Raad Barsingerhorn. KING H. M. DE KONINGIN EX PRINSES JÜUANA. Te Finse aangekomen. Het Ned. Corr. Bureau heeft bericht ontvangen, dat H. M. de Koningin en H. K. H. Prinses Juliana Don derdag ,te Finse zijn aangekomen. VOORWAARDELIJKE VEROORDEELING EN INVRIJ HEID SSTELLING. Inwerkln gtredlng van de wet van 25 Juni 1929. Bij Kon. besluit van den 12den Juni 1930, Stbl. no. 227, Is bepaald dat de wet van 25 Juni 1939, Staatsblad no. 360, houdende nadere voorzieningen betreffende de voor waardelijke veroordeeling en de voorwaardelijke invrij- heldsstellmg, in werking treedt met ingang van 1 Sep tember 1930. DE MOORD TE LEEUWARDEN. In hooger beroep bevestiging van het vonnis geëlscbt Het Gerechtshof te Leeuwarden behandelde gisteren In hooger beroep de zaak tegen den 46-jarigen koopman H. N., die door de Rechtbank aldaar wegens moord op zijn vrouw, die hij door revolverschoten om het leven had gebracht veroordeeld was tot 1 8jaar gevangenis straf. De Advocaat-generaal vroeg bevestiging van het vonnis der Rechtbank. Uitspraak over 14 dagen. Vergadering van den Raad op Vrijdag 20 Juni 1930, des middags 3 uur. Afwezig is de heer Engel. Voorzitter de heer K. Breebaart Dz., burgemeester, secretaris de heer Loggers. De Voorzitter opent met een woord van welkom de vergadering en deelt mede, dat de heer Engel ver hinderd is de vergadering bij te wonen. De notulen worden onder dankzegging aan den secre taris goedgekeurd. Ingekomen stukken. a. Besluit van Ged. Staten van Noordholland d.d. 23 April 1930, No. 100, houdende goedkeuring van het Raadsbesluit tot het aangaan eener geldleening, groot f 16000.—; b. alsvoren d.d. 23 April 1930, No. 254, houdende vast stelling van het bedrag der gemiddeldè opbrengst, be doeld in art 17, le lid van het Kon. Besluit van 4 No vember 1929, Staatsblad No. 476 (uitvoering nieuwe fi nancieels verhoudingswet) c. alsvoren djd. 23 April 1930, No. 261, houdende vaststelling van het bedrag der gemiddelde opbrengst bedoeld in art. 18 van het onder b genoemde Koninklijk Besluit; d. alsvoren d.d. 30 April 1930, No. 91, houdende vaststelling van het bedrag, in art 9 van het onder b genoemd Koninklijk Besluit door de letter U voorge steld; e. alsvoren d.d. 30 April 1930, No. 328, houdende goedkeuring van den verkoop van 16 obllgatiën ad f 1000 door het Algemeen Burgerlijk Armbestuur; f. alsvoren d.d. 30 April 1930, No. 130, houdende goedkeuring van het Raadsbesluit tot wijziging van het aflossingsplan; g. alsvoren d.d. 7 Mei 1930, No. 59, houdende toe zending van een uittreksel uit het Koninklijk Besluit van 23 April 1930 No. 23, waarbij wordt goedgekeurd het Raadsbesluit tot wijziging van de verordening op de heffing van schoolgeld; h. alsvoren d.d. 21 Mei 1930, No. 7, houdende goed keuring van wijzigingen der begrooting voor 1929 en 1930; hij dat het blad zelfs deze krachtproef zou doorstaan. Opeens stond Rosie op en sloeg haar armen om zijn hals. Het was minstens een jaar geleden dat ze hem een dergelijke teederheid deelachtig had doen worden. „Goed hoor, malle jongen", zei ze liefkoozend. „Wat doe je toch vreemd vandaag! Maar Je hoeft niet zoo'n drukte te maken om niets. Natuurlijk krijg je thee! Ik wou je alleen maar een beetje plagen." Terwijl hij zijn thee dronk en zijn sandwiches at, be studeerde ze hem met nieuwsgierige oogen. „Je hebt je haar toch niet anders?" vroeg ze eindelijk. „Ik zou niet kunnen zeggen waar het in zit, maar het lijkt net of je er jonger uitziet. Ik dacht daarnet: misschien ben je het wel heelemaal niet, maar een tweelingbroer van je of zooiets! Wat een idioot ben ik toch, hè?" „Ja, het is wel een mal idee", erkende Wisbey goed moedig. Toen hij een poosje later in het kleine tuintje een sigaret zat te rooken en Rosie