SchagerCourant Kantongerecht te Schagen. Tweede Blad. BRIEVEN UIT DE RIETHOEVE. HAAR SPROOKJESPRINS t BUI HEEREN-BAAI Zaterdag 17 Mei 1930 73ste Jaargang. No. 8664 Voorjaar In de bosschen. HET is reeds lang geleden, dat ik den vierden brief aan mijn vrienden en kennissen in West-Friesland schreef. En zij denken mis schien dat de lust om met hen in contact te blijven al langzaam-aan begint te verkwij nen. Toch is dit niet zoo. Ik heb een bepaalde bedoe ling met mijn wachten en uitstellen gehad. Het is de eerste maal, dat ik hier een voorjaar meemaak. En ik had mij voorgenomen om mijn lente-indrukken te beschrijven. En deze indrukken heb ik nu te pak ken. Maar nu komt de moeilijkheid! Hebt gij 't wel eens geprobeerd om indrukken in woorden weer te geven? Ja? Welnu, dan weet ge, net als ik, hoe las tig dat is. Dan denk ik altijd aan wat me vroeger zoo vaak gebeurde op de catechisatie. Als ik iets vroeg, kreeg ik meermalen tot antwoord: „ja, dominé, ik weet 't wel, maar ik kan 't niet zeggen." Zoo voel ik, als ik, met 't blanke papier voor me en met de pen in de handen zit, hoe verduiveld moei lijk het is om precies te zeggen, wat je gevoelt. Ik verzoek u dus niet al te critisch te zijn, wanneer gij dezen brief leest. Eigenlijk kunnen dichters alleen maar en dan nog lang niet altijd even mooi! weergeven, wat er in een inenschenziel omgaat, wan neer deze sterk onder den indruk komt van de na tuur. Maar ik ben geen dichter. Dus maar zwijgen? Ja, ziet ge, dat kan ik nu juist niet. Want ik wil mijn Noord-Hollandsche vrienden iets laten bespeu len van het genot, dat ik heb doorleefd en nóg door leef, nu ik voor de eerste maal de herleving in de natuur hier meemaak. En zoo waag ik 't er maar op om een loflied in proza te zingen, al weet ik dat mijn zingen, maar stamelen zal zijn. Ik zie velen in gedachten glimla chen, als ze dit lezen. Zingen en ds. Schermerhorn, dat zijn twee dingen, die onvereenigba'ar zijn! Heeft één van U hem ooit liooren zingen? 't Is erbarmelijk! Gij ziet hier al weer de gevaren der beeldspraak. Immers, hier zeg ik iets van mijzelf, wat heelernaal niet bij me past. Laat ik me dus eenvoudiger en simpeler uitdruk ken: ik waag het er op u iets te schrijven over de schoonheid van de omgeving, waarin ik leef, in dezen tijd van ontluiking en vernieuwden groei. In Nieuwe Niedorp kende ik natuurlijk ook die heerlijke vreugde, welke de waarneming van het uit bottend nieuwe leven, den menscli geeft. Ik wist van eiken boom, van iedere struik hoe ver hij was. Ik controleerde nauwkeurig alle vorderingen, welke werden gemaakt! O, die pastorietuin! Welk een pijn lijke gewaarwording was 't me, toen ik in 't vroege voorjaar daar de ontreddering en verwoestinig aan schouwde. Zooveel oude, trouwe makkers geveld! En mijn wingerd, mijn heerlijke prachtige wingerd met wreede hand afgerukt van het huis. waarvoor hij hing als een mooi groen gordijn, zacht wiegelend, wanneer de wind zijn blaren streelde! Mijn wingerd, die in den herfst zijn bladen kleurde met een fel rood, dat me soms denken deed aan dat verhaal van Olive Shreiner, waarin zij vertelt van een schilder, die zulke wonderschoone schilderijen maakte met een zeldzame kleur, die niemand anders wist te ver krijgen, maar bij wiens dood bleek, dat hij had ge schilderd met eigen hartebloed en dat daérom zijn schilderijen zoo mooi waren. Zóó schonk mij mijn wingerd zijn schoonheid, door zijn bloed, zijn roode