- De Wereldreis van -
Dicky en Dirrekie Durf
„DIE IDIOOT
VAN EEN BRUMMEL!"
Historische Kroniek.
rft•-
Bijvoegsel der Schager Courant van Zaterdag 14 Juni 1930. No. 8678.
Liefde.
(Nuttige voorjaarsbeschouwing).
De liefde is een wonderding
Met allerhande kuren,
Ze kan een menschenleven soms,
Ze kan ook dagen duren,
Ze bloeit gemeenlijk in de jeugd,
In onverspoosd begeeren,
Maar ook bedaagde ouderdom
Weet haar nog te waardeeren!
Vandaar zoo in het algemeen
Het oneerbiedig praatje
Van den verdwaasden, ouden bok,
En 't malsche groene blaadje!
Ze vraagt naar uiterlijk vertoon,
Naar geld en schoonheid beide,
Of stelt zich tot haar ideaal
Een hutje op de heide!
Ze offert met een blij gemoed
Wat kleine levenszonden,
Of maakt een eer- en deugdzaam mensch
Uitbundig ongebonden!
Ze spitst zich uit tot teederheid,
Soms wordt, ze overdreven
Tot rozengeur en maneschijn,
Maar ook tot haat in 't leven!
Ze neemt soms met de jaren toe,
Dat is toch haar bedoelen,
Maar kan ook met de jaren vaak
Kleineeren en bekoelen!
Ze lijkt zoo op het daaglijksch oog
Eenvoudig ongevaarlijk,
Maar is voor zwakke harten vaak
Verwarrend en bezwaarlijk.
Soms vraagt ze niet naar geld of goed,
En is ze geen vernisje,
Maar hengelt ook met Amor's aas
Op 'n stevig erfenisje!
De liefde is een wonderding
Met allerhande kuren,
Vaak voert ze tot het hoogst geluk,
Vaak moeten we, 't bezuren!
't Zal steeds dezelfde oorzaak zijn,
Die ons het hoofd op hol kweelt,
Zoolang daarin het wonder: Vrouw,
Haar wonderlijke rol speelt!
En daarom, hupsche jonge man,
Die allen wilt beminnen,
Bezint U eerst terdege wèl,
Vóórdat ge gaat beginnen!!
(Nadruk verboden).
ZATERDAGA VONDSCHETS.
Oorspronkelijke schets
door S I RO LF.
(Nadruk verboden alle rechten voorbehouden.)
VANAF het oogcnblik dat juffrouw Treesje kor
daat in haar vuurroode fonkelende two-
seater de breede oprijlaan van pensioen Duin
oord opreed en haar wagen met vaste hand
in het tot garage omgebouwde loodsje binncnstuur-
de, klopten er vier jongemansharten met verhoogde
snelheid, als ze maar een glimp van haar kastanje
bruine lokken konden opvangen of slechts een spoor
van haar onvergelijkelijk parfum in de. atmosfeer
speurden. F.r was ook een vijfde jortgemanshart dat
door dezelfde oorzaak heftiger sloeg, maar dat telde
niet mee, want dat was van dien idioot van een
Brummel, volgens de voormelde vier knappe jonge
mannen een droogpruim en een sufferd, aangezien hij
niet tenminste noch eenige andere sport beoefende,
zijn hoofd vol had met allerlei stoffige wetenschap en
diepzinnige boekjes scheen te schrijven. Kortom, een
dormmels vervelend exemplaar, volgens de vier knap
pe, sportieve jongelieden, die zich beijverden om de
minste geringste wenschen van de glimlachende, be-
tooverende juffrouw Treesje, de nieuwe gaste van het
voorname familiepension in de heerlijke badplaats,
die haar verrukkelijke glimlachjes gelijkelijk onder
hen verdeelde.
Er waren misschien ook nog andere mannenharten
in pension Duinoord, die onrustig werden bij het aan
schouwen van de bekoorlijke trekken, de prachtige
bruine oogen en de goudvonkende lokken van juf
frouw Treesje. Maar daar hebben wc heelemaal niets
mee te maken, en ze mogen niet eens genoemd wor
den, aangezien deze harten toebehoorden aan de ge-
Biuwdc mannen die pension Duinoord bewoonden. En
deze harten bchooren niet meer te slaan, ik bedoel:
niet onrustig meer. En daarmee basta.