naast hem zat, trachtte hij zich te herinneren hoe hij het eigenlijk had klaar gespeeld. Hij wist het niet precies, moest hij erkennen, maar van één ding was hij zeker... dat in dat kleine blad enorme krachten scholen! In de volgende dagen had hij verscheidene malen ge legenheid om die krachten opnieuw op de proef te stel len, bijvoorbeeld in het kleine restaurant waar hij ge regeld ging koffiedrinken. Het dienstmeisje was. on danks de behoorlijke fooien die hij gaf, altijd vrij on hebbelijk tegen hem en wat ze hem voorzette was aller- miserabelst. De taaiste biefstuk, de waterigste aard appelen, de onaanzienlijkste porties pudding,, hadden volgens de wet van den geringsten weerstand steeds hun weg gevonden naar Wisbey's tafeltje. Maar nu was het oogenbllk aangebroken, om aan dezen onge- wenschten toestand een einde te maken. Op een oogenbllk dat hij alleen was in de kleine lokaliteit greep hij zijn blad vast en tikte met zijn mes krachtig tegen den rand van zijn bord. „Juffrouw!", riep hij op strengen gebiedenden toon. Ze kwam langzaam naar zijn tafeltje en vroeg bru taal: „Wel, was is er?" „Luister u eens", ging Wisbey op denzelfden autori- tairen toon voort, „Het eten wordt met den dag slechter en het sohijnt wel of het allerslechtste speci aal voor mij wordt bewaard!" „U hebt anders nooit eerder geklaagd", snauwde de dienster. Wisbey was niet zeker dat hij als hij de discussie voortzette, het pleit niet zou verliezen. Was hij tegen logica van dit impertinente, groote vrouwmensch op gewassen? Het beste was maar om het debat te slui ten en direct zijn toevlucht te nemen to de formule. „Ik wil dat ik in het vervolg beter bediend wordt; Juffrouw! Probeert u niet me tegen te spreken. Het moet en zal gebeuren zooals ik gezegd heb. In spanning wachtte hij het effect af, maar de too- verkracht van het blad bleef ook thans niet in ge breke. De blik van de dienster drukte een mengeling van schrik en verwondering uit, juist zooals bij Hlnks en Rosie het geval was geweest en zonder verder één woord in het midden te brengen, liep ze langzaam naar het buffet terug. Toen Wisbey den volgenden dag kwam lunchen, werd 1. schrijven van den Commissaris der Koningin d.d. 6 Juni 1930, 3e Afd. C, No. 14/10741, houdende mede- deeMng, dat de heer K. Breebaart Dz., met Ingang van 22 Juni 1930 opnieuw is benoemd tot Burgemeester der gemeente. De heer Blaauboer feliciteert den Voorzitter met deze herbenoeming. De Voorzitter dankt den heer Blaauboer voor zijn felicitatie. Proces-verhaal kasopname op 12 Juni bij den gemeen te-ontvanger; in kas was en moest zijn f 10239.34V4. Deze stukken worden voor kennisgeving aangenomen. Schoolreisje. j. Schrijven van de Vereeniging ..D.O.G." te Barsin gerhorn d.d. 6 Mei 1930. houdende verzoek, ook dit jaar een bijdrage van f 2.50 per leerling beschikbaar te wil len stellen ten behoeve van de deelname aan het schoolreisje door de leerlingen van den winteravond- schoolcursus 1929-1930. B. en W. stellen voor: Voor iederen leerling beneden 16 jaren, die den winteravondschoolcursus 1929-1930 getrouw (d.w.z. zonder ongeoorloofde verzuimen) be zocht heeft, f 2.50 beschikbaar te stellen. De Voorzitter deelt echter mede dat van het Hoofd der school te Barsingerhorn een schrijven is ingekomen, waarin gevraagd wordt of een 2-tal kinderen die onge oorloofde verzuimen hadden en waarvoor de ouders ver oordeeld zijn met het schoolfeest mee mogen, en voorts een 3-tal kinderen die door omstandigheden 3 maanden het onderwijs hebben gevolgd. De heer Kater is er wel voor de 2 eerstgenoemde kin deren aan het schoolfeestje te doen deelnemen, het ver zuim is misschien veel door buitengewone omstandig heden gepleegd. De Voorzitter zegt dat de vader veroordeeld is gewor