KRONIEK
VERMAKELIJKE
KÏNC3
door
DIRK
DUYVEL Junior.
Opper-Kafferstein
VAN
Groot Gortbuikenburg,
Hoofdstad van
tan 'Ïai-Yaüg, die Yu-Chuang baarde, en Yu-Chang
baarde Ki-on. Het is als een Chineesch oud-testa
ment, dat de hondenkoopman er bij den koop af
levert. Zijn het de sonore namen, die de dames
hebben verleid? Het is waar, dat Azor en Bello en
Fox daartegenover maar plebeisch klinken. Maar
zwaarder nog weegt, dat zoo'n select-monstertje een
zuiver luxe-bezit is. Ken Pekingees is nutteloozer
dar.' een goudvlsch en veel indolenter. Als hij niet
loopt, ligt hij gezapig en voldaan op een zijden kus
sen, beslikt met Chineesche karakters, cn peinst over
den verheven Confucius, die zijn voorouders heeft ge
kend. Alleen een kippenragout is in staat hem uit
dat diepzinnig gemijmer te wekken.
Maar „moedertje" is met haar Chineesch kind dol
gelukkig. liet is r.iet dood, hel is geen pop, het leeft,
het beweegt, liet maakt geluidjes, het laat zich
knuffelen en vertroetelen cn het is tóch niet las
tig. liet laat zich beknorren, het laat zich kammen
en horstelen, het drinkt warme irelk en het lust een
in hééle-kleine stukjes gesneden knlfsoeslertje. Kom
daarom eens bij een pop. die nooit, dankbaar is, en
wier lijfje koud blijft, ook al drukt „mamatje het
nog zoo teeder zich aan".
Kn dan een paleishondje étaleert weelde. Een
Pekingees classeert. Wie zich er een kan veroorlo
ven, schept zich daarmede rcnommèe en crediet.
RIDENDO DICERE VERUMÏ
Waar gij de rauwe waarheid biedt;
Zoo doet het schertzend,
Want... dan kwetst ge niet!
Welbeminde zwoegers en tobbers, sloovers
en slavers, ezelaars en pezelaars in zand en
klei. op akker en wei: de zegen van Rut,
opdat gij van alle veeziekten bewaard moge
blijven!
ERLIJK gesproken, lieve luisterkakkerlakken, is
het momenteel in Grootgortbuikenburg een al-
lerdooiste dooie boel! Onze gemeentelijke be
schermengel, de super de luxe Grootgortbuiken-
burger, onze stedelijke zonnekoning, „Roi Soleil", heet
zulks in het Spaansch is in zijn blauwe Vögel gestegen
en zwerft vermoedelijk met een Tyroler hoedje, gesierd
met een hanestaartje, op zijn edel gevormde intellect-
knikker door de Beijersche Hoogalpen en zingt met zijn
welbekenden ijsco-tenor:
Uber Berg und Tal,
Rauscht eln Wasserfall,
Tierelaio TierelaioJ
en staande op een hoogen bergtop van wel 100 meter
ver uitstekende boven het haantje van den Grootgort-
buikenburger varkenswaagtoren, met het (van zweet)
blinkend aangelaat gekeerd naar het heerlijke Groot-
gortbulkenburgerland, waar is geplaatst de graftombe
van de verheven profetes Sientje Seck, zalige gedachte
nis, galmt onze beste Willem de prater zijn levenslied
van trouw en aanhankelijkheid van zijn brave burger
schaar en schalt het langs rotsen en ravijnen.
Du, Du liegst mir am Herzen,
Du, Du, liegst mlr lm Sin,
Du, Du. maohst mir viel Schmerzen,
Weist ja, wie gut ich dir bin!
Ja... Jahahahaha.. hp ha, weist ja,
Wie gut ich dir bin!!
Ja. lieve Schagerpieper Roodjesletterkluivers. daar zijn
■we tot in het diepst onzer harten van overtuigd, dat
onzo vader Willem goed is en het reusachtig best met
ons meent en daarom zullen wij hem niet voor al de
kosten van onze overdekte graanmarkt die thans met
het beroemde Kristal Palace van Londen niet behoeft
En Tcrry?