Hoe het mogelijk was, is een raadsel, maar de vier
jongelieden, in een edele wedstrijd om de verrukke
lijke Treesje te behagen, slaagden er eiken dag en
bij eiken gemecnschappelijken maaltijd in, naast en
tegenover haar een plaats te vinden, om haar vooral
van al het goede van de tafel te kunnen bedienen.
Brummel kwam met een half-afwczige blik aan tafel,
klaarblijkelijk nog met zijn gedachten bij een of an
der geleerd boek. Maar als hij dan, heel aan het an
dere einde van de tafel, Treesje ontdekte, streek hij
met een onhandig gebaar over zijn voorhoofd, alsof
hij iets weg wilde bannen, lachte zenuwachtig en
ontving een vriendelijk knikje van juffrouw Treesje.
Nu ja, en dat nu verdroot de knappe vier jonge
lieden. Juffrouw Treesje maakte volmaakt geen on
derscheid tusschen hen, die haar openlijk aanbaden
en haar geringste wenschen vervulden, en dien idioot
van een Brummel, die als een verschrikte haas nau
welijks naar haar durfde opzien. En om daaraan
eens en vooral een eind te maken en juffrouw Trees
je volkomen te overtuigen van de absolute minder
waardigheid van dien Brummel, smeedden zij een
onvergelijkelijk plannetje, dat voor goed aan de be
koorlijke glimlachjes voor Brummel van de allerlief
ste Treesje een eind zou maken.
De vier knappe jongelieden, die op het tennisveld
zoo uitblonken, hadden namelijk op een toevallige
wijze ontdekt, dat juffrouw Treesje één dier dagen
haar jaardag zou vieren. Natuurlijk hadden ze dien
idioot van een Brummel er niets van verteld. Maar
ze hadden toch namens hem bij een bloemist bloe
men besteld, en een geschreven kaartje met zijn
naam erbij gedaan, om dat bij Brummel's boeket te
voegen, die op juffrouw Trees' jaardag op haar ka
mer bezorgd moest worden. En zij zelve bestelden ook
schitterende boeketten, de een roode rozen, de an
der blanke anjers, een derde zelfs orchideeën en de
vierde prachtige irissen.
En toen kwam de jaardag van de aanbiddelijke
Treesje-, Aan het ontbijt was er niets bijzonders, de
vier jongelieden waren ijverig als gewoonlijk, doch
verrieden nog niet, dat zij het geheim van juffrouw
Treesje kenden. Brummel wist natuurlijk heelemaal
niets en at met afwezigen blik zijn toast met marme
lade. Maar na het ontbijt toen juffrouw Treesje
even naar haar kamer ging lieten ze haar juist
even tijd om daar de zoo juist gebrachte boeketten te
bewonderen, ook de zoogenaamde boeket van Brum
mel. Heel toevallig liepen de vier jongelieden juist
over de gang, toen Treesje met een kreet van ver
rukking naar buiten kwam gesneld en- uitriep: „O,
wat vind ik dat alleraardigst! Maar hoe wist hij het?
Dat is me een raadsel. O, jelui kunt niet begrijpen,
hoe een plezier me dat doet. Het is heerlijk!"
De vier jongelieden stonden met verrukte gezich
ten en stamelden gelukwenschen en vroegen zich in
wendig af, wie van de vier nu eigenlijk haar liefste
hartewensch op het gebied van bloemen had geraden,
die van de rozen, die van de blanke anjers, die van
de orchidieën of ie van; de irissen. Doch juffrouw
Treesje liet hen niet lang in onzekerheid, want door
edn stom toeval kwam die idioot van een Brumme-l
schichtig over de gang, op weg naar zijn kamer en
hij keek bepaald verschrikt, toen juffrouw Treesje
op hem toeliep, met een verrukkelijke glimlach en
met iets heel liefs in haar stem zei: „O, meneer Brum
mel, wat heeft u me een lieve verrassing bezorgd.
Maar hoe kon u het in vredesnaam weten, dat ik zoo
dol ben op zeedistels? Ik vind ze zoo prachtig en er
zijn voor mij allerlei lieve herinneringen uit mijn
jeugd aan verbonden. Uw attentie heeft me heusch
erg getroffen! Komt u toch eens kijken, hoe mooi ze
ze zijn!"
En Treesje trok den verschrikten en verbaasden
Brummel mee haar kamer binnen, terwijl de vier
knappe jongelieden met den dood in het hart volgden.