den, de kinderen hebben er geen schuld aan. De heer Kistemaker wijst op het gevaar van schif ten. Zelden dragen de kinderen de schuld, maar spr. vindt het beter de kinderen die van school zijn niet meer met het schoolfeest te doen meegaan. Het zijn steeds dezelfde reisjes en als de gemeente voor de schoolkinderen zorgt, houdt zij zich niet kwaad. De heer Smit zegt dat bij B. en W. altijd heeft voor gezeten dat de oudere kinderen juist van de school reisjes het meeste nut ondervinden, zij begrijpen wat zij zien, meer. De heer Kistemaker wijst op het 7e leerjaar, kinderen van 16—17 jaar gaan tegenwoordig genoeg uit Het voorstel-Kooijman om voor schoolfeestjes zich al leen te bepalen tot de kinderen van de lagere school, wordt aangenomen met 5 tegen 1 stem, die van den heer Smit De 2 kinderen, die enkele ongeoorloofde verzr;men hadden en waarover het Hoofd der school schreef, mo gen mee. Wijziging Bouwverordening. Voorstel van B. en W. tot wijziging van de bouw verordening der gemeente. Bij schrijven van Ged. Staten van Noordholland d.d. 4 Juni 1930, No. 105, wordt de wenschelijkheid uitge sproken, dat in de bouwverordeningen voorschriften worden opgenomen omtrent het aanbrengen van brie venbussen aan woningen, zulks ten einde tegemoet te komen aan den hinder, bij 't bestellen der briefpost on dervonden, door het ontbreken aan vele woningen van brievenbussen. Hoewel er in dat schrijven op wordt aangedrongen, het mogelijk te maken, dat het voorschrift ook voor reeds bestaande woningen geldt, komt B. en W. een dergelijke bepaling te verstrekkend voor en stellen zij voor het aanbrengen van brievenbussen alleen voor nieuwbouw verplichtend te maken. Van deze gelegen heid is dan tevens gebruik te maken, de bouwverorde ning door aanvulling in overeenstemming te brengen met art. 5 der Woningwet, zooals dat artikel luidt na de wijzigingen, daarin aangebracht by de wet van 19 Februari 1921, Staatsblad 73. Krachtens bedoeld artikel, zooals het thans luidt, kan ook beroep worden ingesteld, indien B. en W. hebben nagelaten binnen den daarvoor gestelden termijn een beslissing te nemen op een aan vraag om bouwvergunning. Goedgekeurd. De hondjes mogen Iosloopen. Voorstel van B. en W. tot wijziging van de algemeene politieverordening voor de gemeente Barsingerhorn. Ingekomen is een verzoek van K. Visser Gz., e.a. allen inwoners der gemeente, wonende te Kolhorn, d.d. 5 Juni hem een malsche, sappige biefstuk gebracht. Gebak ken aardappelen een specialité de la maison die tot nu toe juist óp waren geweest, als hij er naar vroeg onmringden het aanlokkelijk-uitzlende stukje vleesch en zelfs de groente leek groener, minder sprie- tlg en gelig dan voorheen. De maaltijd was eenvoudig onberispelijk. O wonderdoend* blad van den wonder- doenden Boom van de Beheerschers der Menschen! Maar dit succes was slechts één uit een gansche reeks. Wisbey leefde in een roes van contant geluk alles ging van een leien dakje. Thuis deed Rosie haar werk met zonnige opgewektheid; ze mopperde nooit en zong den heelen dag; ze was lief en vol kleine en groote attenties. Als hij thuis kwam, stond zijn thee klaar werkelijk thee en niet het spoelwater dat hem voorheen onder dezen naam te drinken was gegeven. Wisbey begon nu ook meer aandacht te besteden aan zijn uiter lijk. De menschen gingen in hem gelooven en zoo ont waakte zijn geloof in zichzelf. De dagen gingen voorbij en rijden zich aaneen tot weken en de tijd kwam dat er op kantoor werd gefluisterd dat het halfjaarlijksch bezoek van den „Dondergod" aanstaande was. Het heele kantoorpersoneel, van hoog tot laag. leefde in angst en vreeze; ze durfden nauwelijks adem halen. De „Dondergod", op den burgerlijken stand als Herbert Smlth ingeschreven, was de