DANSSALON De Telemojo-ramp. SCHAGER KERMIS 1930. W8LLARD HARTMAN. Bezoekt de schitterend ingerichte Wat onderging in de alles opslokkende modder. achter café „de Posthoorn" op het OUDE SLOTPLEIN. Prima consumptie. Schitterende Dansvloer. Beleefd aanbevelend, bestaand schuurtje gekocht zal worden of een nieuw schuurtje gebouwd zal worden. De kosten van een nieuw schuurtje zullen volgens opgaaf van jen opzichter pl,m, f 180.— bedragen. De heer Bakker vindt het niet erg sympathiek dat deze stok achter de deur wordt geplaatst. Bestaat de mogelijkheid niet dat De Jong zelf een schuurtje bouwt van het hout van de onbewoonbaar verklaarde woning. De Voorzitter denkt niet dat daar voldoende hout van af zal komen. De heer Krillcr noemt het schuurtje van De Geus. De Voorzitter had dit voor een ander doel willen reserveeren, n.1. om liet te plaatsen op het terrein voor lichamelijke oefening, voor het opbergen van spelmateriaal. Ook spr. vindt dit dreigement van De Jong niet sympathiek en spr. zou dan ook de voor waarde willen stellen dat De Jong onmiddellijk de woning dient te betrekken en niet dient te wachten tot het schuurtje er staat. De heer Van Zoonen is tegen dit voorstel van B. en W., straks kan er wel iemand komen die een autogarage bij de woning wenscht. De Voorzitter wijst er op dat De Jong voor berging van paard en wagen wel een schuurtje noodig heeft en de gemeente behoeft, als De Jong de onbewoonbaar verklaarde woning verlaat en deze woning huurt, geen woning tc bouwen. De heer Van Zoonen vraagt met hoeveel de huur prijs wordt verhoogd. De Voorzitter zegt, dat als de bouwkosten f180 be dragen, de huurprijs met 50 cent zal worden verhoogd. De heer Van Zoonen vraagt of De Jong genegen is dat te betalen. De Voorzitter weet dat niet, De Jong heeft de keus. De heer Ligt.hart vraagt of de man borgen heeft. De Voorzitter antwoordt bevestigend. Wel heeft da borg nog niet geteekend, maar zonder borg komt De Jong niet in de woning. De gevraagde machtiging wordt aan B. en W. ver leend, en goedgevonden wordt den huurprijs met 5C cent te verhoogen en de voorwaarde te stellen dat de woning terstond moet worden betrokken. 11a. Voorstel om met intrekking van het betrekke lijk raadsbesluit van 3 Februari 1930 te besluiten tot het aangaan eencr kasgeldleening van f27300—, af losbaar op 30 September a.s. In het betrekkelijke raadsbesluit stond, dat de lee ning aflosbaar was op 1 Juli a.s., doch door vertra ging is dat niet mogelijk cn is de leening nu onder gebracht bij de firma Straal en Co. te Den Haag, te gen 4 rente. Conform het voorstel van B. en W. wordt beslo ten. 12. Voorstel tot intrekking van het raadsbesluit van 11 November 1929 tot het aangaan eener vaste geldleening van 27300. De Voorzitter licht toe dat het met dit raadsbesluit oen ware lijdensgeschiedenis is geweest. God. Staten hadden bezwaar tegen den aflossingstermijn van 20 jaar. B. cn W. hebben zeer druk gecorrespondeerd, maar Ged. Staten zoowel als B. en W. blijven op hun standpunt staan. Daarom stellen B. cn W. voor het raadsbesluit maar in tc trekken en later te overwe gen tot welk bedrag en'voor welken termijn een nieuwe geldleening zal worden gesloten. Overeenkomstig het voorstel van B. en W. wordt besloten. 13. Voorstel om B. en W. machtiging te verleenen om ter aflossing op 30 September a.s. der loopende tijdelijke geldleening van 27300.wederom oen tij delijke geldleening tot. dat bedrag aan te gaan, aflos baar uiterlijk 31 December 1930. Wordt goedgevonden. Een overeenkomst met Heerhugowaard opgezegd. 