DANSSALON
De Telemojo-ramp.
SCHAGER KERMIS 1930.
W8LLARD HARTMAN.
Bezoekt de schitterend ingerichte
Wat onderging in de alles
opslokkende modder.
achter café „de Posthoorn" op het OUDE SLOTPLEIN.
Prima consumptie. Schitterende Dansvloer.
Beleefd aanbevelend,
bestaand schuurtje gekocht zal worden of een
nieuw schuurtje gebouwd zal worden. De kosten van
een nieuw schuurtje zullen volgens opgaaf van jen
opzichter pl,m, f 180.— bedragen.
De heer Bakker vindt het niet erg sympathiek dat
deze stok achter de deur wordt geplaatst. Bestaat
de mogelijkheid niet dat De Jong zelf een schuurtje
bouwt van het hout van de onbewoonbaar verklaarde
woning.
De Voorzitter denkt niet dat daar voldoende hout
van af zal komen.
De heer Krillcr noemt het schuurtje van De Geus.
De Voorzitter had dit voor een ander doel willen
reserveeren, n.1. om liet te plaatsen op het terrein
voor lichamelijke oefening, voor het opbergen van
spelmateriaal. Ook spr. vindt dit dreigement van De
Jong niet sympathiek en spr. zou dan ook de voor
waarde willen stellen dat De Jong onmiddellijk de
woning dient te betrekken en niet dient te wachten
tot het schuurtje er staat.
De heer Van Zoonen is tegen dit voorstel van B.
en W., straks kan er wel iemand komen die een
autogarage bij de woning wenscht.
De Voorzitter wijst er op dat De Jong voor berging
van paard en wagen wel een schuurtje noodig heeft
en de gemeente behoeft, als De Jong de onbewoonbaar
verklaarde woning verlaat en deze woning huurt,
geen woning tc bouwen.
De heer Van Zoonen vraagt met hoeveel de huur
prijs wordt verhoogd.
De Voorzitter zegt, dat als de bouwkosten f180 be
dragen, de huurprijs met 50 cent zal worden verhoogd.
De heer Van Zoonen vraagt of De Jong genegen
is dat te betalen.
De Voorzitter weet dat niet, De Jong heeft de
keus.
De heer Ligt.hart vraagt of de man borgen heeft.
De Voorzitter antwoordt bevestigend. Wel heeft da
borg nog niet geteekend, maar zonder borg komt De
Jong niet in de woning.
De gevraagde machtiging wordt aan B. en W. ver
leend, en goedgevonden wordt den huurprijs met 5C
cent te verhoogen en de voorwaarde te stellen dat de
woning terstond moet worden betrokken.
11a. Voorstel om met intrekking van het betrekke
lijk raadsbesluit van 3 Februari 1930 te besluiten tot
het aangaan eencr kasgeldleening van f27300—, af
losbaar op 30 September a.s.
In het betrekkelijke raadsbesluit stond, dat de lee
ning aflosbaar was op 1 Juli a.s., doch door vertra
ging is dat niet mogelijk cn is de leening nu onder
gebracht bij de firma Straal en Co. te Den Haag, te
gen 4 rente.
Conform het voorstel van B. en W. wordt beslo
ten.
12. Voorstel tot intrekking van het raadsbesluit
van 11 November 1929 tot het aangaan eener vaste
geldleening van 27300.
De Voorzitter licht toe dat het met dit raadsbesluit
oen ware lijdensgeschiedenis is geweest. God. Staten
hadden bezwaar tegen den aflossingstermijn van 20
jaar. B. cn W. hebben zeer druk gecorrespondeerd,
maar Ged. Staten zoowel als B. en W. blijven op hun
standpunt staan. Daarom stellen B. cn W. voor het
raadsbesluit maar in tc trekken en later te overwe
gen tot welk bedrag en'voor welken termijn een
nieuwe geldleening zal worden gesloten.
Overeenkomstig het voorstel van B. en W. wordt
besloten.
