Ij&dwdrii O&Tofföee.
Raad St. Maarten.
MOET ER VOOR WIERINGEN EEN MODERNE KAAS-
EN BOTERFABRIEK GESTICHT WORDEN?
Vergadering van den Raad op Vrijdag 9 Mei 1930, des
morgens hall 10.
Afwezig zijn de heeren Stoop en K. Wit
Voorzitter de heer A. Klerk, burgemeester, tevens
secretaris.
De Voorzitter opent met een woord van welkom de
vergadering en deelt mede dat de heer Stoop bericht
zond dat hij wat later ter vergadering zal komen, ter
wijl de her K. Wit berichtte dat hij door ongesteldheid
verhinderd is om ter vergadering te komen. Do Voor
zitter spreekt den wensch uit dat de heer Wit weer
spoedig hersteld zal zijn.
De notulen worden onveranderd vastgesteld.
Ingekomen stukken.
Bij de op 27 Maart gehouden kasveriflcatie bij den ge
meenteontvanger was alles in orde bevonden, in kas
was f 3510.12.
Door het gemeentebestuur van Warmenhutzen was
het gewljzigdo contract voor de gaslevering Ingezonden.
Van den Vleeschkeuringsdionst kring Barsingerliorn
was ingekomen de begrooting en het jaarverslag; bei
de stukken worden voor kennisgeving aangenomen.
Ingekomen zijn verslag van:
de Gezondheidscommiesie;
de Commissie van Toezicht op het lager onderwijs;
de gehouden ontwikkelingscursussen in de openbare
«cholen:
den toestand der gemeente en volkshuisvesting.
De toestand van het onderwijs wordt alleszins bevre
digend geoordeeld en ondanks de belangrijke finantieele
offers blijkt wel dat het college het onderwijs een warm
hart toedraagt. Toch zijn er nog wel wenschen te ver
vullen en genoemd worden dan nieuwe banken te Eeni-
genburg, een betere ventilatie dier school en verbete
ring van den Zuidwestelijken muur. B. en W. hebben
hun aandacht aan deze zaken gewijd, maar omdat het
voortbestaan der school niet verzekerd is, willen zij niet
te hard van stapel loopen. Het college aal de verbetering
van den muur nog nader overwegen.
De heer Stoop komt ter vergadering.
Ook de Schager Handeldrijvende en Industrieele Mid-
denstandsvereeniging zond een verslag van haar Han-
delswinteravondsehool.
Goedkeuring: gemeentebegrootlng, dienst 1930; ver
ordening verbouw bepaalde aardappelsoorten; intrek
king verordening pensioenverhaalsrecht.
Dat door de Besturen van de bijzondeer scholen te
Stroet en Rijp is verklaard, dat men accoord gaat met
de afrekening vergoeding volgens artikel 101 der L.O.-
wet over 1928 en het voorschot voor 1930.
Dankbetuiging van Ged. Staten voor de bijdrage ge
schenk Gouvernementsgebouw.
Benoeming der Burgemeesters van Schoorl en Wie-
ringerwaard als Regenten van het Stadsziekenhuis.
Dat de overeenkomst voor de straatverlichting, aan
gegaan met het P.E.N. te Bloemendaal door het P.E.
N. en B. en W. is onderteekend.
De Voorzitter deelt mede dat B. en W. zich tot het
P.E.N. hebben gericht om nadere inlichtingen en ge
vraagd hebben of de uitbreiding der straatverlichting
te Rijp en Stroet tot gevolg zou hebben dat tot huis
aansluiting zal worden overgegaan met het verieenen
van 2 gratis lichtpunten en een stopcontact Op deze
vraag kwam een bevredigend antwoord in, doch wat de
straatverlichting betreft, is niet met zekerheid te zeg
gen dat do stroomkosten niet hooger zullen worden.
Zoo spoedig mogelijk, in ieder geval dit jaar, zal tot
aanleg van de straatverlichting en de huisaanslultlngen
te Rijp en Stroet worden overgegaan.
