- De Wereldreis van -
Dicky en Dirrekie Durf
HUMOR.
Historische Kroniek.
Brabantsche brieven.
Leenen jelui buren veel bij jelui?
Of ze veel van ons leenen? Man, ze hebben zoo
veel dingen van ons, dat ik me meer thuis voel bij
hen dan bij mij thuis!
Waarom klapte je zoo luid en heftig in de han
den bij dat verschrikkelijk vervelende tooneelstuk
gisteravond?
I Om mezelf wakker te houden!
1 Marietje wilde bij de film komen en daarom zond
ze een paar foto's van haar zelf bij den filmregis
seur in. Den volgenden dag kreeg ze een brief waarin
ze tot een onderhoud uitgenoodigd was. Toen ze
evenwel in de kamer van den regisseur kwam, zeide
deze, dat ze te laat was.
„Wat?" riep ze teleurgesteld uit: „Wil U zeggen,
dat een ander mij al voor geweest is?"
„Neen", antwoordde de regisseur, op de foto's wij
zend, „maar U had moeten komen in den tijd dat die
foto's gemaakt zijn!"
En hier is nog een mop op de beweerde zuinigheid
van de Schotten. Het gebeurde in Dundee, dat een
goochelaar op het tooneel een groote zwarte kist
opende, welke blijkbaar geen andere opening had
dan het deksel. Hij liet een vrouw in de kist plaats
nemen, deed het deksel erop, maakte de kist weer
openen nu was er niets anders te zien dan twee
konijnen!
Na de voorstelling kwam een Schot, die zeer ge
troffen was door deze verwijning, naar den gooche
laar toe en vroeg hem, of hij die toer ook kon doen,
als de vrouw van den Schot in de kist ging zitten.
„O ja", zei de Goochelaar, „dat kan ik wel. Maar
wil je zoo graag je vrouw kwijt?"
„Och", zei de Schot, „dat is het nu niet zoozeer,
maar mijn kleine jongen heeft net zoo lang liggen
zeuren, dat ik hem twee konijnen voor zijn ver
jaardag beloofd heb!"
18 Juli 1798 werd Marat, die tijdens de Fransche om
wenteling zich met Robespierre en andeven
zoo berucht had gemaakt, door Charlotte
Cor'day om het leven gebracht
14 Juli 1711 verdronk Johan Willem Friso, Prins van
Oranje, bij het overvaren aan den Moer
dijk.
15 Juli 1572 werd de door den raadspensionaris bijeen
geroepen vergadering van de Staten to
Dordrecht geopend. Wel is waar had Al va,
die in Holland was gekomen om de rust
te herstellen, de Staten samengeroepen in
Den Haag, maar daaraan werd door geen
van hen gehoor gegeven. De vergadering
erkende den prins van Oranje als Stad
houder over Holland en Zeeland en beloof
de hem ln den strijd tegen Alva te steu
nen.
16 Juli 1647 werd Massenielle, die zich tijdens den op
stand te Napels van arm visscher had
weten op te werken tot de hoogste waar
digheid ter dood veroordeeld en gefusileerd.
17 Juli 1572 stelde Philips Marnlx, heer van St Alde-
gonde, die de gevolmachtigde was van
Prins Willem I van de Staten van Holland
en Zeeland, welke te Dordrecht waren bij
eengekomen, voor, dat er vrijheid van
godsdienst zou zijn voor Roomschen en
nlet-Roomschen en dat daartoe door de
overheid openbare kerken zouden worden
ingeruimd. Overeenkomstig dit voorstel
werd een besluit genomen, dat evenwel
reeds het volgend jaar werd vernietigd door
de uitvaardiging van het verbod, dat de
Roomschen hun godsdienst ln het openbaar
zouden uitoefenen.
18 Juli 1654 werd Johannes Camphuys, die naderhand
de 15e gouverneur van Nederlandsch Indië
zou worden, te Haarlem geboren. Daar hij
van onbemiddelde afkomst was, moest hij
slng moest worden overgelaten," trachtte Nazlo haar
te overtuigen. „Hij kan niets meer voor u doen. juffrouw
Desmond, niets. Arm kind, u verkeert in een zeer slech
ten toestand. Zoo kan het niet langer. Mevrouw Hark
ness zoo heet u immers kan u dat nog beter zeg
gen dan Ik. De raison d'être om op het jacht te blijven,
is voorbij. Meneer Sheridan kan u niets anders bieden
dan geld... dat is te zeggen, als hij een gentleman is
kan hij dat niet... nu hij weet, wie u werkelijk is..."
