Raad
Heerhugowaard.
M'm'm m w-wrw
U FEUILLETON,
li VERTELLINGEN.
Brabantsche brieven.
Brood en ontbijt.
WARE WOORDEN.
WETENSWAARDIGHEDEN.
Spoedeischende Raadsvergadering.
Woensdagavond te 8 uur werd deze vergadering
gehouden.
Voorzitter-secretaris burgemeester Van Slooton.
Deze opende de vergadering, er op wijzende, dat
het convocaat de reden dezer uitschrijving vermeldt.
Volgde lezing der zeer uitgebreide notulen, welke
zonder op- of aanmerking werden goedgekeurd.
Vervolgens deed de Voorzitter mededeelir/g van
een schrijven van den Inspecteur van het lager on
derwijs met betrekking tot de voorziening der va
cature van H. der School te Veenhuizcn. hetgeen de-
z<> spoedeischende vergadering ten gevolge had.
Ken ingekomen verslag van het Friesland sanato
rium te Leeuwarden werd voor de raadsleden ter
kennismaking gelegd.
Goedkeuring was ingekomen op de heffing der
plaatselijke inkomstenbelasting, wat voor kennisge
ving werd aangendlnen.
Kveneens de staat van inkomsten en uitgaven van
het G.E.B. over de maand Mei.
Mede was door der; administrateur van het G.E.B.
ingediend de begrooting over het komende jaar.
Door den Voorzitter werd voorgesteld het onder
zoek dezer begrooting op te dragen aan de com
missie belast met het nazien der rekening en als
datum daarvoor te bepalen Vrijdag 13 Juni a.s.
De lieer Tromp, lid dezer commissie, wees er op,
dat de rekeningen laat waren ingediend, dat het on
derzoek nog ul wat tijd vorderde en dat het thans
ir. de bedrijven der commissieleden verbazend druk
is, zoodat spr. het onderzoek graag een maand zou
willen uitstellen, indien dit geen bezwaar oplevert.
De Voorzitter achtte ecnig uitstel geen bezwaar,
ook zou het op een paar avonden kunnen gebeuren.
Na eenig debat werd het bepaald op over drie we
ken.
Benoeming Hoofd der School te Veen-
huizen.
Hierna kwam aan de orde de benoeming van een
Hoofd der School te Veenhuizcn De voordracht
bestond uit den ecnigen sollicitant den heer A. G.
IJsselstein te Zelhem.
Door den Voorzitter werd in het kort weergege
ven het beloop van zaken met betrekking-tot deze
vacature, waarna ter kennis der vergadering werden
gebracht de ingewonnen Informaties door B. en W.,
de inlichtingen van den Inspecteur en diens advies.
Do sollicitant was den Inspecteur bekend, aange
zien deze voorheeiv in functie was bij het onderwijs
te Krommenie: thans is hij verbonden aan een ver-
eeniglng te Zelhem. De informaties bleken gunstig
te zijn en aangezien herhaalde oproeping van sol
licitanten geen resultaat opleverde, oordeelde B. en
W., met don Inspecteur, dat spoedige benoeming
wenschelijk geacht, moest worden. Op een vraag naai
den leeftijd van den sollicitant werd ge.ntvvoord dat
deze in 1890 was geboren te Dalen ir: Drente, Cor
respondentie aangaande wachtgelders had mede niet
tot eenig resultaat mogen leiden.
Door den heer Kostelijk werd liet wel jammer ge-
vonder:, dat met den sollicitant geen persoonlijke
kennismaking gemaakt, had kunnen worden en
daardoor alleen op informaties moet worden afge
gaan.
Door den heer Krom wordt opgemerkt, dat er ge
gevens zijn uit Krommenie, waarop men toch meent
te mogen vertrouwen.
Na nog eenig debat werd tot stemming overgegaan
en de heer IJsselstein met algemeene stemmen be
noemd; indiensttreding zoo mogelijk _wet 1 Aug. en
anders den dag van indiensttreding nader vast te
stellen door B. en W.
Gasvoorziening.
Door den lieer Groenland was de vraag ingediend,
of er reeds iets naders mee te dcelen was met be
trekking tot de gasvoorziening.