Omtrent actievoering tegen de hooge kosten van
straatverlichting wordt door den Voorzitter medegedeeld:
dat ook andero gemeenten zich ten deze tot het P.E.N.
zullen richten en overleg met elkaar zal worden ge
pleegd.
De heer Stoop dankt den Voorzitter voor alles wat
hij in deze 'materie heeft gedaan.
Medegedeeld wordt, dat door B. en W. bij den Burge
meester een volledig telefoontoestel is laten maken, dus
geen neventoestel, aangezien de kosten daarvan niet
f 18 maar f 20.60 werden, ergo nog f 2.60 por jaar hoo
ger dan de kosten van een gewoon toestel, terwijl dan
bovendien de aanlegkosten, ad f 14, moesten worden be
taald. De kosten van het toestel bij den Burgemeester
bedragen nu f 24.in het Jaar, buiten die der nachte
lijke doorverbinding, welke niet zijn f 12.50, maar dat
bedrag plus f 15.zooals naderhand is opgegeven.
Aangezien het toestel echter daar is geplaatsl in hoofd
zaak voor dat doel, in verband met den nachtveilig
heidsdienst, zijn B. en W. ondanks deze tegenvaller,
van oordeel, de nachtelijke doorverbinding toch te
moeten aanbrengen.
Wórdt goedgevonden.
Aan de orde worde gesteld, een verzoek van de Com
missie van Uitvoering van den Vleeschkeuringsdienst
in den kring Barslngerhom. omtrent het aangaan van
overeenkomsten met buitengemeenten, namelijk Den
Helder, Anna Paulowna. Wieringen, Schermerhor en
Heerhugowaard. voor hot verwerken van vee en vleesch
in de verwerkingsinrichting voor een proeftijd van twee
jaren, terwijl tevens toestemming wordt gevraagd met
daarvoor in aanmerking komende buitengemeenten even
tueele overeenkomsten te sluiten op dezelfde voorwaar
den.
B. en W. stellen voor, accoord te gaan met dit ver
zoek, hetwelk gevraagd wordt,, omdat in de gemeen
schappelijke regeling, door de tien gemeenten aange
gaan, een bepaling voorkomt, dat de Raden daarvan
hierover beslissen.
Eveneens stellen B. en W. voor, machtiging te ver
ieenen aan de Commissie om met mogelijke andere
gemeenten dergelijke overeenkomsten te kunnen af
sluiten.
Met het voorstel van B. en W. gaat de raad accoord.
Nog geen dwang.
B. en W. stellen vervolgens, naar aanleiding van een
ontvangen brief van gemelde Commissie, om te willen
overwegen, of het aanbeveling kan verdienen, de nood-
slachtplaats ln de gemeente op te heffen, den Raad
voor. daartoe alsnog niet over te gaan.
Het College Is van meening, dat de bestaande nood-
slachtplaatsen als de Centrale Noodslachtplaats voor
de veehouders voordeeliger werkt, in de verschillende
gemeenten wel zullen verdwijnen, maar om nu reeds
een besluit te nemen, ze te doen opheffen, vindt men
niet gewenscht. daardoor wordt ook aan de veehouders
nu reeds een dwang opgelegd, uitsluitend naar de Cen
trale te moeten gaan en dat acht men een verkeerd
in te nemen standpunt.
Overeenkomstig het voorstel van B. en W. wordt door
den raad besloten.
Snelblusschers.
Ingekomen is een verzoek van een snelblusschers-
maatsohappij, om aan te schaffen snelblusschers voor
openbare gebouwen der gemeente.
Volgens overgelegde prospectus zullen de kosten daar
van bodragen f 25 per stuk, of In huurkoop f 5 per jaar
plus f 2 per vulling.
B. en W. stellen den Raad voor, daarop niet in te
gaan en het verzoek voor kennisgeving aan te nemen.
Aldus wordt besloten.
B. en W. stellen den Raad voor de pensioensgrondslag
vast te stellen van den Burgemeester op f 2400, en van
don secretaris op f 1600.
Nadat de heer Blom een inlichting had gevraagd over
de salarissen van de gecombineerde betrekkingen en
de Voorzitter den heer Blom die inlichtingen had ver
strekt, wordt het voorstel van B. en W. zonder hoofde
lijke stemming aangenomen.