Terug in haar hut, wierp zij zich op haar bed. zonder
Julia's sierlijke japon van appelbloesem-roze en goud
uit te trekken. Zij voelde zich verbouwereerd; wat kwam
het er dus op aan of de japon ook verfrommeld was?
Hei meisje was er verbaasd over, dat zij den avond had
kunnen doormaken zonder Sn te storten. Zij dacht: „Ik
had het niet kunnen doormaken, als we niet gepraat
hadden over geschiedenis en zoo."
Maar zy was er doorheen gekomen; en zij geloofde,
dat het beven harer handen en de voortdurende poging
om haar stem natuurlijk te doen klinken, door Sheridan
niet waren opgemerkt. „Als ik ook maar in de verte
had kunnen denken hoe ik mij zou voelen, dan had Ik
het niet gewaagd om met hem te dineeren." zei zij tot
zichzelf. Maar nu, terugziend op wat er was voorgeval
len. dacht zij. dat zij door den schok verdoofd was ge-
Worden, want nadat de afschuw over Shcridans daad
veranderd was in zelfverwijt na zijn berisping, had zij
ter nauwernood nog eenig gevo.el gehad. Zij had het
zichzelf opgedrongen, dat hij niets slechts bedoeld kon
hebben dat zij het verkeerd had begrepen en dat zij
het op de eene of andere wijze moest goedmaken. Maar
terwijl zij gedurende het diner tegenover hem zat en
trachtte kalm te zijn, leek het haar. dat een stem vraag
op vraag In haar oor schreeuwde. De vragen waren zoo
luid, zoo aanhoudend, dat zij dikwijls door het lawaai
heen niet verstaan kon. wat Sheridan zei: cn als zij
sprak, was ze bang, dat zij die vragen zou beantwoorden
inplaats van hem. Het effect, dat deze verwarring op
haar geest maakte, stelde haar zenuwen op een zware
proef. Zij vreesde nonsens te gaan praten.
„Wat denkt hij van je?" sohreeuwde de stem boven
de geluiden der kamer en het geraas der zee uit. „Wat
denkt hij wel van je, dat hij je hut binnenkomt en de
deur sluit en je kust, om dan te zeggen, dat het alles
Jouw schuld is?"
„Gedragen goede mannen zich zoo tegenover meisjes?"
„Wat heb jc gedaan, zoodat hij je niet achten kan?"
„Is het, omdat je alleen aan boord van het jacht bent
gekomen?"
„Is het omdat jij het bent of omdat hij denkt, dat
jc Julia bent?"
„Wat heef Juliet gedaan, dat hij zoo handelt en zoo
naar haar kijkt, ofschoon hij haar niet kent, haar zelfs
nooit gezien heeft?"
„Is het, omdat zij-een actrice is?"
„Behandelen de mannen alle actrices zoo?"
„Was het erger van je om op het uitstapje hem te ver
gezellen, dan Je eerst wel dacht, of dan Julia je zei?"