14. Voorstel om met ingang van 1 Januari 1931 op te zeggen de met het gemeentebestuur van Heer hugowaard in 1926 gesloten gemeenschappelijke re geling betreffende de toelating van kinderen uit de gemeente Heerhugowaard op de O. L. School te Oude Niedorp en van kinderen uit deze gemeente op een der O. L. Scholer; in de gemeente Heerhugo waard. De Voorzitter licht toe, dat tot het sluiten van deze overeenkomst was overgegaan, omdat anders het gevaar bestond dat voor de school te Oude Niedorp mihder dan 48 leerlingen zouder, komen en het dan zou worden een eenmansschool. B. en W. van Heer hugowaard willen nu echter geen toestemming meer verleenen dat kinderen uit die gemeente de school te Oude Niedorp bezoeken en dit nu is voor B. en W. van Oude Niedorp aanleiding om de gemeenschap pelijke regeling op te zeggen. Der.' heer Van Zoonen lijkt dan toch de houding van B. en W. van Heerhugowaard eenigszins zon derling, want moet de raad van lleerhugowaa-rd dan niet eerst de overeenkomst opzeggen. De Voorzitter deelt mede, dat de regeling zoo is, dat het Hoofd der school te Oude Niedorp geen kin deren uit Heerhugowaard tot zijn school mag toe laten, zonder bewijs van B. en W. van Heerhugo waard. De heer Kriller vraagt, of dus de kinderen van De Wit niet meer tot de school mogen worden toege laten. De Voorzitter kan niet zeggen welke kinderen het betreft, wel weet spr., dat en W. in enkele geval len de toestemming niet hebben willen verleenen. De heer Kriller dacht dat dit de Veenhuizer school betrof. De Voorzitter meent, van ook kinderen van Verlaat, gemeente Heerhugowaard. Als de regeling wordt in getrokken, sta£n de gemeenten weer los van elkaar en is geen bewijs van B. en W. van Heerhugowaard meer noodig. Conform het voorstel van B. en W. wordt besloten. De rondvraag. 15. Rondvraag. De heer Kriller bepleit, nu de raadzaal wordt ge schilderd, het aanbrengen van een ventilator. Algemeen wordt goedgevonden een 'ventilator te doen aanbrengen. De heer Van Zoonen informeert naar de resultaten van het onderzoek dat ingesteld zou worden naar de te naamstelling van de eigendommen' die voor 1907 aan de Alg. Armen zouden hebben behoord en die volgens de opmerking van den heer Wit, daarna in eigendom der Protestantsche Armvoogdij zouden zijn overgegaan. De Voorzitter had dit punt als laatste spreker wil len aansnijden, maar deelt als resultaat var. het voorloopig onderzoek mee, dat 20 Augustus 1907 door de Protestantsche Armvoogdij de Ged Stalen is ver zocht om machtiging te willen verleenen, dat de eigendommen die abusief te naam stonden van een viertal met name genoemde instellingen', maar be doelend één instelling, en eigendom van de Prot. Armvoogdij, op naam werden overgeschreven van de Protestantsche Armvoogdij. Bij schrijven van 5 October 1907 berichtten Ged. Staten dat aan dit verzoek was voldaan en aan de bewaarders var.' hypotheken en het kadaster machti ging was verleend. Spr. heeft de notulen vanaf 1887 nagegaan en het is hem opgevallen dat de Prot. Armvoogdij dan eens was een bijzondere, dan weel een gemengde instelling en Ged. Staten dan ook eens verzocht hebben eer.' onderzoek in te stellen naar de herkomst van de eigendommen der Prot. Armvoogdij. In de vergadering van 1 Augustus 1907 is dat verzoek besproken en is aan den heer De Vries, hoofd der school te Nieuwe Niedorp, opgedra gen een onderzoek in te stellen. Dat onderzoek heeft echter geen resultaat opgeleverd. Stelt dus de ge meente