SchagerCourant
Het Altaar der Eer
Tweede Blad.
Arrondissements Rechtbank
te Alkmaar.
Woensdag 30 April 1930
73ste Jaargang. No. 8654
De crisis van den
overvloed.
I.
In de provincie Sjanst - China -
moeten op een bevolking van
zes millioen reeds 2 millioen
van honger zijn omgekomen.
Zoowel op de jaarvergadering van de Christelijk
Historische Unie als op het congres der S.D.A.P. is
de agrarische crisis ter sprake gekomen. Bij alle ver
schil van behandeling bleek deze overeenstemming:
Niemand ter wereld kan de middelen aan de
hand doen, welke direct verbetering bren
gen.
Op de vergadering der Unie lieten zich stemmen
hoorcn, die vóór ondei handelingstarieven pleitten,
doch tot een uitspraak hierover kwam het niet.
Ware dit wel zoo geweest, dan zou de groote meer
derheid er o.i. tegen hebben gestemd.
Afgaande op de krantenverslagen, heeft de behan
deling op het congres der S.D.A.P. een geheel ander
karakter gedragen.
De rede van den heer Albarda, voorzitter der s.-d.
Kamerfractie, was voor de helft aan den crisis ge
wijd. Zij droeg een sterk principieel stempel en dien
de feitelijk ter toelichting van de later met alge-
meene stemmen bekrachtigde resolutie van het Par
tijbestuur, welke luidt:
Het Congres,
overwegende, dat de misstanden en wanverhou
dingen in den land- en tuinbouw door de heer-
schende crisis in het akkerbouwbedrijf slechts met
grooter scherpte aan het licht worden gebracht;
dat naast andere omstandigheden met name de
opdrijving van den grondprijs ver boven de werke
lijke gebruikswaarde daarvoor aansprakelijk ge
steld moet worden;
dat de grondwoeker de werkers op het land ook in
normale jaren van de vruchten van hun arbeid be
rooft;
dat wanneer de opbrengst van volgende oogsten
beneden de door hypotheekrente en pacht overmatig
opgevoerde productie-kosten blijft, de overgroote
meerderheid der niet-bezittende boeren te gronde
gaat en de ontwrichting van het landbouwbedrijf
de arbeiders ten plattelande aan werkloosheid en fel
ler loondruk prijs geeft;
is van oordeel, dat de socialisatie (het in eigen
dom van de gemeenschap brengen) van den grond
het eenige middel is om duurzame gezonde bedrijfs-
verhoudingen en opheffing van den grondwoeker te
verkrijgen
en dat alleen door krachtig ingrijpen van regee
ring en wetgever aan de ernstige gevolgen van de
thans ingetreden malaise en den ook in normale ja
ren te zwaren druk op de bedrijven kan worden ont
komen;
roept daarom landgebruikers en landarbeiders op
tot actie voor een pachlwetgeving,
die ter voorbereiding van de socialisatie den grond
woeker beteugelt.
die het algemeen bedrijtsrisico mede en in de eer
ste plaats afwentelt op het grondkapitaal en ander
zijds den landgebruikers bestaans- en bedrijfszeker
heid geeft
en vordert daarnaast, dat de ten gevolge van de
malaise met den ondergang bedreigde boeren door
opschorting van belastingen en credieten worden ge
steund,
en do door deze crisis verwekte werkloosheid in
het landbouwbedrijf wordt ondervangen door uit
voering van productieve werken onder normale
loons- en andere arbeidsvoorwaarden."
Zooals de lezej ziet, vraagt de S.D.A.P. niet wei
nig en wat de heer Albarda, ter verdediging van de
ze verstrekkende eischen aanvoerde, was belangwek
kend genoeg om er in een volgend nummer op terug
te komen. De toestanden in land- en tuinbouw
schreeuwen om hulp. Van de belanghebbenden zou
het niet verstandig zijn. aangeprezen middelen ter
verbetering te verwerpen, omdat zij komen van een
richting of partij, die hen misschien niet lijkt.
