OM HONDERD DUIZEND DOLLAR De droeve klacht van den twee=honderd=ponder. Historische Kroniek. WARE WOORDEN. Bijvoegsel der Schager Courant van Zaterdag 9 Augustus 1930. No. 8710. ZATERDAGAVONVSCBETH Getrouwelijk weergegeven door S I R 0 L F. (Nadruk verboden. Alle rechten voorbehouden.) DE dikzak kwam met het volle gewicht van zijn tweehonderd pond naar mij toe, en hij zette daarbij zoo'n ongelukkig gezicht, dat ik in een schaterlach uitbarstte en uitriep: „Zoo, kamerolifantje, is d a t lachen! Paha, vertel me eens gauw, waarom je zoo'n komisch gezicht zet, nou wat is de mop?" De dikkerd haalde een zakdoek uit zijn zak, wischte daarmee over zijn driedubbele onderkin, veegde ver volgens langs zijn oogen en zei met een malle gebro ken stem, die me opnieuw een proestbui bezorgde: „Daar heb je het nu, meneer, daar heb je nu juist, waarover ik je eens wil spreken. Niet alleen voor mij, maar voor al mijn dikke zusteren en broe deren, ten behoeve van heel de dikke menschheid, die 200 pond en meer wegen. Laat ik U eens één diing vertellen, meneer: wij zijn de ongelukkigste schep selen ter wereld! Ja, U gelooft me natuurlijk niet, U zult dadelijk wel weer een schaterbui krijgen, maar toch is het zoo! En het is voor de lijdende dikke menschheid, dat ik deze jammerklacht aanhef, die uit een verscheurd en gewond gemoed voortkomt! Ja, meneer, U kunt het schertsend de droeve klacht van een tweehonderdponder noemen, meneer! Maai bij mijn ziel, meneer, U weet niet, U beseft niet de vreeselijke, de wrange waarheid ervanWij dik ken, wij tweehonderdponders, wij honderd-kilo-tor- sers, wij, de mannen met de bierbuiken, met de stie rennekken met vier vette rimpels, met de drie-en- viervoudige onderkinnen, wij de mannen met de on bekende tenen, onbekend, omdat wij ze al in geen jaar en dag hebben kunnen aanschouwen, vanwege onzen buik, wij de logge gevaarten van vleesch en beenen, wij de zweetende en puffende, bietroode aan geblazen bullekoppen, wij, de diksten der menschen, wij worden verguisd en vertrapt, onze ziel wordt verscheurd, onze teerste gevoelens worden bespot, door jullie, door julliedoor de heele andere we reld van magere slokdarmen, van rammelende latten en krakende ribbekasten! Een tweehonderdponder, meneer, is volgens jelui, magere skeletten, geen mensch met een hart, nee, een dikzak van tweehonderd pond dat is een hulpeloos slachtoffer, dat jelui gerust mag treiteren en bespot ten. Een tweehonderdponder heeft geen gevoel, een tweehonderdponder moet altijd lachen, een tweehon derdponder moet altijd vroolijk zijn, een tweehonderd ponder is altijd belachelijk, al zijn bewegingen zijn komisch, als hij huilt van verdriet, haha, dan lachen de anderen, want dat is toch zoo'n gek gezicht als zoo'n tweehonderdponder huilt, hahaha! Als een tweehonderd ponder hard loopt op straat 'dan kijkt heel de magere gemeente hem stuipla chend na en snikt: „Hahaha, kijk die lollige dikkerd FEUILLETON Uit het Amerikaansch van FRANK L. PACKARD. DERDE BOEK. PADEN DER ONDERWERELD. I. De deur in het Slop. Sedert hij dien middag in San Francisco was aan gekomen, had Dave Henderson voortdurend de overtuiging gehad, dta hij werd gevolgd. Hij kon niets beginnen voor hij zich ervan vergewist had, wie hem volgden, en waar zijn vervolgers zich pre cies bevonden. Als hij daarin geslaagd was zou het hem niet moeilijk vallen hen op een valsch spoor te brengen, zoodat hij dan gelegenheid kreeg om naar de duiventil in Tooler's schuur te gaan om zich te overtuigen dat het geld zich daar niet meer bevond, of, wat in de gegeven omstandigheden nog belang rijker was, den vriend van Tony Lomazzi te gaan bezoeken Capriano. Hij was naar Pelatt's Hotel gegaan „Hotel" was wel een weidsche naam voor deze gelegenheid, die even vuil en morsig was als de straat waarin het was gelegen, en als de eigenaar die