ook belang in de vraag hoe de Prot. Arm voogdij is ontstaan en hoe zij aan de eigendommen is gekomen, dan zou een betrekkelijk grondig onder zoek ingesteld dienen te worden, in het rijksarchief Ie Haarlem en bij de hypotheken en het kadaster te Alkmaar Aan een dergelijk onderzoek zijn kosten verbonden en dus zou een crediet verleend dienen te worden. De heer Liefhebber herinnert er aan, dat in 1924 de Protestantsche Armvoogdij als een bijzondere in stelling is aangemerkt. De Voorzitter zegt, dat de Protestantsche Armvoog dij eerst was een bijzondere, later een gemengde, daarna weer een bijzondere en voor 1924 weer een gemengde instelling. In 1924 is de zaak door het Bestuur der Protestantsche Armvoogdij en B. en W. van Oude Niedorp besproken en besloten is dat zij een bijzondere instelling dient te zijn. De heer Liefhebber zegt, dat in ieder reglement sprake is van bedeeling uitsluitend aan niet-katho- lieken. De Voorzitter zegt, dat ook hem is gebleken dat in 18S7 rekening en verantwoording werd gedaan door de Gereformeerde armvoogdij èn dat die rekening werd nagezien door de Gereformeerde leden var; den Raad met den burgemeester. Maar mogelijk is de zaak nog dieper. Willen we de geheele geschiede nis weten, dan moét het onderzoek verder worden uitgestrekt. De heer Van Zoor.en gelooft niet dat dit tot de be voegdheid van de gemeente zou behnoren, maar dat het dan meer op den weg van de instelling zelf ligt. De Voorzitter wijst er op, dat de kwestie echter an ders wordt als de gemeente meent er zelf bij ge ïnteresseerd te zijn, en hel ook wil weten. De over schrijving van 1907 is een heel gewone zaak en spr. noemt bijv. een banne die, hoewel één instelling zijn de, verschillende namen voerde. De heer Van Zoonen zegt, dat al was de gemeente erbij geïnteresseerd, de termijn van 30 jaren al lang verstreken is en dus verjaring heeft plaats gehad. De Voorzitter weet niet of in dit geval van verja ring sprake kan zijn. De gemeente zou daarnaar eerst een onderzoek willen instellen. De heer I.igthart en meerdere leden achten het wel gevvenscht te doen onderzoeken of hier sprake kan zijn van verjaring en de Voorzitter belooft dat dit eerst onderzocht zal worden. Ontstemming. De heer Van' Zoonen zegt, dat bij verschillende in gezetenen ontstemming heerscht omdat het college van B. en W.' eigenaren aanschrijft om hun eigen dommen te schilderen, enz. Spr. vraagt zich af of B. en W. daarmede niet buiten hun bevoegdheid gaan. Er schijnt ook sprake te zijn van de verplaatsing var.' een varkenshok en spr. wijst er op, hoe pijnlijk het is, in dezen in te grijpen, immers het bedrijf hangt er soms van af. Spr. geeft in overweging zoo soepel mogelijk te willen optreden. Den Voorzitter is van aanschrijven om te schilderen niets bekend. Alleer; is er "een geval geweest waarin een boerderij te Verlaat in velerlei opzicht niet vol deed aan de bouw- en woningverordoning en is het verzoek gedaan het huis eens te schilderen. Deze bemoeiing berust op de welstandsbepaling. Wat de varkenshokken betreft, hier betreft het de toepassing van de politieverordening en woningwet,. De Ge zondheidscommissie had zich tot het college van B. en W. gewend over de ergerlijke luchtverontreiniging die door het varkenshok in de kom en aan den weg plaats vindt. B. en W. hebben een onderzoek inge steld en overeenkomstig het advies dei Gezondheids commissie den eigenaar aangeschreven dat het var kenshok achter de boerderij moest worden geplaatst en tevens de mestverzameling