De Voorzitter deelde een en ander mee met betrek
king tot de onderhandelingen met Winkel en de ver
dere bespreking met den gasdirccteur aldaar. Indien
niet minstens 300 aansluitingen worden verkregen,
zal de zaak moeilijk haar beslag kunnen krijgen. In
liet contract zullen eenige wijzigingen worden aange
bracht, welke het voor onze gemeente aannemelijker
zouden maken, speciaal ook met betrekking tot cven-
tueele latere uitbreiding. Na ontvangst van het con
tract zal dit met een nadere beschouwing van B. en
\V. aan den Baad worden voorgelegd.
De heer Quant stelde de vraag of gelijktijdige leg
ging van het buizennet en electrtschen kabel wellicht
mogelijk zou zijn, hetgeen door den voorzitter ten
zeerste werd betwijfeld. Het leggen der buizen toch
zou oneindig veel meer tijd vórderen, dan het leg
gen van den kabel. Wc niecnen begrepen te hebben,
dat gasvoorziening voor onze gemeente behoorlijk ren
dabel zou zijn, indien de gasafname 100.000 kub. M.
zou bedragen.
Dempen van slooten.
Door den heer P. Kostelijk was do vraag ingediend
of demping van bepaalde slooten in de kom der ge
meente niet zeer gewenscht zou zijn en of dit niet
door het gemeentebestuur bevorderd zou kunnen
worden.
Deze vraag werd door den heer Kostelijk nader toe
gelicht, waarbij gewezen werd op bepaalde gedeelten
der wegsloot, welke hiervoor in aanmerking zouden
kunnen komen. Spr. wees er voorts op, dat de betrok
ken eigenaars van panden er wellicht iets voor over
zouden hebben, indien daardoor die panden in recht-
streeksche verbinding kwamen met den weg. Dem
ping aldaar achtte spr. geen bezwaar voor het vaar
water, bevordering van de gezondheid en vooral ver
fraaiing van dit deel der gemeente.
Door den heer Tromp werd ook demping van som
mige gedeelten zeer wel doenlijk en wellicht ook ge
wenscht geacht, vooral omdat die slooten veelal stink-
slooten zijn. Spr. zou het een beste oplossing vinden,
indien achter deze panden een flinke sloot werd ge
graven, om met de specie de voorslooten te dempen.
Door den voorzitter werden eenige bezwaren naar
voren gebracht, terwijl door den heer Krom werd ge
wezen op het gedeelte wegsloot van het pand van
den heer P. Scholten tot dat van den heer P. Smit
en tevens op oen gedeelte sloot tegenover Vita-Nova.
De heer Kostelijk wees er op, dat de belangen van
polder, gemeente en particulieren er bij waren betrok
ken.
Dc Voorzitter achtte bet belang van den polder niet
van gewicht, hetgeen den heer Tromp de opmerking
ontlokte, dat hij uit-kcuring dezer sloot, wat toch feite
lijk diende te gebeuren, dan toch door den pokier
diende te geschieden.
De heer Kostelijk verklaarde niet de bedoeling te
hebben gehad om een besluit uit te lokken, doch dat
het resultaat der bespreking zou mogen wezen, dat
deze zaak door het gemeentebestuur bevorderd zou
wot den.
Naar aanleiding een er opmerking van den heer
Pool omtrent den slechten toestand der loopbrugge
tjes te Veenhuizcn, zegt de voorzitter spoedige voor-
«.ng
Ilicrna sluiting der vergadering.
Ulvenhout, 10 Juli 1930.
Menier.
D'n Pinkster zit er dus
weer op, ee. Schoone dagen
zijn 't gewiest.
Dagen dat er meziek in
dc locht hong. Flestelijkheld
kermis en van alles wa
maar leutig en plazaant is.
Toen 'k dan ok van d'n
mergen 't blaaike van d'n
klender scheurde, hè 'k da
wa langzamer gedaan as
aanders.
Want 't was net, wel
flaauw ee? of ik d'n
Pinksteren 'nen flar uit
z'nen hansjop scheurde. Wat
ie nie aan ons verdiend had. Wa-d-emmen 'n leut gad!
Ge mot weten, daar zijn al de radioows-bij-mekaar n
klapsigaar bij! 'Nen wind in 'n mandje. Veural teuges-
woorlg. Goeiemergen buurvrouw!