achter de toon bank stond in de gelagkamer. Maar Dave kende Pe- latt nog van vroeger en inplaats dat de logement houder betaling vooruit eischte, van een logé die zonder bagage kwam, hielp hij Dave zelfs aan wat contanten. Op zijn kamer twee verdiepingen hoog, bleef de jongeman een poosje voor het raam staan. Hij keerde zich plotseling van het venster af, liep in het donker hij had het licht op zijn kamer niet aangedraaid naar het midden van de kamer, pakte zijn hoed en ging naar de deur, Het was don ker genoeg om te beginnen; het was nu tusschen half tien en tien uur. eens sjouwen!" En of ik misschien wel naar den trein ren, om mijn schoonmoeder te gaan begraven, dat bedenken ze niet. Als een tweehonderdponder in den schouwburg of een bioscoop zit, en een ont roerend stuk grijpt hem aan, zoodat de tranen hem in de oogen schieten, dan lacht de heele zaal hem uit, als het licht op gaat, en ze stooten elkaar aan en fluisteren hardop: „Moet je 'ns kijken, hoe die malle dikkerd een idiote grimassen zit te maken, om je een kriek te lachen!" Ja, meneer, een tweehonderdponder mag geen ge voel en geen hart hebben, een tweehonderdponder mag nooit treurig zijn, of de menschen schateren'om hem en zeggen :„moet je die lollige dikkerd eens zien kijken, ik lach me de hik!" Ja meneer, ik zou het nu wel eens uit willen schreeuwen van de daken, der huizen, dat de dikzak altijd bespot en uitgelachen wordt, dat men op zijn hart trapt en dan nog verwacht, dat hij het erg grap pig zal vinden. U weet niet, meneer, hoe veel leed er door de „gezellige dikkerds", door de armzalige tweehonderdponders geleden wordt, miskend en ge plaagd als ze zijn! Aan een feestdiner, krijgt hij de kleinste beetjes, de onoogelijkste hapjes, want eerst bedienen zich de magerlatten en de rammelende knekelhuizen met reuzen portie's, want, zeggen ze, die dikkerd is toch vet genoeg, die heeft niks noo- dig! In tram en trein, trappen de magere schinkel- botten ons dikkerds onbeschaamd op onze teenen, want, zeggen de knarsende drooglatten, die dikkerds voelen er toch niets van, die kerels zijn zoo vet. En wat verbeelden die dikke kerels, zich wel, ze nemen twee plaatsen in en betalen maar voor één! En dan in de liefde, meneer! In de liefdeMag een tweehonderdponder niet liefhebben? Mag een tweehonderdponder niet liefhebben? Mag een twee- honderponder geen doodgewoon, naar wat liefde hunkerend menschenhart hebben? Mag een tweehon derdponder niet een meisje aanbidden? Moet hij dat aan de dorre ooievaarspooten overlaten, aan de ke rels met de krakende stelten en de rammelende rib ben? Ik heb ééns liefgehad, meneer, een droom van een meisje, blond, slank, met oogen als sterren, en wangen als perzikken, met een kuiltje erin, met gouden harenIk dacht dat ze mij wel mocht. En op een avond, op een romantische avond, wan delden we ergens door groene drevenToen viel ik op één knie, zooals ze in de romans altijd doen, en ik stameldeMathilde...... En in plaats dat ze nu, zooals in de romans, haar fluweelen handje op mijn hoofd legde en een kus op mijn voorhoofd drukte, begon ze te gillen van den lach en brulde: „O harrejennig, malle dikzak, wat ga je nou doen? Ik lach me scheel, je lijkt wel een oli fant die op apegapen ligt, schei uit, of ik krijg er wat van! Hahahahahaha!" „Maar ik bemin jeriep ik wanhopig. „Oooohahahahahahhihihihioooaaaaaahaha, doe toch niet zoo idioot, het idee, het idee, ik met jou, met zoo'n biervat, zoo'n Isabella-berg-schimmel, pa- haha, nee, hou op, schei uit, ik ga van me zelf van de lach Zoo verscheurde ze mijn hart, meneer, alsof ik niet net zooveel van haar hield, net zooveel respect ver diende, net zooveel gevoel had, als de eerste de beste uitgedroogde breinaald van een magere stokvisch! Dat is het lot van de arme, ongelukkige „gezellige dikzakken", van de verguisde en miskende