bloed, dat hij liet vloeien om er aan te sterven. En als het voorjaar was, ontstak mijn kastanjeboom zijn kaarsje op de vele kandelaren Nu is hij dood en zijn sterke stam is in stukken gezaagd Ik kan begrijpen, dat voor velen, die genoten van 't schoon van wat de natuur bood in den pastorietuin, de verwoesting iels pijnlijks is geweest. Waar zou mijn uil nu wonen? Hij had zich zulk een veilige FEUILLETON door C. N. WILL1AMSON. Een der meest interessante romans uit de bekende Society-Reeks; Uitgave "Van Holkema en Warendorf, Amster dam. 10. HOOFDSTUK X. Terwijl zij sprak, blies Julia een prachtig rookkringe tje dat, toen het haar lippen ontvlood een langzaam vervagende omlijsting vormde voor haar schitterend haar en haar stralend gezicht. De man, die in een leuningstoel zat op korten af stand van den divan, glimlachte bij het gezicht. Maar er zijn glimlachjes en glimlachjes. Juliet Divine kende alle soorten van glimlachjes op mannengezichten: wat zij beduidden, hoe veel of hoe weinig. Deze lach betee- kende kalme, koele min of meer smalende bewondering van een naar het uiterlijk schoone vrouw. „Het is mijn schuld niet, dat we om de kwestie heb ben heengedraaid." zei hij. „U was zoo vriendelijk erop aan te dringen, dat ik een cocktail drinken zou en ik heb fehoord, dat u onder meer ook beroemd is voor uw cocktails. Om u de waarheid te zeggen, ben ik vanavond komen bezoeken omdat u beroemd is." „Dank u." Juliet knikte hem vroolijk uitdagend toe, geveinsd of misschien ook echt. Hij was een man met een goed uiterlijk van ongeveer veertig jaar en had een voorname plaats in wat door haar genoemd werd de •.Vier Honderd" een uitdrukking, die nooit vergeten wordt door hen, die er buiten staan. Maar aan de scher pe trekken, aan de smalle oogen en aan de gelaats kleur .die overhelde naar het grijs van zijn haren bij zijn slapen, kon men zien, dat de man koud was als vorst in December. Julia was niet van zins om hem te helpen. Zij zag, dat meneer Hartley Philips niet volkomen op 2)jn gemak was en nadat zij hem een cocktail en een sigaret opgedrongen had, had hij getracht zich te ver ontschuldigen door te zeggen, dat hij niet veel tijd had. Maar zij vond het aardig, dat zulk een man ln de war plaats gekozen in het dichte klimop. Wij kenden el kaar, hij en ik. Iloe vaak heb ik hem bespied als hij 's avonds ter jacht trok en met zijn breede vleugels geruischloos wegzweefde Maar genoeg. Al schrijvend laat ik me gaan en ik zou haast vergeten dal mijn bedoeling was om iets te vertellen over wat de wordende lente mij heeft te zien en te denken gegeven. Ik neem u mee op mijn wandelingen door de bos schen. We hebben in April reeds de. eerstelingen op gemerkt: de berken en de lorken. Die berken zijn tooverachtig mooi. Ge moet ze zien niet tegen de lucht, maar tegen een achtergrond van andere hoo rnen. De takjes zijn zoo dun en teer, dat ge ze dan niet opmerkt en "t is net of al die honderden kleine pas ontvouwen blaadjes groene loovertjes zijn en het effect daarvan wordt nog sterker als de vele katjes bloeien. Ik heb berken gezien van zoo teere schoon heid, die heel alléén stonden met hun zilveren stam men, dat ik niet kon nalaten even stil te staan in bewondering. De lorken maken een anderen indruk. Als slanke armen strekken zij hunne takken uit, die al korter worden naar boven, zoodat de boom een pyramidevorm verkrijgt. En die takken zijn nu be zet met honderden kleine toefjes