De Kanalisatie van Westfriesland. Geen
bijdrage.
Van Ged. Staten Is het verzoek Ingekomen, om als
nog te besluiten een bijdrage van f 400 per jaar gedu
rende 40 jaar te verieenen ten behoeve van het Kanaal
Stolpt- Schagen.
B. en W. adviseeren, zooals zij bij de behandeling van
dit punt, hebben gedaan in de vergadering van den
Raad, d.d. 20 September 1.1., n.1. dat waar onze gemeente
geen belang bij de daarstelllng van het Kanaal heeft,
geen bijdrage te verieenen.
In de vergadering van 22 Augustus 1927 ging de raad
ook daarmede accoord.
Ook nu weer vereenigt de raad zich met het voorstel
van B. en W.
De iepenziekte.
Door tusschenkomst van Ged. Staten is een circulaire
ingekomen, van het Comité inzake bestudeering en be
strijding van de Iepenziekte, waarbij financieelen steun
wordt gevraagd voor zijn arbeid. In die circulaire wordt
genoemd, de bijdrage te verieenen gedurende 5 jaren en
deze te bepalen op f 25 per 10000 inwoners per jaar.
B. en W. zouden het toejuichen, indien het middel
werd gevonden de iepenziekte met succes te kunnen be
strijden. Het is bekend, dat deze ziekte reeds veie
slachtoffers heeft geëiseht en waar ook onze gemeente
bijna uitsluitend iepen heeft, stellen zij den Raad voor,
een bijdrage van f 5 per jaar gedurende 5 jaren te ver
ieenen.
De raad kan zich zeer goed met het voorstel van B.
en W. vereenigen.
B. en W. stellen voor, de begrooüng over 1929 te wij
zigen tot een bedrag van f 720.96, ln ontvangst en uit
gaaf en te besluiten tot af- en overschrijvingen ten be
drage van f 1441,21.
Wordt goedgevonden.
Geen belastlngverhooging. Het goede be
lastingjaar 192919S0 is de redder.
B. en W. stellen voor het vermenigvuldigingscijfer
voor de inkomstenbelasting betreffende het belasting
jaar 19301931 vast te stellen op 1.7, zooals over 1929 is
gedaan. Benoodigd ia ongeveer f 22495, welk bedrag ver
minderd kan worden wegens het ten goede komende aan
dezen dienst tot een bedrag van f 14000, (welk bedrag
zoo hoog ia geworden wegens de gunstige belastingko
hieren over 1929—1930), waardoor benoodigd is f 8495,
of afgerond f 9000. Het belastbaar inkomen voor het
belastingjaar 1929—1930 bedroeg f 685316, en met een
vermenigvuldigingscijfer van 1.7 de opbrengst f 27018,02
Nu echter 1929—1930 een bijzonder slecht jaar is ge
weest, durven B. en W. het zuiver inkomen niet hooger
te bepalen dan f 350000, waardoor met 1.7 vermoedelijk
wordt verkregen pl.m. f 9000.
Het zuiver inkomen wordt dus ongeveer op de helft
van dat voor het belastingjaar 19291930 geraamd. B.
en W. hebben bij hun raming ter vergelijking genomen
het eveneens slechte jaar 19231924.
De heer Stoop oordeelt dat we ons gelukkig mogen
achten dat vorig jaar het vermenigvuldigingscijfer op
1.7 werd bepaald. Spr. kan zich zeer goed met het voor
stel van B. en W. vereenigen.
De Voorzitter zegt dat wel goed is geweest dat het
vermenigvuldigingscijfer vorig jaar niet op 1.5 is gesteld
want anders had het vermenigvuldigingscijfer wel eens
hooger dan 2.5 kunnen moeten wezen, zooals de factor
al eens is geweest. Met het oog op de finantieele ver
houdingswet zullen we, ook al mocht het belastbaar in
komen minder dan f 350.000 blijken te zijn, niet direct
lek varen.
Ook dit voorstel van B. en W. verwerft de goedkeuring
van den raad.