13. Voorstel om B. en W. machtiging te verleenen
om ter aflossing op 30 September a.s. der loopende
tijdelijke geldleening van 27300.wederom oen tij
delijke geldleening tot. dat bedrag aan te gaan, aflos
baar uiterlijk 31 December 1930.
Wordt goedgevonden.
Een overeenkomst met Heerhugowaard
opgezegd.
14. Voorstel om met ingang van 1 Januari 1931
op te zeggen de met het gemeentebestuur van Heer
hugowaard in 1926 gesloten gemeenschappelijke re
geling betreffende de toelating van kinderen uit de
gemeente Heerhugowaard op de O. L. School te
Oude Niedorp en van kinderen uit deze gemeente
op een der O. L. Scholer; in de gemeente Heerhugo
waard.
De Voorzitter licht toe, dat tot het sluiten van deze
overeenkomst was overgegaan, omdat anders het
gevaar bestond dat voor de school te Oude Niedorp
mihder dan 48 leerlingen zouder, komen en het dan
zou worden een eenmansschool. B. en W. van Heer
hugowaard willen nu echter geen toestemming meer
verleenen dat kinderen uit die gemeente de school te
Oude Niedorp bezoeken en dit nu is voor B. en W.
van Oude Niedorp aanleiding om de gemeenschap
pelijke regeling op te zeggen.
Der.' heer Van Zoonen lijkt dan toch de houding
van B. en W. van Heerhugowaard eenigszins zon
derling, want moet de raad van lleerhugowaa-rd dan
niet eerst de overeenkomst opzeggen.
De Voorzitter deelt mede, dat de regeling zoo is,
dat het Hoofd der school te Oude Niedorp geen kin
deren uit Heerhugowaard tot zijn school mag toe
laten, zonder bewijs van B. en W. van Heerhugo
waard.
De heer Kriller vraagt, of dus de kinderen van De
Wit niet meer tot de school mogen worden toege
laten.
De Voorzitter kan niet zeggen welke kinderen het
betreft, wel weet spr., dat en W. in enkele geval
len de toestemming niet hebben willen verleenen.
De heer Kriller dacht dat dit de Veenhuizer school
betrof.
De Voorzitter meent, van ook kinderen van Verlaat,
gemeente Heerhugowaard. Als de regeling wordt in
getrokken, sta£n de gemeenten weer los van elkaar
en is geen bewijs van B. en W. van Heerhugowaard
meer noodig.
Conform het voorstel van B. en W. wordt besloten.
De rondvraag.
15. Rondvraag.
De heer Kriller bepleit, nu de raadzaal wordt ge
schilderd, het aanbrengen van een ventilator.
Algemeen wordt goedgevonden een 'ventilator te
doen aanbrengen.
De heer Van Zoonen informeert naar de resultaten
van het onderzoek dat ingesteld zou worden naar de
te naamstelling van de eigendommen' die voor 1907
aan de Alg. Armen zouden hebben behoord en die
volgens de opmerking van den heer Wit, daarna in
eigendom der Protestantsche Armvoogdij zouden zijn
overgegaan.
De Voorzitter had dit punt als laatste spreker wil
len aansnijden, maar deelt als resultaat var. het
voorloopig onderzoek mee, dat 20 Augustus 1907 door
de Protestantsche Armvoogdij de Ged Stalen is ver
zocht om machtiging te willen verleenen, dat de
eigendommen die abusief te naam stonden van een
viertal met name genoemde instellingen', maar be
doelend één instelling, en eigendom van de Prot.
Armvoogdij, op naam werden overgeschreven van
de Protestantsche Armvoogdij.
Bij schrijven van 5 October 1907 berichtten Ged.
Staten dat aan dit verzoek was voldaan en aan de
bewaarders var.' hypotheken en het kadaster machti
ging was verleend. Spr. heeft de notulen vanaf 1887
nagegaan en het is hem opgevallen dat de Prot.
Armvoogdij dan eens was een bijzondere, dan weel
een gemengde instelling en Ged. Staten dan ook
eens verzocht hebben eer.' onderzoek in te stellen
naar de herkomst van de eigendommen der Prot.