As ge de keet en de ruzie mee allo geweld in oew
kot wil emmen, dan motte maar 'n dikke vijfhonderd
guldens neertellen (g'èet er bckaanst twee koeibigs-
tcn veur!) en 'nen radioow mee 'nen luidkwèkert in n
hoekske van oew kamer neer laten zetten, dan is ie zóó
veur d'n bakker. Dan is 't eiken schoonen dag, die God
gift, bonje In oew huis.
Maar laat ik op die afzetterij nio verders deur gaan,
(of is 't soms gin flesschentrekkerij amico, om 'nen
mensch 'n haalf duuzend gulden uit z'nen 2ak te frieme
len waar ie nikske as moelengevechten veur verom-
krijgt!), maar, nog eens. laat ik op die aftroggelderij nle
deurgaan, waant dan zit ik zóó, tot m'n nekharen in do
politiek.
Ja, amicö, en da nie alleen! Maar 'k zit er zóó, da'lc
eel Nederlaand aan m'n fiets eb hangen.
Man, as ge 's wiest hoe 'k daar 't zuur aan eb! Aan
da pollltiek gesallemaander. In al oew oprechtheid en
mee de beste bedoelingen van de wereld, versprikt oew
eigen soms zóó, da ge in 't wèèrgaren zit om er nooit
meer uit te geraken!
Da's veur 'nen boeremensch, die gewend ls te oogsten
wat-ie zaait, om stapelgek te worren. As ik èèrpela uit
zet, ollee dan komen d'r gin piesebedden omhoog!
Maar as ge da-d-in de pollitiek doet, as ge daar b.v.
radijs zaait, dan komen 'r braandnetels uit d'n grond.
D'n bojem waar de zaad invaalt, d'n pollitieken bojem,
die ls verpest!
En daarom, amico, 't besto zaaisel, de beste bedoe
lingen, daar komt altij nikske van terechte. Daarom
da'k maar niks méér van m'nen radejoow zeg, dan da'k
'm bulten dienst gesteld em. Wemmen de draaien uit
de stopkes g*aald, ze om 't kastje gewindeld en 't heele
zooike op 't opkamerke gezet in 'n leege bedstee. Wie
biedt er geld veur!
En as 'k nouw denken mot, da'k veur da ruziekastje
'n gèève koei méér kos emmen, dan zou 'k 't zóó kun
nen opstoken!
En nouw em ik nog ketaant gekocht. Maar hoe mot
da nouw mee de menschen die zo'n dink in Btukskes en
brokskes betalen en zoodoende ruzie-op-afbetaling in
d'r huis emmen g'aald?
Maar genogt over da frekte dink!
't Lee nouw ln 'n hoekske en 'n knap man die 'm bij
ons thuis nog 's op gaank krijgt.
Maar om op d'n Pinkster trug te komen: die was
gèèf veur mekaar.
't Meziek was ier nie van de locht. Zemmen geblazen,
die gasten, dat d'r rooie nekken bol stingen en d'r ogs-
kes er klein van wieren. „Da's om af te klappen, Dré",
zee d'n Flelp, onzen bakker: „as ik die mannen zoo zie
blazen en zweeten, dan krijg 'k er zeivers dorst van!"
„Ja, man", zee ik, „kunst is zwaar werk, maar as gij
dorst krijgt van t' blazen van d'n dieën daar, dan is 't
misschient wel goed voor hum as ik er eentje gaal vat
ten." „Dan doei ik mee", verzekerde d'n Fielp, „waant
hum kan er best twéé lijen."
Kermis was er ok. Ter eere van 't vestival of aanders-
om, da-d-emmen nie uitgemokt, In ieder geval: 't was
'nen hekstra-kermis, waant d'n eigentlijke is pas in Au
gustus, in de week van onzen Petroonheilige, Louwke
de Piczert. As 't dan rengelt op dieën dag, dan emmen
zes weken kwaai weer. zeggen de Uivenhouters!
Zooda'k maar zeggen wil, da me 'nen hekstra-kermis
hadden, mee d'n Pinkster. Ginnen groote, maar 'nen
gèève. De meeste lol emmen g'ad in de daanstent. Ge
kos er van alles krijgen, zooda me alles bij d' haand
hadden.
