes toevallig de eerste en laatste letter gemeen heeft, maar overigens veranderd was, had den baby juist naar bulten gereden om zijn morgenluchtje te scheppen. Basil riep haar aan. Hy en juffrouw Dicker waren dikke vrienden. „Hé juffrouw Dicker. breng hem alstu blieft eens een minuutje boven. Ik moet eens met hem praten." „Ik kom dadeiyk, uw lordschap," antwoordde Juf frouw Dicker, die altyd verrukt was als ze haar oogap pel aan Iemand kon vertoonen. Basil bleef nog een paar seconden langer uit het raam leunen. Toen hy het bovenlijf eindelijk weer terugge trokken had, klopte juffrouw Dicker op de deur en hij ging ze open doen. „Geef hem maar aan mij," zei hy, ,en nam den baby van haar over. Hy werd beloond met een breed lachje, gevolgd door schoppen en luid kraaien, toen hy zijn last naar de jonge moeder droeg, die op haar rustbed lag. „Hij ls een echte kleine berrieschopper," merkte Basil, die met het kind op zijn knie weer naast Charmaine was gaan zitten. „Kom verder binnen, juffrouw Dicker, en neem een stoel! We zitten te prakkizeeren hoe we hem zullen noemen. Weet gy er niet wat op te verzin nen?" „O, Jawel, uw lordschap," was juffrouw Dicker da delijk met haar antwoord gereed. „Het heeft me op de tong gebrand sedert het oogenblik waarop hy geboren werd, maar aangezien het geen familienaam is, meen de ik me aan vrijpostigheid schuldig te maken als ik het uitsprak. En het is een naampje dat hijzelf dikwyis uitspreek als hij in het bad zit, hoewel ik hem nooit zoo genoemd heb, daar dit iets is waarin uw lordschap en haar ladyschap een beslissing moeten nemen." Juffrouw Dicker zweeg met een gewichtig air. „Wat kan het in 's hemelsnaam zyn?" vroeg BasiL „Charmaine, heb jy er eenig denkbeeld van?" .Misschien kun je hem overhalen het je zelf te zeg gen," antwoordde Charmaine met een half raadselach- tigen blik op den baby, die in de armen van Basil lag. „Zoo niet, dan zal ik er by moeten wezen als hy zijn bad krijg.,," zei Basil. ,Maar we zullen er de proef van nemen. Komaan, jy kleine herrieschopper. Hoe heet je? Zeg op?" Hq tilde den baby op en hief hem omhoog, waarbij deze zulk een uitbundige pret aan den dag legde, dat er aan zyn stemming niet langer getwijfeld kon worden. Wordt vervolgd.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1930 | | pagina 1