VAN DIT EN YAN DAT
EN VAN ALLES WAT
m
m
i
m
'M
9
M:,
fé
VOOR ONZE SCHAKERS
VOOR ONZE DAMMERS
EVENTJES DENKEN.
HET EEUWIGE AFSCHEID.
Vraagstuk No. 598.
r
Mi
p
BB
B
H
j
Vraagstuk No. 599.
ij
IÉ
1
8
11
m
gf
Hf
lp
JÜ
SI
fff
H
Ui
a
m
SU
üf
11
11
e
!H
Hf
ui
11
8
Ui
gi'
3
gr
nm.
Vraagstuk No. 600.
8
n
11
is
IS
11
m
iü
UI
MP
SS
n
ui
Él
8
n
if
Él
J3Ü
11
M
§8
SI
8
11
Él
Éf
8
i§
iü
8
fH iü!
8
Vraagstuk No. 596.
Vraagstuk No. 597.
G i f t g a s.
Bijvoegsel der Schager Courant van Zaterdag 30 Augustus 1930. No. 8722.
van H. W e e n i n k, Amsterdam.
Zwart: 2.
Éül
g
a b c d e f
Wit: 4.
De diagramstand in cijfers behoort te luiden: Wit
Kd7, Dh4, Pe7 en een pion op d3. Zwart Ke5 en een
pion op c5. Wit speelt en geeft mat in twee zetten!
OPLOSSING PROBLEEM No. 590,
van Dr. J. Dobrusky.
De diagramstand in cijfers was: Wit Ke8, Dfl, Pa6,
Pg6, Le2, en twee pionnen op e3 en f5. Zwart Kdö, Pd3
en een pion op d6. Wit speelt als sleutelzet Dflbt,
vfearna op iederen zet van zwart mat kan volgen. In
een dubbele gemengde batterij, zooals deze, overheerscht
als idee de activiteit van het batterij-stuk, hoewel de
varianten-rijkdom niet zoo groot is, dat men leeds van
activiteit van zwart paard als thema kan spreken. De
sleutelzet, een hinderlaag, is thematisch, maar vormt
nietf hèt thema van het probleem, omdat bij een dub
bele batterij de hinderlaag van één staartstuk niet zoo
scherp spreekt.
OPLOSSING PROBLEEM No. 594,
van W. K o r t e 1 i n g.
De diagramstand in cijfers was: Wit Kf7, Df2, Te4,
Pc5 en een pion op e2. Zwart Kd5, Pfl en zes pionnen
op a2, a3, b3, d2, f6 en h3. Wit speelt als sleutelzet ^7
dreigende met Df6x enz. Op zwart 1. Pg3 of Kc6 voigt 2.
wit Tc4. Op zwart Kd6 of f5 volgt 2. wit Dc5. Fn op
zwart Ke4 volgt wit Df3, steeds met mat op den der
den zet. Een klein maar fijn probleempje.
van Dr. M. J. Belinfante, Amsterdam.
Zwart: 12.
-te'
Wit: 12.
De diagramstand in cijfers behoort te lulden: Zwart
12 sch. op 4, 6, 9, 11—14, 18, 20, 24, 32 en 36. Wit 32
sch. op 21, 25, 26, 27, 29, 34, 38, 40, 41, 43, 44 en 47.
Wit speelt en wint op fraaie wijze.
OPLOSSING PROBLEEM No. 590,
van S. E. v. d. Meer Jr., Arnhem.
De diagramstand in cijfers was: Zwart 7 sch. op
8, 9. 12, 14, 16, 19 en 20. Wit 7 sch. op 21, 23, 28, 30,
32, 47 en 48. Wit speelt 3024, zwart dwingende tot
20X18, 28—23!!, 48— of 47—42 en 42x3 wint! Een
meesterlijk varianten-stukje, waarin de grootst denk
bare economie betracht is.
OPLOSSING PROBLEEM No. 595,
van Dr. M. J. Belinfante, Amsterdam.
De diagramstand in cijfers was: Zwart 7 sch. op 3,
8—10, 12, 20 en 27. Wit 7 sch. op 29, 34, 37—39, 44 en
477. De eerste zet in dezen prachtigen lokzet is het
moeilijkst te vinden. Wit speelt n.1. 3732, zwart dwin
gende tot 2731 om geen schijf te verliezen en eerst
daarna speelt wit verlokkend 4741, zwart verleidend
tot 3137. Gaat zwart daarop Sn, dan laat wit volgen:
32—28!, 39—33, zwart 46X19 gedw., 29—23 en 33x2!