En nu. terwijl zij met drooge oogen op haar bed lag
en al wat gebeurd was de revue liet passeeren, begreep
het meisje, dat er ergens iets heels verkeerds was, ln
Sheridan, in Julia, in haar of in alle drie. Wat zij ge
daan had, kon niet ongedaan worden gemaakt. Zij was
er niet zeker van of ze het wel ongedaan zou maken,
als zij het gekund had, omdat het ter wille van Sheri
dan was geshied en ten spijt van zijn ruwheid in het be
Veel meer dan met een auto en een bontmantel, die
op afbetaling worden geleverd. Chuan-ting is con
tant betaald. Er; hij speelt in uren, dat de Souvereinc
zich verveelt, de hofnar. De „vogue" der Pekingees-
jes neemt met den dag toe. Is het wonder dat in een
tijdperk, waarin het orginneele gebaar ontbreekt,
waarin de eene vrouw letterlijk en op den voet na
volgt de gestes der andere om niet uit den cenigen
tooi; te vallen, die op zeker oogenblik den „bon ton"
is? Bon ton is het bestuurslid van een crèche, be
schermvrouw van een pomponnière te zijn en thuis
een hond te verwennen, omdat een kindJa waar
lijk, er zijn teveel redenen en oorzaken, die me
vrouw beletten een eigen kind te hebben. Bon ton is
het een instelling tot hulp aan en opheffing van fil-
lesmères te steunen en naar de bestuursvergaderin
gen te gaan met Chang-Chung op den arm, gewikkeld
in een zijden doek, opdat de ?>chat in het gure weer
geen kou vat. Bon ton is bet de moederliefde te idea-
liseeren en een paar dure pieta's aan de wanden var;
het boudoir te hangen. Maar we gaan zoetjes voor
uit. Van de pop naar den hond is al een heele stap.
Als „mamatje" op zekeren dag merkt, dat haar sctffct
noch lacht, noch praat, noch voortgang toont ir;
denkbeelden, en ontwikkeling, keert zij misschien
toch nog terug naar hel kind, dat zij thans zoo
graag ziet in de armen van anderen.
onder te doen, niet willen missen. Wie zou nu ook trou
wens zijn burgemeester willen missen? ze maken tegen
woordig de beste reclame voor onze Nederlandsche ge
meente. Onze burgemeester is flink gesorteerd met ver
schillende monsters volvette kaas, Willem van der Vlugt
reist in prima heipalen en heeft een agentuur van si
garen van Hayenlus, waarmee hij in Praag 'n kolosaal
debiet heeft geopend. Dan hebben we Jan Cornelissen,
de harteklop van Klompenburg, die de roem der Scha-
ger moppen heeft gevestigd van Madrid tot Toledo en
Cuidat Real!
Maar met al die grappenmakerij zit Grootgortbuiken
burg maar weer 'n week of 3 God weet 4 als het
Munchener bier heel lekker is zonder voorganger en
moeten de preekbeurten vervuld worden door de wet
houders, die geen van drieen over de beminnelijken
spreektoon en diplomatieke overredingskracht kunnen
beschikken, waarvan onze dierbare Wilhelmus de schoo-
ne, de primeur heeft.
Wethouder Kindermeel is te zakelijk ep te landelijk
deftig. Wethouder Pleit voor Loumetjol's redenaties rui
ken te veel naar 't wetboek en onze goeie Jan Dinges is
'n patente kerel overigens, 'n burger, die 't eerekruis
pro Stadswerfia et Grootgortbuikenburgia dubbel en
dwars verdiende, maar zijn redevoeringen zijn mij te
plechtig en te stijlvol en als ik hem hoor klessioneeren,
denk ik altijd aan de Genestet. die zei:
Verlos ons van den preektoon Heer,
Geef ons natuur en waarheid weer!
Maar ieder nuchter kalf zingt zoo as ie gebekt ls en
ik zelf heb eres op 'n mooien vlezen avond 'n feestrede
gehouden, die me 'n onrepareerbare trekpoot als souve
nir heeft bezorgd. Die kans beloop je als je 'n pleidooi
hou voor geheelonthouding op 'n jaarvergadering van
slokkiesbazen!
Maar helaas, ook ln den boksring op de bovenzaal van
Jan Burokraat is het tegenwoordig 'n saaie boel. D'r
zit niks geen pit en heelemaa! niks geen sensatie meer
in. De echte gangmakers hebben de beenen genomen.
Ik zeg het je met tranen in de oogen, zoo'n duettisten-
paar als Jan en Han krijgen we helaas niet terug. Die
stelden Watt en Half Watt dikwerf ver in de schaduw
met hun politieke donderscènes, 't was soms net echt,
Of ze 't meenden!