De Voorzitter deelt nog mede dat ook de rekening van
1929 een gunstig beeld zal vertoonen.
Het eerste beroep tegen de becijferingen van
de finantieele verhouding tusschen rijk en
gemeente.
De Voorzitter deelt mede, dat van Ged. Staten verder
zijn ingekomen in verband met de wet op de finantieele
verhouding tusschen het rijk en de gemeenten:
le. een besluit tot vaststelling voor de gemiddelde op
brengst van de gemeentelijke inkomstenbelasting over
de jaren 1926, 1927 en 1928 op f 18381.93, overeenkomstig
de door B. en W. verstrekte opgave:
2e. als voren tot vaststelling van de gemiddelde op
brengst van opcenten op de vermogensbelasting op
nihil;
3e. een besluit tot vaststelling van de uitgaven over de
3 bovengenoemde jaren terzake van palltie, onderwijs en
armenzorg, die voor vergoeding in aanmerking komen,op
f 37715.61. Door B. en W. was dit bedrag opgegeven op
f 41776.05, en hoewel de Voorzitter accoord gaat met
de aftrek van enkele posten, hij doet dat toch niet met
het geheel bestreden bedrag en meent, dat de raad ge
bruik dient te maken van de bevoegdheid om binnen 30
dagen in beroep te gaan bij den Minister.
De Voorzitter stelt dan ook voor het volgende beroeps-
schrift bij den Minister in te zenden.
Bij besluit van Ged. Staten dezer provincie, d.d. 30
April J.l. no. 8, alhier ontvangen den 7en Mei d.a.v. is
het in artikel 9 van het Kon. besluit va den 4eo No
vember 1929, Staatsblad no. 476, door de letter U voor
gestelde bedrag, van deze gemeente, ad f 41776.05, vast
gesteld op f 37715.61. Dit laatste bedrag Is als zoodanig
geworden wegens afvoering van enkele posten met re
denen, daarvoor In een bijgevoegde bijlage aangegeven.
Met sommige daarvan kunnen wij accoord gaan, doch
niet met die der jaarwedden vakonderwijzeressen nut
tige handwerken, ten bedrage van respectievelijk f 200,
f 255 en f 850 over de Jaren 1926, 1927 en 1928, en in
verband daarmede de verstrekte vergoeding ingevolge
artikel 101, negende lid ,der Lageronderwijswet 1920, ten
bedrage van respectievelijk f 360, f 360 en f 508.15 even
eens over de jaren 1926, 1927 en 1928. Bovendien gaan
wij niet accoord met de toevoeging van het bedrag,
groot f 988 aan de opgaat, opgenomen inkomsten, betref
fende verhaal van een gedeeelte der kosten van verple
ging van een arme krankzinnige.
Het is daarom dat wij tegen dit besluit bij U in be
roep komen, en wel om de volgende redenen:
le. Volgens art. 2 der Wet op het lager onderwijs 1920
wordt onder lager onderwijs mede begrepen ook het vak
nuttige handwerken voor meisjes, terwy'1 volgens arti
kel 3( alinea 2. het leerplan omvat voor de eerste 6 leer
jaren de vakken, ln art. 2 vermeld, onder a tot en met
k (nuttige handwerken voor meisjes) Dus om gewoon
lager onderwijs te mogen geven, moeten de vakken, be
doeld onder art. 2, alinea 1, worden onderwezen en is
dus vak k een verplicht leervdk. Nu was onze gemeente
in 1926 in de ongunstige conditie dat de school in het
dorp Eenigenburg was een éénmanssohool en in 1927
en 1928 die ln Eenigenburg en in het dorp St. Maarten.
De gemeente was dus verplicht, nu aan ieder dier
scholen alleen een Hoofd der school onderwijs gaf, voor
vak k een onderwijzeres in de nuttige handwerken spe
ciaal daarvoor te benoemen, aangezien anders toch niet
aan de onderwijswet en het daaruit voortvloeiende leer
plan kon worden voldaan. Wij moesten daartoe dan
ook noodgedwongen overgaan en kunnen dan ook moei
lijk Indenken, dat deze uitgaven voor een dergelijke
vakonderwijzeres gemaakt, die gerekend kunnen worden
tot de verplichte uitgaven, door de Lnger-onderwijswet
1920 aan de gemeente opgelegd, te behooren.