Armvoogdij. In de vergadering van 1 Augustus 1907
is dat verzoek besproken en is aan den heer De
Vries, hoofd der school te Nieuwe Niedorp, opgedra
gen een onderzoek in te stellen. Dat onderzoek heeft
echter geen resultaat opgeleverd. Stelt dus de ge
meente ook belang in de vraag hoe de Prot. Arm
voogdij is ontstaan en hoe zij aan de eigendommen
is gekomen, dan zou een betrekkelijk grondig onder
zoek ingesteld dienen te worden, in het rijksarchief
Ie Haarlem en bij de hypotheken en het kadaster te
Alkmaar Aan een dergelijk onderzoek zijn kosten
verbonden en dus zou een crediet verleend dienen te
worden.
De heer Liefhebber herinnert er aan, dat in 1924
de Protestantsche Armvoogdij als een bijzondere in
stelling is aangemerkt.
De Voorzitter zegt, dat de Protestantsche Armvoog
dij eerst was een bijzondere, later een gemengde,
daarna weer een bijzondere en voor 1924 weer een
gemengde instelling. In 1924 is de zaak door het
Bestuur der Protestantsche Armvoogdij en B. en W.
van Oude Niedorp besproken en besloten is dat zij
een bijzondere instelling dient te zijn.
De heer Liefhebber zegt, dat in ieder reglement
sprake is van bedeeling uitsluitend aan niet-katho-
lieken.
De Voorzitter zegt, dat ook hem is gebleken dat in
18S7 rekening en verantwoording werd gedaan door
de Gereformeerde armvoogdij èn dat die rekening
werd nagezien door de Gereformeerde leden var; den
Raad met den burgemeester. Maar mogelijk is de
zaak nog dieper. Willen we de geheele geschiede
nis weten, dan moét het onderzoek verder worden
uitgestrekt.
De heer Van Zoor.en gelooft niet dat dit tot de be
voegdheid van de gemeente zou behnoren, maar dat
het dan meer op den weg van de instelling zelf ligt.
De Voorzitter wijst er op, dat de kwestie echter an
ders wordt als de gemeente meent er zelf bij ge
ïnteresseerd te zijn, en hel ook wil weten. De over
schrijving van 1907 is een heel gewone zaak en spr.
noemt bijv. een banne die, hoewel één instelling zijn
de, verschillende namen voerde.
De heer Van Zoonen zegt, dat al was de gemeente
erbij geïnteresseerd, de termijn van 30 jaren al lang
verstreken is en dus verjaring heeft plaats gehad.
De Voorzitter weet niet of in dit geval van verja
ring sprake kan zijn. De gemeente zou daarnaar
eerst een onderzoek willen instellen.
De heer I.igthart en meerdere leden achten het
wel gevvenscht te doen onderzoeken of hier sprake
kan zijn van verjaring en de Voorzitter belooft dat dit
eerst onderzocht zal worden.
Ontstemming.
De heer Van' Zoonen zegt, dat bij verschillende in
gezetenen ontstemming heerscht omdat het college
van B. en W.' eigenaren aanschrijft om hun eigen
dommen te schilderen, enz. Spr. vraagt zich af of
B. en W. daarmede niet buiten hun bevoegdheid gaan.
Er schijnt ook sprake te zijn van de verplaatsing var.'
een varkenshok en spr. wijst er op, hoe pijnlijk het
is, in dezen in te grijpen, immers het bedrijf hangt
er soms van af. Spr. geeft in overweging zoo soepel
mogelijk te willen optreden.