't Schonste was, amico, toen me d'r in gongèn, d'n
dikke Fielp en ikke en ons kortje stingen te koopen,
toen, toen kwam sjuust d'n Blaauwe, d'n Tiest veurbij.
Mee z'n wefke Aantje zooas ge wel wit, waar ie
vleeje maand mee getrouwd is en de drie jongens van
Aantje. Netjes op 'n rij-ke, mee z'n gevijven aan 'n
haandje, kwamen ze daar laangst gekuierd. De Tiest in
z'n trouwpak en Aantje op d'r best en de drie brakken
zuigende-n-op 'nen rooien lekstok van 'nen haalven me
ter laank.
Da was effekes 'n nuchter gezicht, in de dubbele be-
teekenis van 't woord, amico, daar dieën Blaauwe, in
't zwart as 'nen doolen-aanzegger, laangst de kermis te
zien loopen.
Keb m'n eigen inwendig 'nen bult gelachen! Hij wouw
net doen of ie niks zag, da begrepte. „Smokt ie lekker?"
vroeg ie aan z'n brakken, die aan dieën suikeren stok
liepen te zuigen en d'r mee in d'ren bollen kop te draaien
dat de kweil laankst d'r kin liep, en ze keken 'm alle
drie *s aan mee groote oogen die zeeën: „ben de om 'n
smoesje verlegen?" D'n èrme Tiest kreeg 'r 'n kleur
van amico. Hij knipperde mee z'n verkensogskes, die
lichtblauw van kleur zoo aarig tusschen die rosse oog-
horkes drijven da ge altij denkt dat ie 'n paar borrel
tjes g'ad hee.
Aantje had ons ok in de gaten, 't Eèrste eigenlijk,
da snapte. En ze gaf d'ren Tiest 'nen erm, as of ze 'm
goed vast wilde houwen en wees 'm op 'n dingeske da
net aan d'n teugenovergestelden kaant was van ons.
En zij zag ons héélegaar nie; heelegaar nie!...
Roepen?" vroeg d'n Fielp.
„Neeë, nie doen, Fielp", zee ik, ,,'t Is al erg genogt
veur 'm!"
Statig stiefelde d'n Blaauwe mee z'nen aanhang deur,
maar z'n hart, amico, da klopte in de daanstent op da-
d-oogenbllk. da beloof ik oew!
Ha, wemmen dan toch ok zooveul, zoo héél veul leut
g'ad samen, ee!
Wemmen dikkels gelachen, da-d-ons wenkbrauwen
afzakten.
„Efkes in de gaten houwen, Fielp," zee ik, „dalek
kekt ie kwaansuis om!"
En jawel, amico, honderd meters verder keek ie nog
's om en knipte-'n-ogske. Wij zwaaiden, da snapte, en
dieën èrme Tiest die lachte-n-'s of ie zeggen wouw:
,,'k weet er alles van, jongens, doe-d-oew best!"
Nouw, da-d-emmen gedaan.
Efkes misten we d'n Blaauwe mee z'n monika. nouw
me z'nen goeien lilleken kop weer gezien hadden. Me
keken mekare 's aan. „Ga wel over", suste d'n Fielp. en
hij stak z'n dikke lippen veruit da z'n wangen nog ééns
zoo mollig wieren, „mee d'n volgenden kermis is ie
weer van de pertij, Dré" en toen zong ie zachjes: „as
ge pas getrouwd bent krijg-de koekskes bij de thee;
d'n Tiest die mag nie mee; mee mijn en mee d'n Dré"
enz.
En toen we binnenkwampen was d'n eerste die me
teugen 't lijf liepen, onzen Janus, de veldwachter. Hij
sting, nie zoo ver van 't buufet af, mee één hand op
z'nen rug en mee d'aander aan z'nen snor. „Jaan", zee
ik. „zet oewen degen zoolaank in d'n pèreplujenbak,
dan gaan me-'n-waalske maken, jonk!"
.,k Kan 't nie doen, Dré", flüsterde-n-le gewichtig
achter z'n haand, „Keb surreveljaans!"
,,'n Pintje bruin?"
„Gère, maar laat 't daar in da-d-oekske zetten, Dré!"