van een bleek-hel- dere groene kleur. Vooral tegen donkere dennen doen zij het wondermooi. Nauwelijks hebben de berken en lorekn het sein gegeven of de andere boomen beginnen zich te schamen over hun achterlijkheid. Ze willen niet al te laat komen. Maar ze moeten zich nu eenmaal hou den aan het tempo, dat hier door de natuur is voor geschreven. Ze werken en zwoegen en persen de sap pen, hün bloed, door de uiterst fijne aderen. En ja, als we goed kijken zien we de schijnbaar doode knopjes iets dikker worden. Daar is b.v. de grove den. Aan de uiteinden der takken bemerken we het begin van de kaarsjes, die straks zullen worden ont stoken. De schutbladen zitten er nog stevig omheen, ze beschermen het teere en zachte spruitje tegen gu- ren wind en vorst. Terwijl ik dit schrijf zijn er al enkele zoo overmoedig, dat ze niet langer willen wachten, ze hebben de beschutting reeds verbroken. Ze hebben haast, want de zomer is maar kort en ze willen lang en groot en sterk worden. Daar zijn dennen, die in één jaar een meter omhoog gaan! In mijn tuin staan ook eenige siers"parren. Nu de lentegroei is begonnen, ga ik eiken morgen naar hen toe om te zien, hoe ze "t maken. En eiken morgen speur ik eenige verandering. Wat is er toch een ge not voor iemand, die de natuur liefheeft cn haar leert bespieden in haar werk. t Lijkt voor den op- pervla kkingen waarnemer of er geen verandering is. Men praat soms over de eentonigheid van bosschen. Och kom, ev is geen sprake van. Als we maar goed opletten! Dan zijn er telkens verrassingen. Maar ook teleurstellingen. Uit bob ik heel sterk ondervon den bij de beuken. Die hebben we hier veel. Achter mijn huis is een groot beukenbosch en als ik op mijn fiets naar Apeldoorn ga, rijd ik onder prachtige, hoo- ge boomen van deze nobele soort. Als ze beginnen aan hun zomertooi geven ze ons een zeldzamen aan blik. De vele takken prijken dan met kleine, puntige spruitjes, waarin de heele zomerbelofte is opgebor gen, van een donker bruingele kleur. Als de zon er op schijnt, glanzen deze spruitjes met een warmen gloed. Maar die zon is ook voor hen de groote le- venwekster. De spruitjes barsten open en ontvouwen de verborgen blaadjes. Wat zijn ze fijn en teer cn welk een kleur. Dat is wel haast het zachtste groen, dat men zich denken kan. Ik heb me daarin verlus tigd met kinderlijk genot. Van einde April tot nu toe heb ik gezien hoe er een wedloop was tusschen de boomen om elkaar vor te komen. Telkens méér tak ken tooiden zich in hun voorjaarskleed, als wilden zij zich als een bruid omsluieren. Arme beuken, gij, die schoonheid wilt brengen, die uw loofdak als een beschutting wilt uitspreiden over het hoofd van den wandelaar, waarom hebt gij zulke geniepige vijanden? En waarom willen deze u van uw schoonheid bcroovcn? Ik weet het niet. Maar 'wel weet ik cn dit is mijn teleurstelling geweest -*■ dat die vijanden u hebben aangetast. Met smart heb ik gezien hoe zij gaatjes vreten in uw jonge loof. Houdt je dapper, mijn vrienden in het bosch, verweert je tegen die kleine venijnige wezentjes, die azen op je schoonheid en geeft mij dezen zomer uw bladerdak, uw scha duw, uw koelte. Het is een eigenaardigheid van vorsten cn andere deftigheden, om steeds wat later te komen, dan ge wone stervelingen. Zoo is 't ook in de wereld der boo men. Ik kan er tenminste geen andere verklarinig voor vinden, dat de eiken en zij zijn immers de koningen van het woud! zoo