De vergoeding, bedoeld bij art. 101, negende lid, Is
het gevolg geweest van het vorengenoemd; ook aan de
R.K. school te R(jp en aan de school met den Bijbel
te Stroet waren onderwijzeressen in de nuttige hand
werken aangesteld, bij gemis van vrouwelijk personeel
aan die scholen en was die vorgoeding ons door de Wet
zeer terecht als een verplichting opgelegd. Indien deze
uitgaven ook niet voor de financieele verhouding in aan
merking mogen komen, wordt een groote onbillijkheid
geschapen, omtrent de eenmansscholen tegenover die
met meer onderwijskrachten. Voor deze laatsten toch is
het voorrecht onderwijzeressen te kunnen aanstellen
met akte nuttige handwerken, zonder koeten dus voor
de gemeente, terwijl voor die der eensmansscholen daar
voor geen vergoeding van het Rijk kan worden ver
kregen.
2o. Wat betreft het bedrag van f 988, over 1928 voor
verhaal gedeelte der kosten van verpleging eener arme
krankzinnige het volgende:
Dit bedrag is het saldo van een spaarbankboekje der
verpleegde J. C. Peetoom, ongeveer 25 jaren voor re
kening deze gemeente verpleegd in een der Prov. In
richtingen, terwijl de inbozitname van dat geld is ge
schied met machtiging van den heer Kantonrechter.
Deze ontvangst is gebracht onder gewonen dienst van
Over bovengenoemd onderwerp hield Dr. L. T. C.
Scheij Donderdag 8 Mei 1930, een lezing in de zaal
van den heer D. Lont.
Er waren ongeveer 50 belangstellenden opgekomen.
De heer M. Bakker Szn., opendo namens de Voor-
loopige Commissie, de vergaderine en gaf daarna
het woord aan Dr. Scheij.
Al sinds geruimen tijd houdt de kwestie van den
toekomstigen vorm der gemeenschappelijke verwer
king van de melk, op Wieringen geproduceerd, de ge
moederen alhier bezig. Het is dan ook een belangrijke
kwestie, welke van alle kanten bekeken dient te
worden om tot een goed gemotiveerde beslissing te
komen. Het gaat er om, of het wenschelijk is de vier
kleine kaosfabrieken op te heffen en de verwerking
van alle Wioringermelk te centraliseeren in één goed
ingerichte coöperatieve kaas- en boterfabriek.
Do meeningen zijn thans verdeeld; er zijn veehou
ders, die op den ouden voet willen voortgaan, er zijn
voorstanders van één zuivelfabriek voor Wieringen.
Laat een ieder nu onbevooroordeeld rustig overwe
gen, hetgeen ik thans als resultaat van het bestu-
deeren dezer kwestie U hoop mede te deel en.
Als uitgangspunt nemen wij den te-genwoordigen
toestand. Al is Wieringen nietmeer een eiland, doch
door een stevigen dijk aan den vasten wal verbon
den, waardoor zonder twijfel de omstandigheden
voor de 4 kaasfabrioken gewijzigd zijn en nog meer
gewijzigd zullen worden, toch zijn er en blijven er
verschillen, wat de veehouders-bedrijven betreft, met
die op den vasten wal van Noordholland. Kleine be
drijven met veelal 6 k 8 koeien; ongemakkelijk ver
spreid liggende landerijen; minder regelmatige melk
tijden in verband met de werkzaamheden 's zomers
op het land. ziedaar omstandigheden, welke niet be
vorderlijk zijn aan het verzamelen der melk, aan
ééne fabriek, ook al is die, wat wel van zelf spreekt,
gebouwd op de geschiksto plaats van Wieringen. Dat
moeten wij in gedachtem houden.
