AN DIT EN VAN DAT
EN VAN ALLES WAT S
- De Wereldreis van
Dicky en Dirrekie Durf
DE GEBIEDSTER.
HUMOR.
Historische Kroniek.
WARE WOORDEN.
WETENSWAARDIGHEDEN.
iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii
Bijvoegsel der Schager Courant van Zaterdag 23 Augustus 1930. No. 8718.
ZATERDAGAVONDSCHETS.
Vrij naar een Engelsch motief
door S 1 R 0 L F.
(Nadruk verboden alle rechten voorbehouden).
EEN dame stapte den vollen tramwagen binnen,
als ware deze haar hoogst-particuliere Rolls
Royce en de conducteur een nietswaardig vod.
dat blij mocht wezen dat zij hem in haar nabijheid dul
den wilde. Zij monsterde de lieden in het binnenste van
den wagen met een hautainen blik, die zoo iets betee-
kende als: wat zit die tram weer vol met een hoop vul
gair vullis", kwam tot de conclusie dat er geen zit
plaats meer was, terwijl er bovendien nog drie menschen
aan de lus bengelden, wendde zioh verontwaardigd om
tot den conducteur en zeide luid en gepikeerd, als gold
het een persoonlijk affront haar door den conducteur
aangedaan: „Zeg, conduktiiürrr, is er geen plèts meer
binnen?!"
De conducteur, een geboren wijsgeer met een plat
Amsterdamsch accent, bekeek peinzend de hoog-opge-
trokken wenkbrauwen van de omvangrijke dame, en
bracht dan eindelijk uit: „D'r benne nog negen lusse
over, dame, U kèn hange!"
De dame vernietigde den conducteur met een blik en
stapte bepaald hoogst beleedigd het binnenste van den
wagen binnen. Men voelde dat zij dacht: „wat een ver
zameling proleten is het hier". Vervolgens fixeerde zij
elke passagier die het geluk had een zitplaats te bezit
ten. De mannelijke passagiers in het bijzonder wierp zij
vanonder haar hoog-opgetrokken wenkbrauwen vernie
tigende blikken toe, en een tenger, schichtig mannetje,
met een triestig druipsnorretje kwam er zoo van onder
den indruk, dat hij een kleur kreeg, iets onverstaanbaars
mompelde en opstond, waarna de gebiedster onmiddel
lijk, zonder één woord van dank te uiten zich op het
nietige plaatsje van den schuchteren man neerliet, het
geen geen geringe opschudding veroorzaakte, aangezien
zij minstens twee keer zooveel plaats innam als het nie
tige mannetje. „U mot niet zoo drunge, jefrau", merkte
een vrouw met omslagdoek en boodschappenmand op,
die op dezelfde bank als de gebiedster zat, „ik heb toch
sekers ook me duppie betaalt, wat laakt 't wel, mit die
kouwe drukte!"
De dame negeerde de opmerking volkomen, „dat
mensch!" was eenvoudig lucht voor haar. Hoe durfde
zoo'n minderwaardig individu het woord tot haar te
richten en dan nog „juffrouw" te zeggen, het was ge
woonweg afschuwelijk. De conducteur kwam den wagen
binnen, sloeg zijn blinkenden koperen kaartjes-étui open
en informeerde: „Een overstapje of een gewoon kaar-
retje, juf?"
De dame koos een gewoon „kaarretje", diepte voor
naam een blinkenden rijksdaalder uit een voorname por-
temonnaie, reikte dien aan den onverstoorbaren conduc
teur over en galmde, zoodat het tot in de verste hoeken
van den wagen hoorbaar was: „Met twie-en-een-half,
conducteur." De conducteur gaf geld terug, lichtte even
zijn vinger op, half-volbrachte tik in de richting van
zijn petklep, ten bewijze van dank voor de „fooi" en wil
de zich weer naar het achterbalcon verwijderen, toen de
dame nogmaals haar belangrijk stemgeluid*verhief en
commandeerde: „Ik moet naar de Parkweg, wèrschuwt
U me straks?"
„Komt in orde, juf", zei de man en ging naar achte
ren.
De heel tram leefde mee met het geval. Terwijl de
dame met ledige blik in het niet staarde, werden over
en weer om haar heen opmerkingen gewisseld als:
„Onze slager het ook een paaschkooi voor de deur!" ,,'k
Wist niet, dat er vandaag veemarkt was", „Zeit U dat
wel, jefrau, waffoor benne anders de taksies? 't Most
niet magge."