lang wachten met zich fatsoenlijk aan te kleeden. Maar ze komen nu toch eindelijk ook. Als ik uit mijn studeerkamer- raam kijk, heb ik juist het gezicht op een breede eikenlaan, die een driehonderd meter van mij af Hoog-Soeren met den Dassenberg verbindt. Wat hebben die eiken mijn geduld op den proef gesteld. Maar nu komen ze. De bladen zijn zacht groen met een weinig rood er in en ze maken een schilderachtig effect. Daar zit toch wel iets van majesteit in de eiken. Fier en recht streven de stammen in statige stevigheid naar boven. Ze krijgen niet het dichte werd gebracht door haar standvastigen blik. Zij vond het prettig te denken, dat zij toch eenige macht over hem had. „Toen ik u opbelde en vroeg of u thuis was, zei ik, dat ik u een gunst had te vragen," zei Philips. „Ja, dat deed u," stemde Juliet kort toe. „Ik kon waarlijk niet begrijpen, welk soort van gunst u mij te vragen zou hebben." „En u zult het ook nooit kunnen raden. Maar het is een beetje moeilijk om het dadelijk ronduit te zeggen. Het klinkt wat vrijmoedig." Julia lachte hard: „Ik ben aan vrijmoedige mannen gewoon Philips liet haar uitdaging onbeantwoord. Hij begon nu zelf ook vrijmoedig te worden. Hij vervolgde: „Ik zal u niet vragen, mij een gunst te bewijzen om niets. En het is ook niet voor mij persoonlijk. Het is voor een vriend. Ik weet niet of u ooit van hem gehoord hebt: meneer Sheridan Miles Sheridan." „O!" zuchtte Julia. Zij ging wat rechter zitten tegen haar kussens. Maar zij was lang genoeg aan het too- neel geweest om zichzelf een actrice te kunnen noemen en zij toonde haar emotie slechts als het in haar kraam te pas kwam. Haar gedachten gingen snel terug langs een zeven jaar langen weg. Zij had alles gehoord betref fende het avontuur van de auto en Sheridans edelmoe digheid ten opzichte van „Asschepoester". Ook had zij dikwijls sinds het huwelijk vóór den oorlog, den naam gelezen van mevrouw Miles Sheridan in de „society ko lommen." Zij had er belang ingesteld om de oude me vrouw Parmalee en om Silverwood. Maar „o" was het eenige woord, dat zij zei. „Sheridan en zijn vrouw kunnen het samen niet al te best vinden", vervolgde Philips. „Ik zou u graag daar omtrent iets meedeelen, juffrouw Divine. als ik dat doen kan tegenover u in volledig vertrouwen. Ik moet zeg gen, dat ik altijd over u heb hooren praten als over iemand... door en door te vertrouwen... iemand, met wie men... veilig kon spreken. Door een paar weken van uw kostbaren tijd te geven aan het schema, dat ik u voor zal leggen ten opzichte van mijn vriend, zou u verdie nen in het bezit komen van een groote som geld." Julia glimlachte vaag. In alle stilte genoot zij van de wetenschap, dat zij binnen kort „in het bezit zou komen zoo noemde deze man het, een zwakke poging doend om haar gevoelens te sparen van zoo'n groote som geld, dat zij nooit meer haar vinger behoefde op te lichten om ook maar een enkelen dollar te verdienen. Zij was van plan om dit den heer Philips mee te deelen maar zelfs nu Terry wachtte genoot zij te veel van de situatie om er al een einde aan te maken. „Hoe groot is die som?" vroeg zij lui. „Wat noemt u groot?" hengelde Philips voorzichtig. „Honderd duizend dollars zijn niet... uit te vlakken." bladerenwoud van de beuken, daardoor blijven ze meer doorzichtig cn ook dit is weer een aparte be koring. Gij begrijpt dus, mijn Westfriesche vrienden, dat ik volop de heerlijke lenteherleving geniet, als ik