moest worden opge knapt. Aan die aanschrijving is geen gevolg gegeven, maar B. en W. zullen zorgen dat er wel aan wordt voldaan De Gezondheidscommissie te Hoorn zal aan alle gemeentebesturen verzoeken te willen letten op dergelijke luchtverontreiniging, liet is niet de ge doeling var.' B. en W. alle varkenshokken te doen verplaatsen. De heer Van Zoonen merkt op. dat al wordt het varkenshok achter de boerderij geplaatst, de stank wel niet wordt weggenomen; een dergelijk bedrijf brengt nu eenmaal geen aangename geur te weeg. Spr. geeft in overweging de bepaling niet zoo streng toe te passen. De Voorzitter merkt nog op, dat met den man niet was te praten. De heer Var; Zoonen zal het op hoogen prijs stellen als de raad binnen afzienbaren tijd eens krijgt te hooren welke finantieele invloed de nieuwe wet re gelende de finantieele verhouding tusschen rijk en gemeente op onze gemeente heeft. De Voorzitter deelt mede, dat in de maand Juli de volgende raadsvergadering zal worden gehouden cn B. er; W. dan met voorstellen dienaangaande zullen komen. De heer Ligthart verklaart het eenigszins eens te zijn met het zooeven gesprokene door den heer Van Zoonen. Spr. noemt het belemmering van het bedrijf en ingrijpen in andermans eigendomsrecht. De Voorzitter zegt, dat B. en W de verordeningen dienen te handhaven en als iemand een huis wil bouwen, hij zich ook aan de verschillende voor schriften moet houden, ook al redeneert hij dat men hem daardoor aan zijn portemonnaie komt. De heer Wit vraagt, of er een klacht over den stank is gekomen. De Voorzitter zegt van een schrijven van de Ge zondheidscommissie. De heer Wit wil ook op een soepele manier de voorschriften toegepast zien. De Voorzitter zegt dat als de mar.' indertijd vergun ning had gevraagd het hok te mogen plaatsen, wat hij had behooren te doen, hem dan zeker een andere plaats was aangewezen. Ook in dat opzicht is hij nalatig geweest en spr. overweegt alle dagen nog, of daarvan proces-verbaal zal worden opgemaakt. Als er aanleiding voor soepels toepassing was, be trachten B. en W. die wel, maar in dit geval be stond ze niet, de man heeft zich bij de bespreking niet soepel getoond. Niemand meer het woord verlangend, gaat de raad in comité ter behandeling van punt: 16. Verkrijging van een terrein voor het onder wijs in Lichamelijke oefeningen IN HET JAAK 19.... (London Opinion, Londen). rv Commissaris van politie: Waaraan heeft hij zich schuldig gemaakt? AgentHij is overreden door een auto, op straat loopende zonder nummer- en loopbewijs. Nadere bijzonderheden over de vreeselijke ramp, die Likasan op Java teisterde. - Zoover het oog reikt is het dal een nltgestrekt grillig modderbed geworden, doodsch en wanstaltig. Een der redacteuren van de „Locomotief bezocht de door de modderstroom en geteisterde streek bij Am- barawa in het dal van den Likasan op Java. Aan het uitvoerig verslag van zijn bevindingen Is het volgende ontleend: Als een dief in den naóht, verraderlijk, moord dadig en niet ontziend, zoo moet de verstikkende mod- dervloed gekomen zijn over het gehucht Likasan, daar op de verste uitloopers van den Telemojo, een Noord- Westelijk voorgebergte van den Merbaboe, zoo vertelt hij. Wat zich niet redden kon aan menschen, aan vee en huisdieren, het werd gegrepen, neergedrukt, mee gesleurd in den adem ontnemenden stroom, die eeerst heel langzaam en zonder veel gerucht moet nader gekft- men zijn, dan als dol voortwentelend, neerhalend alles wat overeind stond, huizen, boomen, heuvels, het