-Alitiiu Bieiws- De Wervelwind. Uitgevers: N.V. v.h. TRAPMAN Co., Schagen. 'Eerste Blad. Van een gemeenteraadsvergadering. Arrondissements Rechtbank te Alkmaar. Donderdag 22 Mei 1930. SGHAGËR 73ste Jaargang No. 8667 COURANT. Dit blad verschijnt viermaal per week: Dinsdag, Woensdag, Donder dag en Zaterdag. Bij inzending tot 's morgens 8 uur, worden Adver- tentiën nog zooveel mogelijk in het eerstuitkomend nummer geplaatst POSTREKENING No. 23330. INT. TELEF. No. 20. Prijs per 3 maanden f 1.80. Losse nummers 6 cent ADVERTEN- TIëN van 1 tot 5 regels fl.10, iedere regel meer 20 cent (bewijsno. inbegrepen). Grootere letters worden naar plaatsruimte berekend. DIT NUMMER BESTAAT UIT TWEE BLADEN. Kort verhaal Een avontuur van den beroemden Franschen detective MARC MICHEL. (Vervolg.) Monsieur Malvy, daar is een schipper voor U. De detective schoof zijn koffiekopje terzijde, met den inhoud waarvan hij zijn souper besloten had, stak op zijn gemak een sigaar aan en antwoordde: Ik kom, portier. De oude schipper met zijn stoppelingen ringbaard tikte even aan de pet, toen Mare Michel in zijn wijde lange overjas gehuld, op den nachtstille St. Blasiehamen naar huiten trad. Tegenover het Karei de Twaalfde plein lag de har- kas reeds puffend en stampend aan den steiger. De machinist, die al ongeduldig naar het tweetal had uit gekeken, gooide nu met een snelle beweging het touw van den ducdalf los en als een pijl schoot het ranke vaartuig door de golven. De wind is omgeloopen meneer, begon de schipper aarzelend een gesprek. Mare Michel keek naar de lucht. Vanmiddag kwam hij uit het Noorden, antwoordde hij, en nu gaat de rook uit den schoorsteen in de richting van het Zoutmeer. De schipper knikte. Westwind, meneer. Uit vele honderden scheepsschoorsteenpijpen kwamen rookpluimen, die zich in de paralel-loopende lijnen in Westelijke richting verspreidden. Dat beteekent zeker regen? vroeg de Fransohman lachend. De schipper wierp een blik op de heldere lucht. Als het zoo blijft hebben we met een dag of twee regen en storm. Hebt U gezien dat de hemel bloedrood was toen de zon onderging? Het bootje voer Skeppsholmen voorbij en kwam langzamerhand in de nabijheid van het Kasteel-eiland. De golfstroom werd plotseling sterker; een paar bin nenkomende schepen stoomden langzaam en voorzichtig voorbij. Rank en snel gleed de kleine boot tusschen de zware zeekasteelen door. De open zee werd zichtbaar; de oever week steeds verder terug. Ze voeren langs een paar schepen die voor anker lagen; vroolijke groeten klonken door den nacht. Aan de havendammen van het Kasteel-eiland lagen drie witte jachten onder stoom. Marco Michel liet zijn vorschende blikken over de watervlakte gaan en opeens klonk zijn stem, met een eigenaardigen, heesch-nerveuzen klank: Stop! Een kort bevel naar den machinist. Het trillen van de schroef en het stampen van de machine hield op; geruischloos gleed de boot nog een eindje voort. Mare Miohel stond onbeweeglijk: de handen diep in de zak ken van zijn wijde jas en staarde naar de drie jachten, die aan de havendam van het eiland lagen. Hoofdschud dend haalde hij een verrekijker te voorschijn en hield dezen voor de oogen. Klaar en duidelijk kwam het beeld van de drie jachten voor de lens. Neen... het was geen gezichtsbdrog. De rookplui men van de buitenste schepen gingen scherp en recht 'naar het Oosten. Maar de rook die uit de schoorsteen van het middelste schip kwam, vlokkig, zwartachtige westenwind, die rook uit het derde jacht trok naar het Noorden... naar het Noorden! Mare Michel voelde een hand op zijn arm