door miji boschen wandel (Mijn bosschen klinkt mis schien wel erg aanmatigend, want ze zijn heelernaal niet van mij, maar al zegt de wet dat ze niet van mij zijn, in den geest bezit ik ze toch!) en dit genot wordt nog verhoogd door wat ik hóór. Wat een ge jubel van vogels! Vooral de vinken en lijsters weren zich en zingen hun hoogste lied. Daar tusschendoor komt dan plotseling het schreeuwend geluid van den Vlaamschen gaai. En een enkele keer is 't in eens rrrrr. Ik wist eerst maar niet, wat dit beduidde en vanwaar dit geluid kwam. Nu ben ik er achter. Het is het snel gehamer van de Specht, die met zijn scherpen snavel tegen de bast van de boomen klopt om insecten te zoeken. Jammer dat die vogels zoo schuw zijn. Het is me slechts een paar keeren gelukt om ze te zien. Wanneer men in het bosch is, moet men niet of heel fluisterend praten. Want de boschdieren houden den mensch in de gaten en vermijden zijn gezel schap. Hebben ze geen gelijk? Over t algemeen heb ben ze van den mensch niet zoo heel veel plezier ge had in hun leven. Is men echter stil cn behoedzaam, dan is er veel interessants van het dierleven te zien. Dan kan men de hazen en konijnen bespieden, de eekhorentjes en de wilde zwijnen en bovenal de herten. Die herten zijn de mooiste dieren, welke hier zijn waar te nemen. Het is nu de tijd, waarin de jonge ECHTE FRIESCHE 20-SOct. per ons hertckinderen tevoorschijn komen. Het is een pracht- gezicht deze sierlijk-gevormde dieren verspreid of in groepen te zien grazen. Maar voorzichtig! Want ze kijken scherp uit. Dan richten ze de koppen >p en staren u, als ge ontdekt zijt, niet hun groote flu- weelachtige oogen aan. Allen staan onbewegelijk stil. Plotseling komen ze in beweging en rennen weg op hun fijne, ranke pooten en in een ommezien zijn ze in 't kreupelbosch verdwenen. Zoo is de natuur en in i bijzonder het bosch een bron van steeds nieuw genot, als men geleerd heeft op te merken. En men wordt gedurig vervuld met bewondering en eerbied voor de rijke veelvormig heid van het leven. En men vraagt zichzelf af: hoe is t mogelijk dat er nog zoovelen zijn. die al de schoonheid om zich heen niet schijnen op te mer ken of althans voor het genieten daarvan onvat- N. c .SCHERMERHORN'. Zitting van Donderdag 15 Mei. KOMT WEL EEN BEETJE ANDERS UIT. Een auto met allerlei ongerechtigheden noemt de kantonrechter de vrachtauto van den 19-jarigen vracht rijder B. te Barsingerhorn, wiens zaak heden wordt voortgezet en waarbij komt vast te staan, dat het be wuste „vehikel" geen hoorn had, geen twee onafhanke lijk van elkaar werkende remmen, geen letter noch van nummer voorzien en dat B. zelf niet in het bezit was van een rijbewijs. De smid Bosma van Haringbuizen verklaart, dat B- bij hem geweest was om zijn hoorn te laten nazien, wat inmiddels gebeurd is. Van het andere weet hij niets af. zoodat de kantonrech ter meent te moeten opmerken, dat het wel een beetje anders uitkomt dan verdachte op de vorige terechtzit ting ons heeft trachten wijs te maken. Er ontbrak zoowat alles aan. wat er mogelijkerwijze aan den wagen kón ontbreken, zegt de ambtenaar, die het straflijstje als volgt heeft samengesteld: f 5 boete voor ontbrekende letter- en nummer, f 20 voor het niet hebben van een rijbewijs, f 15 voor de slecht werkende remmen, en f 5 voor de weigerachtige hoorn; alles te vervangen door een gelijk aantal dagen hechtenis. Wanneer verdachte nog eenige minder vleiende