Den Voorzitter is van aanschrijven om te schilderen
niets bekend. Alleer; is er "een geval geweest waarin
een boerderij te Verlaat in velerlei opzicht niet vol
deed aan de bouw- en woningverordoning en is het
verzoek gedaan het huis eens te schilderen. Deze
bemoeiing berust op de welstandsbepaling. Wat de
varkenshokken betreft, hier betreft het de toepassing
van de politieverordening en woningwet,. De Ge
zondheidscommissie had zich tot het college van B.
en W. gewend over de ergerlijke luchtverontreiniging
die door het varkenshok in de kom en aan den weg
plaats vindt. B. en W. hebben een onderzoek inge
steld en overeenkomstig het advies dei Gezondheids
commissie den eigenaar aangeschreven dat het var
kenshok achter de boerderij moest worden geplaatst
en tevens de mestverzameling moest worden opge
knapt. Aan die aanschrijving is geen gevolg gegeven,
maar B. en W. zullen zorgen dat er wel aan wordt
voldaan De Gezondheidscommissie te Hoorn zal aan
alle gemeentebesturen verzoeken te willen letten op
dergelijke luchtverontreiniging, liet is niet de ge
doeling var.' B. en W. alle varkenshokken te doen
verplaatsen.
De heer Van Zoonen merkt op. dat al wordt het
varkenshok achter de boerderij geplaatst, de stank
wel niet wordt weggenomen; een dergelijk bedrijf
brengt nu eenmaal geen aangename geur te weeg.
Spr. geeft in overweging de bepaling niet zoo streng
toe te passen.
De Voorzitter merkt nog op, dat met den man niet
was te praten.
De heer Var; Zoonen zal het op hoogen prijs stellen
als de raad binnen afzienbaren tijd eens krijgt te
hooren welke finantieele invloed de nieuwe wet re
gelende de finantieele verhouding tusschen rijk en
gemeente op onze gemeente heeft.
De Voorzitter deelt mede, dat in de maand Juli
de volgende raadsvergadering zal worden gehouden
cn B. er; W. dan met voorstellen dienaangaande
zullen komen.
De heer Ligthart verklaart het eenigszins eens te
zijn met het zooeven gesprokene door den heer Van
Zoonen. Spr. noemt het belemmering van het bedrijf
en ingrijpen in andermans eigendomsrecht.
De Voorzitter zegt, dat B. en W de verordeningen
dienen te handhaven en als iemand een huis wil
bouwen, hij zich ook aan de verschillende voor
schriften moet houden, ook al redeneert hij dat men
hem daardoor aan zijn portemonnaie komt.
De heer Wit vraagt, of er een klacht over den
stank is gekomen.
De Voorzitter zegt van een schrijven van de Ge
zondheidscommissie.
De heer Wit wil ook op een soepele manier de
voorschriften toegepast zien.
De Voorzitter zegt dat als de mar.' indertijd vergun
ning had gevraagd het hok te mogen plaatsen, wat
hij had behooren te doen, hem dan zeker een andere
plaats was aangewezen. Ook in dat opzicht is
hij nalatig geweest en spr. overweegt alle dagen nog,
of daarvan proces-verbaal zal worden opgemaakt.
Als er aanleiding voor soepels toepassing was, be
trachten B. en W. die wel, maar in dit geval be
stond ze niet, de man heeft zich bij de bespreking
niet soepel getoond.
Niemand meer het woord verlangend, gaat de raad
in comité ter behandeling van punt:
16. Verkrijging van een terrein voor het onder
wijs in Lichamelijke oefeningen
IN HET JAAK 19....
(London Opinion, Londen).
rv
Commissaris van politie: Waaraan heeft
hij zich schuldig gemaakt?
AgentHij is overreden door een auto, op
straat loopende zonder nummer- en loopbewijs.
Nadere bijzonderheden over de
vreeselijke ramp, die Likasan op
Java teisterde. - Zoover het oog
reikt is het dal een nltgestrekt
grillig modderbed geworden,
doodsch en wanstaltig.
Een der redacteuren van de „Locomotief bezocht
de door de modderstroom en geteisterde streek bij Am-
barawa in het dal van den Likasan op Java. Aan het
uitvoerig verslag van zijn bevindingen Is het volgende
ontleend:
Als een dief in den naóht, verraderlijk, moord
dadig en niet ontziend, zoo moet de verstikkende mod-
dervloed gekomen zijn over het gehucht Likasan, daar
op de verste uitloopers van den Telemojo, een Noord-
Westelijk voorgebergte van den Merbaboe, zoo vertelt
hij. Wat zich niet redden kon aan menschen, aan vee
en huisdieren, het werd gegrepen, neergedrukt, mee
gesleurd in den adem ontnemenden stroom, die eeerst
heel langzaam en zonder veel gerucht moet nader gekft-
men zijn, dan als dol voortwentelend, neerhalend alles
wat overeind stond, huizen, boomen, heuvels, het leven
bluschte aan al wat leven had en niet tijdig zidh hoo-
gerop, bulten het bed van den breeden moddervloed,
bergen kon.