leggen, de echlpper stond naast hem. Hebt U dat gezien meneer? vroeg hij met een etem, waarin verborgen angst scheen te trillen. Hebt U dat gezien? Mare Miohel knikte zwijgend. Het is de tweede maal dat ik het zie, ging de oude zeeman voort, de eeerste maal dat ik het zag is nu, acht dagen geleden. Ik kwam van Djurgardsstaden; het was laat in den nacht en ik had met een paar kameraden een stevigen borrel gedronken... Toen heb ik het voor de eerste maal... Het was noordewind, uit alle schoor- steenen ging de rook kaarsrecht naar het Zuiden, van dat schip, dat middelste daar... daarvan ging de rook naar het Westen. Ik dacht eerst dat het door den ste vigen borrel kwam, meneer... Ik riep den machinist, die keek ook. Toen hij zich weer naar mij toekeerde, was hij doodsbleek' neen, ik had me niet vergist Den vol genden morgen is de machinist plotseling gestorven, hartverlamming, zegt de dokter, maar ik heb er zoo mijn eigen gedachten over. Heb je aan niemand verteld wat je gezien hebt? Niet aan de autoriteiten, die zouden gedacht heb ben dat ik dronken was of gespot hebben met wat ze bijgeloof noemen. Neen,zooiets kun je beter voor je houden. Mare Michel schudde bedenkelijk het hoofd, maar hij liet het onderwerp verder voorloopig rusten? Alleen vroeg hij: Wat is het voor een schip? Ik weet het niet, meneer, klonk het schuw, en ik moet U eerlijk bekennen dat ik het ook niet begeer te weten... ik had dien nacht niet veel lust om dichter bij het schip te komen. En van hier af kun je den naam niet lezen. Mare Midhel lachte. Vaar dan naar het jacht toe. De oude man keek een oogenblik zwijgend naar den grond. Daarop nam hij zijn pet af, krabde zijn kop en zei op beslisten toon: Neen meneer, dat doe ik niet. Ik geef je twintig kronen extra. Neen, meneer: Al gaf U me honderd kronen, dan deed ik het nog niet. Ik heb vrouw en kinderen... Laten ■we teruggaan meneer. Geloof me, men mag den hemel niet verzoeken... Mare Michel keek besluiteloos voor zioh uit. Het geluid van een scheepsroeper klonk door den nacht. Daar vaart een douaneboot, zei de schipper, mis schien weet de commandant daarvan den naam van het Jacht wel, Zal ik het hem vragen? Ja, antwoordde Mare Michel. De machine begon weer te werken; de boeg van het bootje wendde zich naar het Zuiden en tien minuten later lag het langszij van het douanenvaartuig. Een paar roepen over en weer in het Zweedsch, daarop verwijder den de belde booten zich weer van elkaar. Het is het jacht Hurricane, vertelde de schipper. Nationaliteit? vroeg de detective. Weet ik niet Het schijnen sportliefhebbers te zijn, die voor vliegdemonstratie gekomen zijn, dacht de com mandeur van de douaneboot Er zijn veel bulten- landsche bezoekers. Ze liggen onder stoom. Ze willen zeker tegen het aanbreken van den dag naar het vertrekpunt van de watervliegtuigen opstoo rnen. De doffe tonen van een kerkklok klonken over het water. Half elf, zei Mare Michel, we varen naar het hotel terug. Het was even voor twaalven toen de speurder het Grand Hotel weer binnenstapte. Er wacht een heer op U. monsieur Malvy, zei de portier en gaf hem een briefje. Een heer? Mare Michel wierp een blik op het bil jet, waar is hij? Hij waoht in de kleine conversatiezaal. Hij wilde zoo min mogelijk in het oog loopen. U kunt hier door de kleine deur gaan, zei de portier. In een grooten stoel bij den haard, met zijn rug naar de deur, zat een heer. Toen hij de deur hoorde opengaan stond hij op. Het was minister Bark. Gelukkig, zei hij zacht. Mare Michel monsterde den minister met één oogop slag. Het gezicht van Zijne Excellentie