-Alitiiu Bieiws-
De Wervelwind.
Uitgevers: N.V. v.h. TRAPMAN Co., Schagen.
'Eerste Blad.
Van een
gemeenteraadsvergadering.
Arrondissements Rechtbank
te Alkmaar.
Donderdag 22 Mei 1930.
SGHAGËR
73ste Jaargang No. 8667
COURANT.
Dit blad verschijnt viermaal per week: Dinsdag, Woensdag, Donder
dag en Zaterdag. Bij inzending tot 's morgens 8 uur, worden Adver-
tentiën nog zooveel mogelijk in het eerstuitkomend nummer geplaatst
POSTREKENING No. 23330. INT. TELEF. No. 20.
Prijs per 3 maanden f 1.80. Losse nummers 6 cent ADVERTEN-
TIëN van 1 tot 5 regels fl.10, iedere regel meer 20 cent (bewijsno.
inbegrepen). Grootere letters worden naar plaatsruimte berekend.
DIT NUMMER BESTAAT UIT TWEE BLADEN.
Kort verhaal
Een avontuur van den beroemden Franschen detective
MARC MICHEL.
(Vervolg.)
Monsieur Malvy, daar is een schipper voor U.
De detective schoof zijn koffiekopje terzijde, met den
inhoud waarvan hij zijn souper besloten had, stak op
zijn gemak een sigaar aan en antwoordde:
Ik kom, portier.
De oude schipper met zijn stoppelingen ringbaard
tikte even aan de pet, toen Mare Michel in zijn wijde
lange overjas gehuld, op den nachtstille St. Blasiehamen
naar huiten trad.
Tegenover het Karei de Twaalfde plein lag de har-
kas reeds puffend en stampend aan den steiger. De
machinist, die al ongeduldig naar het tweetal had uit
gekeken, gooide nu met een snelle beweging het touw
van den ducdalf los en als een pijl schoot het ranke
vaartuig door de golven.
De wind is omgeloopen meneer, begon de schipper
aarzelend een gesprek.
Mare Michel keek naar de lucht. Vanmiddag kwam
hij uit het Noorden, antwoordde hij, en nu gaat
de rook uit den schoorsteen in de richting van het
Zoutmeer.
De schipper knikte. Westwind, meneer.
Uit vele honderden scheepsschoorsteenpijpen kwamen
rookpluimen, die zich in de paralel-loopende lijnen in
Westelijke richting verspreidden.
Dat beteekent zeker regen? vroeg de Fransohman
lachend.
De schipper wierp een blik op de heldere lucht.
Als het zoo blijft hebben we met een dag of twee
regen en storm. Hebt U gezien dat de hemel bloedrood
was toen de zon onderging?
Het bootje voer Skeppsholmen voorbij en kwam
langzamerhand in de nabijheid van het Kasteel-eiland.
De golfstroom werd plotseling sterker; een paar bin
nenkomende schepen stoomden langzaam en voorzichtig
voorbij. Rank en snel gleed de kleine boot tusschen de
zware zeekasteelen door. De open zee werd zichtbaar;
de oever week steeds verder terug. Ze voeren langs een
paar schepen die voor anker lagen; vroolijke groeten
klonken door den nacht. Aan de havendammen van het
Kasteel-eiland lagen drie witte jachten onder stoom.
Marco Michel liet zijn vorschende blikken over de
watervlakte gaan en opeens klonk zijn stem, met een
eigenaardigen, heesch-nerveuzen klank: Stop!
Een kort bevel naar den machinist. Het trillen van
de schroef en het stampen van de machine hield op;
geruischloos gleed de boot nog een eindje voort. Mare
Miohel stond onbeweeglijk: de handen diep in de zak
ken van zijn wijde jas en staarde naar de drie jachten,
die aan de havendam van het eiland lagen. Hoofdschud
dend haalde hij een verrekijker te voorschijn en hield
dezen voor de oogen. Klaar en duidelijk kwam het beeld
van de drie jachten voor de lens.
Neen... het was geen gezichtsbdrog. De rookplui
men van de buitenste schepen gingen scherp en recht
'naar het Oosten. Maar de rook die uit de schoorsteen
van het middelste schip kwam, vlokkig, zwartachtige
westenwind, die rook uit het derde jacht trok naar het
Noorden... naar het Noorden!
