- De Wereldreis van - Dicky en Dirrekie Durf HUMOR. Historische Kroniek. Brabantsche brieven. Leenen jelui buren veel bij jelui? Of ze veel van ons leenen? Man, ze hebben zoo veel dingen van ons, dat ik me meer thuis voel bij hen dan bij mij thuis! Waarom klapte je zoo luid en heftig in de han den bij dat verschrikkelijk vervelende tooneelstuk gisteravond? I Om mezelf wakker te houden! 1 Marietje wilde bij de film komen en daarom zond ze een paar foto's van haar zelf bij den filmregis seur in. Den volgenden dag kreeg ze een brief waarin ze tot een onderhoud uitgenoodigd was. Toen ze evenwel in de kamer van den regisseur kwam, zeide deze, dat ze te laat was. „Wat?" riep ze teleurgesteld uit: „Wil U zeggen, dat een ander mij al voor geweest is?" „Neen", antwoordde de regisseur, op de foto's wij zend, „maar U had moeten komen in den tijd dat die foto's gemaakt zijn!" En hier is nog een mop op de beweerde zuinigheid van de Schotten. Het gebeurde in Dundee, dat een goochelaar op het tooneel een groote zwarte kist opende, welke blijkbaar geen andere opening had dan het deksel. Hij liet een vrouw in de kist plaats nemen, deed het deksel erop, maakte de kist weer openen nu was er niets anders te zien dan twee konijnen! Na de voorstelling kwam een Schot, die zeer ge troffen was door deze verwijning, naar den gooche laar toe en vroeg hem, of hij die toer ook kon doen, als de vrouw van den Schot in de kist ging zitten. „O ja", zei de Goochelaar, „dat kan ik wel. Maar wil je zoo graag je vrouw kwijt?" „Och", zei de Schot, „dat is het nu niet zoozeer, maar mijn kleine jongen heeft net zoo lang liggen zeuren, dat ik hem twee konijnen voor zijn ver jaardag beloofd heb!" 18 Juli 1798 werd Marat, die tijdens de Fransche om wenteling zich met Robespierre en andeven zoo berucht had gemaakt, door Charlotte Cor'day om het leven gebracht 14 Juli 1711 verdronk Johan Willem Friso, Prins van Oranje, bij het overvaren aan den Moer dijk. 15 Juli 1572 werd de door den raadspensionaris bijeen geroepen vergadering van de Staten to Dordrecht geopend. Wel is waar had Al va, die in Holland was gekomen om de rust te herstellen, de Staten samengeroepen in Den Haag, maar daaraan werd door geen van hen gehoor gegeven. De vergadering erkende den prins van Oranje als Stad houder over Holland en Zeeland en beloof de hem ln den strijd tegen Alva te steu nen. 16 Juli 1647 werd Massenielle, die zich tijdens den op stand te Napels van arm visscher had weten op te werken tot de hoogste waar digheid ter dood veroordeeld en gefusileerd. 17 Juli 1572 stelde Philips Marnlx, heer van St Alde- gonde, die de gevolmachtigde was van Prins Willem I van de Staten van Holland en Zeeland, welke te Dordrecht waren bij eengekomen, voor, dat er vrijheid van godsdienst zou zijn voor Roomschen en nlet-Roomschen en dat daartoe door de overheid openbare kerken zouden worden ingeruimd. Overeenkomstig dit voorstel werd een besluit genomen, dat evenwel reeds het volgend jaar werd vernietigd door de uitvaardiging van het verbod, dat de Roomschen hun godsdienst ln het openbaar zouden uitoefenen. 