was doodsbleek, zijn handen trilden. Is er wat bizonders gebeurd? vroeg de speurder kortaf. De bezoeker knikte. Gaat U mee naar mijn kamer, daar is het veiliger dan hier. En? begon de detective het gesprek weer, nadat hij de deur van zijn zitkamer gesloten had. De minister had zich in een stoel laten neervallen en zat daar in elkaar gedoken met de gelaatsuitdrukking van iemand die in grooten angst verkeerd. Zijn stem, die dien middag helder en krachtig geklonken had, was nu heesch en bijna fluisterend. Ik heb, zei hij, vanmiddag een voorval verzwegen omdat ik het niet van belang achtte. Inmiddels heb lk er een ander idee over gekregen... het waa verkeerd van me om daar vanmiddag niet over te spreken. Ik ben tot de ontdekking gekomen dat mijn leven vannacht groot gevaar loopt... Mare Michel liet langzaam zijn blik gaan over den man die daar sidderend en bleek bij hem zat. Na een kleine pauze vroeg hij: En dat levensgevaar... staat in verband met de vliegongelukken Ja, monsieur Michel. Ik zal het U zeggen. Drie da gen geleden werd ik 's nachts even voor tweeën wakker doordat de telefoon ging. Ik stond op en ging naar het toestel. U begrijpt dat het in mijn positie wel meer voor komt dat er 's nachts gebeld wordt. Een onbekendo stem zei: „Excellentie... U hebt uw hand in een wespen- pest gestoken door de leiding op u te nemen van het onderzoek inzake de vliegongelukken. Een commissie, waarvan ik leider ben, heeft besloten dat u sterven zult, als niet na drie dagen uit de dagbladen blijkt dat U Uw portefeuille ter beschikking van den koning stelt Als U aan dit bevel niet gehoorzaamt is uw lot beze geld." Ik wilde nog iets vragen, maar er kwam geen antwoord; de spreker was van het toestel verdwenen. Hebt u geen onderzoek op de telefooncentrale in gesteld of laten instellen? Het gesprek was uit een publieke telefooncel aan gevraagd; zooals u weet zijn die hier den heelen nacht open. Wat deed u daarop? U begrijpt wel dat ik door deze bedreiging eerst buitengewoon geschrokken was. Maar toen langzamer hand een nieuwe, stralende dag aanbrak, verdween mét de duisternis het grootste deel van mijn vrees. Ik. begon zelfs om het dreigement te lachen en dacht er nauwe lijks meer aan, totdat... Totdat? vroeg de detective gespannen. Toen ik vanmiddag afscheid van U nam,, merkte ik dat iemand mij volgde... op den voet volgde. Ik bleef staan en hij verdween in een zijstraat Ik liep door en mijn vervolger was in een ommezien weer aanwezig. Er was geen twijfel aan: de attenties van dien heer waren voor mij bestemd. Ik woon in het Berzelipark. Toen ik mijn studeerkamer binnenkwam, had ik oogenblikkelijk het gevoel, men kan zooiets wel eens hebben dat er een vreemde In de kamer moest zijn geweest Ik stelde een onderzoek in... en ja, het slot van mijn schrijfbureau was defect. Er waren belangrijke documenten verdwe nen. Toen ik de jaloeaiën wilde sluiten, keek ik toeval lig naar buiten. Opeens zie ik dat ik van den anderen kant van de straat door twee mannen bespionneerd werd ...twee keurig gekleede mannen. En plotseling dringt het met een schok tot me door: vandaag is het de derde dag! Hoe later het in den avond werd, hoe meer de over tuiging bij me postvat: Het wordt vannacht ernst, ik loop groot gevaar. En daarom ben ik bij U gekomen, monsieur Michel! Mare Michel tikte bedaard de asch van zijn. sigaar en keek zijn bezoeker met een eigenaardigen blik in de oogen aan: Uitstekend. Excellentie, brengt U den nacht maar hier in mijn kamers door; ik houd U ge zelschap. Sophus Bark glimlachte. Dat gaat helaas niet, mon sieur