En nu heeft vader Nelisonkel op de laatste bijeen
komst geprobeerd om ook de kachel eres an te maken
met 'n interpellatie over het na lang en smartelijk lij
den aan verval van krachten overleden stoomtrammetje
van Grootgortbuikenburg naar Purmedreutel, maar dat
probeersel om de raadsvergadering wat nieuw leven in
te blazen had al even weinig succes als 'n dikke schil
dersbaas in Grootgortbuikenburg, die op 'n bruiloft de
genoodlgden zou onthalen op een voordracht getiteld:
„De Pastoor van Boekei en zijn parochianen in den
Hemel.".
gin en iets, dat nog erger was aan het einde, toch was
hij haar Prins: zij was hem alles verschuldgid. Maar
ach, zij betaalde nu voor de gunsten, die hij haar ge
schonken had als kind. En zij had geen vooruitzicht in
de toekomst
Sheridan zag zijn gast niet gedurende den volgenden
dag. Zij bleef uit zijn weg; dat snapte hij. Zijn hersens
zouden al zeer langzaam moeten werken, aJs hij dat
feit niet had aanvaard. Maar Sheridan peinsde over het
gezichtspunt het ware gezichtspunt van zulk een
vrouw. Ondanks zijn pogen om de gedachte aan haar
geduldig uit zijn hoofd te bannen, kroop ze telkens weer
omhoog. „Waarom vindt zij het de moeite waard om te
doen. alsof zij bedroefd is?" wilde hij weten. „Waarom
gevoel ik mij, alsof ik een bruut tegenover haar ben
geweest, terwijl ik weet, dat deze miljoen dollar poppen
een man slechts waardeeren, als hij een bruut is?"
Hij verlangde ernaar, dat zij zooals gewoonlijk op dek
zou komen en hem de kans geven haar een paar woor
den toe te werpen, alsof er niets gebeurd was. Als hij
het meisje zag, zou hij ophouden aan haar te denken
op deze stomme wijze, die niets was dan een streek
zijner te sterk gespannen hersens. Maar zij kwam niet;
en dien avond zei Sheridan onverschillig tegen Hark-
ness: „Ik veronderstel, dat je juffrouw juffrouw
Divine niet zoo best den kleinen storm van gisteren
heeft doorstaan als den eersten grooten storm. Voelt
zij zich niet wel?"
„Nee, meneer Miles, zij is heel goed," antwoordde de
oude vrouw. „Zij heeft niet veel geloopen, omdat zij
haar enkel wat rust wil gunnen, voordat we morgen
in Montc Carlo zullen zijn. Zij is bijna den ganschen
dag in haar hut bezig geweest met lezen."
Het meisje had hem dus niet aan Harky verraden.
Hij zag het aan de oogen van de oude vrouw, dat zij
geenerlei schok had gekregen. En het zou een schok
geweest zijn als zij een aanwijzing had gehad aan
gaande de scène in juffrouw Divine's luxe hut.
Vroeg den volgenden morgen gleed de Silverwood de
vredige, groene wateren in van de haven van Monte
Carlo; maar Tcrry was al wakker geweest bij het aan
breken van den dag en had uitgekeken naar de verre
kusten, die glansden, roze en mauve en groen als
paarlmoer, en naar de bergen die op den achtergrond
stonden, etherisch als grijs gaas tegen een blauw too-
neelgordijn. Haar visioenen over het sprookjesland wa
ren nooit schooner geweest dan deze werkelijkheid, en
zij was op weg erheen met den Sprookjesprins; het
leek dus of haar droomen tot waarheid werden. Maar
het leek slechts zoo, dat wist het meisje maar al te
goed. De Sprookjesprins was niet haar Prins. Hij was
zelfs heelemaal geen prins, maar een hard en treurig
man. dlo haar minachtte en haar slechts noodig had
voor den vreeselijken dienst, die nu beginnen ging. hier
In Monaco. Haar leven, zoo dicht bij hem aan boord van
het jacht, was slechts een inleiding geweest tot aan
Enfin, hoe of dat afkwam vertel ik Je later wel eens,
in meer kleuren en geux-en, maar het was miserabel, en
zoo was het met die stoomtram interjanklasu ook gesteld
De stoomtrammetjes hebben hun tijd gehad, evenals de
trekschuiten en de vigelantjes. Temparo Mutantuo, de
tijden veranderen. Vroeger in mijn jongenstijd was het
een mirakel, 'n uitkomst in een moeilijke zaak. Tegen
woordig zijn het ondingen, die het verkeer belemmeren.