„Weet hij, wie ik ben?" viel het meisje hem ln de
rede.
,HU zei dat hij het niet wist Maar hij weet het nu..."
„Heeft u het hem verteld!" vulde zij den zin aan. En
zij werd duizelig, toen ze dacht over de beteekenis, die
de woorden inhielden, en die veel meer betoekenden dan
Nazlo wel wist Miles wist alles. Op dit oogenblik zou
hij denken over dat, wat zij hem zoo graag had gezegd,
maar wat zij niet had gedurfd. Wat zou hij zeggen, als
hij terugkeerde... haar Prins?
„Ik heb het hem gezegd." hernam Nazlo. „Ik moet
bekennen, dat ik hem onrecht heb aangedaan. Ik geloof
de, dat hij alles over u wist wie u is en verder alles
wat voor mij geheim is; hoe u er toe kwam om met
hem mee te gaan en al zoo meer. Mijn kind, ik was niet
de booze wolf, waarvoor u mij aanzag, toen u van mij
wegliep. Dien avond in New York verloor ik mijn hoofd
en u gaf mij geen tijd tot nadere verklaring. Ik heb u
daarna overal gezocht, de halve wereld door. Ik was ge
heel buiten mijzelf, toen ik u daar zoo onverwacht voor
me zag op het terras in Monte Carlo ofschoon ik toen
al vermoedde, dat u daar ook zoudt komen; anders was
ik er niet heengegaan. En dan geen kans te hebben om
met u te spreken! U heeft mij doen lijden! Indien ik
straf verdiende, ik heb ze gehad. Maar ik zweer u, dat
ik ze niet verdiende... O, mevrouw Harkness, ik zou wel
willen dat u alles wist! In zeker opzicht staat dit kind
onder uw hoede; zij heeft op het oogenblik niemand an
ders, die haar kan beschermen. Maar ik wensch die
bescherming van«u over te nemen. Het kan best zijn,
dat Sheridan op stuk van zaken goede bedoelingen had.
Ik beweer volstrekt niet van nie.t Maar hij heeft met dit
alles afgerekend. Hij zal nimmer vrij zijn. Terry. ik
wensch, dat u met mij trouwt. Ik heb het altijd ge-
wenscht. Niemand zal een woord kwaad van u spreken,
niemand zal u met den vinger nawijzen. Alles wat ik heb,
zal u toebebooren, U zult mevrouw Eustace Nazlo zijn.
door handenarbeid zijn kost verdienen,
doch kreeg op 20-jarigen leeftijd zulk 9en
tegenzin in zijn beroep, dat hij naar Indiö
vertrok, waar hij een baantje kreeg als
klerk aan de geheime secretarie te Bataria.
Na daar in 13 jaar tijds verschillende ran
gen te hebben doorloopen, werd hij ran
1671 tot 1675 driemaal naar Japan gezonden en werd
daarop secretaris van de Hooge Indische
regeering. Hij was Raad van Indië, toen ln
1684 de Gouverneur-Generaal kwam te
overlijden en hij tot diens opvolger werd
gekozen, welke keuze ln Holland terstond
werd bekrachtigd De compagnie was in
dien tijd in oneenlgheid met vele Indische
vorsten, die met elkaar oorlog voerden.
Doch Camphuys wist met zijn schrander
heid en voorzichtig beleid de zaken zoo te
leiden, dat de compagnie geen schade leed.
Nadat hij zijn ambt tot 1690 had vervuld
en hij zijn ontslag had gevraagd en ver
kregen, droeg hij zijn functie over aan
Willem van Oudshoorn, die tot zijn opvol
ger was benoemd. Hij bracht de overige
dagen van zijn leven door op zijn landgoed
buiten Batavia, waar hij op zijn 61en ver
jaardag, den 18en Juli 1695 overleed.
Camphuys muntte uit door zijn onkreuk
bare rechtvaardigheid; hij was ook een
trouw beoefenaar van literatuur en geschie
denis. Veel heeft hij dan ook gedaan tot
het opsporen van de oudste geschiedenis
over onzen Oost, welke gegevens en bevin
dingen hij naliet aan Rumphius, Kapher
en Valentijn.