Miohel. Ik zou het graag doen en ik zou hier ze ker volkomen veilig zijn, maar zooals ik zeg, het is ab soluut onmogelijk. De meteorologische stations van Stockholm, Upsala en Gothenburg zullen me vannacht voortdurend op de hoogte houden van den atmosferi- schen toestand. Ik moet in mijn huis blijven en de taak, die ik op mij genomen heb, volbrengen. Ik zou U willen vragen, komt U bij mij! Beschermt U mij en mijn huis: het Berzelipark is hier nauwelijks een kwartier van daan. De detective was opgestaan en liep nadenkend met groote stappen de hotelkamer op en neer. Eindelijk ver brak hy het stilzwegen. Het is een groot offer, dat U daar van mij vraag,t Excellentie, maar anderzüds vind ik de zaak te ernstig om u myn bescherming te weigeren. Dan kan myn sec retaris het andere deel van mijn werk op zich nemen. Wacht u alstublieft een oogenblik, dan zal ik hem de noodige instructies gevep; Mare Michel verliet de kamer en kwam na een paar minuten terug. Ik ga met U mee, zei hy terwyi hy zyn hoed op zette en zyn jas aantrok. Wordt vervolgd. LIED VAN DEN DAG. Een kistje sigaren onder de ingekomen stukken. By de dezer dagen gehouden vergadering van den gemeenteraad van Leiden, werd on der de Ingekomen stuuken behandeld... een kistje sigaren, dat door een sigarenwinkelier uit Leiden aan den Gemeenteraad was aan geboden wegens 'n in de vorige vergadering genomen besluit van dien Raad in het nut van 't algemeen te blijven vergaderen, om dat... daar mag worden gerookt Het cadeau ging vergezeld van het volgend vers: Vroede vaad'rén dezer stede, Sta my toe als mijne plicht, Dat 'k my met een woord van hulde Tot Uw hoog college richt Vroede vaad'rén, 'k heb gelezen, Het stond immers in de krant. Dat U aan een goed sigaartje Heel uw raadshart hebt verpand. Vroede vaad'rén van ons Leiden, Dat was eerst een wys besluit, Als sigarenhand'laar spreek ik Myn oprechte hulde uit d'Uitspraak, die Uw hoog college In dit ernstig uur nu gaf, Steekt toch wel heel gunstig by Uw And're raadsbesluiten af. 'k Mag myn hulde niet onthouden En ik doe (dat hoort toch zoo) U een fyne kist sigaren Voor 't college nu cadeau. 't Beste dat voor U gesohikt is, Geurig en byzonder fyn, Kon natuurlyk nu niet anders, Dan dit merk „Oud Leiden" zyn. Het stadhuis staat op het deksel, Netjes, zooals het behoort, 't Stadsschoon is dus niet verstoord. Weet U, hoe ze te verdeelen? Wie voor 't voorstel stemde twee, d'Andren een, van 't overschotje, Krijgt de pers dan nog wat mee. Vroede vaad'rén dezer steden Gy zyt onze steun en stut, Voor U schijnt het rooken nuttig. Daarom: rookt ze ln het Nut. (w.g.) TROUBADOUR. Meervoudige strafkamer. Zitting van Dinsdag 20 Mei. Uitspraken van 6 Mei. Gerrit Sch., koopman te Alkmaar, hooger beroep vonnis Kantongerecht te Alkmaar, overtreding arti kel 6 Motor- en Rijwiehvet Vonnis bekrachtigd. Arie van L., Warmenhuizen in hechtenis ze denmisdrijf, art 249 wetb. v. strafrecht 6 jaren gev. Alkmaar. ARME PICOLO, ARME CHIGOLO, ZAT IN DE PENARIO. We hadden Dinsdag de eer onze aandacht te moe ten wijden aan verschillende deftige verdachten, de een al chiquer dan de andere, 'n niet onwelkome va riatie in de gewone rechtbank receptie, waar het gros der bezoekers niet uitblinkt in elegance*. De eerste mijnheer, keurig gekleed en het welge vulde blozende gelaat relicfvol gesierd met een zwartgerande en zwartpootige uilenbril, bleek helaas te zijn een niet betalend logé in het Hotel „Zum hollzern Löfel" en werd binnengeleid door twee ge helmde grenadiers, met alle egards aan zijn positie verschuldigd. Het was de 26-jarige