twee honderdponders. En schrijft U dat nu maar eens in de krant, meneer!" Dave liep de trap af en bereikte de straat door een klein, waar zich op dat oogenblik niemand bevond, slordig kantoortje. Eén moment bleef hij daar aarze len; de verleiding was groot om de straat over te steken en zich op die twee schaduwige gestalten te werpen, die zich in een portiek vlak tegenover het logement schuil hielden en er eens stevig op los te ranselen. Maar dat zou wel het domste zijn wat hij op het oogenblik kon doen en hij bedwong zijn boos- aardigen lust. Ofschoon hij van den aanvang geweten had dat hij werd gevolgd, had hij absoluut niet laten blijken dat hij iets verdachts opmerkte. Hij was op de meest onbevangen manier bij Pelatt binnengestapt en op de straat had hij zich gedragen, zooals men verwachten kon van iemand die vijf jaar uit de maatschappij is weggeweest en die een kinderlijke belangstelling toont in alles wat hij ziet en waarneemt Maar toch waren zijn omzwervingen door de stad niet zoo doelloos geweest als het wel leek. Hij had de woning van Nicolo Capriano gevonden het adresboek had hem straat en huisnummer verschaft. En wel heel toevallig: op zijn verdere wandeling was hij er verscheidene malen langs gekomen! Evenals het „Hotel" lag het in een morsige armoedige wijk van de stad. Het was in zeker opzicht een eigenaardig huis, dat zich onderscheidde van de huizen waar- tusschen het stond. Het was het tweede huis van den straathoek af gerekend, een van de rij tamelijk vervallen woningen en aan den voorkant zag het er precies zoo uit als dezen. Maar het was de achter zijde geweest, die Dave's bijzondere aandacht had getrokken. Hij had natuurlijk geen nauwkeurig on derzoek durven instellen, maar hij had toch opge merkt, dat er een achteruitgang was die uitkwam in een steeg of slop en dien men van een der zijstra ten uit, kon zien. Die achteruitgang lag in een aan bouw, welke bijna tot aan de haag reikte, die de scheiding vormde tusschen het huis en de steeg en die aanbouw zag er uit alsof hij vrijwel even oud was als de woning zelf. Geen van de andere huizen had een dergelijken achteruitgang en gegeven het feit, dat Nicolo Capriano daar woonde, was dat wel opmerkelijk! Toen Dave het logement had verlaten en een eind geloopen had, stapte hij een café binnen. Hij leunde tegen de toonbank en ging zóó staan, dat hij kon zien en gezien worden telkens als de deur openging. Hij bestelde wat te drinken. De caféhouder schoof hem een flesch en een whiskey-glas toe. Dave draaide zijn rug half naar de deui en liet zijn elleboog onverschillig op de toon bank rusten. Hij wachtte een oogenblik tot de aan dacht van den caféhouder door het een of ander 10 Aug;. 1605 bemachtigde de Spaansche bevelhebber Ambrosia Spinola het stadje Lingen, nadat hij zich tevoren van Oldenzaal had meester gemaakt. Deze waardige tegenstander van Maurits dwong den Prins door dezen krijgs daad van een beraamden aanslag op Ant werpen af te zien. 11 Aug. 1803 verklaarde het Staatsbewind der Ba taaf sohe Republiek, dat de invloed van den godsdienst op het bestaan en de voortdu ring van de burgerlijke gemeenschap van het hoogste gewicht was en derhalve het toezicht erop niet aan den Staat mocht worden onthouden. 12 Aug. 1263 werd Wageningen tot stad verheven. 13 Aug. 1521 werd Mexico door Fernando Cortez ontdekt. Het was toen in het bloeitijdperk van de regeering van Karei V, onder wiens bestuur tal van veroveraars en ontdekkings reizigers vol enthousiasme den Oceaan overstaken, om er nieuwe landen in bezit te gaan nemen. Terzelfder tijd, dat Cortez Mexico veroverde, legde Pizarro beslag op Peru, het rijk der Inca's, en het Goudland bij uitnemendheid. In 50 jaar tijds namen de Spanjaarden al de kustlanden van Zuid- Amerika (behalve Brazilië dat door de Por- tugeezen was ontdekt, Midden-Amerika en Mexico in bezit. 