woor den gewijd heeft aan de „onkunde" van veldwachter Marskamp op autogebied welke woorden echter aller minst inslaan veroordeelt de kantonrechter hem tot 3 keer f 5 en 1 keer f 12 boete of 3 keer 5 en 1 keer 12 dagen hechtenis. ALS HET WAAR IS, NIET ERG SLIM! De 35-jarige chauffeur A. V. uit Den Helder reed in den avond van den 23sten Februari op den Oostwal te Warmenhuizen met zijn autobus en moet toen tegen de stilstaande luxe ford-auto van Kleybroek zijn opgereden. Hij ontkent, wat zijn goed recht is, maar wat hem niet veel heil belooft te brengen. De schriftelijke getuigenverklaring van 14 personen uit zijn auto blijft natuurlijk zonder effect, als zijnde van geen waarde. Het begint er leelijk uit te zien voor verdachte, wan neer 2 getuigen uit de auto van Kleybroek hebben ge zien, dat na de aanrijding de autobus zijn achterlicht dempte, zoodat opname van het nummer onmogelijk werd gemaakt. Zij zijn daarop direct omgekeerd en heb ben V. bij de Herv. Kerk aangehouden, waarop deze volgens de verklaring van Cornelis Pie een alles behal ve tegemoetkomende houding aannam. Had het eerst den schijn alsof V. z'n zaak*er goed voorstond, thans komt er een heel ander licht op te val len meent de ambtenaar, die dat uitdoen van dat achter licht al buitengewoon sterk afkeurt. Het is dan ook wel speciaal om dit laatste, dat verdachte f 3C boete of 30 dagen hechtenis tegen zich hoort eisohen. De uit spraak is f 15 of 15 dagen, met toewijzing van de ci viele vordering aan Kleybrbek ten bedrage van f 10. HET EINDE VAN EEN UITVOERINGSAVOND. Het was den 30sten Maart j.1. uitvoering aan 't Zand en als altijd buitengewoon geanimeerd, maar nogal ru moerig. De Buitenveldei-s en de jongens van 't Zand „Goede hemel! Ik zou denken van niet!" De man ging stijf rechtop zitten. „Over zulke cijfers spreek ik niet. mijn lieve dame. Tien duizend dollars, of (hij zag, dat haar gezicht zich verstrakte) misschien tweemaal zoo veel, maar dat is dan ook het uiterste." „En wat moet ik doen voor u, of voor uw vriend?" verlangde Julia op koelen toon te weten. Philips aar zelde. Hij begon voorzichtig: „Het geld ligt voor u klaar." Toen voegde hij er soherp aan toe: „Wilt u, al wat ik zeg, als strikt vertrouwelijk aanvaarden?" „Dat wil ik", beloofde Julia, want haar geweldige nieuwsgierigheid zegevierde over haar verlangen om dien grooten heer nonchalant te behandelen. „Uitstekend; ik zal u vertrouwen. Mijn vriend, Miles Sheridan, dien ik al ken uit den tijd, toen hij nog een kleine en ik een groote jongen was, verkeert in moeilijk heden. Hij is de beste man ter wereld en hij verdiende dat zijn vrouw hem beminde. Maar zij is bedorven; haar gansche leven heeft zij haar eigen zin gedaan en sinds zij getrouwd is, heeft hij haar hoofd verloren." „Heeft zij haar man bedrogen?" vroeg Julia lijmerig. Zij vond het aarigenaam om, uit de wereld waar zij w&s buiten gesloten, van vrouwen te hooren, die den ver keerden kant opgingen, die „uit den band sloegen." „Ja. ik geloof van wel." „Met dien Italiaan, Prins di Salvano, die hierheen kwam met een militaire zending, nadat hij in den oor log gewond was geworden cn die zooveel van Amerika ging houden, dat hij hier is gebleven?" Hartley Philips durfde het onbescheiden juffertje niet aan te manen, zich met haar eigen zaken te bemoeien Hij erkende: „Waarschijnlijk heeft u het een of andere praatje gehoord. Maar met het gedrag van mevrouw Sheridan heeft u al