19 Juli 1581 leden de Rennebergschen een geduchten
nederlaag nabij Groningen, welke hen werd
toegebracht door Norritz en Sonoy.
EFEUILLETON." 3
VERTELLINGEN. ff
i j, 4
Ulvenhout, 8 Julij 1930.
Menier,
In alderleië kraanten is-
t-'r veul van te lezen ge-
wiest in de leste weken en
'k mot oew toch ok 't mijne
zeggen.
Keb er schoone prentekes
van gezien in de defrènte
nuuwsblajen die teuges-
vvoorig prentenboeken-veur-
de-groote-menschen zijn.
Nie da 'k daar wa-d-op teu
gen eb! Ollee, da zouw te
zot zijn. Waant dikkels
gift de prent 'nen beteren
indruk van de zaak as 't
stukske van d'n kraanten-
man dat ie er over schryft.
'k Bedoel daar heelegaar gin kwaad mee, horre. Nie
da'k veur d'n kraantenman in m'nen schulp kruip,
dat witte wel! Keb 'm dikkels genogt op z'nen tab-
bert gegeven, maar d'n eene mensch bekekt 'n blom-
meke zus en d'n aandere zóó en d'n derde zie-g-et
somwijlen heelegaar nie en dan is 'n prenteke heel
dikkels veul geschikter veur veul mensohen die 't
op defrente manieren bezien as 't geschreven stukske
van éénen mensch, die 't onderwerp op zijn manier
bekeken heet, om er dan over te poliooien! Maar ge
nogt: keb dan veul stukskes en pertretjes gezien van
ons Kesteeltje van Boevienje. 'tLee-d-aan d'n over-
kaant van ra'n graslaanderijen, teugen de hosschen
aan. 't Is dus zooveul as m'nen overbuur en as ge
nouw denken zouw, waarom d'n Dré daar nooit 's
van in z'n briefkes hee gerept, dan bende net ver
keerd!
Keb er veul van gezeed g'ad olleen, keb nooit
d'n naam genoemd. Waant 't is nie 't schoon kesteel
tje op z'n eigen da ge zien mot om er de pracht
van te genieten; 't is daar heel de contrij, waar 't
dingske in z'n vijvers te drijven leet, die zoo wonder
schoon is. En die contrijen, amico, 'k zouw daar nooit
van geschreven emmen?
'k Zouw nooit geschreven emmen van de plek die
is as 'nen tuin van onzenlieveneer zoo schoon, waar
ik in m'nen tijd mee m'n Truike de schonste uren
van m'nen jeugdtijd deurbrocht. Van de plek waar
Dat wil zeggen, dat u uit deze moeilijkheden zult zijn,
alsof u er nimmer was in geraakt. U zult gered zijn. Ik
begrijp, dat u niets voor m\j voelt, maar ik hoop, dat ik
uw liefde zal winnen. En uw goede naam is u wel iets
waard, naar lk meen. En nu, mevrouw Harkness, heeft
u alles vernomen. U kent de omstandigheden. U is een
wijze vrouw met ondervinding betreffende deze wereld
en naar ik veronderstel, bezit u eerbied voor een wereld
hierna. Wat raadt u juffrouw Desmond aan te doen?"
Hij was half neergeknield op het zand vlak bij het
meisje en de oude vrouw. Hij wendde zich tot de oude
vrouw, want hij wist, dat Terrys antwoord, als het vlug
zou komen, niet het verlangde zou zijn; eh hij wilde over-
winnen.
Harky staarde hem aan, verbluft door zijn uitbarsting
van welsprekendheid, die zij niet volkomen had begrepen
Haar zware wenkbrauwen waren fronsend saamgetrok
ken en haar mond met de dikke lippen hing iets of wat
open. Zelfbewust was zij niet. Het nieuws over meneer
Miles, haar lieveling en haar meester, en de gevolgen,
die er voor hem aan verbonden waren, hadden haar
overweldigd, Slechts op de tweede plaats kwam het
meisje en de toekomst van het meisje; maar toch was
ook dat gevoel sterk. Trouw hoopte zij, dat het kind
gelukkig zou worden, maar hooger nog stelde zij het
geluk van meneer Miles; en niet alleen begeerde zij, dat
hij gelukkig zou zijn, maar ook eervol en rechtgeaard.