14 Aug. 1678 had te St. Denis de merkwaardige veldslag plaats tusschen Willem III, prins van Oranje, en den Hertog van Luxemburg, welke 6 uur onafgebroken voortduurde en waarbij de Prins groot gevaar voor zijn le ven opliep. Alleen de invallende duisternis kon de strijdende legers van elkaar schei den. Den volgenden dag ontvingen beide veldheeren de tijding van vrede, welke den lOen van dezelfde maand was gesloten te Nijmegen. 15 Aug. 1758 overleed de dichter Sijbrand Feitama, die in 1694 te Amsterdam uit aanzienlijke ouders was geboren. Opgeleid voor hel ambt van predikant, ging hij later toen ln den handel; maar op slot van rekening ge voelde hij zich toch meer getrokken tot de kunst met name tot de dicht- en teelten kunst. Van zijn hand verscheen dan al spoe dig een treurspel, waarna nog anderen meerendeels vertalingen, volgden. In 1733 zag een belangrijke vertaling van hem het licht, het werk n.1. van den Kamerijkschen aartsbisschop Telemachus. dat door Feita ma in een Nederlandsch heldendicht werd omgezet, Tien jaar later verscheen een ver taling van Voltalre's Henriade. Na dien tijd gaf hij niets meer uit, doch na zijn dood werd afgeleid: tóen bogen zijn vingers zich om het glas, zoodat het geheel bedekt was en de flesch, die hij met zijn andere hand optilde, was aan 't oog van iemand, die zich bij de deur mocht bevinden, ont trokken door Dave's breeden rug. Hij liet een paar druppels van den drank uit de flesch in het glas loopen, genoeg om bij degenen die het glas zagen den indruk te wekken, dat er uit gedronken was. De caféhouder keek zijn kant weer uit. Dave zette haastig de flesch neer, schichtig als een kind dat op snoepen wordt betrapt. De caféhouder trok een zuur gezicht. Hij kende dat wel het was een truc van de echte dronkenlappen: niet alleen een boordenvol glas, maar nog een teugje meer, door met wijsvinger en duim een soort van verlengstuk aan het glas te maken! Dave gaf den kroegbaas een kwaadaardigen, uitda- genden blik terug, zette het glas op de toonbank, be taalde, veegde met de hand langs zijn lippen en verliet het café. Buiten gekomen aarzelde hij een oogenblik, alsof hij niet goed wist waar hij heen zou gaan, terwijl zijn oogen, onder den breeden rand van den vilt- hoed, die tot op zijn neus neer getrokken was, de straat naar beide kanten afzochten. Hij herinnerde zich Nicolo Capriano. Hij moest nu wel een oude man zijn van den leeftijd van Tony Lomazzi. Toen Dave nog een jongen was, was Ni colo aanvoerder geweest van een troep misdadigers; een soort geheim genootschap dat angst en schrik verspreidde door met bommen te werpen en de po litie was er nimmer in geslaagd om Nicilo te pak ken te krijgen, hoewel ze wist dat hij het hoofd van de bende was. Er was altijd iemand geweest die tus schen Capriano en de gevangenis had gestaan zoo als Tony Lomazzi bijvoorbeeld. Capriano was de man die hem kon helpen, over peinsde Dave, die zou ongetwijfeld ondergrondsche kanalen bezitten, waardoor hij Millman te pakken kon krijgen! Dave balde zijn handen, die hij in zijn zakken ge stoken had, tot vuisten. Dat was hetMillman! Het was niet waarschijnlijk dat die huichelaar het geld in het duivenkot had laten liggenhij zou het onderzoeken, maar neen, waarschijnlijk was het niet! De theorie dat Millman een lokvogel van de politie was geweest, had Dave laten varen, want als de po litie het geld teruggekregen had, zou dat wel alge meen bekend zijn geweest. Dus Millman moest hij vinden en Nicolo moest hem daarbij helpen. Maar hij moest oppassen dat er geen verdenking in rees dat Nicolo Capriano met hem in relatie stond. Enfin hij zou wel zorgen dat zijn bezoek van van deed een vriend van hem verschillende na gelaten werken drukken. 