Bovendien brengen die kwalmende koffiemolens geen
winst meer op voor de aandeelhouders, vergeet niet,
schaapachtig luisterende toehoorders, dat het algemeen
belang pas komt in de vierde plaats. Eerst hebben we
de aandeelhouders, die naar hun 30 procent dividend
zitten te gapen, dan komt de directie en de Hoofdamb
tenaren, en dan het personeel natuurlijk aan de beurt,
en ten slotte komen de passagiers en de vrachtgoederen.
Maar ae passagiers en de vraohtgoederen. Zendelin
gen hebben de verkeering afgemaakt omdat ze „mor-
ken" dat ze met autobus en vrachtauto beter bediend
werden. Alles is tegenwoordig berekend op autoverkeer.
Als je de prachtbussen ziet en de geweldige vracht
auto's voor vervoer van vee en goederen, dan begrijpt
leder direct waarom er voor stoomtrammetjes geen
plaats meer is.
En daarom hebben ze ook allemaal, d'ien nei d'aar,
zacht en kalm den geest gegeven. Het trekpotje van
HuisduinenGrootgortbuikenburgMuggenheuvelScha
genWoggelum. En nu weer Grootgortbuikenburg
Purmedreutel. Er is een tijd van komen en 'n tijd van
gaan, zei indertijd de eerwaardige oude heer Schrader,
'n voorbeeldig Grootgortbuikenburger, onderwijzer aan
de gevangenissen en Directeur van een R.K. Kerkkoor
cn hij had groot gelijk. Zijn tijd van gaan brak niet
gauw aan, want hij is ruim 90 jaar geworden en dat was
nog te vroeg, omdat het een edel mensch was. Maar
de stoomtrammetjes loopen ons in den weg en moeten
d'r uitgeschopt worden. Laten ze nou niet leuteren,
zooals vader Nelis Onkel over gevaar. De tram Schie
damRotterdam werd vroeger de moordenaarstram
genoemd. Iedere week werden er 'n paar stommers mee
aan haverdegort gemalen en tegenwoordig: Geen kind
noch grijsaard, zelfs geen hond meer. Waarom? Om
dat de nood. de zucht tot lijfsbehoud mensch en dier
dwingt tot uitkijken en voorzichtigheid. En als ieder
normaal mensch goed uit zijn doppen linkt en de ver
keersregels worden correct in acht genomen, dan kan
het gevaar tot een minimum worden teruggebracht.
Dus geen ouwe rommel meer op den weg, die op de
vullisbelt thuishoort.
De vorst van onzen tijd en de koning van den weg
en de heerscher van het water is de motor. Ik herin
ner me nog best, dat met de komst van de fiets op
den weg alle ouwe heeren in den gemeenteraad zaten
te trillen van angst. Een ouwe rijksontvanger met
kwatta-beenen raakte z'n bezinning totaal kwijt en
rustte niet eer, voordat de geheele Hout van Groot
gortbuikenburg vol stond met waarschuwingsborden,
voor allerlei laantjes waarin het wielrijden verboden
was.
En je mag er om lachen als het niet zoo droevig was.
die borden staan er ten huidigen dage nog en het ver
bod is nog niet ingetrokken, hoewel je in de week niks
anders in die laantjes tegenkomt dan 'n stuk of wat
paddi-renteniers, die met hun handen op hun gat loo
pen te bakeren over het wispelturige weer, hun gam
mele effecten en de ofgemieters houge inkomsten-
PEPERMUNT
is medicijn en lek
kernij tegelijk.