president-directeur van de maatschappij, bij welker Londenseh filiaal Wisbey werk zaam was en resideerde In Chicago. Tweemaal per jaar kwam de Machtige naar Londen en dan was er sidde ring en tandengeknars op de kantoren in Victoria Street In de oude dagen, vóór dat het blad hem kracht en zelfbewustzijn geschonken had, zou Wisbey zich geen raad hebben geweten van angst; hij was meestal In de inspectie-perioden nog benauwder dan de anderen en had meermalen niet geschroomd om zich ziek te melden om maar zooveel mogelijk uit de buurt te blijven van den „Dondergod". Maar wat kon het hem nu de heele geschiedenis schelen? Reeds In de eerste week van de Inspectie, kregen drie bedienden de aanzegging dat ze wel konden vertrekken Andere zwaarden van Damocles hingen boven met doffe vrees vervulde hoofden. Zelfs de oude Holllday, de di recteur van het Londensche bijkantoor, de bazige en ontoeschietelijke mopperpot voor wien Wisbey vaak had gerild en gebeefd, had den wind van voren gehad en kwam uit het prlvé-kantoor met een gezicht dat duidelijk te kennen gaf dat hij zich op dit moment niét veel groo- ter voelde dan de liftboy! Wisbey lachte vol zelfvertrouwen bij deze schokken de gebeurtenissen. Het voornemen was bij hem opgeko men om een stout stukje uit te halen; hij was van plan een salarisverhooging niet te vragen, maar te eischen! En dat niet alleen: hij zou hiervoor een dag uitkiezen dat de „Dondergod" in een van zijn gevaarlijkste stem mingen was. Waarvoor had hij anders het blad? En deze dag kwam een benauwend-heete, zenuw- sloopend-drukkende dag met een bedekten hemel en zon der een zuchtje wind. Wisbey kon Herbert Smith's door dringende stem duidelijk hooren razen en tieren achter de deur van het privé-kantoor. De oude Holliday '-wam naar buiten en veegde zich het klamme zweet van het voorhoofd. „Als het nog tien minuten zoo was doorgegaan," zei hij PEPERMUNT is de moderne vorm van een overoud middel ter opwekking en verfris- sching. Voor engroB bij: Fa. J. F. v. Lieshout vu Fa. G. Kuyper, Alkmaar. 1930. houdende verzoek de algemeene politieverordening der gemeente in dien zin te wijzigen, dat het Iosloopen van honden niet langer verboden is. Aangezien B. en W. van oordeel zijn. dat een te for- nieele naleving van de desbetreffende bepaling in de al gemeene politieverordening voor de houders van honden veel last en hinder veroorzaakt, stellen zij voor, bedoelde bepaling in te trekken. In het belang van de veehouders en ter bescherming van het publiek tegen lastige en ge vaarlijke honden, dient dan echter bepaald te worden, dat het Iosloopen van honden niet is toegestaan geduren de de maanden Februari, tot en met April en voorts, dat B. en W. het Iosloopen van honden, waarover terecht ge":laagd wordt, dat zij op den openbaren weg op men schen of dieren aanschieten, kunnen verbieden of beve len, dat zij losloopende, moeten zijn voorzien van een muilkorf. De heer Kistemaker oordeelt dat het betr Is een kv.-aal te voorkomen dan te genezen en acht het Ios loopen van honden een gevaar voor het publiek en ook een gevaar voor het verkeer. Spr. herinnert aan de on gevallen met motor- en autorijders, en zou daarom nog liever de belasting op de honden willen verhoogen. Nie mand is verplicht een hond te houden, men doet het voor zijn eigen pleizier. De heer Kater zegt, dat te Kolhorn de honden aan een touw staan en ze toch de halve Nieuwe Streek in beslag nemen. De rijkspolitie treedt daar wel al te kras op. in Barsingerhorn zie je haar nooit. Waarom mogen de honden hier wel los loopen. De Voorzitter zegt dat het ook niet te Barsingerhorn mag. De heer Kater begrijpt niet waarom de rijkspolitie dan hier niet komt, zij maakt er te Kolhorn wel een beetje te veel werk van. De