Als het waar was, dat hij niet vrij zou zijn, zelfs niet
die halve vrijheid zou bezitten ,die men verkrijgt door
echtscheiding, dan zouden hij en deze, zijn liefste, moe
ten scheiden.
„Juffrouw Desmond... juffrouw Desmond..." herhaalde
zij. „U spreekt over Juffrouw Divine en lk..."
„Haar ware naam is juffrouw Desmond", ze! Nazlo
snel. „Maar we zullen op het oogenblik dat deel van de
geschiedenis niet behandelen. Wat lk nu haastig verlang
Is uw raad aan haar. Wat zal het zijn, mevrouw Hark
ness? Is niet het eenige, wat haar overblijft, trouwen
met my?"
„Met Gods hulp moet lk zeggen van ja?" stamelde de
oude vrouw. „Het lijkt de beste, ja zelfs de eenige weg
zoowel voor meneer Miles als voon haarzelf."
HOOFDSTUK XXXVIII.
Nadat juffrouw Harkness gesproken had, ontstond er
een stilte.
ginnen boom, ginnen slootskaant, ginnen gloeiënl-
rooien eikestruik, ginnen pèèrsen beuk is, of 't zijn
altegaar ouwe kennissen die 'k niet aanders zien
kan of ik mot ze's as goeie ouwe vrienden efkes mee
m'n haanden be-kloppcn.
Waar d'n zuiveren berk, de lelie-blaanke lotus op
de vijvers, waar alles veur mijn zoo vol van herinne
ringen haangt cn beeft, da'k elk dingske daar zie ip
'n aurejooltje van rose licht, da pèèrlemoerig in m'n
harsens glaanst?
Maar amico, daar is in oew leven soms 'n wefke,
waar ge alles van aan oew kammeraden vertelt, b'al-
leve d'ren naam en d'r adres! Waarom, dat witte
zeivers nie, maar ge stop 't weg as 'n kustelijk-iets,
in 'n schoon, fluweelen eetwieke, diep in oewen zak,
onder de bullen die ge daar het zitten, om er zoo
nouw en dan in 'n donker hoekske in de schuur '3
naar te gaan zien, waar 't dan schittert as 'n veugel-
oogske, da-d-oew mee 'n traantje van aangst aankekt
omda-d-et zoo teer is in oew groote, vereelte klaau-
wen.
Da zijn ongrijpbare stukskes geluk waar ge mee
in oew haanden te speulen zit in da donker hoekske,
gezeten om 'nen omgekeerden emmer of kiest, mee 'n
traan van veurbij geluk in oew keel.
Dan, amico, dan toefde die oogenbiikskes op 't kerk
hof van oew eigen leven, waar oew gedachten as veu-
geltjes heen-en-weer titsen op de blaauwe zerken mee
gouwen letterkes Waar de vrede-n-is en de rust,
die as 'n pèrelend en kristallend watervalleke in oew
138. Het ls morgen. De zon Is stralend opgegaan cn
de wind drijft de laatste wolken voor zich uit. De zee
golft nog een beetje onstuimig, maar nu het weer dag
is lijkt alles veel minder angstig. Gerrit, Dicky en
Dlrrekie eten de helft van hun laatste restje levens
middelen op. De zeereis mag niet lang meer duren,
want enkel het leven te houden op gebakken visch ls
ook niet aangenaam.
Plotseling gaat Gerrit's lange arm omhoog als een
boom van een overweg aan de spoorbaan. Kaak es
ewies naar bauve, roept Gerrit geestdriftig. Wat Is
er... een vliegmachine? vraagt Dicky. Nou en of,
antwoordt Gerrit, een laifende fliegmesjine... 't Is
139. Vadertje Langbeen kijkt verbaasd omlaag naar een
automobiel die niet over den weg rijdt maar in zee
zwemt Auto's heeft hij al vaak gezien in zijn leven,
maar altijd op den weg en nooit ln het water. Maar
zijn verbazing wordt nog grooter als Dirrekie de braad
pan te voorschijn haalt, waarop nog een glinsterende
makreel ligt. Vadertje Langbeen heeft al ln tweemaal
vier en twintig uur niets te bikken gehad en zijn maag
rommelt dus als een vleeschmachine. Zou hij het lekke
re vischje maar gaan halen bij die kinderen? Bang van
menschen is Vadertje Langbeen heelemaal niet want
smachtend zielement lopt. Waar dan oew oogen dicht
vallen en ge op 'nen gouwen wolk denkt te zitten
waar g'op wegzweeft. Oew ooren de zachtste meziek
opvangen die goew denken kunt, of ze komt geroo-
schen uit zuiveren engelenorgeltjes.