In het kort samengevat is de toestand der zuivel
bereiding aldus:
De Wieringer melk wordt in 4 kleine fabrieken
coöperatief op kaas- en weiboter verwerkt, een deel
der zuivelbereiding is op de boerderij gebleven, n.1.
de boterhereiding uit den afgeschepten room van de
avondme-lk.
De vereenigingsvorm is de burgerlijke maatschap;
de melk wordt, aan de fabrieken gebracht, de wei
wordt door de leveranciers weer meegenomen.
De 4 fabrieken leverden in 1929 samen 3.740.000
K.G. geroomde avond- en volle morgenmelk, waarvan
fabriek A leverde 1.546,000 K.G. of 41 fabriek B
1.147.000 K.G. of 31 fabriek C. 565.000 K.G. of 15
cn fabriek I) 482.000 K.G. of 13
Ten einde nu een goed oordeel te krijgen over den
bestaanden toestand, was het noodzakelijk aan de
4 fabrieken verschillende gegevens te vragen, welke
mij door 3 fabrieken volledig en door eene gedeelte
lijk zijn verstrekt. Een woord van dank is hier op zijn
plaats aan de boekhouders voor de moeite, welke zij
zich hebben gegeven.
Voor de goede behandeling der kwestie moet ik
u met de resultaten van de verwerking dieir gegevens
in kennis stellen. Laat nu niemand uwer zijn aan
dacht spitsen op het maken van een vergelijking tus
schen de fabrieken onderling. Daar gaat het niet om,
we moeten een inzicht krijgen in de exploitatie van
de 4 fabrieken als één geheel beschouwd. Het gaat
hier om de vraag, wat is in het algemeen belang van
de gezamenlijke Wieringer veehouders. Gij hebt el
kaar noodig.
Ik zal dan ook hij de vermelding der bedrijfscijfers
geen namen der fabrieken noemen en mij niet hou
den aan do zoo even genoemde volgorde der 4 fa
brieken. Om het volgen der zaak te vergemakkelij
ken. rijk ik u een overzicht met de cijfers uit. Ze
hebben dus betrekking op het boekjaar 1929.
Opbrengst aan Edammerkaas op de markt gewogen
uit 100 K.G. verbaasde melk voor de 4 fabrieken:
behalve met
randekaas randekaas met randekaas
8.97 K.G. 8,86 K.G. 8.49 K.G. 8.79 K.G.
of voor 2 K. G. kaas (waaggewicht) benoodigd aan
kaasmelk:
22,3 K.G. 22,6 K.G. 23,5 K.G. 22,8 K.G.
Gemiddeld vochtgehalte der kaas:
48.76 46.57 48,06 48,03
Gemiddeld vetgehalte in de droge stof:
45,79 44,73 44,05 44,32
(Cijfers verstrekt door het Kaascontrolestation)
Bruto-prijs per 50 K.G. kaas (met randekaas er bij):
f 43.59 f 43.83 143.95
Opbrengst aan weiboter uit 1000 K.G. kaasmelk:
0,316 K.G. 0,382 K.G. 0,993 K.G. 0.160 K.G.
Bruto-opbrengst en onkosten per 100 K.G. geleverde
melk:
bruto onkosten netto
f8.178 f 0,704 f7,424
f 8,2-30 f 0,988 f 7.242
f 8,338 f 0.785 f 7.553
Uit deze cijfers blijkt, dat de 3 fabrieken nagenoeg
denzo)fdon prijs voor de kaas hebben gemaakt. Ver
der valt ons op 't verschil in productie van weiboter
welke bij slechts ééne fabriek vrij goed is te noemen.
Om nu een goed inzicht to krijgen, wat de boer
voor zijn melk maakt, moeten we nagaan, wat hij
krijgt voor 100 K.G. volle melk, zooals hij die produ
ceert, dus we moeten gegevens hebben over de op
brengst van de producten, welke hij uit dm thuis
gehouden room verkrijgt, n.1. de melk-roomboter en
1928 en strekt als een tegemoetkoming In de vele kos-
ten van verpleging omtrent haar gedurende die jaren
daarvoor door de gemeente gemaakt.