Mare Michel voelde een hand op zijn arm leggen, de
echlpper stond naast hem.
Hebt U dat gezien meneer? vroeg hij met een
etem, waarin verborgen angst scheen te trillen. Hebt
U dat gezien?
Mare Miohel knikte zwijgend.
Het is de tweede maal dat ik het zie, ging de oude
zeeman voort, de eeerste maal dat ik het zag is nu,
acht dagen geleden. Ik kwam van Djurgardsstaden; het
was laat in den nacht en ik had met een paar kameraden
een stevigen borrel gedronken... Toen heb ik het voor
de eerste maal... Het was noordewind, uit alle schoor-
steenen ging de rook kaarsrecht naar het Zuiden, van
dat schip, dat middelste daar... daarvan ging de rook
naar het Westen. Ik dacht eerst dat het door den ste
vigen borrel kwam, meneer... Ik riep den machinist,
die keek ook. Toen hij zich weer naar mij toekeerde, was
hij doodsbleek' neen, ik had me niet vergist Den vol
genden morgen is de machinist plotseling gestorven,
hartverlamming, zegt de dokter, maar ik heb er zoo mijn
eigen gedachten over.
Heb je aan niemand verteld wat je gezien hebt?
Niet aan de autoriteiten, die zouden gedacht heb
ben dat ik dronken was of gespot hebben met wat ze
bijgeloof noemen. Neen,zooiets kun je beter voor je
houden.
Mare Michel schudde bedenkelijk het hoofd, maar hij
liet het onderwerp verder voorloopig rusten? Alleen
vroeg hij: Wat is het voor een schip?
Ik weet het niet, meneer, klonk het schuw, en
ik moet U eerlijk bekennen dat ik het ook niet begeer
te weten... ik had dien nacht niet veel lust om dichter
bij het schip te komen. En van hier af kun je den naam
niet lezen.
Mare Midhel lachte. Vaar dan naar het jacht toe.
De oude man keek een oogenblik zwijgend naar den
grond. Daarop nam hij zijn pet af, krabde zijn kop en
zei op beslisten toon:
Neen meneer, dat doe ik niet.
Ik geef je twintig kronen extra.
Neen, meneer: Al gaf U me honderd kronen, dan
deed ik het nog niet. Ik heb vrouw en kinderen... Laten
■we teruggaan meneer. Geloof me, men mag den hemel
niet verzoeken...
Mare Michel keek besluiteloos voor zioh uit. Het geluid
van een scheepsroeper klonk door den nacht.
Daar vaart een douaneboot, zei de schipper, mis
schien weet de commandant daarvan den naam van het
Jacht wel, Zal ik het hem vragen?
Ja, antwoordde Mare Michel.
De machine begon weer te werken; de boeg van het
bootje wendde zich naar het Zuiden en tien minuten
later lag het langszij van het douanenvaartuig. Een paar
roepen over en weer in het Zweedsch, daarop verwijder
den de belde booten zich weer van elkaar.
Het is het jacht Hurricane, vertelde de schipper.
Nationaliteit? vroeg de detective.
Weet ik niet Het schijnen sportliefhebbers te zijn,
die voor vliegdemonstratie gekomen zijn, dacht de com
mandeur van de douaneboot Er zijn veel bulten-
landsche bezoekers. Ze liggen onder stoom.
Ze willen zeker tegen het aanbreken van den dag
naar het vertrekpunt van de watervliegtuigen opstoo
rnen.
De doffe tonen van een kerkklok klonken over het
water.
Half elf, zei Mare Michel, we varen naar het
hotel terug.
Het was even voor twaalven toen de speurder het
Grand Hotel weer binnenstapte.
Er wacht een heer op U. monsieur Malvy, zei de
portier en gaf hem een briefje.
Een heer? Mare Michel wierp een blik op het bil
jet, waar is hij?
Hij waoht in de kleine conversatiezaal. Hij wilde
zoo min mogelijk in het oog loopen. U kunt hier door
de kleine deur gaan, zei de portier.
In een grooten stoel bij den haard, met zijn rug naar
de deur, zat een heer. Toen hij de deur hoorde opengaan
stond hij op. Het was minister Bark. Gelukkig, zei
hij zacht.
Mare Michel monsterde den minister met één oogop
slag. Het gezicht van Zijne Excellentie was doodsbleek,
zijn handen trilden.