evenmin te maken als ik. Het is over Sheridan zeh', dat ik kom spreken. Hij..." „Ik heb den Prins toevallig eens ontmoet," viel Julia hem in de rede, met een peinzenden blik. „Een gewel dig mooie kerel is hij! Heel boeiend. Ik kan het me vrouw Sheridan niet euvel duiden." „Sheridan is ook mooi en eveneens boeiend, al is het dan ook op andere wijze," Philips sprak snel. „Ah. maar een echtgenoot..." „Ja." klonk het dtoog. „Dat had hij teg. Maar in alle geval, heeft hij liever niet, dat er nog meer over zijn vrouw wordt gepraat, als het ten minste aan hem ligt. Haar grootmoeder, mevrouw Parmalee. die haar opvoedde, was heel goed voor hem, toen hij een jongen was en hij beloofde de oude dame, naar ik meen. op haar sterfbed, dat hij altijd het meisje tegen onheil be schermen zou. Wat hij wil ls dit: mevrouw Sheridan re den geven om van hem te scheiden." „Ik begin licht te zien," zei Julia. „Het zal mij wor den opgedragen met hem te flirten. Misschien zou dat eens iets voor mij zijn geweest, maar nu niet meer. Ik schenen al heel slecht met elkaar overweg te kunnen, met het gevolg, dat teen het sluitingsuur geslagen had, er buiten later fiksche klappen zijn uitgedeeld. Indirect werd een zekere J. H„ arbeider te Anna Pau- lowna hierbij betrokken. Toen namelijk een buitenvelder op zijn motorfiets „vol gas" wegreed, zou H. met zijn jas naar hem geslagen hebben. Dat ontkent deze echter; hij had alleen een sprong achteruit moeten doen om niet te worden aangereden, zooals hij zegt. Hij heeft een paar getuigen a decharge. Nic Bakker en Piet Schabbink meegebracht, om deze bewering te staven. Onder den scherpen blik %*an den kantonrechter verzwijgen de getuigen zoo op het oog niets. Het blijkt echter, dat verdachte geen jas bij zich had, doch wel een koffertje. De verbalisant had echter ge schreven van een jas, of althans eenig voorwerp, zoodat op dit gedeelte van de dagvaarding de verdachte niet veel succes boekt, als het hem soms om vrijspraak te doen is. De zaak schijnt echter nog van genoeg belang te we zen om op de volgende terechtzitting van den 19den Juni den verbalisant Holema te hooren. Voor rijden zonder licht wordt dezelfde verdachte daarop veroordeeld tot f 4 boete of 4 dagen hechtenis. EEN NOODLOTTIGE AANRIJDING. De 62-jarige kruidenier J. P. van Zuidscharwoude had voor eenige weken terug de roekeloosheid om te Haren karspel links van den weg. te fietsen: vanwege den scherpen Storm uit het Oosten. Begrijpelijk maar erg gevaarlijk, wat P. aanstonds op ernstige wijze aan den lijve zou ondervinden. Achter hem kwam namelijk een auto aangereden, die naar behooren signaal gaf. maar eerst toen de auto tot op eenige meters van P. genaderd was. stak deze plot seling den weg over. Een aanrijding was onvermijde lijk en met fiets en al werd P. over den weg gescho ven, zoodat bijna geen plekje meer aan zijn lichaam was, dat niet gewond was en hij op 25 plaatsen ge kramd moest worden. Als getuige wordt gehoord koopman Jan Snijders uit Harenkarspel, die in de auto zat. naast de bestuurster, mej. Buisman uit Oude Niedorp, die bezig was het chauffeeren te leeren. Verdachte zegt gedacht te hebben, dat de auto wel wat eerder had kunnen stoppen. Toen hij er voor lag en met zijn gezicht (dat er nog steeds de lidteekens van draagt) over het grint schuurde, heeft hij tot tweemaal toe geroepen: Stop dan toch! Getuige Sn. zegt direct de voetrem te hebben inge trapt, meer had hij er