Verstandiger is het om zich te houden aan den re
gel:
Onderzoekt alle dingen en behoudt het goede!
Tot slot van dit artikel maken we melding van een
bericht in Het Volk, dat spreekt van de dalende
opbrengst van den grond, van huurprijzen
die 52 blijven onder die van het vorig jaar, van
twee inschrijvers in plaats van 200.
Het bericht komt uit Leeuwarden en luidt als
volgt:
De melkers in het plaatsje Oosterlittens heb
ben jets zeldzaams beleefd.
Wat was het geval? Bij de jaarlijksche ver
huring der Kerkelandcn aldaar, gelukte het
hun 'e huren voor prijzen, die nog geen 52 pet.
bedroegen van di; van het vorige jaar. In 1929
was de totale opbrengst f 10.263, thans f5.320.
21 koescharren met weiderecht van 12 Mei tot
12 November voo«- één koe of twee stuks jong
vee deden f 1456 of gemiddeld ruim f 69 tegen
f130 in 1929. De overige landerijen werden ge
gund voor f3710, het vorige jaar voor f7355.
De prijs van de vier schapenscharren, elk met
weiderecht voor twee schapen van 12 Mei 1930
tot Maart 1931, bedroeg gemiddeld f37, terwijl
aan slechts één perceel der overige landerijen
de huur per 26% are de f50 te boven ging.
Bij den afloop deelde, na een kort overleg
met het college der kerkvoogden, de notaris
mede, dat alle perceclen werden gegund; hij
wenschte de huurders geluk met dit wel zeld
zame succes. Een applaus van de belangheb
benden en van het overige publiek was het
antwoord op die alleszins welkome mededee-
ling.
Ook uit andere plaatsen worden uitslagen
van verhuringen gemeld, waarbij ook slechts
zeer laag werd geboden. Soms zelfs werd op
verhuringen van boerderijen die aan de kerk
toebenooren. door één of twee candidaten inge
schreven, waar zich nauwelijks een jaar geleden
nog 200 a 300 gegadigden om een open plaats
verdrongen
„Wanneer het een paar jaar zoo door gaat,
dan is er weldra geen pachtvraagstuk mee.
aldus zeide dezer dagen een autoriteit in den
Frieschen iandbouw. Wat er dan wel zal zijn?
Op deze laatste vraag kunnen wij geen antwoord
geven: de toekomst ligt nu eenmaal niet open.
Aan dien autoriteit in den Frieschen landbouw,
zouden wij echter willen opmerken:
Eén zwaluw maakt nog geen lente!
Bovendien vre^zen wij dit:
Komt er opleving, gaan de prijzen weer omhoog,
dan herleeft de jacht naar land met nieuwe woede.
Wie in zulk een tijd van opgang met een goed
pachtcontract zit en een schappelijke huur betaalt,
is best af. Voor alle anderen duurt de ellende voort
of herbegint.
Wie wat ouder is, beeft dat reeds meer dan eens
beleefd, en voorloopig zien wij niet, dat het anders
zal worden.
Principieel is er immers in de maatschappelijke
verhoudingen niets gewijzigd.
VOOR DEN POLITIERECHTER.
Zitting van Maandag 28 April 1930.
Politierechter Mr. Ledeboer.
IJVERIG WERKEND LID VAN EIGEN HULP.
De geachte verdachte, aangewezen om deze zitting
in te leiden, was de 31-jarige heer Jan Hendrik Soh.,
arbeider te Texel, welke heer, die een actief voor
stander is van den stelregel „gemak dient een mensch"
op 6 October 1929 van een rijwiel, dat bij een kerk
onbeheerd was achtergelaten, de lantaarn afschroefde
en op zijn eigen fiets bevestigde met het doel er een
gepast gebruik van te maken. Gepast was nu juist
het rechte woord niet. wat de vrijpostige heer S., toen
hij heden wegens diefstal, subsidiair verduistering
terecht stond, tot zijn nadeel aan de weet kwam. Hij
had namelijk de lantaarn, toen hij niet kon ontdekken
wie de rechtmatige eigenaar was, maar als zijn eigen
dom beschouwd en werd nu veroordeeld tot 2 maanden
gev. met 2 proefjaren en gesteld onder toezicht der
R.K. reclasseering, die wel zal zorgen, dat zijn belang
stelling voor rüwiellantaams binnen de perken van
het geoorloofde blijft
AANGENAME EN GEZELLIGE BUITENLANDSCHE
COMMENSAAL.