Is er wat bizonders gebeurd? vroeg de speurder
kortaf.
De bezoeker knikte.
Gaat U mee naar mijn kamer, daar is het veiliger
dan hier.
En? begon de detective het gesprek weer, nadat hij
de deur van zijn zitkamer gesloten had.
De minister had zich in een stoel laten neervallen en
zat daar in elkaar gedoken met de gelaatsuitdrukking
van iemand die in grooten angst verkeerd. Zijn stem, die
dien middag helder en krachtig geklonken had, was nu
heesch en bijna fluisterend.
Ik heb, zei hij, vanmiddag een voorval verzwegen
omdat ik het niet van belang achtte. Inmiddels heb lk
er een ander idee over gekregen... het waa verkeerd van
me om daar vanmiddag niet over te spreken. Ik ben
tot de ontdekking gekomen dat mijn leven vannacht
groot gevaar loopt...
Mare Michel liet langzaam zijn blik gaan over den
man die daar sidderend en bleek bij hem zat. Na een
kleine pauze vroeg hij:
En dat levensgevaar... staat in verband met de
vliegongelukken
Ja, monsieur Michel. Ik zal het U zeggen. Drie da
gen geleden werd ik 's nachts even voor tweeën wakker
doordat de telefoon ging. Ik stond op en ging naar het
toestel. U begrijpt dat het in mijn positie wel meer voor
komt dat er 's nachts gebeld wordt. Een onbekendo
stem zei: „Excellentie... U hebt uw hand in een wespen-
pest gestoken door de leiding op u te nemen van het
onderzoek inzake de vliegongelukken. Een commissie,
waarvan ik leider ben, heeft besloten dat u sterven
zult, als niet na drie dagen uit de dagbladen blijkt dat
U Uw portefeuille ter beschikking van den koning stelt
Als U aan dit bevel niet gehoorzaamt is uw lot beze
geld." Ik wilde nog iets vragen, maar er kwam geen
antwoord; de spreker was van het toestel verdwenen.
Hebt u geen onderzoek op de telefooncentrale in
gesteld of laten instellen?
Het gesprek was uit een publieke telefooncel aan
gevraagd; zooals u weet zijn die hier den heelen nacht
open.
Wat deed u daarop?
U begrijpt wel dat ik door deze bedreiging eerst
buitengewoon geschrokken was. Maar toen langzamer
hand een nieuwe, stralende dag aanbrak, verdween mét
de duisternis het grootste deel van mijn vrees. Ik. begon
zelfs om het dreigement te lachen en dacht er nauwe
lijks meer aan, totdat...
Totdat? vroeg de detective gespannen.
Toen ik vanmiddag afscheid van U nam,, merkte
ik dat iemand mij volgde... op den voet volgde. Ik bleef
staan en hij verdween in een zijstraat Ik liep door en
mijn vervolger was in een ommezien weer aanwezig. Er
was geen twijfel aan: de attenties van dien heer waren
voor mij bestemd. Ik woon in het Berzelipark. Toen ik
mijn studeerkamer binnenkwam, had ik oogenblikkelijk
het gevoel, men kan zooiets wel eens hebben dat er
een vreemde In de kamer moest zijn geweest Ik stelde
een onderzoek in... en ja, het slot van mijn schrijfbureau
was defect. Er waren belangrijke documenten verdwe
nen. Toen ik de jaloeaiën wilde sluiten, keek ik toeval
lig naar buiten. Opeens zie ik dat ik van den anderen
kant van de straat door twee mannen bespionneerd werd
...twee keurig gekleede mannen. En plotseling dringt
het met een schok tot me door: vandaag is het de derde
dag! Hoe later het in den avond werd, hoe meer de over
tuiging bij me postvat: Het wordt vannacht ernst, ik
loop groot gevaar. En daarom ben ik bij U gekomen,
monsieur Michel!
Mare Michel tikte bedaard de asch van zijn. sigaar
en keek zijn bezoeker met een eigenaardigen blik in de
oogen aan: Uitstekend. Excellentie, brengt U den
nacht maar hier in mijn kamers door; ik houd U ge
zelschap.