leven bluschte aan al wat leven had en niet tijdig zidh hoo- gerop, bulten het bed van den breeden moddervloed, bergen kon. Toen de zon onderging, beschenen de laatste stralen een welvarend, verrukkelijk gelegen dorpje, waar men tusschen het groen en over de sawahs heen uitzicht had op dé geweldige toppen van Telemojo en Merbaboe en verder naar de vlakte, de Rawah PenJng. Toen zij weer opkwam, was daar niets meer dan een grillige en woeste moddervloed, breed, kil, huiveringwekkend,, terwijl de rivier Likasan haar loop verlegd had en wild brulschte tussohen de wanordelijk rondgesmeten rotsblokken door, een grillig pad banend te midden van de links cn rechts breed welvende, grauw-bruine modder. Van den grooten weg AmbarawaSalatiga af kost het slechts weinig klimmen om, naar het Zuiden, een Telemojo-kant op. de plaats te bereiken waar eens Li kasan lag, aldus het eigenlijke verhaal van den tocht. Op een punt ergens tusschen Banjoehiroe en de be leende oadplaats Moentjoel wordt halt geboden daar bestaat de weg niet meer. De modderstroom, die een uitweg zocht naar de sawah, trof in zijn vaart den weg aan die over een afstand van vijf-en-zeventig M. totaal vernietigd werd. Groote boomstammen, stukken huis, sohaarsch meubilair, kris kras dooreen ligt het daar, over en naast den weg en ver daar voorbij, want de breiachtige stroom ging door, gelukkig zonder in de vlakte verdere slachtoffers te .eischen. Den kant van de Rawah Pening op, naar het Noorden van den weg dus, werd geen nieuwe tol meer geëischt. We bevinden ons daar te middag van een, zich aan weerszijden van den weg uitbreidende, welvarende desa, Keboemen geheeten. Langs het ruime schoolgebouw voert een weg omhoog, de Telemojohelling op, tot op de plaats waar eens Likasan lag. Het Is een vriende lijke weg, dien men te gaan heeft, tamelijk sterk stij gend hier en daar, tusschen flinke, groote woningen door, omringd door goed voorziene erven, met veel vischvijvers, waarin de goerami gekweekt wordt. De huizen zijn nu echter voor het meerendeel door de bewoners verlaten. Ver weg zijn zij gevlucht, naar het Oosten toe. waar het land hooger is en waar niet de dreiging is van nieuwen bandjir bandang, zooals de Javaan een dergelijken kouden moddervloed pleegt aan te dulden. En al klimmend gaart, men de sporen zien van den verwoestenden vloed, want we naderen thans geleidelijk het grensgebied van don bandjir. Op de erven begint het te ruisohen tusschen de hooge boomen en het lage groen; het ritselt en druppelt, en op den grond, tus schen de koffiestruiken die de bevolking hier houdt, aar ligt het pappig en ik, een lichte, bruin-grijze mod der, hier hoog, daar laag, en water, grauwig water stroomt er tusschen door. Het is het onmiskenbare spoor van den modder-bandjir en het is het water dat daaruit wegsiepelt nadat de modder tot rust gekomen is. Trieetc, troosteloze aan/blik. Steeds ernstiger worden, al klimmend, de teekenen van de raaup en links van onzen weg zien we vaak hoe de modder de hulzen is binnengedrongen, zien we aan het hooge spoor dat op de boomstammen werd achtergelaten, tot waar de gevaarlijke brei gerezen is. Dooh we bevinden ons nog steeds aan de uiterste grens van het bandjlrgetoied. De woningen zijn hier nog blij ven staan; het is als tipte de modder hier slechts even aan, dreigend weliswaar, dooh niet vernielend, niet dood el ijk. De woestenij. Hooger gaat het en dan voert ons een lommerrijk zij pad in Oostelijke richting en daar... houdt alles