étaleur Jacobus B., wonende te Amsterdam, die geëngageerd was geweest met. een lief Alkraaarsch kippetje en van dit voorrecht helaas misbruik had gemaakt om den grootvader en oom van zijn beminde, twee respectabele oude heeren, respectievelijk van beroep emeritus turfschipper en landelijk toonkunstenaar, op te lichten voor een be drag van pl.m. f 172.50, zulks onder voorspiegeling van groote winsten, die zij zouden kunnen behalen door een handel in tweedehandsch regenjassen en confectiepakjes. De musicus tippelde er in voor f 112.50, opa voor 60 piek en opa's huishoudster werd ook nog met succes aangeboord voor f30, zoodat die kleeren-negotie, die alleen maar bestond in de ver beelding van het vindingrijke jongmensch, geen on- voordeelig middel was om hem in zijn momenteel tamelijk berooiden toestand te stcomen. Maar wat hem heden overkwam, was geen fan tasie maar droeve werkelijkheid, aangezien de Offi cier, die den reeds meermalen veroordeelden delin- quent beschouwde als een praatjesmaker en gevaar- lijk-oplichter, tegen hem niet minder dan 2 jaar ge- 1 vangenisstraf vorderde. Zijn verdediger, Mr. Buiskool van Schagen, zette wel alle zeilen bij om zijn cliënt in veiligheid te bren gen, maar we gelooven niet dat het hem zal geluk ken het étaleurtje met een certificaat van goed ge drag naar Mokum teruggestuurd te krijgen. EEN OUD GEDIENDE. DIE HET KLAPPEN VAN DE ZWEEP NIET VERLEERD WAS. De heer .Tacob Bruin, landbouwer .e Wijdenes, had in het volle vertrouwen in de eerlijkheid van het menschdom, op 14 April zijn blauw colbertje, waar in een portemonnaie met eenig geld, een sigarenko ker en een vulpotlood, neergehangen op het erf van zijn woning, doch moest tot zijn diep leedwezen ont waren, dat het kleedingstuk op een gegeven oogen blik spoorloos was verdwenen. Daar do kat er niet mee weg zou loopen, werd aan diefstal gedacht en niet ten onrechte, want na eeni- gen tüd hield de veldwachter een zwerver aan, die zioh had opgedirkt met het blauwe jasje van Jaap Bruin, dat hij over zijn eigen schunnig pakje had aangetrokken. Hoewel hij inet groote welbespraakt heid ontkende, werd de oude heer zonder pardon in gerekend en opgesloten. Dinsdag maakte hij, ditmaal gestoken in de een voudige livrei van de logees in het huis van bewaring, zijn entree de chambre. De verdachte, 'n Gi-jarig negociant in kamferballetjes en andere schoonheids- art ike'lcn, bleek genaamd te zijn Teco A. en mocht zich verheugen in een eerwaardig kaal hoofd, 'n op gewekt humeur en 'n beweeglijke tong. Hij was reeds meermalen veroordeeld en wist dus hoe hij zich had te gedragen. Ook thans bleef hij ontkennen en bleef hij volhouden het jasje te hebben gekocht voor f 1.25 van een onbekend persoon. De President was zoo vrij dezen onbekende het mannetje uit de maan te noemen, een veronderstelling die den bijval verwierf van den Officier en dezen tevens motief gaf, tegen den ouden haas 8 maanden gev., '.ot. teleurstelling van den verdediger, mr. Prins, die goed met den ou den grappenmaker kon opschieten en vast had ge meend, dat hij benoemd zou worden tot huisknecht bij den nieuwen President van de Rechtbank. MET EEN GOED VOORKOMEN EN EEN MOOI SMOESJE KAN MEN ALTIJD ZAKEN DOEN. Verschillende winkeliers te Helder werden in het voorjaar van 1929 bezocht door een uiterst deftig oud heer, keurig gecostumeerd, 'n voorname spraak, eerwaardig kaal hoofd, welgedaan burgemeesters- buikje en kort geknipte snor van een gepensioneerd majoor van de rustende schutterij, welke imposante, verschijning zich presenteerde als de heer Aron C. ('n achternaam, die