Eveneens een keurig staalje van economisch constru-
eeren!
van Geo van Dam, Wassenaar.
Zwart: 6.
wM
w,
W?/.
Wit: 6.
De diagramstand in cijfers behoort te luiden- Zwart
6 schijven op 9, 11, 16, 19, 21 en 26. Wit 6 sch. op 22,
27, 32, 38 en 42. Wit speelt en verlokt zwart tot een
foutieve voortzetting, waarna wit de winst forceert!
„EEN VERSCHUIF-PROBLEEM".
Men teekent op een vel papier een rechthoek, groot
3 bij 18 c.M. en verdeelt deze op de volgende wijze in
negen vierkantjes van 2X2 c.M., waarna men ze in de
overgebleven strook met 1 tot en met 9 nummert. In
de vier linksche vakjes plaatst men nu halve centen
en in de vier rechtsohe vakjes dubbeltjes. In ieder
vakje één geldstukje. Alleen het middelste vakje (no. 5)
blijft dus open. Het is nu de kunst om door verschui
ven en/of overspringen de halve centen op de plaats
der dubbeltjes te krijgen en de dubbeltjes op ie plaats
der halve centen. Het is echter niet geoorloofd over
meer dan één hokje te verschuiven of over meer dan
één munt te springen, terwijl ook niet teruggeschoven
of gesprongen mag worden, d.w.z. de halve centen mo
gen uitsluitend in rechtsche, de dubbeltjes in linksche
riohting verplaatst worden. De oplossing kan als volgt
genoteerd worden. Bijv. 45, 6X4, waarbij dan
schuiven en X springen beteekent, evenals b'j het
dammen.
„EEN KAARTPROBLEEM".
(Piquet, dus met 32 kaarten).
Er zijn twee spelers, A en B, en elk krijgt 12 kaar-
teh. A krijgt één vijfde, één vierde en een derde (d.w.z.
vijf kaarten van dezelfde kleur en soort die op elkaar
volgen; vier kaarten, die aan dezelfde voorwaarde vol
doen en nog eens drie kaarten, eveneens op elkaar vol
gend en van een zelfde kleur soort).
Als men nu voor het aas elf punten telt, voor de
poppetjes en tienen voorts elk 10 punten en voor de
anderen niets, dan heeft A als totaal aantal ountea
der kaarten, die hij in de hand heeft, een getal van
drie gelijke cijfers.
Wie kan nu zeggen welke zijn hoogste en welke zijn
laagste kaart is? Kleur en soort behoeft dus niet te
worden aangegeven, wèl de punten-waarde en wat zij
voorstellen!
OPLOSSINGEN DER PUZZLES
uit ons vorig nummer.
No. 592. EEN LASTIGE VRAAG".
H. M. de Koningin Moeder is Moeder sinds Haar
eerste Kind geboren is. Dus precies zóólang! Een
aardig en geestig bedachte woordspeling.
No. 593. „EEN GOOCHELKUNSTJE".
Het in deze puzzle bedoelde „kunstje" is zeer eenvou
dig uit te voeren, als men maar precies doet wat ge
vraagd wordt. Men plaatst immers een glas, dat vol is,
in normale omstandigheden a 11ijd met het onderste
(dus den bodem of den voet) boven op tafel!
(Van Zaandam begint de Victorie!)
Aan de Zaan geeft men het voorbeeld,
Hoe men, vóór een burger kermt
Van vergiftiging door gassen,
Deze liefderijk beschermt,
Opdat men bij 'n nieuwen oorlog
Niet zeer pijnlijk wordt verrast,
Daar alsdan meneer de burger
Vóór hij 't weet reeds is vergast!
Ernstig gaat men reek'ning houden
Met het welbekende feit,
Dat de moeders niet meer tellen
In den meer modernen strijd,
Dat de grijsaards en de kind'ren,
Vroeger werd dit steeds verzuimd,
Ook al zijn ze dan niet weerbaar,
Grondig dienen opgeruimd!