Een 28-jarige te Stekene in België geboren arbeider,
thans wonende te Texel, met name Sebastiaan Leo-
nardus S., had zijn Intrek genomen als kostganger in
het gezin van den arbeider Spigt. die echter weldra
alle reden had de aanwezigheid van dezen Belg te
betreuren. Deze toch gedroeg zich ten opzichte van
mej. Spigt, die een baby wachtend was, niet als een
gentleman en toen Spigt hem daarover op 14 Maart
eens onderhield, en ook mej. Spigt zich in het debat
mengde, ging hij deze zwangere vrouw te lijf, stompte
haar in het gelaat, dat zij bloedend werd verwond en
op den grond viel, waarop hij de ontstelde vrouw
kwaardaardig bij de haren trok. De heer Spigt, die
lichamelijk tegen den forschen Belg niet veel van be-
teekenis kon uitrichten, moest lijdelijk toezien, dat zijn
vrouw werd afgedroogd. Maar gelukkig zijn er n^g
rechters in Alkmaar en heden werd dan ook behoor
lijk met den Belg, wiens beroep op zelfverdediging
als waardeloos ter zijde werd gelegd, afgerekend en
dit onridderlijke heerschap veroordeeld tot f 40 boete
of 40 dagen.
EEN SLIM BEDACHT. MAAR NIET AANBEVE
LINGSWAARDIG MIDDEL OM AAN GOEDE
REN OP CREDIET TE KOMEN.
De winkelier Willem van Dok te Enkhulzen, kreeg
visitie van een mijnheer, die zioh voorstelde als Piet-r
V., adspirant-pluimveefokker en representant van zeke
ren heer Jan Ubbels, hoenderparkhouder te Oosthui
zen, die, voornemens zijnde zijn klppenbroederij uit te
breiden, te Enkhuizen een terrein had gekocht en nu
noodig had een rol asphaltpapier en drie gegolfde zin
ken platen. De heer Van Dok had geen bezwaar deze
artikelen aan mijnheer V. zonder betaling af te ge
ven. doch al spoedig bleek, dat de afgevaardigde van
Ubbels dit alles maar had gefantaseerd en hij in wer
kelijkheid niet anders was dan een gesjochten visoh-
venter, die genoemden heer Ubbels er ook al tussohen
had genomen voor levering van 35 kippen op crediet,
ter waarde van f 77, waarvan hij nog slechts f 10 had
afbetaald benevens 3 mandjes visch ter waarde van
f 3. De gefingeerde pluimveefokker stond heden terecht
wegens oplegging en bleek dat hij Inmiddels den heer
Van Dok had schadeloos gesteld, zoodat deze heer er
geen belang meer bij had zijn cliënt extra te bezwa
ren. De Officier meende intusschen toch nog bewijs
genoeg te hebben overgehouden om 7dagen gevange
nisstraf te vorderen. Doch de politierechter wenschte
vooraf een nader reclasseeringsonderzoek naar Piet, die
overigens zelf ruiterlijk erkende, een gemeene streek
te hebben uitgehaald en werd de verdere behandeling
bepaald op 26 Mei e.k.
EEN OUDE DAME VAN 76 JAAR, MAAR NOG VLUG
VAN TONG EN VAN ZESSEN KLAAR.