„Die andere bloemen, die rozen en zoo, heb ik in de
badkamer gezet, ze zijn wel mooi en dank u wel,
hoor", zei Treesje vluchtig tot de andere vier, „maar
ze ruiken zoo sterk".
De vier knappe jongelieden bogen. Zagen bijna
knarsetandend toe, hoe juffrouw Treesje met schit
terende oogen de kolossale boeket zeedistels, die ake
lige dingen met hun scherpe punten als een stekel
varken, stond te bewonderen, terwijl ze den tegenstrib
belenden Brummel herhaaldelijk bedankte. Die idioot
van een Brummel, die niet-bogrijpend staarde naar
het kaartje met zijn naam er op, dat hij niet ge
schreven had, maar een van de vier jongelieden, die
hem een poets had willen bakken, en door zeedistels
uit juffrouw Treesje's genade stooten.
Dien middag nam juffrouw Treesje dien idioot van
een Brummel in beslag voor een duinwandeling.
130. Stuurman Peter Pruimtabak, bijgenaamd B.Z.K.,
staat in de stuurkast en tuurt oplettend over het rim
pelend vlak van de zee. Nog een dag of tien en dan
is Peter weer bij moeder de vrouw. Dat is altijd pret
tig na zoo'n lange reis heen en terug naar Indië. Peters
ouwetje heeft een beste hand van spekpannekoeken
bakken en die smaken wat lekker met een lepel stroop
erover heen. Als Peter eraan denkt, begint zijn maag
al te jeuken. Maar wat ziet hij daar recht voor zich
uit? 't Is een zwarte stip op het water, waarboven iets
wits fladdert. Zouden daar schipbreukelingen zijn?
Ja, de zwarte stip is werkelijk het „segaorekizzie"
van Dickie en Dirrekie. En het witte, dat wappert, ia
Gerrits overhemd. Want de passagiers van de auto
hebben de groote boot opgemerkt en ze hebben dade
lijk begrepen, dat die uitkomst kon brengen, als ze
maar werden opgemerkt. Wacht ewies. heeft Ger-
rit gezegd, ik sel wel een naudzaan gaife. En
hij begint met zijn overhemd te zwaaien, alsof hij las
tige vliegen of muggen weg wilde jagen. Dat is heel
verstandig van hem, want daardoor heeft Peter Pruim
tabak het vreemde zeeschip in de gaten gekregen. Da
delijk wendt hij het roer en stevent op den notendop
aan.
„Noodsein", bedoelt Gerrit.
131. Ja hoor, er zitten wel degelijk menschen op
dat vreemde notendopje. Maar wat is dat voor een rare
karkas, denkt Peter Pruimtabak. Het is geen jol cn
geen vlet... En een wrak van een groote schuit is het
ook niet... Zie ik goed? moppert Peter... 't waar
achtig of er wielen aan zitten... potsammekrake... 't
lijkt wel een automobiel. Hoe komt die midden op de
Middellandsche zee? Een mensch*beleeft tegenwoordig
rare dingen. Strakjes kom ik nog een Amerikaboot te
gen op den Coolsingel, een locomotief in het zwembad
of een vliegmachine bij mijn ouwetje in den keldor.
Maar, ik mot er toch haring of kuit van hebben.
Boot strijken! buldert Peter Pruimtabak door den
scheepsroeper. Zes man aan de riemen en de tweede
stuur hier om het roer over te nemen. Deze bevelen
worden direct gehoorzaamd. Vijf minuten later zit Peter
Pruimtabak achter in de boot, die snel door het water
schiet omdat zes paars tevige armen de riemen be
wegen. Ik heb goed gekeken, mompelt Peter, al
sturende, 't is warempel een automobiel met een
opgeschoten jongen en twee kinderen. Hoe komen die
op zee verzeild, een mijl of tien van Malta! Ik ben erg
benieuwd, dat es te vernemen.
Daarna volgden avondwandelingen. Tot op een avond
de 4 knappe jongelieden den vuurrooden two-seater
van juffrouw Treesje aan Het einde van den strand-
boulevard ontdekten cn ze zagen, dat die idioot van
een Brummel erin zat, cn naar de ondergaande zon
keek, terwijl op zijn schouder het kopje met do
kastanjebruine wrong van juffrouw Treesje rustte...
En toen de zon in zee verzonk, kuste die idioot van
een Brummel haar kersroode lippen, terwijl zij zich
dichter aan zijn mannelijke borst nestelde.