8
Voor engros bij: Fa. J. F. v. Lieshout en Fa. G. Kuyper,
Alkmaar.
dezen dag en voor de dagen, die komen zouden. Zij
wist nog niet, wat er van haar verwacht werd, en zij
had een zwaar gevoel van angst en voorgevoelens, die
des te pijnlijker waren om de schoonheid van het too-
neel! Men moest gelukkig zijn in zoo'n heerlijke plaats!
Het was hartbrekend om treurig te wezen!
Terry was gekleed, behalve dan. dat zij een kimono
had aangetrokken inplaats van een japon, toen juffrouw
Harkness haar om acht uur koffie en toast bracht.
„Wat, hebt u uw haar al opgemaakt en bent u heele
maal klaar, juffrouw!" riep de oude vrouw uit. .Ik
ben een half uur vroeger dan gewoonlijk en ik dacht,
dat u ternauwernood uit uw bad zou zijn!"
„Ik ben al op van zes uur af," antwoordde het meis
je. „Iets deed mij opspringen en uitkijken en daar zag
ik het mooiste en wonderlijkste rooskleurige land in
het eerste licht der opkomende zon mijlen van stra
lend opaal. En nu dat oude. oude kasteel op de roode
rots! Het lijkt zou oud als de wereld!"
„U is een dichteres, juffrouw!"- babbelde juffrouw
Harkness, erover peinzend of zij die beschrijving voor
meneer Miles zou kunnen herhalen om hem te bewij
zen, welk een aardig verstand de eens verachte jonge
vrouw had. „Kom, gaat u nu zitten en drink uw kof
fie, terwijl ze warm is. Ik heb een boodschap voor u
van. den Meester."
Terry's hart stond voor een seconde sti Maar zij ging
zitten en boog haar hoofd voorover om de koffie in te
schenken, zoodat haar gezicht verborgen was als zij
soms mocht blozen.
„Alleen maar, dat meneer Sheridan blij zal zijn, als u
zoo vriendelijk wilt wezen om klaar te zijn tegen half
elf om dan met hem aan wal te gaan. U zult aan land
lunchen in Monte Carlo in een groot restaurant en
dan naar het Casino gaan en naar wat zij noemen de
Sport Club, zoodat het het beste zal zijn een uwer
mooiste Japonnetjes aan te trekken. Maar u keert weer
aan boord terug om u voor het diner te kleeden en u
zult dan wat tijd hebben om een oogenblikje te rusten,
voordat u in het Hotel de Paris gaat dineeren."
„Dus... ik... wij blijven niet aan land logeeren?" vroeg
Terry aarzelend.
„Dat verhoede de hemel! Nee!" riep juffrouw Hark
ness. „Het schandaal is al zwart genoeg zonder dat,
meen ik!"
Het meisje keek op, heelemaal vergeten haar gezicht
te verbergen voor een blos. En de blos kwam, voor
dat zij tijd had het hoofd weer te buigen. Tranen vul
den haar oogen en zij beet op haar lippen om het
trillen van haar mond te verbergen.
Eens zou de Iersche zich verheugd hebben bij het
teeken van zulk een bittere vernedering, maar al lang
geleden had haar hart getriomfeerd boven haar hoofd,
w&ar het „het schepsel" betrof. In plaats van er blij
om te zijn, dat zij het meisje van schaamte bad doen
blozen, speet het haar, haar gevoel te hebben gekwetst.
belasting. Het is met dl© borden net als met dien
soldaat van Napoleon, die op schildwacht was gezet bij
een buskruitfabriek en 50 jaar later, toen de heele
rommel allang in de lucht was gevlogen, en je ter
plaatse niets anders vond dan 'n bok en twee geiten
aan de pen. nog altijd 'n witte boon op schildwacht
stond, omdat die post nooit was opgeheven.