De tram zeulde veel halten voorbij. Toen opeens ge
beurde het. De gebiedster sprong bij een halte recht
overeind en stevende met purperen gelaat naar het ach
terbalcon. De heele tram zag aandachtig toe, met ge
spitste ooren.
„Conduktüur!" snerpte de dame diep verontwaardigd,
op een toon, zooals Napoleon gevoerd moet hebben, wan
neer één van zijn generaals een veldslag verloren had,
„Conduktüur! Had ik je niet gezegd, dat ik naar den
Parkweg moest?!"
„Maar juf...", begon de geduldige conducteur en keek
verwonderd naar de hoog-opgetrokken wenkbrauwen
van de dame. De zwartgeschilderde boog van die wenk
brauwen scheen hem bepaald te intrigeeren.
„Er valt niks te maarren!" zei de dame scherp en
keek den conducteur aan, om hem op slag te doen in
krimpen onder haar verzengenden blik. De conducteur
echter kromp heelemaal niet, hij schoof slechts zijn
pruim van links naar rechts en lusterde aandachtig toe:
„D'r valt niks te maarren, conductüür! Ik weet wel
wat je zeggen wilt, dat de tram zoo vol is, en dat je
niet kan onthouden waar iedereen er af moet, ik kèn
dat!"
„Maar...", poogde de conducteur. De dame hier afwe
rend een hand op en voer verder uit:
„Het is gewoonweg een schandaal! Ik heb u een fooi
gegeven en U heel duidelijk gezegd, dat ik bij den Park
weg er af moest! Maar je kunt ervan opaan, conduc
teur, dat ik mijn beklag bij de directie zal indienen!"
Met deze woorden ontsteeg de gebiedster statig den
wagen. De conducteur belde af en de wagen zette zich
weer in beweging. En terwijl de tram wegreed en de
rood-verbolgen dame op het trottoir achterliet, riep de
conducteur haar toe: ,,'t Spijt me reusachtig, juf, maar
de Parkweg is vijf haltes verder! Nog een half uurtje
loope!"
Toen barstten de trampassagiers in koor in een bul
derlach uit. De conducteur knipoogde ondeugend.
24 Aug. 1772 werd koning Willem I geboren als zoon van
stadhouder Willem V. Deze was in 1795 bij
de komst der Franschen onder Pichegru
naar Engeland scheep gegaan. Na den val
van Napoleon gingen enkele van de meest
vooraanstaande Nederlanders Perponcher
en Fegel naar Engeland, ten einde den
Prins uit te noodigen naar Nederland te ko-
men. Hij gaf aan dit verzoek gehoor en
landde den 30sten November 1813 te Sche-
veningen. Den 29en Maart 1814 werd hij
als souverein vorst gehuldigd in de Nieuwe
Kerk te Amsterdam. Willem I, telg van ««en
luisterrijk geslacht, mag naar het oordeel
van Groen van Prinsterer niet onder de
dagelijksche of middelmatige figuren wor
den gerekend. Willem I was gehuwd met
Frederika Louise Wilhelmina, een dochter
van den koning van Pruisen. Uit dit huwe
lijk sproten: Willem Frederik George Lode-
wijk (die later regeerde onder den naam
van Willem II), Willem Frederik, Karei
(prins Frederik) Marianne.
25 Aug. 1721 werd Lucretia Wilhelmina van Merken te
Amsterdam geboren. Deze dichteres was een
afstammeling van Caspar Barlaeus, van
den historicus G. Brandt en van meerdere
andere geleerde mannen. Reeds op jeugdi
gen leeftijd had zij omgang met de mees*
bekende dichters uit dien tijd. Zij gaf het
treurspel Artemines, dat in 1745 in den
Schouwburg voor het eerst werd opgevoerd,
reeds uit, toen zij nauwelijks twintig jaar
was. In 1768 trad zij in het huwelijk met
haar kunstvriend van Winter. Zij gaf, nog
verscheidene tooneelstukken uit, waarvan
de meeste drama's, terwijl zij daarenboven
nog een groot aantal dichtwerken schreef;
van deze laatste noemen wij: Germauicua
in 16 boeken. In 1783 ging zij met haar
echtgenoot te Leiden wonen, waar zq den
19den October 1789 in den ouderdom van
68 jaren overleed.