Getooid met een keurig opgemaakte kapothoed, ver
scheen statig op het zondaarsbankje, de 76-jarige juf
frouw Neeltje K., gehuwd met den eveneens nog
krassen heer Jan S. te Nieuwe Niedorp, welke grijs
aard zijn geliefde ega had vergezeld op haar bedevaart
naar Canossa en nu In de engelenbak het verloop dor
rechtzaak, geduldig afwachtte, want de oude dame vas
in conflict gekomen met het strafwetboek, omdat zij
op 8 Maart haar 33-jarige dorpsgenoote, mej. Wilhol-
mina Gerardina Birol, 'n ongehuwde huishoudster, in
het openbaar eenige onvoegzame woorden had toege
snauwd, boorden die voor verdere publicatie ten eenen-
male ongeschikt waren. Mej. S. 6tond alzoo terecht
wegens heleediging en gaf krachtig aan haar veront
waardiging lucht, toen de officier, ondanks haar be
wering, dat er „niks van an" was en juffr. Birol inte
gendeel haar man had uitgescholden, f 10 boete of 10
dagen vorderde. Dan had ze beter de glazen in kunnen
gooien, mopperde juffrouw S. ten zeerste ontsticht
over zoo'n onzinnigen eisch. 10 Gulden, maar dat zou
toch wat moois zijn. En met de 7 gulden of 7 dagen,
haat opgelegd door den Politierechter, nam Op je al
evenmin genoegen. Ze bleef dan ook net zoo lang door
ratelen en protesteeren, tot de zaaldeur zich achter
sèhrale figuur sloot.
ALS DE POLITIE GELAST OM AF TE STAPPEN,
HEEFT U DIT NIET AAN UW LAARS TE LAPPEN.
De Spoorstraat te Den Helder is in 't belang van de
verkeersveiligheid tegenwoordig afgesloten voor rlj-
wielverkeer, een verbod, waarvan het nut blijkbaar nog
niet tot eiken fietsrijder of -rijdster schijnt te zijn door
gedrongen. Althans sloeg op 9 Maart zekere mej. Jan
netje geen acht op de bepaling en wat nog erger was.
evenmin op de vordering van den agent Stam om van
haar rijwiel af te stappen. Deze nonchalance bezorgde
de dame een strafproces voor den politierechter en
werd zij deswege heden bij verstek, daar zij niet ter
plaatse was verschenen, veroordeeld tot f 15 boete of
15 dagen. De eisoh was f 25 boete of 25 dagen, oen
bewijs, dat men hier met zulke gijntjes geen gekh3id
maakt.
EEN VEEHOUDER. DIE DE CAPACITEIT VAN
ZIJN KOEIEN TOT HET GEWENSCHTE
PEIL TRACHTTE TE BRENGEN.
Omdat de 3 ongelukkige koeien van den heer Pieter
H., 'n klein veehoudertje te Texel, geen kans zagen
de vereischte 12 liter, die hij aan den melkslijter Bruin
moest afleveren, te produceeren, meende vader P. 'n
handje te moeten helpen en bracht hij de pomp in wer-
zou ik, lieve! Niet sedert hij kwam om me goedendag
te zeggen. Ik wist niet beter of hij was met je meege
gaan. Deed hij dat niet?"
Zijn armen hielden haar nauw omsloten, als wilde hij
haar tegen de geheele wereld in bescherming nemen.
Toen hij antwoordde, scheen zijn stem iets te uiten, dat
zijn woorden haar wilden besparen.
Om je eerlijk te zeggen, lieveling, deed hij het niet. We
reden allen te zamen weg, maar juist bulten het inrij-
hek zei hij plotseling dat als het ons hetzelfde was, hij
liever thuisbleef om met jou de thee te gebruiken."
Charmaine kreeg een nieuwen schrik. „Hoe zonder
ling van hem!" zei ze. En toen, als ter verontschuldi
ging: „Ik geloof dat hij zich verbeelde dat ik me een
zaam gevoelde. Maar ik heb hem niet gezien? Waar is
hy heengegaan?"
„Misschien heb je gelijk", antwoordde Basil. „Maar ik
zei hem dat hij je vóór vier uur niet mocht storen, om
dat ik meende dat je wilde rusten. En toen zei hij dat
hij naar den Minnaar's Poel zou gaan om wat op het
meer te varen."