Sophus Bark glimlachte. Dat gaat helaas niet, mon
sieur Miohel. Ik zou het graag doen en ik zou hier ze
ker volkomen veilig zijn, maar zooals ik zeg, het is ab
soluut onmogelijk. De meteorologische stations van
Stockholm, Upsala en Gothenburg zullen me vannacht
voortdurend op de hoogte houden van den atmosferi-
schen toestand. Ik moet in mijn huis blijven en de taak,
die ik op mij genomen heb, volbrengen. Ik zou U willen
vragen, komt U bij mij! Beschermt U mij en mijn huis:
het Berzelipark is hier nauwelijks een kwartier van
daan.
De detective was opgestaan en liep nadenkend met
groote stappen de hotelkamer op en neer. Eindelijk ver
brak hy het stilzwegen.
Het is een groot offer, dat U daar van mij vraag,t
Excellentie, maar anderzüds vind ik de zaak te ernstig
om u myn bescherming te weigeren. Dan kan myn sec
retaris het andere deel van mijn werk op zich nemen.
Wacht u alstublieft een oogenblik, dan zal ik hem de
noodige instructies gevep;
Mare Michel verliet de kamer en kwam na een paar
minuten terug.
Ik ga met U mee, zei hy terwyi hy zyn hoed op
zette en zyn jas aantrok.
Wordt vervolgd.
LIED VAN DEN DAG.
Een kistje sigaren onder de ingekomen stukken.
By de dezer dagen gehouden vergadering
van den gemeenteraad van Leiden, werd on
der de Ingekomen stuuken behandeld... een
kistje sigaren, dat door een sigarenwinkelier
uit Leiden aan den Gemeenteraad was aan
geboden wegens 'n in de vorige vergadering
genomen besluit van dien Raad in het nut
van 't algemeen te blijven vergaderen, om
dat... daar mag worden gerookt Het cadeau
ging vergezeld van het volgend vers:
Vroede vaad'rén dezer stede,
Sta my toe als mijne plicht,
Dat 'k my met een woord van hulde
Tot Uw hoog college richt
Vroede vaad'rén, 'k heb gelezen,
Het stond immers in de krant.
Dat U aan een goed sigaartje
Heel uw raadshart hebt verpand.
Vroede vaad'rén van ons Leiden,
Dat was eerst een wys besluit,
Als sigarenhand'laar spreek ik
Myn oprechte hulde uit
d'Uitspraak, die Uw hoog college
In dit ernstig uur nu gaf,
Steekt toch wel heel gunstig by Uw
And're raadsbesluiten af.
'k Mag myn hulde niet onthouden
En ik doe (dat hoort toch zoo)
U een fyne kist sigaren
Voor 't college nu cadeau.
't Beste dat voor U gesohikt is,
Geurig en byzonder fyn,
Kon natuurlyk nu niet anders,
Dan dit merk „Oud Leiden" zyn.
Het stadhuis staat op het deksel,
Netjes, zooals het behoort,
't Stadsschoon is dus niet verstoord.
Weet U, hoe ze te verdeelen?
Wie voor 't voorstel stemde twee,
d'Andren een, van 't overschotje,
Krijgt de pers dan nog wat mee.
Vroede vaad'rén dezer steden
Gy zyt onze steun en stut,
Voor U schijnt het rooken nuttig.
Daarom: rookt ze ln het Nut.
(w.g.) TROUBADOUR.
Meervoudige strafkamer.
Zitting van Dinsdag 20 Mei. Uitspraken van 6 Mei.
Gerrit Sch., koopman te Alkmaar, hooger beroep
vonnis Kantongerecht te Alkmaar, overtreding arti
kel 6 Motor- en Rijwiehvet Vonnis bekrachtigd.
Arie van L., Warmenhuizen in hechtenis ze
denmisdrijf, art 249 wetb. v. strafrecht 6 jaren gev.
Alkmaar.
ARME PICOLO, ARME CHIGOLO, ZAT IN DE
PENARIO.
We hadden Dinsdag de eer onze aandacht te moe
ten wijden aan verschillende deftige verdachten, de
een al chiquer dan de andere, 'n niet onwelkome va
riatie in de gewone rechtbank receptie, waar het gros
der bezoekers niet uitblinkt in elegance*.
De eerste mijnheer, keurig gekleed en het welge
vulde blozende gelaat relicfvol gesierd met een
zwartgerande en zwartpootige uilenbril, bleek helaas
te zijn een niet betalend logé in het Hotel „Zum
hollzern Löfel" en werd binnengeleid door twee ge
helmde grenadiers, met alle egards aan zijn positie
verschuldigd.