18 Juli 1654 werd Johannes Camphuys, die naderhand de 15e gouverneur van Nederlandsch Indië zou worden, te Haarlem geboren. Daar hij van onbemiddelde afkomst was, moest hij slng moest worden overgelaten," trachtte Nazlo haar te overtuigen. „Hij kan niets meer voor u doen. juffrouw Desmond, niets. Arm kind, u verkeert in een zeer slech ten toestand. Zoo kan het niet langer. Mevrouw Hark ness zoo heet u immers kan u dat nog beter zeg gen dan Ik. De raison d'être om op het jacht te blijven, is voorbij. Meneer Sheridan kan u niets anders bieden dan geld... dat is te zeggen, als hij een gentleman is kan hij dat niet... nu hij weet, wie u werkelijk is..." „Weet hij, wie ik ben?" viel het meisje hem ln de rede. ,HU zei dat hij het niet wist Maar hij weet het nu..." „Heeft u het hem verteld!" vulde zij den zin aan. En zij werd duizelig, toen ze dacht over de beteekenis, die de woorden inhielden, en die veel meer betoekenden dan Nazlo wel wist Miles wist alles. Op dit oogenblik zou hij denken over dat, wat zij hem zoo graag had gezegd, maar wat zij niet had gedurfd. Wat zou hij zeggen, als hij terugkeerde... haar Prins? „Ik heb het hem gezegd." hernam Nazlo. „Ik moet bekennen, dat ik hem onrecht heb aangedaan. Ik geloof de, dat hij alles over u wist wie u is en verder alles wat voor mij geheim is; hoe u er toe kwam om met hem mee te gaan en al zoo meer. Mijn kind, ik was niet de booze wolf, waarvoor u mij aanzag, toen u van mij wegliep. Dien avond in New York verloor ik mijn hoofd en u gaf mij geen tijd tot nadere verklaring. Ik heb u daarna overal gezocht, de halve wereld door. Ik was ge heel buiten mijzelf, toen ik u daar zoo onverwacht voor me zag op het terras in Monte Carlo ofschoon ik toen al vermoedde, dat u daar ook zoudt komen; anders was ik er niet heengegaan. En dan geen kans te hebben om met u te spreken! U heeft mij doen lijden! Indien ik straf verdiende, ik heb ze gehad. Maar ik zweer u, dat ik ze niet verdiende... O, mevrouw Harkness, ik zou wel willen dat u alles wist! In zeker opzicht staat dit kind onder uw hoede; zij heeft op het oogenblik niemand an ders, die haar kan beschermen. Maar ik wensch die bescherming van«u over te nemen. Het kan best zijn, dat Sheridan op stuk van zaken goede bedoelingen had. Ik beweer volstrekt niet van nie.t Maar hij heeft met dit alles afgerekend. Hij zal nimmer vrij zijn. Terry. ik wensch, dat u met mij trouwt. Ik heb het altijd ge- wenscht. Niemand zal een woord kwaad van u spreken, niemand zal u met den vinger nawijzen. Alles wat ik heb, zal u toebebooren, U zult mevrouw Eustace Nazlo zijn. door handenarbeid zijn kost verdienen, doch kreeg op 20-jarigen leeftijd zulk 9en tegenzin in zijn beroep, dat hij naar Indiö vertrok, waar hij een baantje kreeg als klerk aan de geheime secretarie te Bataria. Na daar in 13 jaar tijds verschillende ran gen te hebben doorloopen, werd hij ran 1671 tot 1675 driemaal naar Japan gezonden en werd daarop secretaris van de Hooge Indische regeering. Hij was Raad van Indië, toen ln 1684 de Gouverneur-Generaal kwam te overlijden en hij tot diens opvolger werd gekozen, welke keuze ln Holland terstond werd bekrachtigd De compagnie was in dien tijd in oneenlgheid met vele Indische vorsten, die met elkaar oorlog voerden. Doch Camphuys wist met zijn schrander heid en voorzichtig beleid de zaken zoo te leiden, dat de compagnie geen schade leed. Nadat hij zijn ambt tot 1690 had vervuld en hij zijn ontslag had gevraagd en ver kregen, droeg hij zijn functie over aan Willem van Oudshoorn, die tot zijn opvol ger was benoemd. Hij bracht de overige dagen van zijn leven door op zijn landgoed buiten Batavia, waar hij op zijn 61en ver jaardag, den 18en Juli 1695 overleed. Camphuys muntte uit door zijn onkreuk bare rechtvaardigheid; hij was ook een trouw beoefenaar van literatuur en geschie denis. Veel heeft hij dan ook gedaan tot het opsporen van de oudste geschiedenis over onzen Oost, welke gegevens en bevin dingen hij naliet aan Rumphius, Kapher en Valentijn. 