„Daar staan d'r al 'n stuk of vijf, witte da?"
„Die staan koud te worren". fluisterde Janus weer,
„zet 'm d'r maar gerust bij, keb z'onder verscherpte
bewaking!"
Fielp liet er vanzelf ok eentje bij zetten en zoodoende
hoefde d'n Jaan tenminste nie op 'n droogske te „sur-
reveljeeren."
Wemmen 's ferm de beentjes van-den-vloer gedaan
en Fielp had bij z'nen oven nog nooit zóó „getraans-
pileerd" zee-t-ie, as icr op de kermis.
„Lui zweet is gaauw gereed, Fielp!" riep d'n Jaan.
„Kunde gij van meepraten. Sjerrelok," riep Fielp
trug over d'n schouwer van honderd kiloows raauw
boerinnevleesch, waar ie mee deur de tent slepte of
ie ze gered had uit de Mark.
's Avonds zijn me nog gaan gooien, in d'n hoepla.
Keb net zoolaank gegooid, 'k moes drie-vijf-en-Teuven-
tlg betalen, tot da'k prijs had. Ik had 'nen fluitketel
en d'n Flelp 'n flesch zuurtjes.
„Nouw emmen meteen wa veur 't wijf", zee d'n Fielp
mee 'n knlpogske, waant 't zag er uit, amico, da-d-et
laat gong worren eer me thuis kwampen en dan doe-
de mee 'nen fluitketel of 'n flesch zuurballen soms
heel veul...!
Toen 'k er dan ok mee thuis kwam, had Trui zóó-
veul aan dieën fluitert te kijken, da ze alles vergat.
„Hoe vinden ze 't toch allemaal uit?" schudde Trui
mee d'r slaperig gezicht; „'Nen ketel die oew flut as
't water kokt."
„Ja", zee ik, „z'addcn daar ok 'n koffiekan die vloekte
n-as de koffie te dun was, maar lk docht zoo, as nouw
heel ons huishouwen gaat praten, fluiten en schellen,
dan wor 't ier wel 'n bietje druk."
En Trui die eerst mee 'nen open mond sting te luis
teren, zee toen ineens: „och lop naar de schaans, ge
denk me zekers alles wijs te maken, ee" en onderwijle
sting ze mee d'ren fluitketel, in d'ren nachtpon, te
zwaaien as Mengelberg.
..Nog 'n kommeke koffie?" vroeg Trui, die mee
alle geweld d'ren ketel wouw heuren fluiten. „Gère",
zee ik en zoo kunde zien, amico, da ge mee 'nen fluit
ketel soms meer doet as mee de schoonst verzonnen
smoesjes. As ge dus 's wa laat thuiskomt 's mergens
vroeg, brengt dan 'nen fluitketel mee, en as ge 'n paar
dagen te laat bent, 'n stuk of twaalf van die fluiterts.
En as oew „Trui" dan toch opspuit, dan breng-de ze
maar alle twaalf tegelijk aan den kook... dan gerokt
Trui er wel af...!
Ge zul nouw begrijpen, waarom lk van d'n mergen
zoo nooi 't Pinksterblaaike mee die rooie negen van
d'n klender scheurde.
Kom. nie gemürmereerd, binnenkort emmen ier...
kermis!
Amico, ik schei d'r af. Ge wit zoo weer 't een en
aander van de leste dagen, ee.
Veul groeten van Trui en as altij, gin horke minder
van oewen toet a voe
DRé.
(in fluitketels.)
Een onderzoek naar de bewering
dat allengs het brood van de
ontbijttafels der Nederlandsche
bevolking zou verdwijnen.
De vraag: Nuttigt het Nederlandsche volk geen
brood meer bij het ontbijt? houdt, vooral in den laat-
sten tijd, sommige gemoederen bezig: zij wordt van
den kant der voorstanders van intrekking van het
verkoopverbod van versch brood vóór 10 uur 's mor
gens met groote stelligheid ontkennend beantwoord.