Gelukkig zijn er weer andere dingen, die den armen
burger meer moed geven! Ik las in de gazette de Koe
gras. dat te 's-Hertogenbosch de bejaarde rentmeester
van het armbestuur van Grave, wegens valschheid in
geschrifte en het achteroverdrukken van 70 duizend
piek in effecten, was veroordeeld tot een voorwaar
delijke gevangenisstraf voor. den tijd van 12 maanden.
Ik vind het een mooi vonnis, want het schijnt, dat de
man een rotslecht salaris genoot cn het armbestuur,
als hij op verhooging aandrong, altijd aan Oostindische
doofheid laboreerde, maar ik ben tevens van oordeel,
dat je, als je met je traktement niet rond kan komen,
toch wel kon volstaan met minder diep in het armen-
laadje te grijpen.
Ik durf te beweren, dat linke Piet uit Zolderkonijnen-
haven, die thans en pension is in de Grootgortbuiken-
burgsche Moulin de chocolade, sterk genegen zou zijn,
voor 70 duizend pegels 3 jaar dieet te houden op lijn
koeken en gefiltreerd regenwater, al is hij vermoedelijk
nog zoo' sterke voorstander van de leus: jenever en
worst is je ware. Maar ik ben er ook sterk van over
tuigd. dat Piet, als hij Dinsdag voor de gebefte vier
schaar moet verschijnen, hem dit aanbod niet gedaan
zal worden. Ik geloof dat eer mijn klomp zal barsten.
Nu beste menschen. mijn buurman laat zijn hondja
uit, dus wordt het zachtjes aan kinderenbedtijd. Alzoo
met een smokkie en 'n jat je:
Uw koffer-vaardige,
THEODORUS SATANUS.
De cent, die in de burgermaatschappij
thuishoorde.
Beschadigde centen werken nietDe dikke me
neer grabbelde drie centen uit zijn vestjeszak bekeek
ze stuk voor stuk zorgvuldig en liet ze, vlug na elkaar,
in de automaatgleuf vallen. Een belletje pingde twee
postzegels van 1% cent wachtten in hun open hokje op
de vingers, die ze voorzichtig zouden opbeuren.
Hè... wat was dat?... Behalve zijn twee postze
gels hield de meneer ook nog een cent tusschen duim
en wijsvinger geklemd.
„Da's gek" bromde de man bij den automaat.
„Drie centen indoen en twee postzegels van anderhalf
en nog een cent toe."
Ja, ze waren toch van anderhalf... en dat was tocb
een cent... Hij legde het ding op de palm van z'n hand
en draaide het om en om, als wilde hij weten of het de
zelfde cent was, die hij zooeven met twee andere auto-
maatwaarts gezonden had.
Doch centen lijken op elkaar... De dikkerd bij den.
automaat was een eerlijk man. Hij was óók secuur en
bekeek den mechanischen postzegel-leverancier van bo
ven naar beneden. Je kan nooit weten: overal in de
stad was toch uitverkoop misschien hield tante Pos
óók balansuitverkoop.
Toen de meneer geen enkele uitverkoop-aanduiding
ontdekte, begreep hij, dat hij ook geen cent mocht te
rug erlangen. Dies stapte hij met zijn postzegels en met
z'n cent naar den zaalwachter. Aandachtig luisterde da
geuniformde vertegenwoordiger der Posterijen toe
liet den meneer voor de zekerheid nog eens zijn relaas
doen en... weigerde met een resoluut hoofdschudden
en cent te aanvaarden, die hem zoo gul werd aangebo
den.
Een beetje verbouwereerd keek de heer den zaal
wachter aan: „Ja maar... u begrijpt"...
„Meneer, ik begrijp!"
„Dan begrijpt u ook. dat ik dien cent niet behou
den mag. Twee maal anderhalf is drie... die cent is nief
van mij." hield de meneer halstarrig vol.
„Van mij is hij ook niet"
„Dat is nu wel aardig, maar als de automaat niet
deugt"...
„Toen verhief de zaalwachter zich in z'n volle
lengte: „Die automaat is goed, meeneer beschadigde
centen werken niet misschien heeft iemand toch een
beschadigd geldstuk in de gleuf gedaan en is hij kwaad
weggeloopen toen er geen .postzegels kwamen..."