Toen de zon onderging, beschenen de laatste stralen
een welvarend, verrukkelijk gelegen dorpje, waar men
tusschen het groen en over de sawahs heen uitzicht had
op dé geweldige toppen van Telemojo en Merbaboe en
verder naar de vlakte, de Rawah PenJng. Toen zij weer
opkwam, was daar niets meer dan een grillige en woeste
moddervloed, breed, kil, huiveringwekkend,, terwijl de
rivier Likasan haar loop verlegd had en wild brulschte
tussohen de wanordelijk rondgesmeten rotsblokken
door, een grillig pad banend te midden van de links
cn rechts breed welvende, grauw-bruine modder.
Van den grooten weg AmbarawaSalatiga af kost
het slechts weinig klimmen om, naar het Zuiden, een
Telemojo-kant op. de plaats te bereiken waar eens Li
kasan lag, aldus het eigenlijke verhaal van den tocht.
Op een punt ergens tusschen Banjoehiroe en de be
leende oadplaats Moentjoel wordt halt geboden daar
bestaat de weg niet meer. De modderstroom, die een
uitweg zocht naar de sawah, trof in zijn vaart den
weg aan die over een afstand van vijf-en-zeventig M.
totaal vernietigd werd. Groote boomstammen, stukken
huis, sohaarsch meubilair, kris kras dooreen ligt het
daar, over en naast den weg en ver daar voorbij, want
de breiachtige stroom ging door, gelukkig zonder in de
vlakte verdere slachtoffers te .eischen. Den kant van
de Rawah Pening op, naar het Noorden van den weg
dus, werd geen nieuwe tol meer geëischt.
We bevinden ons daar te middag van een, zich aan
weerszijden van den weg uitbreidende, welvarende desa,
Keboemen geheeten. Langs het ruime schoolgebouw
voert een weg omhoog, de Telemojohelling op, tot op
de plaats waar eens Likasan lag. Het Is een vriende
lijke weg, dien men te gaan heeft, tamelijk sterk stij
gend hier en daar, tusschen flinke, groote woningen
door, omringd door goed voorziene erven, met veel
vischvijvers, waarin de goerami gekweekt wordt.
De huizen zijn nu echter voor het meerendeel door
de bewoners verlaten. Ver weg zijn zij gevlucht, naar
het Oosten toe. waar het land hooger is en waar niet
de dreiging is van nieuwen bandjir bandang, zooals de
Javaan een dergelijken kouden moddervloed pleegt aan
te dulden.
En al klimmend gaart, men de sporen zien van den
verwoestenden vloed, want we naderen thans geleidelijk
het grensgebied van don bandjir. Op de erven begint
het te ruisohen tusschen de hooge boomen en het lage
groen; het ritselt en druppelt, en op den grond, tus
schen de koffiestruiken die de bevolking hier houdt,
aar ligt het pappig en ik, een lichte, bruin-grijze mod
der, hier hoog, daar laag, en water, grauwig water
stroomt er tusschen door. Het is het onmiskenbare
spoor van den modder-bandjir en het is het water dat
daaruit wegsiepelt nadat de modder tot rust gekomen
is. Trieetc, troosteloze aan/blik.
Steeds ernstiger worden, al klimmend, de teekenen
van de raaup en links van onzen weg zien we vaak
hoe de modder de hulzen is binnengedrongen, zien we
aan het hooge spoor dat op de boomstammen werd
achtergelaten, tot waar de gevaarlijke brei gerezen is.
Dooh we bevinden ons nog steeds aan de uiterste grens
van het bandjlrgetoied. De woningen zijn hier nog blij
ven staan; het is als tipte de modder hier slechts even
aan, dreigend weliswaar, dooh niet vernielend, niet
dood el ijk.