26 Aug. 1556 stierf de bekende wederdooper Jan van
Leyden. Hij was een van de voornaamste
voormannen uit de beweging der anabap
tisten. Vanuit Holland, waar deze beweging
nogal opgang maakte, kwam hij nnar
Munster, om er op bevel van Jan Matthijs-
sen daar het duizendjarig rijk te gaan
prediken. Onder aanvoering van dezen
kleermaker, die eigenlijk Jan Boekelszoon
heette, werd den 15en April 1534 door diens
goddelijke openbaring, de magistraat uit
de stad verdreven. Jan van Leyden be
zette daarop zelf den zetel, heerschte a's
een tyran en voerde de polygamie in. Zelf
nam hij niet minder dan 17 vrouwen. Ten
slotte is de stad veroverd en zijn de bel
hamels om het leven gekomen.
1636 werd het huis van Johannes Uitenbogaart
van de confiscatie ontslagen.
1702 werd Venlo door den Hertog van Obdam
bestormd. Het was toen in het begin van
den Spaanschen Successie-oorlog.
20 Aug. 1618 werden Johan van Oldebarneveld, Hoo-
gerbeets en Hugo de Groot door Prins
Maurits gevangen genomen, omdat zij
Utrecht tegen de Staten-Generaal en tegen
den Prins hadden opgezet. Johan van Olde
barneveld werd daarop den 13den Mei 1619
onthoofd, terwijl de twee andere pensior.-
narissen tot levenslang werden veroordeeld.
Hugo de Groot wist van slot Loevestein
(zooals algemeen bekend) in een boekenkist
te ontsnappen, terwijl Hoogerbeets bij den
dood van Maurits werd ontslagen.
30 Aug. 1760 brandde de Lieve Vrouwe Kapel te Alk
maar af.
27 Aug.
28 Aug.
Kleine Wiesje klaagde over pijn in haar buikje. „Dat
komt, zei moeder, „omdat je niets gegeten hebt Je zult
je veel beter voelen, als je wat in je buikje hebt."
Dien dag bezocht een zeer deftig en geleerd man hsn
Toevallig hoorde kleine Wiesje hem klagen over hoofd
pijn. Waarop ze naar den deftigen heer toeging en zei:
„Dat komt omdat het leeg is! U zou U veel beter voe
len, als U er wat in had!"
Agent (woedend): Weet U wel, dat U tachtig kilo
meter per uur reed?!
Zij: O, is het niet schitterend? En ik heb gisteren
pas autorijden geleerd!
Zij waren pas een maand getrouwd en hij had haar
een paar minuten in de keuken alleen gelaten, omdat
zij de sla aan moest maken. Eensklaps hoorde hij een
doordringende gil en ademloos aanstormend riep hij uif:
„Wat is er gebeurd, lieveling?"
„O het was een rups!", zeide zij bleek, „O, Henry,
wat had ik toch moeten beginnen, als ik alleen thuis
was geweest!"
Verpleegster (de studeerkamer van den professor
binnenkomend): Het is een jongen, meneer!
Professor (afwezig): Nou, waarom moet U mij daar
mee lastig vallen?! Is mijn vrouw niet thuis?
Mevrouw: Waarom ben je uit je vorige betrekking
weggegaan?
Meisje: Omdat ik immers niet kon weten, hoe het
hier zou zijn!
Lord (tot zijn kamerdienaar): Heb je al mijn afspra
ken afgezegd, James?
James: Ja, Mylord, maar Lady Milicent nam het niet
zoo prettig op. Zij zei dat U volgende week met haar
moest trouwen!
Hardheid grieft, al is zij ook nog zoo rechtvaardig.
o
De mench moet den boom naar zijn vruchten waar-
deeren, niet naar zijn grond, waarin hij is gegroeid, niet
naar de hand, die hem heeft geplant.
o
Wanneer uw vijand u zoekt te hinderen en te belee-
digen, glimlach en ga heen. Juist uw prikkelbaarheid
en gevoeligheid zijn oorzaak, dat zijn onedel wapen doel
treft.
o
De hemelsche liefde ziet meer op de ziel dan op het
lichaam. Hij, die een schoone ziel bemint, blijft haar
zijn geheela leven trouw, want hij bemint wat duurzaam
is.