„Basil!" Nu was haar schrik oorzaak dat ze zich in
zijn armen stijf oprichtte. In de duisternis zochten haar
oogen de zijne. „Basil" riep ze weer. „Is er iets gebeurd?
Beproef je iets voor me verborgen te houden?"
„Ja," luidde zijn antwoord.
Ze drukte haar beide handen op haar hart. „O, wat
wat dan? Zeg het me vlug! Het is beter barm
hartiger Basil."
„Ja." herhaalde hij. en sprak met de vastheid van
een plotseling genomen besluit. „Je hebt gelijk. Dat is
het Charmaine. Ik weet niet hoe hij den middag door
gebracht heeft, maar hij werd vanavond op de rails
van den spoorweg gevonden overreden gedood
door den trein uit Bentbridge."
„Ach!" Het was eerder een gekerm dan een uitroep,
wat van de lippen van Charmaine geperst werd. Tien
seconden lang bleef ze stijf opgericht zitten; toen zonk
ze achterover.
Zijn armen hielden haar nog omsloten. „Charmaine,"
zei hij met zachte en gebroken stem „om Gods wil
om Gods wil draag het met moed!"
Rillend en hijgend, ontwaakte ze uit haar ontzetting.
Ze voelde naar zijn handen, liet ze weer los, en duwde
ze van zich af.
„Raak mij nooit weer aan!" zei ze. „Mijn zonde
mijn zonde, heeft mij achterhaald. Hij was aan den Min
naar's Poel, toen ik vanmiddag die samenkomst had met
Rory. Nu herinner ik het me de deur van het Tem
peltje stond even open. Het kwam niet bij me op
nooit.een blik naar binnen te werpen. Hij hoorde alles
aan hoorde mij zeggen dat ik het nooit zou kunnen
king. De 12 liter waren nu present, maar veel voor
deel gaf dit den genialen veehouder niet, daar de
keuringsdienst de truuk in gaten kreeg en met dul-
velsche slimheid uitrekende, dat Piet op de 100 'iter
11 deelen water had gemengd.
Heden ter zake die vervalsching terecht staande,
raakte hij heelemaal in de lappenmand verzeild, dour
hij, ondanks zijn met tranen in de stem uitgebrachte
belijdenis, dat hij een dergelijk bedrag onmogelijk kon
opbrengen, werd veroordeeld tot f 80 boete of 80
dagen. Het ware wel te wenschen. dat ieder veeboer
dit rijmpje in zijn stal aan den wand spijkerde:
Een zindelijke boer. die gaarne boent en plast.
Moet zorgen dat in z'n ijver hij ook de melk
niet wasclit!
Want krijgt hij den keurmeester dan te gast.
't Kost hem 'n reuze-boete of... hij gaat in de kast!
DE KOE MET DE LOOIEN SPEEN BLEEF TROEF.
Ook de heer Dirk de L.. een 52-jarig melkveehou
der te Koegras. moge zich bovenstaande waarschu
wing. onverschillig of hij niks of heelemaal niks op
heeft met „vaderlandsche diohters", wel in het geh:u-
gen prenten. Hij toch stond eveneens terecht als ge
volg van het bezwarende feit, dat hij aan den melk
rijder Piet Schouten te Den Helder had afgeleverd
volle melk, bestemd voor de zuivelfabriek „Hollandia",
die na onderzoek bleek 11 deelen water op de U-O
deelen melk te bevatten. De veehouder erkende dan ook
het emmerspoelsel bij de melk te hebben gevoegd, hoe
wel hij zich niet kon indenken, dat dit spoelsel een *ioo
groot kwantum uitmaakte. Hoe het zij. Dirk kwam er
met 50 pop boete of 50 dagen nog lang niet slecht af
en was dan ook zoo best in zijn sas met dit vonnis,
dat hij direct genoegen nam en onmiddellijk met zijn
duimkruid op de toonbank kwam. De griffie had van
daag 'n beste dag. Het is niet onmogelijk, dat da
griffier op roomhorens heeft getrakteerd.
MET ZOO'N HUISBAAS BEN JE OOK NOG LANG
NIET GELUKKIG.