Amico, die oogenbiikskes zijn cle witte madelievekes
in oew eigen bestaan. Op zukke mementen zoude gère
zoo geleerd zijn da g'n schoon stuk meziek kos kom-
peneeren.
Ge zouw 't veur 't opschrijven emmen, waant van
d'n hemel uit heurde 't in oewen kop klinken as 'n
gouwen urgeltje.
Snotverdemallemosterdpot, 'k ben 't „adres" aan 't
verrajen. Daar hedde 't gedonder deur de ruiten.
'k Was er wel benaauwd veur, zoogauw as ik da
schoon plekske z'nen naam noemen gong, da-d-et
dieën kaant uit zouw gaan, maar ollee, 'k zal 't briefke
d'r maar nie veur kepot scheuren, aanders mot 'k op-
nuuw aan den gaank.
En 'k mot nog aan d'n frambozenpluk ok vandaag.
Die staan d'r van 't jaar zeldzaam schoon op! 't Ts
ier op d'n hof wel nie zóó van beteekenis, maar aan
d'n dag van teugesworig, motte zoowa-d-alles aan
pakken om oew jaar zoo goed meugelijk te maken.
G'eddet zekers ok wel gelezen ieveraans, da-d-et ons,
boeren, nie veur d'n wind gaat d'n letsten tijd. Keb
de juuw aan klagen, daarom da'k er nie te veuls
van zeg, maar vet soppen me toch nie, jonk.
De prijzen zijn rottig, om 't zoo maar s' platweg
te zeggen en Trui beweert, „as 't zoo deurgaat, dan
een ooievaar, roept Dirrekie. Wat zou die hier doen,
zoo ver van huis? Ha trekt naor saan wlnterver-
blaaf, vertelt Gerrit Je wait toch, dat de oolefaors
in den herfst naar Afrikao trekken? 'k Wou dat hij
ons mee kon nemen, zegt Dicky, terwijl hij den ooie
vaar volgt, die met breede vleugelslagen snel naar het
Zuiden vliegt. Daor s i g je sau wat, moppert Ger
rit... We moste faoder Kleppersnaovel hier heb
ben... dan kon ha au 't laantje trekken... Kunnen
we hem niet hierin lokken? Wacht is ewies... d'r ls
nog een makrail aufer... As we hem die es faur z'n
snaovel hieuwe...
ze hebben hem altijd goed behandeld. En bovendien
zegt Gerrit vriendelijk: Set je mautor maor ewies
stop, ouwe jongen, en naim een hartighaadje... We bin
nen spotgoejekaup mit onze lunch, Uwes hoeft er ge?n
cent faur uit te leggen... Vadertje Langbeen besluit om
van de vriendelijke uitnoodiging gebruik te maken. Hij
zwaait in een wijde bocht omlaag... Opgelet, fluistert
Gerrit tot Dicky en Dirrekie... dadelijk val ik hem om
saan liefe halzie... Graap me fast azzie soms hailemaol
mit maan wil wegfliegen... Want dat is de bedoeling
niet...
De zon was onder; men zag nog slechts een boog van
roodachtig goud met een toef van rozige wolken als de
wuivende veeren van een koningin der Ouled Nails. Het
was plotseling kil geworden en het leek, alsof Terry
kleine ijstintejingen door haar aderen voelde gaan. Zij
wenschte, dat de schemering, die nu daalde over de
lage bedding der rivier met een paarsen nevel, een golf
was die haar zou doen verdrinken en haar lichaam zou
meevoeren.
„En?" vroeg Nazlo eindelijk. „Is u niet van plan een
antwoord te geven, klein meisje? Nu u alles weet, kunt
u niet zeggen, dat ik geen antwoord verdien."
.Misschien verdient u er wel een." antwoordde Terry
moeilijk. ,Maar van avond kan ik het u niet geven. Of,
wanneer ik dat wel doe dan is het neen neen! Ik
zou liever terugkeeren in het klooster en den sluier
aannemen, dan een man trouwen, dien ik niet liefheb,
terwijl ik een ander bemin."