heer Blaauboer merkt op, dat de eigenaars van honden voor de nadeelen aansprakelijk zijn. Spr. zou het hondenplezier wat meer willen bederven door een hoogere belasting. Het vasthouden der honden vindt spr. niet zoo noodig. De heer Burger is niet zoo voor verhooging van de belasting, maar wijst wel op den last die de honden in de tuintjes veroorzaken. De heer Smit meent dat de meeste honden geen kwaad doen. Spr.'s hond loopt zeer dikwijls los, maar klachten heeft spr. nimmer gehoord. De heer Kistemaker betoogt dat nooit is te zeggen dat een hond betrouwbaar is, en een hond behoort niet op den weg. In de stad loopen ze ook niet op den weg. De Voorzitter zegt dat er daar genoeg op den weg loo pen. Het voorstel van B. en W. wordt aangenomen met 4 te gen 2 stemmen tegen stemden de heeren Burger en Kistemaker. tegen den hoofdboekhouder, „had ik ontslag genomen. Ik heb geen koelie van een van de ondernemingen!" Dat was het oogenblik waarop Arthur Wisbey gewacht had. Hij ging kalm naar de deur waarachter de tornado zich voorbereidde op een nieuwen aanval. Wisbey's ééne hand omklemde het blad van den Boom van de Beheer- sohers der Menschen, met de andere klopte hij luid en ongeduldig. „Wel. wat is er?" vroeg de barsche stem van den anderen kant „Ik ben het." deelde de jongeman rustig mee. terwijl hij de kamer binnenging en met onbevreesde oogen naar de herculische gestalte in den bureaustoel keek. De on gekende aanblik van een kle!n-gebouwd. nietig jong- mensch, dat hem volkomen op zijn-gemak stond aan te kijken, prikkelden den vertoornden Jupiter nog meer. „Wel voor den..." barstte hij uit. „Neemt u me niet kwalijk" viel Wisbey hem bedaard in de rede, „neemt u me niet kwalijk, maar ik wilde een kort onderhoud met u hebben". Smith keek zijn bezoeker met doordringende oogen aan. Die kwajongen daar moest gek zijn, concludeerde hij. „Zoo, wilde je dat?" Smith's humeur, dat den heelen morgen op de proef was gesteld door kruiperige beleefd heden en huichelachtige onderdanigheid, onderging een bijna-weldadigen invloed van het rustig-zelfbewuste op treden van dien kleinen man daar. „Wel, wie ben je?" brieschte hy niet absoluut on- vriendeiyk. ,.De jongste bediende?" „Dat niet bepaald. Ik ben hier al acht jaar. Ik dacht dat u me wel kende." De .Dondergod" grinnikte zoowaar! „In ieder geval moeten we dan maar kennis maken", gromde hy. Hy stak een groote sigaar aan en keek den jongeman op nieuw doordringend aan. „Gaat u voort, meneer me neer „Wisbey". klonk het beleefd. „Maar de naam doet niet zooveel ter zake. Ik kom bij u om u te zeggen dat ik niet behoorlijk behandeld ben. Myn salaris bedraagt 250 pond per jaar. Ik heb meneer Holllday om verhooging gevraagd en daarop heeft hij me alleen maar uitge lachen. Daarom kom ik by u, vertrouwend, op uw gevoel van rechtvaardigheid, en ik vraag u om uw aandacht aan de zaak te wyden en uw Invloed aan te wenden dat ik behooriyk betaald word. Ik wil niet zeggen dat het salaris bepaald slecht ls, maar „Houd eens een oogenbllk je mond'" „Neemt u me niet kwaiyk, maar Ik ben nog niet klaar". Wisbey hield het blad krampachtig omkneld en bad vurig dat de magische kracht ervan hem niet in den steek zou laten, want hij voelde dat hy deze spanning niet lang meer zou kunnen uithouden. „Ik herhaal, het salaris ls niet bepaald sleoht, maar Ik ben van oordeel, dat myn arbeid meer waard ls. Daarom ben ik zoo vry om op verhooging aan te dringen." De „Dondergod" keek hem enkele seconden zwijgend en opmerkzaam aan. „En als ik je er nu eens uittrapte voor je brutaliteit inplaats van je salarisverhooging te geven?" „Dan zou dat geen onoverkomer.iyke ramp zyn, meneer Smith," was het rustige bescheid. „By Horrabin en Jones is een vacature en ze zullen ongetwyfeld