De 62-jarige heer Wilhelmus A., landbouwer en vee
houder te Heiloo, was ook leelijk in het lahyrinth ge
raakt en stond heden tereoht wegens clandestiene ver
dunning van de door hem op 21 Januari aan den melk
slijter Stuveling afgeleverde melk. De heer A. nu, is
pachter van een aan den officier toebehoorende boer
derij en 'n doorsnee-baliekluiver zou nu wel insinu-
eeren, dat hij er wel zou worden doorgescheurd, miar
dan heeft hij leelijk de plank misgestapt De officier
gaf althans het beteuterde boertje, dat erkende eenige
malen op 24 liter melk één liter water te hebb«-n
bijgeklutst, onomwonden te kennen dat ambtelijk van
hem niet de minste consideratie was te wachten, zooals
dan ook bleek uit den sterk gepeperden eisch: f 250
boete of 60 dagen. En de politierechter deed ambitieus
mede aan dit steekspel met het zwaard der gereentig-
heid en veroordeelde den gansch verslagen Wilhelmus
tot de strenge straf, door den officier gevorderd. Maar
Willem krabde eens bedenkelijk op zijn kanes en zag
niet af van de hooger beroep-termljn.
AL TE GAUW BETOONDE DAPPERHEID.
De heer Simon M., zich presenteerende als koopman
en voorheen te Den Helder, doch thans onder de ge
meente Purmerend wonend, is bij de Alkmaarsche
reohtbank niet geheel onbekend, vanwege zijn niet
overmatig ontwikkeld eerlijkheidsgevoel, doch als kam
pioen-knokker gaf hij heden de eerste voorstelling. Iiij
was namelijk op 22 Maart te Julianadorp in een kwes
tie gewikkeld met een assistent-metselaar over een
schuld van f 4.60, waarin zich ook de patroon van be
doelden opperman, wien dat arbeidsvertragend geleuter
begon te vervelen, zich ook bemoeide en den oppermpn
de Boer genaamd, aanspoorde, liever het werk voort
te zetten, dan zich langer door dien vent op te laten
houden. Slmon, beleedigd. schold den metselaar Evrrt
Meeuwsen toen uit voor suffert, waarop deze. niet min
der slagvaardig, hem toeriep: je ouwe moer! Dit deed
bij Simon de maat overloopen en agven hem motief
den metselaar voor den grond te schoppen en hem
op zijn fiselefasie te trommelen. Aan Simon werd he
den prix de excellence uitgereikt in den vorm van
f 10 boete of 10 dagen. Hij was het eohter blijkbaar
nog niet met zich zelf eens of hij de ondersohelding
zou aanvaarden.
DIE KAATST MOET DEN BAL VERWACHTEN.
De 15-jarige heer Van Doornik te Enkhuizen had op
30 Maart een flinke opstopper geïncasseerd van den 18-
jarigen kantoorbediende Uilke B.. en hiervan e«.n
klacht gafabriceerd. met gevolg dat de heer B. heden
terecht stond wegens mishandeling. De kantoorheer,
'n uiterst net jongmensch, erkende het feit, doch toon
de aan dat de getuige zich zeer onhebbelijk had ge
dragen tegenover zijn 10-jarig broertje en hij nem
daarvoor een afstraffing had toegediend. De Officier
wijzigde na die toelichting zijn oordeel en drukte zijn
spijt uit, de vervolging te hebben doorgezet. Om echter
aan te toonen, dat hij het optreden van den jongen
van Doornik ten zeerste afkeurde, vorderde hij tegen
den heer B. slechts f 1 boete of 1 dag. met welk
requisitoir de politierechter zich volkomen vereenigde,
door een vonnis conform eisoh, waarna, het program
ma afgewerkt zijnde, de zitting werd gesloten.
verdragen jou te verlaten hoorde mij zeggen, als hij"
...Ze brak of, door een siddering overvallen. „En zoo..."
haar stem sloeg weer over „en zoo ging hij voor mij
voor mU omdat ik zei dat ik Je nooit de waarheid
zou kunnen vertellen om zijnentwil. O, Guy mijn
zoon mijn zoon mijn onuitsprekelijk dierbare zoon!"