Het was de 26-jarige étaleur Jacobus B., wonende
te Amsterdam, die geëngageerd was geweest met. een
lief Alkraaarsch kippetje en van dit voorrecht helaas
misbruik had gemaakt om den grootvader en oom
van zijn beminde, twee respectabele oude heeren,
respectievelijk van beroep emeritus turfschipper en
landelijk toonkunstenaar, op te lichten voor een be
drag van pl.m. f 172.50, zulks onder voorspiegeling
van groote winsten, die zij zouden kunnen behalen
door een handel in tweedehandsch regenjassen en
confectiepakjes. De musicus tippelde er in voor
f 112.50, opa voor 60 piek en opa's huishoudster werd
ook nog met succes aangeboord voor f30, zoodat die
kleeren-negotie, die alleen maar bestond in de ver
beelding van het vindingrijke jongmensch, geen on-
voordeelig middel was om hem in zijn momenteel
tamelijk berooiden toestand te stcomen.
Maar wat hem heden overkwam, was geen fan
tasie maar droeve werkelijkheid, aangezien de Offi
cier, die den reeds meermalen veroordeelden delin-
quent beschouwde als een praatjesmaker en gevaar-
lijk-oplichter, tegen hem niet minder dan 2 jaar ge- 1
vangenisstraf vorderde.
Zijn verdediger, Mr. Buiskool van Schagen, zette
wel alle zeilen bij om zijn cliënt in veiligheid te bren
gen, maar we gelooven niet dat het hem zal geluk
ken het étaleurtje met een certificaat van goed ge
drag naar Mokum teruggestuurd te krijgen.
EEN OUD GEDIENDE. DIE HET KLAPPEN VAN
DE ZWEEP NIET VERLEERD WAS.
De heer .Tacob Bruin, landbouwer .e Wijdenes, had
in het volle vertrouwen in de eerlijkheid van het
menschdom, op 14 April zijn blauw colbertje, waar
in een portemonnaie met eenig geld, een sigarenko
ker en een vulpotlood, neergehangen op het erf van
zijn woning, doch moest tot zijn diep leedwezen ont
waren, dat het kleedingstuk op een gegeven oogen
blik spoorloos was verdwenen.
Daar do kat er niet mee weg zou loopen, werd aan
diefstal gedacht en niet ten onrechte, want na eeni-
gen tüd hield de veldwachter een zwerver aan, die
zioh had opgedirkt met het blauwe jasje van Jaap
Bruin, dat hij over zijn eigen schunnig pakje had
aangetrokken. Hoewel hij inet groote welbespraakt
heid ontkende, werd de oude heer zonder pardon in
gerekend en opgesloten.
Dinsdag maakte hij, ditmaal gestoken in de een
voudige livrei van de logees in het huis van bewaring,
zijn entree de chambre. De verdachte, 'n Gi-jarig
negociant in kamferballetjes en andere schoonheids-
art ike'lcn, bleek genaamd te zijn Teco A. en mocht
zich verheugen in een eerwaardig kaal hoofd, 'n op
gewekt humeur en 'n beweeglijke tong. Hij was reeds
meermalen veroordeeld en wist dus hoe hij zich had
te gedragen. Ook thans bleef hij ontkennen en bleef
hij volhouden het jasje te hebben gekocht voor f 1.25
van een onbekend persoon. De President was zoo
vrij dezen onbekende het mannetje uit de maan te
noemen, een veronderstelling die den bijval verwierf
van den Officier en dezen tevens motief gaf, tegen
den ouden haas 8 maanden gev., '.ot. teleurstelling
van den verdediger, mr. Prins, die goed met den ou
den grappenmaker kon opschieten en vast had ge
meend, dat hij benoemd zou worden tot huisknecht
bij den nieuwen President van de Rechtbank.
MET EEN GOED VOORKOMEN EN EEN MOOI
SMOESJE KAN MEN ALTIJD ZAKEN DOEN.
Verschillende winkeliers te Helder werden in het
voorjaar van 1929 bezocht door een uiterst deftig
oud heer, keurig gecostumeerd, 'n voorname spraak,
eerwaardig kaal hoofd, welgedaan burgemeesters-
buikje en kort geknipte snor van een gepensioneerd
majoor van de rustende schutterij, welke imposante,
verschijning zich presenteerde als de heer Aron C.