Voor de berekening der finantieele verhouding vinden
wij het onbillijk, indien dit geheele bedrag, waarvan ook
nog een gedeelte aan de provincie is verschuldigd, bere
kend wordt, als in haar geheel behoorende tot den
dienst 1928.
Gaarne hopen wij, dat door U ons beroep, zooals
onder no. 1 en 2 omschreven, gegrond zal worden ge
oordeeld en het bedrag van f 37715.61 zal worden her
zien, namelijk door verhooging met f 2033.15 jaarwedden
en vergoeding ter zake gegeven onderwijs in de nuttige
handwerken cn een gedeeelte van f 988, verhaal kosten
verpleging arme krankzinnige.
De Voorzitter wijst er nog op hoe de Inspecteur van
het lager onderwijs indertijd gewezen had op het ge
vaar de rijksbijdrage te verliezen, als geen onderwijs in
nuttige handwerken werd gegeven.
Met algemeene stemmen wordt besloten het hier
boven vermelde beroepschrift in te dienen.
Bij de rondvraag zegt de heer Blom, dat de heer K.
Wit had gevraagd om in den schoonmaaktijd afval op
te halen en dat toen de toezegging is gedaan, dat B.
en W. deze zaak In studie zouden nemen. Spr. vraagt
naar het resultaat van die studie.
De Voorzitter deelt mede, dat verzuimd is dit onder
werp in de vergadering van B. en W. te behandelen.
Hierna TOlgt sluiting.
de karnemelk. Daarvoor heb ik van 2 boerderijen
alhier gegevens ontvangen.
Voor de ccne boerderij gelden de volgende cijfers:
Van 100 K.G. volle melk komt 4.i K.G. room, en men
brengt 95,6 K.G. melk naar de fabriek. Voor deze
kreeg men gemiddeld 7,27 cent per K.G., dus voor de
100 KG. volle melk:
95,6 K.G. kaasmelk a 7,27 cent f6,950
0,809 K.G. melkroombotcr a f 2.20 f 1,780
5,7 Liter karnemelk a 4 cent f 0,228
f8,958
bovendien dus de terugontvangen wei.
Ik heb het percentage room op 4,4 gesteld, in
verband met een vroeger door mij verricht onderzoek
en de uitkomsten eener proef, genomen op dc boer
derij van E. G. Wonder aan de Kreil.
Het is mij) ge-bleken, dat men door een onjuiste be
rekening tot een te hoog cijfer was gekomen, n.1. men
ging na hoeveel men voor boter en karnemelk heeft
gemaakt en komt b.v. tot f2.102 aan boter- en karne-
melkgeld per 100 Kg. melk aan de fabriek gebracht.
Werd deze betaald met f7.27, dan meende men voor
de 100 K.G. volle melk f7.27 f2.102 ontvangen te heb
ben, dus f9.372 of 0,414 te veel, dus er was per K.G.
ruim 0,4 cent te hoog berekend.
Voor de 2de boerderij ontving men per 100 K.G.
melk aan do fabriek gebracht f7.54. Men rekende
voor botergeld f2.Deze leverancier heeft voor
100 K.G. volle melk f9,12 gomaakt, terwijl hij bere
kende f9.54, dus weer 0.4 cent te hoog. Het karne-
melkgeld komt daar nog-bij.
Het is helaas niet mogelijk om in alle opzichten
behoorlijk vastgestelde cijfers te krijgen van eenige
boerderijen, over het geld, dat men voor boter en
karnemelk heeft gemaakt.
Ik heb U de gegevens van een paar boerderijen al
hier genoemd, doch holaas zijn die cijfers slechts als
benaderingscijfers te beschouwen. Als goed vastge
stelde cijfers beschouw ik de gegevens, welke over
het tijdvak van 1 Mei 1928 tot 30 April 1929 verkregen
zijn op de boerderij van den heer E. G. Wonder, le
verancier aan de thans reeds opgeheven kaasfabriek
„de Kreil''. Het doel was na te gaan, hoeveel hij voor
zijn volle melk ontvangen zou hebben, indien hij zijn
volle melk aan de zuivelfabriek te Lutjewinkel had
geleverd. Per 100 Kg. volle melk maakt hij in dat jaar
op de boerderij 0,792 K.G. melkroomboter en kreeg
hij 3,6 K.G. karnemelk. Do boteropbrengst is dus 2
minder, doch de karnemelk is veel minder, en be
ter in overeenstemming met de hoeveelheid room, dan
volgens de gegevens der Wieringer boerderij, waar te
veel karnemelk wordt verkregen, welke, zooals ik
later aantoonen zal, dan ook van onvoldoende sa
menstelling is.