19 Juli 1581 leden de Rennebergschen een geduchten nederlaag nabij Groningen, welke hen werd toegebracht door Norritz en Sonoy. EFEUILLETON." 3 VERTELLINGEN. ff i j, 4 Ulvenhout, 8 Julij 1930. Menier, In alderleië kraanten is- t-'r veul van te lezen ge- wiest in de leste weken en 'k mot oew toch ok 't mijne zeggen. Keb er schoone prentekes van gezien in de defrènte nuuwsblajen die teuges- vvoorig prentenboeken-veur- de-groote-menschen zijn. Nie da 'k daar wa-d-op teu gen eb! Ollee, da zouw te zot zijn. Waant dikkels gift de prent 'nen beteren indruk van de zaak as 't stukske van d'n kraanten- man dat ie er over schryft. 'k Bedoel daar heelegaar gin kwaad mee, horre. Nie da'k veur d'n kraantenman in m'nen schulp kruip, dat witte wel! Keb 'm dikkels genogt op z'nen tab- bert gegeven, maar d'n eene mensch bekekt 'n blom- meke zus en d'n aandere zóó en d'n derde zie-g-et somwijlen heelegaar nie en dan is 'n prenteke heel dikkels veul geschikter veur veul mensohen die 't op defrente manieren bezien as 't geschreven stukske van éénen mensch, die 't onderwerp op zijn manier bekeken heet, om er dan over te poliooien! Maar ge nogt: keb dan veul stukskes en pertretjes gezien van ons Kesteeltje van Boevienje. 'tLee-d-aan d'n over- kaant van ra'n graslaanderijen, teugen de hosschen aan. 't Is dus zooveul as m'nen overbuur en as ge nouw denken zouw, waarom d'n Dré daar nooit 's van in z'n briefkes hee gerept, dan bende net ver keerd! Keb er veul van gezeed g'ad olleen, keb nooit d'n naam genoemd. Waant 't is nie 't schoon kesteel tje op z'n eigen da ge zien mot om er de pracht van te genieten; 't is daar heel de contrij, waar 't dingske in z'n vijvers te drijven leet, die zoo wonder schoon is. En die contrijen, amico, 'k zouw daar nooit van geschreven emmen? 'k Zouw nooit geschreven emmen van de plek die is as 'nen tuin van onzenlieveneer zoo schoon, waar ik in m'nen tijd mee m'n Truike de schonste uren van m'nen jeugdtijd deurbrocht. Van de plek waar Dat wil zeggen, dat u uit deze moeilijkheden zult zijn, alsof u er nimmer was in geraakt. U zult gered zijn. Ik begrijp, dat u niets voor m\j voelt, maar ik hoop, dat ik uw liefde zal winnen. En uw goede naam is u wel iets waard, naar lk meen. En nu, mevrouw Harkness, heeft u alles vernomen. U kent de omstandigheden. U is een wijze vrouw met ondervinding betreffende deze wereld en naar ik veronderstel, bezit u eerbied voor een wereld hierna. Wat raadt u juffrouw Desmond aan te doen?" Hij was half neergeknield op het zand vlak bij het meisje en de oude vrouw. Hij wendde zich tot de oude vrouw, want hij wist, dat Terrys antwoord, als het vlug zou komen, niet het verlangde zou zijn; eh hij wilde over- winnen. Harky staarde hem aan, verbluft door zijn uitbarsting van welsprekendheid, die zij niet volkomen had begrepen Haar zware wenkbrauwen waren fronsend saamgetrok ken en haar mond met de dikke lippen hing iets of wat open. Zelfbewust was zij niet. Het nieuws over meneer Miles, haar lieveling en haar meester, en de gevolgen, die er voor hem aan verbonden waren, hadden haar overweldigd, Slechts op de tweede plaats kwam het meisje en de toekomst van het meisje; maar toch was ook dat gevoel sterk. Trouw hoopte zij, dat het kind gelukkig zou worden, maar hooger nog stelde zij het geluk van meneer Miles; en niet alleen begeerde zij, dat hij gelukkig zou zijn, maar ook eervol en rechtgeaard. Als het waar was, dat