graag iemand hebben die acht jaar by u ls geweest." „H'm, dat ïykt veel op afpersing! Je bent een jong- Sportterrein. Voorstel van B. en W. tot het huren van het Wcezen- Armbestuur van het sportterrein, gelegen achter de o. 1. school te Berslngerhorn voor een jaariykschc huursom van f 350 hoogstens, onder nader te bepalen voorwaar den. De heer Smit licht toe. dat de gemeente gedwongen wordt een terrein voor llchameiyke oefening te hebben. Oorspronkelyk was gedacht aan een terrin achter „do zaak", maar dat voldoet niet aan de eischen en daarna is dan het oog op het hierboven genoemde terrein ge vallen. Het Weezen-Armbestuur verhuurt het aan de gemeente en de gemeente zal het weer zooveel mogelijk verhuren, om de kosten zoo laag mogeiyk te doen zijn. Met den tegenwoordigen huurder, Boersen zal een scha deregeling worden getroffen. De Voorzitter deelt mede. dat te Kolhorn het tegen woordige voetbalterrein van Van der Oord zal worden gebruikt De heer Kistemaker acht dit niet gewcnscht. er ligt land genoeg om de school en spr. acht het verkeerd, dat de kinderen van de school langs de Streek naar dat Ier- rein moeten, de tyd voor vak j gaat toch al van den tyd voor het gewone onderwys af. De Voorzitter vindt die 2 a 3 minuten loopen niet zoo'n bezwaar en zooveel land ls er niet om de school, alleen het land van de Diaconie zou er geschikt voor zyn. Maar of dat te krijgen zal zyn. weet spr. niet. De heer Kistemaker meent dat dit is te probeo ren en v-raagt of die looptyd by den tijd voor vak j is Inbegre pen. De heer Smit zegt dat voorloopig het land van Van der Oord gebruikt kan worden en B. en W. dan verder kunnen zien. De Voorzitter zegt dat ook gymnastieklokalen noodig zyn, maar B. en W. komen niet direct met een voorstel. De inspecteur achtte de kolfbaan van De Graaf zeer geschikt, in de school te Haringhuizen is een lokaal en te Kolhorn zou dit onderwijs by wed. Jonker gegeven kunnen worden. De heer Ksitemaker dacht daa er te Kolhorn een gymnastieklokaal was. De Voorzitter deelt echter mede dat dit lokaal niet geschikt is.dat een houten vloer over den betonnen vloer zou moeten worden gelegd, dat W.C. enz. in dat lokaal is, kortom daar gymnastiekonderwys te geven, zou zoor storend werken. De heer Blaauboer dacht dat het in orde maken van dat lokaal niet zoo duur behoeft te kosten en de heer Smit geeft lachend in overweging tapyten neer le leg gen; weer een ander beveelt het leggen van pakken stroo, aan. De Voorzitter oordeelt dat een ieder toch wel kan be- grypen, dat In dat lokaal geen gymnastiekonderwijs ge geven kan worden, maar B. en W. zullen deze zaak nog wel eens onder de oogen zien. Heffing begrafenisrechten. Voorstel van B. en W. tot wyziging van de verorde ning op de heffing van begrafenisrechten. Het onderhoud der begraafplaatsen laat veel te wen- schen over. De voornaamste oorzaak Is gelegen in do regeling, waarby zerken, doozen enz. door bclanghcbben den zelf moeten worden onderhouden. Aan dezen onge- wenschten toestand is een einde te maken door het gc- heele onderhoud (dus ook van bedoelde zerken enz.) van gemeentewege te doen geschieden. Hieraan zyn echter voor de gemeente onkosten verbonden in den vorm van loonsverhooging van beide doodgravers. Het is bil- lyk. dat deze kosten door belanghebbenden zelf worden gedragen door middel van verhooging der begrafenis rechten. In verband hiermee stellen B. cn W. voor: a. de begrafenisrechten met 25 pet te verhoogen; b. voor h-^t plaatsen van gedenkteekenen, hekken, versieringen enz. een recht te heffen, berekend naar 25 pet. van de waar de dezer voorwerpen. De opbrengst van deze tarlefverhooging wordt geschat op pl.m. f 100 a f 120 's jaars. Voorgesteld wordt voorts, c. de jaarwedden van de