Op hoeveel moeten we nu het boter- en karnemelk-
geld per 100 K.G. kaasmelk stellen? Voor de boerderij
op Wieringen was het bij benadering 2,1 cent, doch
daar zijn door de ligging gunstige omstandigheden
voor den boter- en karnemelkverkoop, en de hoeveel
heid karnemelk, is te hoog en de prijs flink, dus die
2,1 cent is bepaald te hoog. Volgens de goed vastge
stelde cijfers van de boerderij aan de Kreil komt
men op 1.8 cent.
Laten we voor onze verdere beschouwing aannemen
2 cent en dan neem ik naar mijne overtuiging een
cijfer, dat in geen geval ten nadeele van den be
staanden bedrijfsvorm is.
Wij kunnen nu vaststellen, hoeveel een leveran
cier, die melk levert van het gemiddeld gehalte, voor
100 K.G. volle melk over 1929 heeft gemaakt. Ik zal
het bedrag opgeven voor de 3 fabrieken afzonderlijk.
Wij krijgen dan:
f9.133 f 9.009 f 8.835
bovendien ontvangt men geroomde wei terug.
Nu moeten we niet vergeten, dat die leveranciers
bij die melkprijzen zelf te zorgen hebben, dat de melk
aan de fabriek komt, ze moeten de wei weer mee
nemen, ze moeten de avondmelk en d$n room verzor
gen, ze moeten karnen en botermaken, ze moeten
de boter en karnemelk verkoopen.
Behalve den arbeid komen de onkosten, vallende
op het onderhoud van het gereedschap in aanmer
king. Het is mij onmogelijk om dit in een cijfer uit te
drukken. Laat ieder van die prijzen aftrekken, wat
het hem waard is, wanneer de melk vanwege de fa
briek 2 maal daags van zijn boerderij of van den
naasten weg werd gehaald en de wei aldaar terug
gebracht en hij met de botermakerij niets meer te
doen had, cn dan heeft hij den melkprijs, welke ver
gelijkbaar is met de melkprijzen, die door de heden-
daagsche kaas- en boterfabrieken betaald worden.
Wanneer deze kwestie 4 kleine kaasfabrieken of
«•en grootere kaas- cn boterfabriek voor Wieringen
alleen of in hoofdzaak van het melkgeld afhing, dan
zou het voor de hand liggen, dat ik U thans gegevens
verstrekte omtrent de inelkgelden door coöp. kaas-
en boterfabrieken uitgekeerd. Met nadruk wijs ik er
U op, dat er veel meer aan de kwestie vastzit, dat de
gene, die alleen staart op die uitbetalingscijfers, de
zaak niet beziet van een ruim standpunt, dus ver
keerd. Ik zal nog verschillende kanten naar voren
moeten brengen.
Maar eerst bepalen we ons nog tot de vergelijking
met het melkgeld van andere fabrieken. Wanneer
men een vergelijking gaat maken, dan moeten de 2
zaken vergelijkbaar zijn; anders trekt men een ver
keerde gevolgtrekking en maakt zich zelf wat wijs.
Nu zijn melkprijzen, door verschillende coöperatieve
fabrieken uitbetaald slecht te vergelijken. Men moet
precies alle omstandigheden weten', die invloed heb
ben gehad bij de vaststelling van den prijs. En nu
is het helaas een feit, dat de coöperatieve fabrieken
door een ongelukkigen wedijver in het uitbetalen
der melk, dat gevoel van onzekerheid in de hand
werken.
Men kan deze stem beluisteren in de vergaderingen
van Bonden. In de vergadering van den Bond van