menig jcneverlievend ingezetene deed watertanden), resideerende te Amsterdam en vertegenwoordiger van het bekende sportblad „De Schermer". Hij overlegde ter introductie een visite kaartje van den Constabel der Marine Stam en be weerde voorts te werken onder hooge goedkeuring van den WelEd. Gestr. Heer Van Duimen, comman dant van de „Heemskerk" en voorzitter van den Hel- derschen Scherrabond, benevens onder aanbevelinig van den WelEd. Heer Mijts, 'n officier die aan het hoofd stond van de huishouding op de „Heemskerk". De deftige en eerwaardige heer Aron C. animeerde met deze klinkende aanbevelingen de door hem be zochte winkeliers een advertentie-abonnement te ne men in De Schermer en liet niet onduidelijk uitko men, dat de machtige commandant van Duimen, de ze belangstelling in „De Schermer", die hem zoo na aan zijn sportief hart lag, allemachtig aardig zou vinden en niet zou nalaten deze winkeliers bij een eventueele leverantie als anderszins, daadwerkelijk te protegeeren. Op deze ingenieuze wijze gelukte het den heer Aron verschillende winkeliers te bewegen tot het ne men van een abonnement van duizend of minder re gels, doch toen na afloop van tijd de kwitanties wer den gepresenteerd, doch de voorgespiegelde leveran ties aan de Heemskerk achterwege bleven en noch Commandant van Duimen, noch Luitenant Mijts iets van zich lieten hooren, begrepen de winkeliers, dat zij bij den neus waren genomen en gaven zij mr. Zee- gers, advocaat te Helder, opdracht bij de justitie een klacht in te dienen, met gevolg, dat de deftige heer Aron C. Dinsdag als verdacht van oplichting terecht stond. Thans evenwel ontkende de heer C. alle connectie met de heeren v. Duimen en Mijts en gebruikte hij zijn deftige oud-Hoofdofficieren-stem om zijn goede bedoelingen en zijn onschuld te betuigen. Het visitekaartje van den heer Stam. die trouwens later diep berouw had over zijn vriendelijkheid, had hij inderdaad gebezigd om zich bij de diverse winke liers te kunnen introduceeren. Uit het strafblad van den heer C. bleek voorts, dat hij zes maal was veroordeeld, eenmaal ter zake valschheid in geschrifte en eenmaal wegens verduis tering en 4 maal voor oplichting. Daar evenwel zijn laatste veroordeeling reeds 18 jaar was geleden, wil de de Officier van dit middel geen gebruik maken om tegen den heer Aron C. gevangenisstraf te vor deren, doch bepaalde het O.M. zich met tegen hem f200 boete of 60 dagen hechtenis te vorderen, een douceurtje, dat de heer Aron blijkbaar al overdadig genoeg vond. De heer C. werd verdedigd door een Jurist uit Am sterdam, dus werd den Helder leelijk gepasseerd door papa Aron, nu er iets te verdienen viel. Deze advocaat, mr. Emmering, schoot een gewel dig lang pleidooi af en hield de rechtbank tot 2 recht gezellig aan de praat. GEEN DEFTIG HEER OF KLEINE MAN, DIE DE WEELDE DRAGEN KAN. Na de pauze, nadat de heeren elk naar zijn smaak en beurs, den inwendigen mensch hadden gesterkt, verscheen als zondaar van den dag, de 25-jarige, thans geschorste Rijksklerk der directe belastingen te Alkmaar, Jan O., thans tijdelijk werkzaam bij de Schrijfkamer te Rotterdam, 'n aangenaam uitziend en intelligent jongmensch. dat echter te veel den me neer gespeeld en boven zijn stand geleefd had. On afwendbaar gevolg het maken van schulden en om uit die nesten te komen, had hij zich gelden van ont vangen vervolgingskosten en betaalde accijns toege- eigend. Het berouw was nu wel aanwezig, maar he laas te laat gearriveerd. Hij ontving echter van den

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1930 | | pagina 1