Ze deed alsof ze bij deze laatste woorden wilde op
staan, maar hij belette het haar met een zachten druk.
Hij knielde naast haar neer, klemde zich aan haar
vast en Het het hoofd tegen haar boezem rusten.
„Hoor mij aan!" zei hij. „Hoor mij aan! Het maakt
misschien het geheele verschil uit. Charmaine. ik weet
de waarheid. Ik heb haar altijd geweten."
„Je wist het", riep zij uit.
„Ja ja!" Hij sprak met een stem die tegen haar
boezem trilde. „Ik had eenig vermoeden van het begin
af. En na de geboorte van Guy kreeg ik zekerheid."
„Je wist het!" Haar woorden hadden een vreem
den klank, bijna, scheen het, alsof zij ze zich onbewust
was. Ze zat als uit steen gehouwen.
„Ja," zei hij nog eens. „ik wist alles. Maar, omdat ik
je zoo liefhad, stelde ik alles ter zijde eer, alles
terwille van jou. Ik aanvaardde het onrecht, hoewel ik
beproefde het recht te maken. Maar, zoo ik gefaald heb
ik ben er tenminste in geslaagd hem in te prenten
dat eer gaat vóór alles. Hij heeft zich opgeofferd, maar
niet voor jou alleen. Hij deed het ook voor mij, en voor
de eer der familie, Charmaine ik heb hem altijd ge
leerd dat deze behoorde te gaan voor alles."
Hij hield op met spreken. Hij had het hoofd zoo diep
gebogen dat de laatste woorden nauwelijks hoorbaar
waren, en terwijl hij zich aan haar vastklampte, voelde
zij eensklaps dat hij snikte met zware, krampachtige
schokken, die hem het hart uit het lichaam dreigden te
scheuren.
En dit wanhopige verdriet deed Charmaine uit haar
verstijfde houding ontwaken, en ze bewoog zich zooals
verdoemenis noch goedertierenheid haar tot zich bewe
gen hadden kunnen dwingen. Zijn smart schreeuwde
luid tot haar ziel, en als bij ingeving, zonder falen, vond
ze bij haar weerklank.
Het volgende oogenbllk had ze haar armen om hem
heengeslagen en hield hem hartstochtelijk omklemd.
„Basil mijn echtgenoot mijn echtgenoot mijn
zielsgeliefde zei ze, en zeeg tegen hem ineen, terwijl
ze naar troostredenen zocht.
Het gekweel der vogels stierf buiten weg en het werd
zeer stil in de kamer. Ze zaten dicht tegen elkaar aan
gedrukt, hielden elkaar omvangen, terwijl de eerste
vlijmende smart zich uitleefde en voorbijging.
Toen begon Charmaine te fluisteren; en in dat heilige
uur vertelde ze hem alles, somtijds schreiende, dan weer
FEUILLETON
door
ETHEL 31. DELL.
37.
„Rory." zei ze „er is één ding dat je niet begrijpt
dat een verschil maakt. Ik heb al die jaren geleerd mijn
echtgenoot te beminnen zooals ik niemand op de aar
de bemin zelfs mijn kinderen niet. Om die reden, en
omdat ik ééns gezworen heb geen schande over den
naam Conister te zullen brengen, kan ik onmogelijk op
je voorstel ingaan, zelfs al zou ik de schande van Guy
voor één oogenbllk kunnen verdragen. Als ik lang ge
leden van jou daartoe de vergunning gekregen had, zou
ik misschien de kracht gevonden hebben alles aan Ba
cil te bekennen. Ik ben er niet zeker van. Maar na de
geboorte van Guy, was het te laat. Ik doe mijn best
niet aan het aan Hugh begane onrecht te denken dat
is mijn tweede zoon omdat het mij zus of zoo voor
komt dat God moet begrijpen, en Hij zal niet dulden
dat de onschuldigen inderdaad voor de schuldigen lij
den. In ieder geval. Ik kan niet aan Je verzoek voldoen
al is het in jouw oogen het eenige rechte dat over
blijft. Niet, dat ik je ook geen vergiffenis kan schenken.