doodgravers te Barsingerhorn en Kolhorn elk resp. met f70 en f50 's jaars te verhoogen ingaande 1 October 1930; d. de instructie voor de dood gravers in dien zin te wijzigen, dat bepaald wordt. ;!".t zy belast worden met het onderhouden van alle op de begraafplaats aanwezige gedenkteekenen. versieringen enz., terwyl B. en W. de bevoegdheid bezitten dat onder houd, indien het onvoldoende mocht geschieden, op kos ten van de doodgravers te doen verrichten. De Voorzitter zegt dat B. en W. er meermalen over hebben gesproken dat de toestand waarin de begraaf plaats verkeert, te wensohen overlaat. In Kolhorn ls dat mensch die wat durft, dét moet ik zeggen hoor!" „Ik weet dat ik myn werk behoorlijk doe." Er viel een stilte, een lange stilte. De „Dondergod" nam een paplersnyder in de hand. balanceerde er han dig mee op zyn wysvinger. legde het ding weer neer en richtte zijn scherpe oogen weer op Wisbey. „Heb je zin om naar Honkong te gaan?" vroeg hij plotseling. Er was een tyd geweest niet zoo heel lang geleden dat Wisbey koude rillingen zou hebben gekregen bij de gedachte aan een groote zeereis en aan een ver en vreemd land met vreemde menschen en vreemde ge woonten. Maar nu hy het blad bezat, wist hij dat hy als een veroveraar zou gaan. overal waar het hem be haagde zyn voet neer te zetten. Hongkong! Waarom niet! Al was het 't binnenste van de Sahara geweest! Of hy nu naar Hongkong ging of een dag naar Brighton wat maakte het voor verschil? „Hongkong is juist de plaats waar lk altyd heel veel voor gevoeld heb", loog hy flinkweg. Herbert Smith glimlachte, hy glimlachte, o wonder! „Zoo mag lk het hooren," prees hij. „Je moet bepaald Amerikaansch bloed In de aderen hebben jongenlief!" Jongenlief! Wisbey wist niet hoe hij het had. En dit was de man die een dozUh kantoorbedienden, een hoofd boekhouder, een directeur en een adjunct-directeur, mits gaders twee loopjongens en een liftboy tweemaal per Jaar een delirium van vrees bezorgde? „Kyk eens," ging Smlth voort, „het is een baan. die niet zoozeer ervaring en groote handelskennis vereischt, dan wel geschiktheid om met menschen om te gaan cn leiding te geven: ik moet er Iemand voor hebben die de lui om zoo te zeggen een beetje kan Imponeeren. begrijp Je? En Ik ben overtuigd ik ben genoeg mensehenken- ner om zooiets direct in de gaten te hebben, dat jy ge knipt ben voor dat werk, Wisbey. Ik had er half en half over gedacht om het Woods te vragen, maar die kerel werd zóó wit om den neus toen lk hem een on schuldig standje maakte, dat lk meer lust had om hem heelemaal de laan uit te sturen dan hem een leidende functie te geven. Maar jy bent een heel ander type, jij laat je niet overduvelen. Het salaris is om te beginnen 150 pond per jaar meer dan wat je hier hebt en als je bevalt... enfin dat ls van later zorg. Reis- en ultrustings- kosten natuuriyk voor onze rekening. Je krijgt ook een aardige woning. Zeker niet getrouwd, hè?" „Toch wel. Maar myn vrouw zal geen bezwaren ma ken. Die doet altyd precies wat lk zeg." De „Dondergod" onderdrukte met moeite een zucht „Dan ben je gelukkiger dan lk," wilde hy zeggen, maar hy hield het binnen en vervolgde: „Ik zal alle details verder wel met meneer Holllday ln orde maken. Kun Je ln een maand klaar zijn om te gaan?" ,Jn een week als het moet", Wisbey maakte aanstal ten om te gaan. „Ik dank u van harte", stamelde hij toen hy by de deur was. „Zeg, Anna, luister eens", zei de handelaar in toover- middclen en aanverwante artikelen dien avond tegen zjjn oudste dochter, ,lk ben heelemaal door die Indische geluksbladeren heen. Loop eens even den tuin in cn pluk er nog wat En denk er om, dat je ze netjes drie hoekig snydt!"

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1930 | | pagina 11