De woestenij.
Hooger gaat het en dan voert ons een lommerrijk zij
pad in Oostelijke richting en daar... houdt alles op. Aan
het eind van dit vriendelijke pad, waar alleen de mod
der die we doorwaden moeten wijst op den gevaarlijken
toestand, daar is nöets meer. Geeiv boomen, geen groen,
geen huizen meer, niets. Heel in de verte, op mijlen
en mijlen afstands, treft ons weer het groen van vruoht-
bare berghellingen, doch hier, vlak bij ons, heeft alle
leven opgehouden. We loopen door en staan dra aan
den rand van een woestenij, die even den adem klemt
in de keel, die ons een wijle doet omzien naar het
leven en het groen. Vlak voor ons ligt daar nu het
modderbed, eindeloos gedeind» over heuvelen een dikke
sprei slaand, aan den kant hier en daar het vale,
zwart-beroete-rastergeraamte toonen van meegesleurde
daken, op willekeurige plaatsen er uit oprijzend, batken,
binten, gebroken en versplinterd, flarden gedek en zie
lige; besmeurde stukken huisraad...
Langs dit randgebied voert nu hooger de weg en tel
kens zakken we tot over de enkels in de breiige mod-
dermassa. Even verwijderen we ons nog van dit trieste
terrein en dan, weer naar het Oosten keerend, staan
we daar plotseling voor het eigenlijke bandjir-gebied,
vlak bij de plaats waar Likasan gelegen heeft.
De huizen zijn weggevaagd uit het breede rivierdal.
Slechts ginds in Noordelijke richting, den kant van den
weg en de sawah op, ziet men niu nog de overblijfse
len van het gehucht. Het zijn verwarde brokstukken
van huizen, het is het fijne raamwerk van daken, dart
in de vaart omlaag gestuit werd, dat opgevangen werd
en vastgehouden door een eenzamen klapperstam, of
een rotsblok.
Hier vlak voor onze voeten, beneden het lage grinsrif
waarop we ons bevinden, is niets meer dat op orga
nisch leven wijst. Zoover het oog reikt is het dal, een
uitgestrekt, grillig modderbed geworden, doodsch en
wanstaltig. Geweldige zwerfblokken liggen her en der
verspreid, als hadden hier reuzen een spelletje gespeeld.
En tussohen graniet en modder door zoekt woest brui
send de kali Likasan een weg, doch een anderen weg
dan zij vroeger volgde. Ver weg, aan den anderen kant
van den breeden modderakker, tegen de hellingen van
de Gadja Moengkoer, groent het dan plots weer. Daar
schijnt de zon op welige sawahs, daar rijpt de padi
hier en daar staan deh almen vlak tegen het modder
land daar is het al leven en fleurigheid. Wel een
schril contrast met den gruwen dood die aan onze
voeten gestrekt ligt.
Verhalen van geredden.
De bekel van Likasan behoort tot de weinigen die
zich, en zijn heele gezin met hem, redden kon op dit
hoogere gedeelte, tot waar de stroom niet reikte.
Hurkend op den grond vertelt hij. Het is een man
van een jaar of vijf en veertig, ingevallen wangen,
diep liggende oogen, waaruit soms nog de angst spreekt
van den afgeloopen nacht. Hij vertelt dat hij ziek neer
lag en sliep, toen een van zijn kinderen hem wekte
en verschrikt vroeg wat dat gedruisoh was, hoog boven
de desa. Het lijkt een bandjir, riep er een. Het klinkt
heel anders, meende dan weer iemand. Doch dat het
iets ernstigs was, dat kon niet missen. De bekel was
daarop ijlings opgestaan en had uit alle macht de ken-
tong geslagen.