Wij waren beiden zoo jong, en zelfs jij wist nauwelijks
wat de gevolgen konden zijn. Want toen waren we kin
deren of niet veel méér. Je was voor mij bijna de
tooverprins uit het sprookje een prins uit een droom
een wonderschoone onbestaanbaarheid. Basil daaren
tegen, is mijn dierbare, onmisbare echtgenoot, en hem
verlaten, zou mijn dood zijn. Somtijds heb ik het gevoel
alsof ik mijn geheele ziel jpou willen geven om hem de
waarheid te zeggen, en a" ik alles bekend had, zou ik
nog smeeken dat hij mij bij zich zou houden en mij niet
van zich afstooten. Maar nu zal hij het nooit weten.
Mijn lieve jongen. Guy, zal hem vele, vele jaren bverle-
ven, en daarom moet ik Basil voor het overige van mijn
levensdagen misleiden. Dat is mijn straf het gelijkt
op een levenslange gevangenisstraf en ik geloof
ik geloof, dat als ik sterf en alles is voorbij God in
Zijn goedertierenheid zal zeggen dat ik genoeg gestraft
ben."
Ze had haar handen vrijgemaakt en boog het hoofd
erover, bittere tranen stortende.
De man naast haar rees op, als was het hem onmo
gelijk zittende te blijven in het bijzijn van een smart,
zoo groot als de hare.
Eenlgen tijd was er geen geluid dan dat van haar
snikken verneembaar, maar, terwijl hij op haar neerzag
rolden twee dkike tranen hem over de gebronsde wan
gen, en vielen op haar onbedekt hoofd.
Eindelijk bukte hij zich, langzaam en eerbiedig, en
legde een hand op haar schouder.
„Charmaine," zei hij in een gefluister, „ween niet
ween niet! Ik ga, en zal nooit wederkeeren. Ik wou al
leen dat je onthield dat hetgeen ik vandaag gedaan
heb, in alle eer bedoeld was in welk opzicht ook.
Maar jij weet het het best. Je staat nader tot God
dan ik dat heb je altijd gedaan. Doe wat je denkt
dat goed is nu en in de toekomst! Meer is er niet.
Vaarwel, geliefde! Ween niet ween niet."
Het waren de laatste woorden die hij tot haar sprak;
het waren ook zijn eerste geweest. En toen hij ze uit
sprak bukte hij zich een weinig dieper, en drukte zijn
lippen op haar gouden haren, waarop zijn tranen ge
vallen waren. Vervolgens keerde hij zich om en verwij
derde zich zeer langzaam.
HOOFDSTUK X.
Het Offer.
De avondschemering spreidde zich over dien dag uit.
toen Basil de deur van de kamer van zijn vrouw zacht
opende en naar binnen keek.
„Rust je uit, Charmaine?" vroeg hij.
Uit de duisternis klonk haar stem hem onmiddellijk
tegen. „O, ben je alweer terug liefste! Ja, ik Hg wat
te rusten. Ik had zoo'n moe gevoel in het hoofd. Maar
overigens mankeer ik niets. Het is laat, niet waar? Ik
begon juist tot die ontdekking te komen. Heb je een
prettigen middag gehad? Hebben de jongens er van ge
noten?"
Hij was genaderd en knielde naast haar rustbed,
waarna hij haar in zijn armen nam. In den donkeren
tuin, voorbij het geopende venster, kweelden de vogels
hun laatste leid, tot lof van den gulden dag. die voorbij
was.
Charmaine lag tegen de borst van haar echtgenoot,
zich scherp bewust van de beschermende liefde waar
mee hij haar aanhoudend omringde, terwijl ze wachtte
tot hij spreken zou.
En na een oogenbllk deed hij het, hoewel niet In ant
woord op haar vraag. „Heb je vanmiddag !ets van Guy
gezien?"
„Vaa Guy?" Ze schrikte een weinig op. „Weineen, hoe