Een commissie, bestaande uit vertegenwoordigers
van patroons en ge/.ellen uit het bakkersbedrijf, die
in den winter 1921»—''27 zich onledig heeft gehouden
met te trachter; den grondslag te leggen voor een
herziening van dat deel der Arbeidswet 1919, het
welk op het broodbukkersbedrijf betrekking heeft,
heeft zich ook met de hierboven gestelde vraag be
zig gehouden. Uit haar in Februari 1927 uitgekomen
verslag blijkt, dat men in de betrokken vakkringen
de beteekenis der daling van het broodverbruik als
gevolg van de ontstentenis van versch brood bij het
ontbijt niet hoog aanslaat. Niettemin' wordt van ze
kere zijde, vooral in den laatsten tijd, volgehouden,
dat een groot deel der bevolking bij het eerste ont
bijt geen brood meer eet, doch zich dan voedt met
gort, havermout of beschuit en zulks hoofdzakelijk
als gevolg van het oudbakken zijn van het onthijt-
brood. Het nu bijna 10 jaren bestaar:de verkoopver
bod van versch brood voor 10 uur 's morgens zou
dan een der oorzaken, zoo niet de oorzaak zijn van
de beweerde vermindering van het broodverbruik.
Teneinde deze bewering aan de werkelijkheid te
toetsen en althans ter beoordeeling van deze aange
legenheid over betrouwbare gegevens te kunnen be
schikken, heeft de minister van arbeid, handel en
nijverheid bet voorstel van den directeur-generaal
van den arbeid goedgekeurd, dat de arbeidsinspec
tie op een aantal scholen met bevolking van ver
schillenden stand en leeftijd, benevens op een aan
Het is negen uur, ida, en je zou om zeven
uur gekomen zijn.
O PaulIk dacht, dat ik acht gezegd had!
(Weekly Telegraph).
tal fabrieken, onverwachts en gelijktijdig een rond
vraag zou houden naar het voedsel dat als ontbijt
genuttigd was. Deze enquête heeft Donderdag 22
Mei plaats gehad. Zij heeft zich uitgestrekt over 55
openbare en bijzondere lagere, u.l.o.-, hoogere bur
ger-, handelsscholen, lycea, gymnasia, nijverheids-,
huishoud-, ambachts- en vakscholen, benevens 1
fröbelschool en voorts over 20 fabrieken van ver
schillende soort. De voorbereiding tot dit onderzoek
is volstrekt geheim gehouden; alleen inet. de perso
nen, wier feitelijke medewerking niet kon worden
gemist, heeft vooraf het noodige vertrouwelijke
overleg plaats gevonden.
Het gelijktijdig ingestelde onderzoek geschiedde op
genoemden datum in scholen en fabrieken in diver
se steden en industriecentra, waarbij bot eigenlijke
platteland is vermeden, ten eirde de uitkomsten der
onquètte niet te vertroebelen. Immers, verwacht
diende te word er;, dat een eventueel verminderd
broodgebruik in hoofdzaak in de steden tot uitdruk
king zou moeten komen In elk der 11 districten der
arbeidsinspectie, waarin het grondgebied des rijks
verdeeld is, zijn 4 a 5 scholen en 1 a 2 fabrieken ge-
enqueteerd. Het resultaat van dit algemeen onder
zoek is geweest als volgt:
De rondvraag heeft zich uitgestrekt over 19.100
scholieren en fabrieksarbeiders.
Var; 17.403 91.11 pet. bad bet ontbijt op Donder
dag 22 Mei uitsluitend uit brood
bestaan;
962 5,04 pet. hadden ontheitn met brood,
benevens gort of havermout;
620 3,25 pet. hadden geen brood genuttigd,
doch zich uitsluitend gevoed met
gort of havermout,
115 0.60 pet. hadden ander voedsel genut
tigd, doch in elk geval geen brood.
In deze tellingscijfers zijn niet. opgenomen 270 per
sonen, onder wie slechts 14 scholieren, die in het ge
heel niets genuttigd hadden. De. overgroote meerder
heid dezer categorie bestond uit, vooral vrouwelijke,
fabrieksarbeiders, die de slechte gewoonte hadden,
zgn. nuchter van huis te gaan, doch onder het werk
door, in den loop van den ochtend, af en toe voedsel
tot zich te nemen, dat ook hier uitsluitend uit brood
bestond. Feitelijk dient dc categorie der broodeters
ook nog te worden vermeerderd met 52 personen, dio
brood en beschuit en 29 personen, die hadden ont
beten meit brood en een ander voedsel dan gort of
havermout; voorts zijn geteld 48 personen, die uit
sluitend beschuit voor hun ontbijt gebruikten; al
deze groepjes zijn (hoewel de cijfers voor het brood
gebruik kunnende begunstigen) in de hierboven ge
geven cijfers buiten beschouwing gelaten.