ook niet aan kunnen doen. en wanneer hy zelf aan het stuur gezeten zou hebben, zou de aanrijding daarom niet minder ernstig zijn geweest. De ambtenaar vindt, dat verdachte zeer roekeloos ge handeld heeft en eischt tegen hem f 20 boete of 20 da gen hechtenis. De kantonrechter meent echter, dat reeds alle nadeelen van deze noodlottige aanrijding op verdachte zijn opge stapeld en daarmee dient rekening te worden gehouden, al is Z.Ed. het geheel en al eens met den ambtenaar, dat in deze alle schuld bij verdachte ligt. Hij veroordeelt dezen daarom tot f 6 boete of 6 dsgen hechtenis. heb daar mijn eigen redenen voor. Het is geen uitvlucht" „U begrijpt nog niet, wat ik bedoel," betuigde Philips met vleiend ongeduld. „Ik zal u precies vertellen, wat ik bedoel, zonder langer om de zaak heen te draaien. She ridan heeft een stoomjacht. Het draagt de naam van het buiten, waar hij als jongen woonde het buiten van mevrouw Parmaiee Silverwood. Hij kocht het om zijn vrouw te behagen, daar hij meende, dat zij het pret tig zou vinden op een jacht; maar in plaats daarvan verfoeit zij het. Met dat al is „Silverwood" een mooi vaartuig, dat prachtig op het water ligt, zoodat de ergste landrot nog niet zeeziek zou worden. Als u Miles Sheridan op een langen tocht wilt vergezellen om on derweg verschillende bekende plaatsen aan te doen, waar er menschen genoeg zullen zijn, die u beiden, al is het dan ook maar vun aanzien kennen, dan zal u niet slechts de som worden uitbetaald, waarover wij reeds spraken, maar u zult ook volkomen veilig zijn voor wat u noemt „flirtation". Meneer Sheridan verlangt dat een ieder het weten zal. dat u hem vergezelt, en hij wil met u gezien worden. Maar behalve dat. hoeft u niet meer met hem te verkeeren, dan voor zoover het niet vermeden kan worden. Om u de waarheid te zeggen, hoe minder hij van u merkt, hoe aangenamer hem dat zal zijn." „O. inderdaad!" zei Julia scherp. Zij had haar teint een ietsje bijgewerkt heel weinig echter gedurende de laatste vier of vyf jaar met wat poeder cn wat rouge, maar zij bloosde zoo hevig na meneer Philips „openhartigheid", dat haar natuurlijke tint door de op gelegde rooskleurige verf heenscheen. „O. inderdaad! Meneer Miles Sheridan geeft mij een allerliefst compli ment! Het verbaast mij. dat u de brutaliteit heeft mij zulk een voorstel te doen. En het verbaast mij geens zins, dat hij zelf niet durfde komen." „Sheridan heeft u nooit gezien. Had hij dat wel. dan geloof ik niet. dat hij zoo koelbloedig zou zijn geweest. Philips haastte zich een anderen toon aan te slaan. „Wij bespraken zijn moeilijkheden hij en ik over pro's en contra's van het geval, over de middelen over net middel en toen dacht ik aan u. Ik stelde hem het plan voor..." „Ik wilde dat ik erbij geweest was, toen u dat deed!" hoonde Julia, want zij stond sterk door haar toestand, Slechts door haar zelf geweten en zij was onafhankelijk tegenover al wat men haar bood. „Ik wil u wel zeggen, op welke wijze ik dat deed." zei Philips. „Ik vertelde Sheridan, dat u het aardigste en misschien wel het meest bekende meisje was onder ...onder uw soortgenooten. Ik zei. dat u gedurende ee.ni- gen tijd op het tooneel waart geweest, als mannequin en dat u het ook nu en dan nog doet, als u iets goeds wordt geboden. Ik noemde uw bijnaam de „Miljoen Dollar Pop", dlo zijn fantasie scheen tc prikkelen en

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1930 | | pagina 5