„Maar Juist dat liefhebben van dien ander zal u nog
ongelukkiger maken dan u al is," zei Nazlo vriendelijk.
„En hij zou beter af zijn. als u getrouwd was, want dan
zou hij niet langer over u mogen denken of trachten
u te zien. Dat zou hij ten minste doen als hij ls, zooals lk
veronderstel. Heb ik gelijk betreffende hem, mevrouw
Harkness?"
„Ja," moest de oude vrouw toestemmen. „Ik ben ver
plicht te zegen, dat ik geloof, dat u gelijk heeft. O, al
met al is het een treurige historie!"
„Wij moeten trachten er iets goeds uit te maken," ging
Nazlo voort „Als u Sheridan liever heeft dan uzelf, mijn
kind, dan zal uw antwoord..."
„Natuurlijk heb ik hem liever dan mijzelf. Maar ik
wil er nu geen woord meer over spreken," hield Terry
vol, met al de stille koppigheid harer moeder. „Ik moet
er eerst over nadenken."
„U bedoelt dat u met Sheridan erover wilt spreken?"
Haar besluit was een tegenslag voor Nazlo, want hij
had getracht het meisje op het lijf te vallen met zijn
edelmoedigheid en zijn argumenten; na haar het sensa-
tloneele nieuws te hebben meegedeeld. Hij had al zijn
hulptroepen ten strijde gevoerd in de hoop de overwin
ning behaald te hebben, voordat de andere man zou ko
men om zich aan Terry*s zijde te plaatsen. Dan. als zij
overtuigd door zijn Nazio's welsprekendheid en de
bezwaren der oude vrouw haar belofte zou hebben gege
ven, zou Sheridan voor een „fait accompli" hebben ge
staan.
„Ja. ik wil er met Sheridan over spreken," zei het
meisje, terwijl zij opstond. En toen zij wegliep, zei Naz
lo tusschen zijn tanden „vervloekt". Zijn eenige troost
was, dat, als hij haar niet kreeg, zij zich ook niet aan
Sheridan zou geven; daar was hij wel haast zeker van.
Juffrouw Harkness stond eveneens op en al haar ge
wrichten kraakten. Zij wilde met het meisje teruggaan
naar het hotel en Nazlo was van plan haar te volgen.
Maar het meisje bleef, hem aankijkend, staan. „Kom
liever niet met mij mee", zei zij. „Het kan wel zijn, me
neer Nazlo, dat ik gedachten over u heb gehad, die ik
niet had moeten hebben. Dan spijt het mij. Maar... als
u bij mij is, kan ik heelemaal niet denken. Ik moet
alleen zijn."
Zij snelde voort en nadat juffrouw Harkness haar
laatste woorden had vernomen, deed zij geen moeite
meer om haar bij te houden. De oude vrouw was rheuma-
tisch en het zitten op het zand had haar doen begrijpen,
dat haar beenen niet zoo lenig meer waren, als zij wel
wenschen zou. En haar voeten sliepen, en toen het
meisje bijna op een draf terugkeerde, liepen de twee
achterblijvers naast elkaar voort. Juffrouw Harkness
strompelde om van dat geprlk „met spelden en naalden"
af te zijn en de man ging tactvol naast haar, al had hij
ook liever de wegsnellende jeugdige gedaante gevolgd.
Hij was echter blij te zien hoe juffrouw Harkness aan
zijn zijde stond in de „treurige omstandigheden", zooals
zij zei; en het was een opluchting voor hem, toen hij
Sherldans groote auto niet voor het hotel zag staan,
toen zij in 't gezicht kwamen.
„De kerel heeft zeker weer een panne gehad", stelds
hij zichzelf gerust. „Anders zou hij er nu moeten zijn."
Maar Sheridan was er al.
De auto had hem naar het hotel gebracht, toen Hark
ness en Nazlo het hotel nog niet haddenkunnen zien.
Hij was er zelfs aangekomen voor Terry ,die toch hard
had goloopen. Toen het meisje de trappen opging naar
de veilige schuilplaats van haar eigen kamer, zag zij
Sheridan voor de deur staan, alsof hij juist geklopt had
en op haar antwoord wachtte.
„Jij!" riep zij. „Ik dacht, dat je..."
„Bijna in Algiers was!" vulde Miles voor haar aan.
„Maar ik moest Je eerst terugzien."
Wordt vervolgd.