De gehouden enquête heeft dus het resultaat opge
leverd, dat nog geen 4 pet. der school- en fabrieks
bevolking geen brood nuttigt bij het ontbijt; nage
noeg voor ruim 91 pet. der geheclo bevolking in haar
breede lagen genomen, vormt brood het uitsluitende
ontbijt-voedsel; bovendien bleek voor 5 pet. der on
dervraagde personen brood een bestanddeel te vor
men van een gemengd ontbijt, zoodat mini 96 pet. der
gcönqueteerde personen brood voor hun eersten maal
tijd bleken te hebben gebezigd.
De bewering, dat door de werking van de Arbeids
wetgeving het brood allengs van de ontbijttafel der
Nederlandsche bevolking zou zijn verdwenen, kan
hiermede naar het rijk der fabelen worden verwezen.
Alleen geven de verkregen cijfers een aanwijzing,
dat onder de meer gegoede standen het broodverbruik
iets geringer, de bijvoeding of andere voeding iets
meer bedraagt dan in de andere lagen der bevolking,
doch de afwijkingen zijn op zichzelf vrij onbeteeko-
nend. Het blijft echter dc vraag, of die afwijkingen
ook vóór de invoering van de Arbeidswet niet in even
groote mate aanwezig zijn geweest, aannemende, dat
er steeds papgort- of havermout-etende kinderen en
volwassenen waren, vóór de wet den verkoop van het
versche brood vóór 10 uur 's morgens verhinderde.
Daar gemiddeld 91,11 pet., der school- en fabrieks
bevolking uitsluitend brood voor haar ontbijt nuttig
de, blijft alleen de bevolking der H.B.S.'en, Lycea en
GVmnasïa met 87,24 pet., do huishoudscholen met
90,7 pet en dc lagere scholen met leerlingen uit den
gegoeden stand met 85,74 pet. daaronder. Het genoem
de gemiddelde wordt voor alle andere onderwijsin
richtingen cn ook voor de fabrieksbevolking over
troffen.
De vruchten des ouderdoms zijn de herinnering aan
den voorraad van het vroeger verworvene.
o
't Geluk van 't kind ligt in 't gezin,
Ligt in het huiselijk leven,
Wat het als mensch eens worden zal
Moet hem zijn thuis eerst geven.
Des menschen kracht, der volk'ren kracht
Ligt in het huiselijk leven.
o
Spijs des levens is de arbeid; uitspanning mag niets
anders dan toespijs zijn.
o—-
Men moet alle6 weten wat men zegt, maar niet alles
zeggen wat men weet.
o
Welslagen In de maatschappij hangt niet alleen af
van kennis, doch voor een groot deel ook van wilskracht
o
Het moet 't ideaal van elk meisje, van elke vrouw zijn,
een kunstenares te worden van het schoone, waar ook de
plaats moge zijn die 't leven haar heeft aangewezen.
Ia het U bekend:
dat de stad Leicester in Engeland een eeuw ouder
ls dan Rome en in 1086 al een stad van zeer groote be
teekenis was?
dat Japan uit ongeveer 3000 eilanden bestaat, die
langs de kust van het Aziatische vasteland verspreid
liggen over een afstand van bijna 4600 K.M.?
dat het voormalige kinderfilmsterretje „Baby Peg-
gy", die nu ongeveer 10 jaar ls, in 1923, toen ze 3 jaar
was, een contract teekende waarmee ze 1.200.000 gulden
verdienen zou?
dat men heel Rykjavik, de hoofdstad van IJsland,
zou kunnen verwarmen door gebruik te maken van d«
heetwaterbronnen (geysers) aan de buitenkant van de
stad?
dat een rechter eens verklaarde, dat er van de 100
menschen die voor de rechtbank komen, nog geen 25 de
waarheid spreken?
dat de Proteus, een vlsch die ln onderzeesche holen
voorkomt, wel vijf jaar zonder voedsel kan blijven?