„Maar dan..."
„U houdt dien cent, meneer dan komt ie weer
in de burgermaatschappij terug, daar hoort ie."
Na deze wijze woorden draaide de zaalwachter
zich om en liet den dikken meneer staan met z'n
cent. Deze zuchtte en stak het muntstuk in z'n vest
zak. En terwijl hij dit deed, dacht hij aan z'n postzegels
van anderhalf, die hij even neergelegd had om de han
den vrij te hebben. Doch thans greep de dikkerd mis;
beide zegeltjes waren verdwenen. Een jongmensch had
ze, „gevonden" en meegenomen!
„O, juffrouw lieve juffrouw!" Zij vergat zichzelf. „Ik
bedoelde het niet u pijn te doen. Waarlijk, het is vree-
selijk jammer voor zoo'n zachtaardig jong ding om in
den toestand te verkeeren, waarin u is. Maar als u het
niet was, dan zou het iemand zijn, die erger was, dus
zoo Is het beter voor meneer Miles, zooals ik vandaag
nog aan zijn tante zal zeggen."
„Zijn tante," echode Terry, zich langzaam herstellend.
„Heeft meneer Sheridan een tante in Monte Carlo?"
„Niet in Monte Carlo, maar in Menton, vlak erbij,"
legde Harkness uit. „Zij is een ongetrouwde dame, an
ders zou meneer Miles aan haar zorg zijn toevertrouwd,
toen zijn ouders stierven, inplaats van aan mevrouw
Parmalee, die heelemaal geen familie van hem was,
alleen slechts aangetrouwd. Maar Ik zou ook niet we
ten. hoe het gegaan zou zijn, als hij by juffrouw She
ridan was opgevoed, ofschoon zij goed is als God
misschien een ziertje te godsdienstig volgens h e m;
en zij brengt steeds al de winters door in Menton. Een
jaar voor den oorlog waren wij hier eveneens en ik
bezocht juffrouw Sheridan toen. Ik ben' er zeker van,
dat zij over meneer Miles zal hooren en van middag,
als u met hem in Monte Carlo is, ga ik even naar
Menton om haar alles uit te leggen, in zijn voordeel
zoo goed als ik kan."
Het leek Terry toe. dat het volstrekt onmogelijk zou
zyn om alles voor meneer Sheridan goed te praten en
zeker niet tegen een godsdienstige tante; en de ge
dachte aan den hevigen afschuw van die dame voor
meisjes als zij was, deed haar ooren gloeien. Juffrouw
Harkness had onbewust haar geholpen het te begrijpen,
daar zij nog steeds niet volkomen begrepen had (zelfs
niet dien avond van eergisteren) hoe „afschuwelijk" zij
wel moest zijn in de oogen van Sheridans vrienden cn
betrekkingen. Sheridan zelf had haar getoond, wat zij
in zijn oogen was iemand, die men onmogelijk kon
eerbiedigen. Waarschijnlijk zou ieder ander er eender
over denken.
Zij zag zich zelf als zondebok; maar zij was immers
naar Europa gegaan om zondebok te wezen! Zelfs het
beeld, dat haar spiegel haar gaf van een mooi meisjo
in een wit mantelpak van uitstekende snit en een half
doorschijnenden paardeharen hoed dreef haar somber-
heid niet op de vlucht
Sheridan wierp haar een blik van goedkeuring toe,
toen zij elkander op het dek ontmoeten, maar zij vond
hem terneergeslagen, zelfs zenuwachtig. Zij gingen bij
de aardige kleine haven aan wal en Sheridan nam een
taxi om hen boven op den heuveltop te brengen.
Op de Place du Casino hielden zij stil. „Hier zullen
we er uit gaan en een wandeling maken over het ter
ras, waar op dit uur van den dag iederen rondslentert,*
zei hij met een air van bravoure.
Wordt vervolgd.