Dit is namelijk heilzaam fnuikend
Voor des vijands vecht-moreel,
'tDoel rechtvaardigt toch de midd'len,
Want, nietwaar, dat scheelt te veel!
Oorlog is nu eenmaal oorlog,
Waar hij slaat daar is het raak,
En we strijden altijd eerlijk
Voor het recht en voor een zaak!
Alles wat dit kan verhind'ren
Moet maar rechtstreeks van de baan,
Liever een hoeveelheid burgers,
Dan de zege naar de maan.
Dit zijn zoo de nieuwste leTizen
Van het komend vecht-seizoen,
We aanvaarden alles rustig:
„Ach, wat is er aan te doen?"
In Zaandam nu heeft men keurig,
Ter voorkoming van paniek,
Naast de bibndkast des ontvangers
Ook een „gas-kast" voor 't publiek,
Een behoorlijk onderkomen,
Keurig in de verf en frisch,
Voor wat moeders en hun kindjes
Als de dood op handen is!
Voor het traangas is 't niet noodig,
Tranen zijn dan 't ergste niet,
Maar voor blaren in je longen,
Door 't geniepig „yperiet"!
Dwaze, dolgeworden wereld,
Die dit alles kalm aanvaardt,
Heb je nog wel een geweten,
Ben je nog bescherming waard?!
(Nadruk verboden.)
Augustus 1930.
KROES.
ZATERDAnAVONDSCHETS
Een vrij zonderlinge historie,
door S I RO L F.
(Nadruk verboden Alle rechten voorbehouden.)
Een mensch is nooit te oud om te leeren, ofschoon
in mijn geval, aangezien ik gehuwd benEn
wie niet sterk is, moet slim zijn. Nu, slim waren
zeMaar laat ik beginnen bij het begin. De zaak
was dan zoo. Ik moest de stad uit en ging naar het
station. En daar ik, tengevolge van een kleine ver
gissing meer dan een half uur te vroeg was, wan
delde ik op mijn gemak het derde perron op, waar
de Parijsche trein vrijwel op punt van vertrek stond.
Het was druk en op het perron stonden tal van
groepjes menschen, bezig elkaar handen te druk
ken en te omhelzen, zooals dat op spoorwegperrons
nu altijd gaat, en waaraan niemand natuurlijk aan
stoot neemt.
Mijn oog viel op een jong paar, dat teeder af
scheid nam. De jongeman moest blijkbaar met den
Parijschen trein mee en het was dus heel begrijpe
lijk, dat het jonge meisje, zijn verloofde blijkbaar,
haar aanstaanden echtvriend hartelijk kuste, daar
hij immers op het punt stond, zoo ver van haar heen
te gaan, naar een oord zoo vol van verleidingen als
men beweert dat de Fransche hoofdstad is. Het was
een snoezig meisje, ze bloosde diep natuurlijk
en sloeg de oogen zedig neer. De jongeman omhelsde
haar nog eenige malen, en verdween dan in den
wagen, te midden van een dringende, duwende me
nigte. Het was zoo'n lief tafereeltje, dat ik onwille
keurig moest glimlachen. Het volgend oogenblik had
ik het meisje in de menigte uit het oog verloren. Een
minuut later gaf de perronchef sein tot vertrek en
stoomde de trein het station uit.
Daar ik nog bijna een half uur den tijd had, voor
dat mijn trein vertrok mijn trein was nog niet
eens op het perron aanwezig slenterde ik naar
het vierde perron, waar de trein naar Keulen over
eenige minuten zou vertrekken. Ook daar weer een
menigte menschen niet koffers en stokken en para-
<5^
j k.i..Kni> voor haar mevrouw te
Jans, na de belasting .heer krijg toch
hebben betaald- Nou, mebeer, £1^,
zeker m'n percenten
pluies, geroep en gedraaf, handen drukken en har*
telijke omhelzingen. In het midden van den trein,
ongeveer, stond ik zag het toevallig een paartje
teeder afscheid te nemen. En toen ik langzaam na
derbij slenterde, kreeg ik plotseling een schok
want daar stond het zelfde allerliefste jongemeisje-
in de armen van een jongeman, die haar innig ten
afscheid kusteIk wreef mijn oogen uit: geen
twijfel, het was hetzelfde meisjeEn toen kreeg
ik mijn tweeden schok: de jongeman die
daar straks met den Parijschen trein
vertrokken was stond daar weer van
zijn meisje afscheid te nemen!