op. Aan het eind van dit vriendelijke pad, waar alleen de mod der die we doorwaden moeten wijst op den gevaarlijken toestand, daar is nöets meer. Geeiv boomen, geen groen, geen huizen meer, niets. Heel in de verte, op mijlen en mijlen afstands, treft ons weer het groen van vruoht- bare berghellingen, doch hier, vlak bij ons, heeft alle leven opgehouden. We loopen door en staan dra aan den rand van een woestenij, die even den adem klemt in de keel, die ons een wijle doet omzien naar het leven en het groen. Vlak voor ons ligt daar nu het modderbed, eindeloos gedeind» over heuvelen een dikke sprei slaand, aan den kant hier en daar het vale, zwart-beroete-rastergeraamte toonen van meegesleurde daken, op willekeurige plaatsen er uit oprijzend, batken, binten, gebroken en versplinterd, flarden gedek en zie lige; besmeurde stukken huisraad... Langs dit randgebied voert nu hooger de weg en tel kens zakken we tot over de enkels in de breiige mod- dermassa. Even verwijderen we ons nog van dit trieste terrein en dan, weer naar het Oosten keerend, staan we daar plotseling voor het eigenlijke bandjir-gebied, vlak bij de plaats waar Likasan gelegen heeft. De huizen zijn weggevaagd uit het breede rivierdal. Slechts ginds in Noordelijke richting, den kant van den weg en de sawah op, ziet men niu nog de overblijfse len van het gehucht. Het zijn verwarde brokstukken van huizen, het is het fijne raamwerk van daken, dart in de vaart omlaag gestuit werd, dat opgevangen werd en vastgehouden door een eenzamen klapperstam, of een rotsblok. Hier vlak voor onze voeten, beneden het lage grinsrif waarop we ons bevinden, is niets meer dat op orga nisch leven wijst. Zoover het oog reikt is het dal, een uitgestrekt, grillig modderbed geworden, doodsch en wanstaltig. Geweldige zwerfblokken liggen her en der verspreid, als hadden hier reuzen een spelletje gespeeld. En tussohen graniet en modder door zoekt woest brui send de kali Likasan een weg, doch een anderen weg dan zij vroeger volgde. Ver weg, aan den anderen kant van den breeden modderakker, tegen de hellingen van de Gadja Moengkoer, groent het dan plots weer. Daar schijnt de zon op welige sawahs, daar rijpt de padi hier en daar staan deh almen vlak tegen het modder land daar is het al leven en fleurigheid. Wel een schril contrast met den gruwen dood die aan onze voeten gestrekt ligt. Verhalen van geredden. De bekel van Likasan behoort tot de weinigen die zich, en zijn heele gezin met hem, redden kon op dit hoogere gedeelte, tot waar de stroom niet reikte. Hurkend op den grond vertelt hij. Het is een man van een jaar of vijf en veertig, ingevallen wangen, diep liggende oogen, waaruit soms nog de angst spreekt van den afgeloopen nacht. Hij vertelt dat hij ziek neer lag en sliep, toen een van zijn kinderen hem wekte en verschrikt vroeg wat dat gedruisoh was, hoog boven de desa. Het lijkt een bandjir, riep er een. Het klinkt heel anders, meende dan weer iemand. Doch dat het iets ernstigs was, dat kon niet missen. De bekel was daarop ijlings opgestaan en had uit alle macht de ken- tong geslagen. Was het een sleurgedachte die bij hem opkwam? Was het omdat hij al zoovele, vele jaren steeds de kentong geslagen had wanneer er dringend overleg gepleegd moest worden? Of was het in de hoop zijn mede-desa bewoners te waarsohuwen en anderen, kilometers in den omtrek, mede? Het zal wel nooit uitgemaakt wor den, doch zeker is het dat door deze eenvoudige, spon tane daad, het leven van wellicht honderden menschen