Toen gingen vier ridders van de droevige figuur
huiswaarts, alle zeedistels ter wereld verwcnschende.
15 Juni 1645 zeilden 300 Hollandsche schepen der koop
vaardij, vergezeld van 48 oorlogsvaartuigen
zonder tol te betalen door den Sond.
16 Juni 1654 deed Christiana, koningin van Zweden,
afstand van den troon.
17 Juni 1601 werd Floris I, zesde graaf van Holland,
toen hij na een behaalde overwinning nabij
Neder-Hemert, een dorp tusschen Maas en
Waal, zich onder een boom ter ruste had
begeven, door den graaf van Kuik verra
derlijk overvallen en vermoord.
18 Juni 1815 had de slag bij Waterloo plaats, waarbij
Napoleon zijn laatsten nederlaag leed, on
danks den heldenmoed, waarmede zijn sol
daten streden. Napoleon vertrok toen naar
Rochefort, teneinde scheep te gaan naar
Amerika. De aanwezigheid van de Engel-
sche vloot verhinderde dit echter. Napo
leon stelde zich toen onder de bescherming
van de Engelsclie vlag en begaf zich aan
boord van de Bellerophoon. Door zijn aarts
vijand werd Napoleon evenwel als gewoon
gevangene behandeld, en naar St. Helena
vervoerd. Het is wel een typische loop
van omstandigheden, dat. Napoleon, gebo
ren op een woest eiland, ook zijn laatste
levensdagen op een woest en onvruchtbaar
eiland moest slijten. De gevolgen voor
Napoleon waren dus heel wat erger dan
die na den slag van Leipzig. Toen werd
Napoleon nog als vorst behandeld. Hij
behield den persoonlijken titel van keizer,
terwijl hem een jaargeld werd geschonken,
en hij de vrije beschikking kreeg over het
eiland Elba. Ook voor Frankrijk waren de
gevolgen van den slag bij Waterloo niet zoo
gunstig. Het land verloor o.m. geheel Sa-
voye en moest in vijf jaar tijds een oor
logsschatting van 700 millioen francs beta
len. Tenslotte bleef het land een tijd bezet
door een vijandelijk leger, dat door Frank
rijk moest worden onderhouden.
19 Juni 1815 werd in Engeland de nog bestaande grond
wet, bekend onder den naam van Magr
Charta, door Jan zonder Land ondertee
kend.
20 Juni 1629 sneuvelde Pieter Pieterzoon Hein, gewoon
lijk kortweg Piet Hein genoemd. Hij was te
Delfshaven geboren en van burgerlijken
afkomst. Zijn jeugd heeft hij op vrijwel
onbekende wijze doorgebracht, maar toch
moet men toen reeds in hem een onge-
kenden moed hebben bespeurd. Reeds zeer
jong begaf hij zich op zee, waar hij >p
moedige wijze de gevaren trotseerde. In al
zijn ondernemingen, tijdens zijn krijgsdienst
uitgevoerd, slaagde hij zeer gelukkig. In
1626 tot den rang van Vice-admiraal op
geklommen, versloeg hij de Spanjaardor
op de kust van Brazilië, nam verscheiden*
schepen en voerde een rijken buit naar het
vaderland mede. Twee jaar later verover
de hij de Spaansche Zilvervloot, waarvan
de buit naar Amsterdam werd gebracht er.
in het West-Indische huis voor een groot
deel werd opgeborgen. De goederen welke
meerendeels bestonden uit zilver, goud,
paarlen en edelgesteenten, alsook uit Indi
go. cochenille en andere koopmanswaren,
vertegenwoordigende een waarde van on
geveer 11 millioen gulden. Als belooning
voor zijn dapperheid verkreeg Piet Hein
toen van de staten den titel van Luitenant-
Admiraal; tevens werd ter herinnering aan
dezen merkwaardigen dag een gedenkpen
ning geslagen. Kort na deze overwinning,
welke hem een roem verschafte door ge
heel de eeuwen, werd hij opnieuw uitge
zonden, nu naar de kusten van Vlaande
ren. Bij een ontmoeting evenwel met vijan
dige schepen, waarvan er drie werden ver
overd, werd hij gewond en stierf kort
daarop. Zijn lijk vervoerde men naar Delft,
waar het bijgezet werd in een graftombe
in het koor van de Oude Kerk.