Wanneer de menschen maar één tiende gedeelte van
den tijd en de zorgen, die ze aan hun uiterlijk en aan
uitwendige toestanden wijden, voor hun innerlijk over
hadden, ging vast de wereld hard vooruit.
o
Het is treurig, wanneer men geen verstand genoeg
heeft, om goed te kunnen spreken, en geen oordeel ge
noeg, om te kunnen zwijgen.
o
Hebt ge goed gezaaid
En straks ondank gemaaid,
O, strooit voort!
Menig zaadje in het wilde verwaaid.
Vond een plekje en droeg honderdvoud vrucht
IS HET U BEKEND:
dat in Denemarken, waar de doodstraf in 1930 werd
afgeschaft, deze straf al sinds dertig jaar niet was
toegepast?
dat Londen tracht het zware verkeer in de stad wat
te verlichten, door een deel over de rivier de Theems
te leiden, waar nu talrijke watertaxis krioelen?
d a t de Universiteit van Pavia, in Italië, die in 1925
haar elfde eeuwfeest vierde, in het jaar 825 werd ge
sticht door Lotharius ,een kleinzoon van Karei de
Groote?
d a t er elk jaar in Amerika 150000 congressen en der
gelijke gehouden worden?
d a t de Olympische spelen in den modernen *ijd voor
het eerst gehouden werden in 1896 in Athene?
dat Europa eenkustlijn heeft van 45.000 mijl, terwijl
Afrika, dat 3 keer zoo groot is, slechts een kustlijn
van 16.000 mijl heeft?
149. Ziezoo, daar r ij d t de auto weer. En Dicky zet
er een vaartje achter, want zijn maag rommelt haast
even hard als de motor. Ook Gerrit en Dirrekie hebben
honger. Ze zitten stil te verlangen naar een restaurant
of een lunchroom, waar ze hun hart eens ferm kunnen
ophalen aan broodjes met vleesch of aardappelen met
biefstuk en spersieboontjes. De auto raast vooruit, zoo
snel ze kan. Gevaar dat ze een mensch, een hond of een
kip overrijdt, is er niet, want die zijn nergens te be
speuren. Wel kunnen de reizigers geducht merken dat
hier in Afrika de sproeiwagen niet komt en dat de
woestijn ook niet wordt aangeveegd, zooals thuis de
huiskamer. Wat een wolken van stof en fijn zand laat
de auto achter zich. 't Lijkt wel een afgeschoten vuur
pijl met een lange rookkolom erachter. Gerrit zit voor
overgebogen of hij de auto nóg sneller vooruit wilde
jagen naar het stadje in de verte, waar eten en drinken
te koop is. Dirrekie's krullende lokken fladderen in de
wind... Suizend snuift de auto verder. Gelukkig dat het
stof achter de auto blijft Anders aten de drie reizi
gers er zooveel van dat ze geen maaltijd meer noodig
hadden.
150. Hoera, daar is de paurt al! juicht Gerrit. En
hij zwaait met zijn pet, zijn armen, zijn neus en zijn
tong. 't Is of zijn honger nóg dubbel zoo groot wordt,
nu er kans komt op een stukje eten. Dicky en Dirrekie
juichen ook mee. We moeten een goed hotel opzoe
ken, hoor, meent Dirrekie, zooiets als de „Drie
Dorstige Harten", waar de biefstuk zoo lekker malsch
was. We hebben geld genoeg, dus we kunnen eens
echt fijn eten. Met een scherpe bocht draait de auto
de stadspoort in. Ibrahim ben Langzaam, de Moorsche
rentenier, die zijn morgenwandeling doet, ziet het na
tuurwonder met de grootste verbazing na. Bij den
baard van mijn overgrootvader, prevelt hij, deza
Westersche honden verspreiden een kwalijken reuk in
den neus van een fatsoenlijk man. Zij brengen wolken,
die geen regen geven zij hebben steeds een onbegrij
pelijke haast. Zij zullen op hun buik kruipen en stof
eten... Maar Gerrit, Dicky en Dirrekie hebben die som
bere voorspelling niet gehoord en ze trekken er zich
niets van aan. Ze beginnen dadelijk uit te kijken naar
een plekje, waar tafeltjes staan en stoelen en waar wat
te bikken valt. Maar zulke plekjes zien er in Afrika
heel anders uit dan in de omgeving van Voivettcndam.