16 Aug. 1585 gaf Antwerpen zich bij verdrag over aan den Hertog van Parma, waardoor de ver overing der Zuidelijke provinciën haar vol tooiing nabij kwam, Marnix van St. Alde- gonde, burgemeester van Antwerpen, hid altijd aan de insluiting der veste geloofd. Hij zag thans Parma het beleg om de stad slaan en dagelijks kon hij diens meesterlijke kunst van belegeren bewonderen. Tever geefs poogden hij en zijn garnizoenscom mandant Hohenlo door een haag van 18.000 Spanjaarden heen te breken. Marnix zag al zijn uitvallen mislukken en moest een verdrag sluiten, waarbij hij dan amnestie verleende, de koningsgezinden liet terug- keeren en de kerkelijke goederen moest teruggeven. Neer te zien op anderen helpt u niet omhoog te ko men. o Roep, o blijde jeugd, met uw onschuld, met uw naïvi teit, met uw vertrouwen, met uw geloof, onze eigene levenslente terug, opdat wij blijven gelooven en ver trouwen, opdat wij rein mogen zijn en waarachtig als gij! o De wijze, waarop wij door de menschen behandeld worden, bepaalt dikwijls meer hun, dan onze waarde. o Als de hemel zonnig lacht, Is 't geen kunst een lied te zingen Maar wie in den lijdensnacht. Als de neev'len ons omringen, Ook blijmoedig voort kan gaan Heeft het leven goed verstaan. o Een dag van lediggang vermoeit als een slapelooze naoht o De man is de heer des huizes, doch de vrouw moet ia huis heerschen. Wat nu Leg je je paraplu onder de tafel? Ben je bang dat raen ze zal weghalen? Neen, maar ik ben bang, dat men ze zal herkennen! (Excelsior). avond geen argwaan wekte, evenmin als dat wat hij zoo aanstonds zijn ouden vriend John Kelly ging bren- gen. De café's schenen een groote aantrekkingskracht voor Dave Henderson te bezitten. Hij liep de eene kroeg in de andere uit en vertoonde steeds dezelfde truc; telkens maar een paar druppels en dan den indruk wekken van zich extra-rijkelijk bediend te heb ben. Hij leek een beetje onvast op zijn beenen en zwaaide flink heen en weer, toen hij een uur later bij de ver lichte vensters kwam van het café van John Kelly, de „Pacific Coral Saloon". Hij bleef daar staan in het heldere schijnsel van een straatlantaarn en van de licht-uitstralende vensters, en begon zijn zakken uit te halen. Hij scheen niets anders te kunnen vin den dan twee geldstukken, die hij met een suffe uitdrukking op het gezicht stond te bekijken maar tegelijk zag hij van onder den rand van zijn hoed een man, die de deur van het koffiehuis naderde. Dat was de tweede maal binnen het half uur sedert de whisky haar schijnbare uitwerking had doen gelden dat hij dien man met zijn bruine pet op zag. Draaideuren gaven toegang tot John Kelly's Sa loon en de man met de pet ging door deze naar binnen. Dave's lippen verstrakten zich. Met onvaste passen volgde hij en ging ook het café in. Onbenul lig keek hij om zich heen toen hij het bekende in terieur weer voor zich zag. De man met de bruine pet leunde tegen de toonbank dicht bij de deur; een half dozijn andere mannen bevond zich verder-op in het lokaal en aan het einde van het vertrek tegen den wand van het kleine kantoortje, zat een buikige man met een kaal hoofd en een blozend gezicht en met heldere grijze oogen onder borstelige wenk brauwen. Hallo Kelly! riep Dave Henderson, terwijl hij het café door liep, blij om je weer te zien, ouwe jon gen. Hij gaf Kelly geen kans om iets te zeggen, nam haastig Kelly's hand en drukte die stevig en ging in één adem voort: je kent me toch zeker nog wel; Dave Henderson? Ben met vacantie geweest en nu ben ik platzak. Hij sprak op vertrouwelijken dronkemans toon- luid, zoodat iedereen hem verstaan kon. Zeg kan ik je een minuut alleen spreken?, eindigde hij zijn dronkemanspraatjes. Een van de gasten in het café lachte. Dave Hen derson draaide zich kwaadaardig om, maar Kelly kwam onmiddellijk tusschenbeide. De caféhouder keek hem verbaasd en ontstemd aan.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1930 | | pagina 13