Was dit een zinsbegoocheling? Had ik me toch
vergist? Of had de jongeman zich in perron en trein
vergist en was hij per ongeluk in den Parijschen
gestapt, terwijl bij naar Keulen moest? En was hij
op het laatste oogenblik uitgestapt? Dit laatste
moest wel het geval zijn. Nu, het afscheid was er niet
minder teeder om. En ik kon me best in hun ge-
dachtengang verplaatsen en begrijpen, dat ze het
heerlijk vonden, nog een kwartier langer van ei
kaars aanwezigheid te genieten, alvorens de jonge
man de groote reis naar het verre Keulen ook
immers een groote stad zou aanvaarden. Het
meisje bloosde weer en sloeg de zedige oogen neer
en ik, ik moest onwillekeurig weer glimlachen om
het lieflijke tafereeltje. En een minuut of wat later
vertrok de trein.
Er kwam net een volle trein van den anderen kant
binnen en met den dichten menschenstroom liet ik
me meedrijven, om ten slotte op het vijfde perron
(e belanden, waar de trein naar Vlissingen, mot
aansluiting op de boot naar Harwich, gereed stond.
Hier weer een zelfde drukte van handendrukkende,
haastige, jachtende menschen, afscheid nemende
moeders, die groote kinderen aan hun hart drukten,
mannen die van hunne vrouwen afscheid namen en
natuurlijk ook teedere jonge paartjes Op een gege
ven oogenblik was het, alsof mij de adem in de keel
stokte. Was ik gek geworden? Leed ik aan halluci
naties? Vlak bij het achterste portier van een door
loopenden wagen stond een jong stel in innig af
scheid nemen verzonkenhetzelfde allerliefste
jonge meisje, blozend, oogen neergeslagen, zedig, enz.
enz. en de zelfde jongeman, die met den Keul-
schen trein vertrokken was!
Toen ik een weinig van mijn schrik en verbazing
bekomen was, werden mijn detective-instincten
wakker! En ik besloot het jeugdigè paar, dat telken
male zoo innig en teeder afscheid nam, te volgen
en, het koste wat het wilde, het vreeselijke geheim
van den man met de tallooze lichamen op te los
sen! Gelijk een bloedhond was ik niet meer van hun
spoor weg te rukken en zoo zag ik achtereenvol
gens, dat de jongeman zich gereed maakte te ver
trekken naar Lutjebroek, Schiedam, Alkmaar,
Utrecht, Hannover, nogmaals naar Parijs, naar Ber
lijn, Beetsterzwaag, Aalsmeer, Bussum en Gronin
gen, en bij elk vertrek was het afscheid, of*dit nu op
het zesde of op het eerste perron plaats had, even
innig en teeder, terwijl het meisje steeds even lief
lijk bloosde, zedig de oogen neersloeg enz. enz. De
jongeman speelde het telkens klaar, op het aller
laatste moment ongemerkt uit den trein te komen,
en zijn meisje blijkbaar volgens een nauwkeurig
van te voren opgemaakt rooster op een ander perron
bij een anderen trein te ontmoeten. Toen de trein
naar Groningen vertrokken was en ik de jongeman
volgde, terwijl hij zich naar het derde perron haast
te, pakte ik hem bij den arm, en fluisterde hem in
het oor: Zeg eens, meneer, ik ben niet nieuwsgie
rig uitgevallen, maar ik heb U nu sedert twee uur
gadegeslagen en ik zou toch wel verduiveld graag
weten, waar U nu eigenlijk heen gaat!
De jongeman schrok even. Dan trok er een glim
lach over zijn gelaat, terwijl hij mij vertrouwelijk
toefluisterde: „Kijk eens, meneer, U bent natuurlijk
ook verloofd geweest Ik ga over een half jaar trou
wen. Maar wil U wel gelooven, dat we gewoonweg
de kans niet hebben, ora elkaar op een ordentelijker
manier te omhelzen? Haar ouders zijn erg streng en
bij haar thuis kan er niet gekust worden, want haar
moeder bewaakt ons met argus-oogen. Ik woon op
kamers en natuurlijk wil mijn hospita niet, dat ik
bezoek van een jongedame alleen ontvang. Loopen