gered werd. Immers wijd en zijd in den omtrek werden de alarmeerende kentongslagen kort na het invallen van de duisternis gehoord en benedenstrooms ontruimde alles wat loopen kon de woningen. Ook de bekel zelf en de zijnon konden ontkomen. Zij waren op dit hooger gedeelte van het terrein in veilig heid schoon zij het zclven wellicht slechts duteter beseft moeten hebben, toen de modderstroom nader kwam. Immers wie kon in het nachtelijk duister precies uitmaken wat daar geschiedde? Wie wist van waar het gevaar dreigde? Het werd een geweldige paniek, doch zeker is het meerendeel der menschen die zich uit het getroffen gebied wisten te redden, naar hooger gelegen gedeelten renden, naar heuveltoppen en kleine plateaux, instinct matig wetend dat daar althans het gevaar niet het minst moest zijn. Tientallen bewoners van Likasan, mannen, vrouwen en kinderen echter werden door den zwaren vloed over vallen nog voordat zij een goed heenkomen hadden kun nen vinden. En zij allen vonden den verstikkingsdood. Zij werden meegesleurd in den feilen grauwen stroom en enkele weinige lichamen die des daags gevonden werden lagen kilometers ver weg van de plaats waar zij geleefd hadden. Men weet dat van de tweehonderd desabewoners een vijftigtal vermist worden en dat er tot nu toe slechts vijf lijken wei-den aangetroffen. De bewoners die er het leven afbrachten, zijn nog niet in staat hun gedachten, voldoende te ordenen, ook al schijnen zij uiterlijk zeer kalm en gelaten te zijn. De man die ons vertelt dat hij tot de geredden behoort en die op onze vraag of hij misschien familieleden verloren heeft, zegt: „Ja, een óroer, een kind en een kleinkind", de man mag zoo rustig praten en hij mag er ook bij glimlachen (zooals hij geredelijk doet); door zijn berus ting heen blijkt te duidelijk zijn nervositeit dan <at we zouden kunnen meenen dat hij „ongevoelig" is. De ge latenheid van den Javaan, de uiterlijke onbewogenheid, zij zijn een traditioneel masker. Wie wel eens een Ja vaan met zijn kindje heeft zien spelen, wie hem wel eens gadesloeg als hij een klein kind op den arm had, die weet wel dat bij hun dood zijn kalmte sleohts de kalmte is, die een in dit opzioht vrij strenge opvoeding voorschrijft en dat zijn glimlach dan geen glimlach van blijdschap is... De weg, die den midderstroom op de noordelijke hel ling van den Telemojo heeft genomen, teekent zioh als een grijze streep duidelijk af: een groote boschpartij en een groene vlakte zijn plotseling verdwenen, onderge gaan in de alles opslokkende modder, die niets heeft ge spaard. Een ontroerend geval heeft zich afgespeeld in een der woningen van de door de ramp zoo ernstig getroffen desa. Daar bevonden zich een moeder met haar beide kinderen, onbewust van eenig gevaar. Zij werden over rompeld door het vreeselijk gebeuren, dat elders zulk on heil aanrichtte. De moeder had de tegenwoordigheid van geest om met haar beide kinderen dekking tegen het naderend gevaar te zoeken in de padi-kist, welke zich in de woning bevond. Toen men vanochtend met het op- ruimingswerk begon, trof men de moeder dood in de kist aan haar beide kinderen echter leefden! Zij vormden met een volwassene de eenlge overleven den, die in den modderpoel waarin Likasan is herscha pen, vanochtend werden aangetroffen. Hoe somber de gemoedstoestand van deze menschen is, die zich plotseling van familie, vrienden en eigen huis verdreven zien, laat zich gemakkelijk denken.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1930 | | pagina 6