hij niet vrij zou zijn, zelfs niet die halve vrijheid zou bezitten ,die men verkrijgt door echtscheiding, dan zouden hij en deze, zijn liefste, moe ten scheiden. „Juffrouw Desmond... juffrouw Desmond..." herhaalde zij. „U spreekt over Juffrouw Divine en lk..." „Haar ware naam is juffrouw Desmond", ze! Nazlo snel. „Maar we zullen op het oogenblik dat deel van de geschiedenis niet behandelen. Wat lk nu haastig verlang Is uw raad aan haar. Wat zal het zijn, mevrouw Hark ness? Is niet het eenige, wat haar overblijft, trouwen met my?" „Met Gods hulp moet lk zeggen van ja?" stamelde de oude vrouw. „Het lijkt de beste, ja zelfs de eenige weg zoowel voor meneer Miles als voon haarzelf." HOOFDSTUK XXXVIII. Nadat juffrouw Harkness gesproken had, ontstond er een stilte. ginnen boom, ginnen slootskaant, ginnen gloeiënl- rooien eikestruik, ginnen pèèrsen beuk is, of 't zijn altegaar ouwe kennissen die 'k niet aanders zien kan of ik mot ze's as goeie ouwe vrienden efkes mee m'n haanden be-kloppcn. Waar d'n zuiveren berk, de lelie-blaanke lotus op de vijvers, waar alles veur mijn zoo vol van herinne ringen haangt cn beeft, da'k elk dingske daar zie ip 'n aurejooltje van rose licht, da pèèrlemoerig in m'n harsens glaanst? Maar amico, daar is in oew leven soms 'n wefke, waar ge alles van aan oew kammeraden vertelt, b'al- leve d'ren naam en d'r adres! Waarom, dat witte zeivers nie, maar ge stop 't weg as 'n kustelijk-iets, in 'n schoon, fluweelen eetwieke, diep in oewen zak, onder de bullen die ge daar het zitten, om er zoo nouw en dan in 'n donker hoekske in de schuur '3 naar te gaan zien, waar 't dan schittert as 'n veugel- oogske, da-d-oew mee 'n traantje van aangst aankekt omda-d-et zoo teer is in oew groote, vereelte klaau- wen. Da zijn ongrijpbare stukskes geluk waar ge mee in oew haanden te speulen zit in da donker hoekske, gezeten om 'nen omgekeerden emmer of kiest, mee 'n traan van veurbij geluk in oew keel. Dan, amico, dan toefde die oogenbiikskes op 't kerk hof van oew eigen leven, waar oew gedachten as veu- geltjes heen-en-weer titsen op de blaauwe zerken mee gouwen letterkes Waar de vrede-n-is en de rust, die as 'n pèrelend en kristallend watervalleke in oew 138. Het ls morgen. De zon Is stralend opgegaan cn de wind drijft de laatste wolken voor zich uit. De zee golft nog een beetje onstuimig, maar nu het weer dag is lijkt alles veel minder angstig. Gerrit, Dicky en Dlrrekie eten de helft van hun laatste restje levens middelen op. De zeereis mag niet lang meer duren, want enkel het leven te houden op gebakken visch ls ook niet aangenaam. Plotseling gaat Gerrit's lange arm omhoog als een boom van een overweg aan de spoorbaan. Kaak es ewies naar bauve, roept Gerrit geestdriftig. Wat Is er... een vliegmachine? vraagt Dicky. Nou en of, antwoordt Gerrit, een laifende fliegmesjine... 't Is 139. Vadertje Langbeen kijkt verbaasd omlaag naar een automobiel die niet over den weg rijdt maar in zee zwemt Auto's heeft hij al vaak gezien in zijn leven, maar altijd op den weg en nooit ln het water. Maar zijn verbazing wordt nog grooter als Dirrekie de braad pan te voorschijn haalt, waarop nog een glinsterende makreel ligt. Vadertje Langbeen heeft al ln tweemaal vier en twintig uur niets te bikken gehad en zijn maag rommelt dus als een vleeschmachine. Zou hij het lekke re vischje maar gaan halen bij die kinderen? Bang van menschen is Vadertje Langbeen heelemaal niet want smachtend zielement lopt. Waar dan oew oogen dicht vallen en ge op 'nen