('n achternaam, die menig jcneverlievend ingezetene
deed watertanden), resideerende te Amsterdam en
vertegenwoordiger van het bekende sportblad „De
Schermer". Hij overlegde ter introductie een visite
kaartje van den Constabel der Marine Stam en be
weerde voorts te werken onder hooge goedkeuring
van den WelEd. Gestr. Heer Van Duimen, comman
dant van de „Heemskerk" en voorzitter van den Hel-
derschen Scherrabond, benevens onder aanbevelinig
van den WelEd. Heer Mijts, 'n officier die aan het
hoofd stond van de huishouding op de „Heemskerk".
De deftige en eerwaardige heer Aron C. animeerde
met deze klinkende aanbevelingen de door hem be
zochte winkeliers een advertentie-abonnement te ne
men in De Schermer en liet niet onduidelijk uitko
men, dat de machtige commandant van Duimen, de
ze belangstelling in „De Schermer", die hem zoo na
aan zijn sportief hart lag, allemachtig aardig zou
vinden en niet zou nalaten deze winkeliers bij een
eventueele leverantie als anderszins, daadwerkelijk
te protegeeren.
Op deze ingenieuze wijze gelukte het den heer
Aron verschillende winkeliers te bewegen tot het ne
men van een abonnement van duizend of minder re
gels, doch toen na afloop van tijd de kwitanties wer
den gepresenteerd, doch de voorgespiegelde leveran
ties aan de Heemskerk achterwege bleven en noch
Commandant van Duimen, noch Luitenant Mijts iets
van zich lieten hooren, begrepen de winkeliers, dat
zij bij den neus waren genomen en gaven zij mr. Zee-
gers, advocaat te Helder, opdracht bij de justitie een
klacht in te dienen, met gevolg, dat de deftige heer
Aron C. Dinsdag als verdacht van oplichting terecht
stond.
Thans evenwel ontkende de heer C. alle connectie
met de heeren v. Duimen en Mijts en gebruikte hij
zijn deftige oud-Hoofdofficieren-stem om zijn goede
bedoelingen en zijn onschuld te betuigen.
Het visitekaartje van den heer Stam. die trouwens
later diep berouw had over zijn vriendelijkheid, had
hij inderdaad gebezigd om zich bij de diverse winke
liers te kunnen introduceeren.
Uit het strafblad van den heer C. bleek voorts, dat
hij zes maal was veroordeeld, eenmaal ter zake
valschheid in geschrifte en eenmaal wegens verduis
tering en 4 maal voor oplichting. Daar evenwel zijn
laatste veroordeeling reeds 18 jaar was geleden, wil
de de Officier van dit middel geen gebruik maken
om tegen den heer Aron C. gevangenisstraf te vor
deren, doch bepaalde het O.M. zich met tegen hem
f200 boete of 60 dagen hechtenis te vorderen, een
douceurtje, dat de heer Aron blijkbaar al overdadig
genoeg vond.
De heer C. werd verdedigd door een Jurist uit Am
sterdam, dus werd den Helder leelijk gepasseerd door
papa Aron, nu er iets te verdienen viel.
Deze advocaat, mr. Emmering, schoot een gewel
dig lang pleidooi af en hield de rechtbank tot
2 recht gezellig aan de praat.
GEEN DEFTIG HEER OF KLEINE MAN,
DIE DE WEELDE DRAGEN KAN.
Na de pauze, nadat de heeren elk naar zijn smaak
en beurs, den inwendigen mensch hadden gesterkt,
verscheen als zondaar van den dag, de 25-jarige,
thans geschorste Rijksklerk der directe belastingen
te Alkmaar, Jan O., thans tijdelijk werkzaam bij de
Schrijfkamer te Rotterdam, 'n aangenaam uitziend
en intelligent jongmensch. dat echter te veel den me
neer gespeeld en boven zijn stand geleefd had. On
afwendbaar gevolg het maken van schulden en om
uit die nesten te komen, had hij zich gelden van ont
vangen vervolgingskosten en betaalde accijns toege-
eigend. Het berouw was nu wel aanwezig, maar he
laas te laat gearriveerd. Hij ontving echter van den