Was het een sleurgedachte die bij hem opkwam? Was
het omdat hij al zoovele, vele jaren steeds de kentong
geslagen had wanneer er dringend overleg gepleegd
moest worden? Of was het in de hoop zijn mede-desa
bewoners te waarsohuwen en anderen, kilometers in
den omtrek, mede? Het zal wel nooit uitgemaakt wor
den, doch zeker is het dat door deze eenvoudige, spon
tane daad, het leven van wellicht honderden menschen
gered werd. Immers wijd en zijd in den omtrek werden
de alarmeerende kentongslagen kort na het invallen van
de duisternis gehoord en benedenstrooms ontruimde
alles wat loopen kon de woningen.
Ook de bekel zelf en de zijnon konden ontkomen. Zij
waren op dit hooger gedeelte van het terrein in veilig
heid schoon zij het zclven wellicht slechts duteter
beseft moeten hebben, toen de modderstroom nader
kwam. Immers wie kon in het nachtelijk duister precies
uitmaken wat daar geschiedde? Wie wist van waar het
gevaar dreigde?
Het werd een geweldige paniek, doch zeker is het
meerendeel der menschen die zich uit het getroffen
gebied wisten te redden, naar hooger gelegen gedeelten
renden, naar heuveltoppen en kleine plateaux, instinct
matig wetend dat daar althans het gevaar niet het
minst moest zijn.
Tientallen bewoners van Likasan, mannen, vrouwen
en kinderen echter werden door den zwaren vloed over
vallen nog voordat zij een goed heenkomen hadden kun
nen vinden. En zij allen vonden den verstikkingsdood.
Zij werden meegesleurd in den feilen grauwen stroom en
enkele weinige lichamen die des daags gevonden werden
lagen kilometers ver weg van de plaats waar zij geleefd
hadden.
Men weet dat van de tweehonderd desabewoners een
vijftigtal vermist worden en dat er tot nu toe slechts
vijf lijken wei-den aangetroffen.
De bewoners die er het leven afbrachten, zijn nog niet
in staat hun gedachten, voldoende te ordenen, ook al
schijnen zij uiterlijk zeer kalm en gelaten te zijn. De man
die ons vertelt dat hij tot de geredden behoort en die
op onze vraag of hij misschien familieleden verloren
heeft, zegt: „Ja, een óroer, een kind en een kleinkind",
de man mag zoo rustig praten en hij mag er ook bij
glimlachen (zooals hij geredelijk doet); door zijn berus
ting heen blijkt te duidelijk zijn nervositeit dan <at we
zouden kunnen meenen dat hij „ongevoelig" is. De ge
latenheid van den Javaan, de uiterlijke onbewogenheid,
zij zijn een traditioneel masker. Wie wel eens een Ja
vaan met zijn kindje heeft zien spelen, wie hem wel eens
gadesloeg als hij een klein kind op den arm had, die weet
wel dat bij hun dood zijn kalmte sleohts de kalmte is,
die een in dit opzioht vrij strenge opvoeding voorschrijft
en dat zijn glimlach dan geen glimlach van blijdschap
is...
De weg, die den midderstroom op de noordelijke hel
ling van den Telemojo heeft genomen, teekent zioh als
een grijze streep duidelijk af: een groote boschpartij en
een groene vlakte zijn plotseling verdwenen, onderge
gaan in de alles opslokkende modder, die niets heeft ge
spaard.
Een ontroerend geval heeft zich afgespeeld in een der
woningen van de door de ramp zoo ernstig getroffen
desa. Daar bevonden zich een moeder met haar beide
kinderen, onbewust van eenig gevaar. Zij werden over
rompeld door het vreeselijk gebeuren, dat elders zulk on
heil aanrichtte. De moeder had de tegenwoordigheid van
geest om met haar beide kinderen dekking tegen het
naderend gevaar te zoeken in de padi-kist, welke zich in
de woning bevond. Toen men vanochtend met het op-
ruimingswerk begon, trof men de moeder dood in de kist
aan haar beide kinderen echter leefden!
Zij vormden met een volwassene de eenlge overleven
den, die in den modderpoel waarin Likasan is herscha
pen, vanochtend werden aangetroffen.
Hoe somber de gemoedstoestand van deze menschen
is, die zich plotseling van familie, vrienden en eigen
huis verdreven zien, laat zich gemakkelijk denken.