gouwen wolk denkt te zitten waar g'op wegzweeft. Oew ooren de zachtste meziek opvangen die goew denken kunt, of ze komt geroo- schen uit zuiveren engelenorgeltjes. Amico, die oogenbiikskes zijn cle witte madelievekes in oew eigen bestaan. Op zukke mementen zoude gère zoo geleerd zijn da g'n schoon stuk meziek kos kom- peneeren. Ge zouw 't veur 't opschrijven emmen, waant van d'n hemel uit heurde 't in oewen kop klinken as 'n gouwen urgeltje. Snotverdemallemosterdpot, 'k ben 't „adres" aan 't verrajen. Daar hedde 't gedonder deur de ruiten. 'k Was er wel benaauwd veur, zoogauw as ik da schoon plekske z'nen naam noemen gong, da-d-et dieën kaant uit zouw gaan, maar ollee, 'k zal 't briefke d'r maar nie veur kepot scheuren, aanders mot 'k op- nuuw aan den gaank. En 'k mot nog aan d'n frambozenpluk ok vandaag. Die staan d'r van 't jaar zeldzaam schoon op! 't Ts ier op d'n hof wel nie zóó van beteekenis, maar aan d'n dag van teugesworig, motte zoowa-d-alles aan pakken om oew jaar zoo goed meugelijk te maken. G'eddet zekers ok wel gelezen ieveraans, da-d-et ons, boeren, nie veur d'n wind gaat d'n letsten tijd. Keb de juuw aan klagen, daarom da'k er nie te veuls van zeg, maar vet soppen me toch nie, jonk. De prijzen zijn rottig, om 't zoo maar s' platweg te zeggen en Trui beweert, „as 't zoo deurgaat, dan een ooievaar, roept Dirrekie. Wat zou die hier doen, zoo ver van huis? Ha trekt naor saan wlnterver- blaaf, vertelt Gerrit Je wait toch, dat de oolefaors in den herfst naar Afrikao trekken? 'k Wou dat hij ons mee kon nemen, zegt Dicky, terwijl hij den ooie vaar volgt, die met breede vleugelslagen snel naar het Zuiden vliegt. Daor s i g je sau wat, moppert Ger rit... We moste faoder Kleppersnaovel hier heb ben... dan kon ha au 't laantje trekken... Kunnen we hem niet hierin lokken? Wacht is ewies... d'r ls nog een makrail aufer... As we hem die es faur z'n snaovel hieuwe... ze hebben hem altijd goed behandeld. En bovendien zegt Gerrit vriendelijk: Set je mautor maor ewies stop, ouwe jongen, en naim een hartighaadje... We bin nen spotgoejekaup mit onze lunch, Uwes hoeft er ge?n cent faur uit te leggen... Vadertje Langbeen besluit om van de vriendelijke uitnoodiging gebruik te maken. Hij zwaait in een wijde bocht omlaag... Opgelet, fluistert Gerrit tot Dicky en Dirrekie... dadelijk val ik hem om saan liefe halzie... Graap me fast azzie soms hailemaol mit maan wil wegfliegen... Want dat is de bedoeling niet... De zon was onder; men zag nog slechts een boog van roodachtig goud met een toef van rozige wolken als de wuivende veeren van een koningin der Ouled Nails. Het was plotseling kil geworden en het leek, alsof Terry kleine ijstintejingen door haar aderen voelde gaan. Zij wenschte, dat de schemering, die nu daalde over de lage bedding der rivier met een paarsen nevel, een golf was die haar zou doen verdrinken en haar lichaam zou meevoeren. „En?" vroeg Nazlo eindelijk. „Is u niet van plan een antwoord te geven, klein meisje? Nu u alles weet, kunt u niet zeggen, dat ik geen antwoord verdien." .Misschien verdient u er wel een." antwoordde Terry moeilijk. ,Maar van avond kan ik het u niet geven. Of, wanneer ik dat wel doe dan is het neen neen! Ik zou liever terugkeeren in het klooster en den sluier aannemen, dan een man trouwen, dien ik niet liefheb, terwijl ik een ander bemin." „Maar Juist dat liefhebben van dien ander zal u nog ongelukkiger maken dan u al is," zei Nazlo vriendelijk. „En hij zou beter af zijn. als u getrouwd was, want dan zou hij niet langer over u mogen denken of trachten u te zien. Dat zou hij ten minste doen als hij ls, zooals lk veronderstel. Heb ik gelijk betreffende hem, mevrouw Harkness?" „Ja," moest de oude vrouw toestemmen. „Ik ben ver plicht te zegen, dat ik geloof, dat u gelijk heeft. O, al met al is het een treurige historie!" „Wij moeten trachten er iets goeds uit te maken," ging Nazlo voort „Als u Sheridan liever heeft dan uzelf, mijn kind, dan zal uw antwoord..." „Natuurlijk heb ik hem liever dan mijzelf. Maar ik wil er nu geen woord meer over spreken," hield Terry vol, met al de stille koppigheid harer moeder. „Ik moet er eerst over nadenken." „U bedoelt dat u met Sheridan erover wilt spreken?" Haar besluit was een tegenslag voor Nazlo, want hij had getracht het meisje op het lijf te vallen met zijn edelmoedigheid en zijn argumenten; na haar het sensa- tloneele nieuws te hebben meegedeeld. Hij had al zijn hulptroepen ten strijde gevoerd in de hoop de overwin ning behaald te hebben, voordat de andere man zou ko men om zich aan Terry*s zijde te plaatsen. Dan. als zij overtuigd door zijn Nazio's welsprekendheid en de bezwaren der oude vrouw haar belofte zou hebben gege ven, zou Sheridan voor een „fait accompli" hebben ge staan. „Ja. ik wil er met Sheridan over spreken," zei het meisje, terwijl zij opstond. En toen zij wegliep, zei Naz lo tusschen zijn tanden „vervloekt". Zijn eenige troost was, dat, als hij haar niet kreeg, zij zich ook niet aan Sheridan zou geven; daar was hij wel haast zeker van. Juffrouw Harkness stond eveneens op en al haar ge wrichten kraakten. Zij wilde met het meisje teruggaan naar het hotel en Nazlo was van plan haar te volgen. Maar het meisje bleef, hem aankijkend, staan. „Kom liever niet met mij mee", zei zij. „Het kan wel zijn, me neer Nazlo, dat ik gedachten over u heb gehad, die ik niet had moeten hebben. Dan spijt het mij. Maar... als u bij mij is, kan ik heelemaal niet denken. Ik moet alleen zijn." Zij snelde voort en nadat juffrouw Harkness haar laatste woorden had vernomen, deed zij geen moeite meer om haar bij te houden. De oude vrouw was rheuma- tisch en het zitten op het zand had haar doen begrijpen, dat haar beenen niet zoo lenig meer waren, als zij wel wenschen zou. En haar voeten sliepen, en toen het meisje bijna op een draf terugkeerde, liepen de twee achterblijvers naast elkaar voort. Juffrouw Harkness strompelde om van dat geprlk „met spelden en naalden" af te zijn en de man ging tactvol naast haar, al had hij ook liever de wegsnellende jeugdige gedaante gevolgd. Hij was echter blij te zien hoe juffrouw Harkness aan zijn zijde stond in de „treurige omstandigheden", zooals zij zei; en het was een opluchting voor hem, toen hij Sherldans groote auto niet voor het hotel zag staan, toen zij in 't gezicht kwamen. „De kerel heeft zeker weer een panne gehad", stelds hij zichzelf gerust. „Anders zou hij er nu moeten zijn." Maar Sheridan was er al. De auto had hem naar het hotel gebracht, toen Hark ness en Nazlo het hotel nog niet haddenkunnen zien. Hij was er zelfs aangekomen voor Terry ,die toch hard had goloopen. Toen het meisje de trappen opging naar de veilige schuilplaats van haar eigen kamer, zag zij Sheridan voor de deur staan, alsof hij juist geklopt had en op haar antwoord wachtte. „Jij!" riep zij. „Ik dacht, dat je..." „Bijna in Algiers was!" vulde Miles voor haar aan. „Maar ik moest Je eerst terugzien." Wordt vervolgd.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1930 | | pagina 14