VAN DIT EN VAN DAT EN VAN ALLES WAT 5 - De Wereldreis van - Dicky en Dirrekie Durf Moeders wensch. DE ZWARE SLAG VOOR KNÏRRUPHUIZEN. PLANTEN IN KAMER EN TUIN. WETENSWAARDIGHEDEN. WARE WOORDEN. Bijvoegsel der Schager Courant van Zaterdag 13 September 1930. No. 8730. De wereld gaat vooruit op elk gebied, En jij, m'n kind zult in die wereld leven, Je luistert nu nog stil naar moeders lied, Wat is je later hiervan bijgebleven? 't Moderne leven stuwt met sterk beleid Langs nieuwen weg je plichten en je rechten, Maar wat er ook gebeurt in later tijd, Ik hoop, m'n jongen, dat je nooit zult vechten! Je weet nog niet, m'n kind, wat oorlog is, Soms denk je het een onbegrepen wonder Van generaals, vol barsche ergernis, Van heel veel ruiters en kanongedonder. Een kleurig spel, dat door de kamer gaat, Dat vindt je zoo je liefste kinderrechten, Terwijl je rofflend op je trommel slaat, Ik hoop, m'n jongen, dat je nooit zult vechten! Ik heb je voor het leven groot gebracht, Niet om te sterven, als je gaat begrijpen, Dat na mijn liefde grooter liefde wacht, Die ook bij jou weer vruchten zal doen rijpen! Als je gezin zijn liefde tot je draagt. Dan eisoht het leven juist zijn grootste reohtpn, Het leven, dat je steun voor and'ren vraagt, Ik hoop, m'n jongen, dat je nooit zult vechten! Nog sta je smal en klein bij moeders schoot, Met onbedorven, lieve, reine handen. Maar eenmaal, beste jongen, ben je groot, Dan breken langzaam onze oude banden, Dan sta je zoekend in de maatschappij, Verbijsterd van haar eeuwenoude rechten, Dan wil je onafhank'lijk zijn en vrij, Ik hoop, m'n jongen, dat je nooit zult vechten! Zoek dan den vrede, die weer vrede kweekt, Om d'oude wereld nieuw geluk te leeren, Wij moeders weten wat een oorlog breekt, Hoevelen gaan om nooit terug te keeren! Bouw aan dien vrede, zegenend en rein. Zóó sterk je heerlijk and'rer moeders reohten, Laat dat je moed, je overwinning zijn, Ik bid, m'n jongen, dat je nooit zult vechten! September 1930. (Nadruk verboden). ZATERDAflAVONDSCHETS Vrij naar een Engelsch motief, bewerkt door SIROLF. (-Nadruk verboden. jpUle rechten voorbehouden.) HET was zoo'n lief, tevreden dorpje, zooals het daar lag tusschen de oude, hooge, dichtbeblader- de bootnen, dat Knirruphuizen. Malsche weilan den lagen er omheen, met vredig grazend vee, en de zon bescheen het alles zoo goedig, dat men wel moest begrijpen, dat hier rust en bezonkenheid en geluk moesten wonen. Zei een dichter niet reeds lang gele den, dat het leven des gerusten landmans zoo genoe- gelijk henenrolt? Kijk, daar zag ik het oude dorps- herbergje weer, met de blauwe horretjes en toen ik binnenkwam, was de houten vloer nog precies zoo met wit zand bestrooid als verleden jaar, en dezelfde brom vlieg zat voor het lichtelijk aangeslagen venster te grommen, en dezelfde drie rustelooze vliegen speelden om de koperen petroleumlamp. En in het halfduister van de gelagkamer met de lage houten zoldering zat het zelfde oude gezelschap, zooals ik dat vorig jaar had aangetroffen. Niets was veranderd... oogenschijnltjk. Daar zat ouwe Teunis, met zijn neuswarmerje, en daar Hein Knokel met zijn slapende hond aan zijn voeten, en daar doove Wullem, die nooit goed verstaan kon, wat iemand tegen hem zei, en daarom strijk en zet ant woordde, terwijl hij schielijk zijn glas leegdronk: dankle wel, hoor, ik zal dan maar nog ééntje van hetzelfde nemen! En Oome Kees, de waard, hing nog precies zoo lui achter zn toonbankje, schijnbaar in halfslaap, en alleen af en toe oprijzend om nog eens in te schenken. Maar toen ik even rondgekeken had, viel het als een koude beklemming op me, dat er iets was. De man nen begroeven hunne sombere gezichten in hunne gla zen, om ze er slechts uit te halen, om adem te schep pen. En toen ze allen hadden uitgedronken en zwijgend en in afwachting naar mij keken, zette Oome Kees het blijkbaar door mijn komst onderbroken gesprek voort, met deze donkere opmerking: „Ja, zooals ik dan zei, hè, het eindje is dan eindelijk gekomen. Het is een slag, hoor, voor kromme Dorus. Vanmorgen om halfvijf, hij ging net te melken, is het 'beurd". Oome Kees zuchtte diep en keek naar zijn ledige glas, terwijl hij vervolgde: „en dan nog zoo on verwachts. Ik heb hooien zeggen, dat kromme Dorus van de zenuwe die 'm te pakken kregen bij vergissing een emmer water in de melkbus heb laten vallen". „Ja, het is een slag voor Knirruphuizen, want we waren toch eigenlijk allemaal trotsch op 'm, waar of niet? Het was een beste ouwe knaap, en sterk as een stier, daar viel niks op 'm te zeggen. En wat kon ie prachtig eten!" zei Hein Knokel triest. „Ja", merkte ouwe Teunis wijsgeerig op, „ze zegge, dat 't van de hitte kwam, maar as je 't mij vraagt, zit het heel erregens anders. D'r mot van binnen in ze ingewande wat mis zijn geweest iets met ze weet-ik- veel of zoo iets." „Net wat ik zee," viel doove Wullem bij, hij hét een bij ingeslokt, toen ie een appel at. Ik heb het zelf Zondag gezien. Een, twee, drie had ie 'm opgeslokt Nou zeg ik, die bij is met huid en haar naar binnen gegaan, zonder dat ie 'm gekauwd heb. Nou, dat dier perbeert natuurlijk eruit te komme, en toen as is daar in ze maag in de rondte vliegt, in stikkedonker, hep het beest natuurlijk geen uitweg kenne vinde, en is dol gewordt en heb 'm van woede in ze maag gestoke, nou enne toen benne natuurlijk zijn ingewandes op- swollen en daar had je de poppen an het danse..." „Ken best waar weuze", knikte Hein Knokel, „maar ik heb gustere gehoord, dat Harm Knuppels met eige ooge zeivers heb gezien, dat ie' overlaast een gummie- hak heb opgevreten, en dat ijzeren dingetje in het mid den met die schroef eraan zat er nog aan! Nou, wie doet dat nau? Da's nou mar gekkigheid... Nou, en toen is die schroef natuurlijk gaan roeste en met die bij same kreeg je allemaal van die giftige gassen, net as je vroeger op de kachel wel een stukkie gomelastiek legde, dat de meester op school alle rame opengooide van de stank en de woede. Nou, ga nou maar zeivers na, as je dat in je maag heb met zoo'n dolle bij erbij, dat most natuurlijk mis gaan." „Daar kon je wel eens gelijk aan hebbe, Hein", zei Oome Kees ernstig, „want ik heb een neef gehad, die was schoenlapper van ze handwerk en die had altijd zijn mond vol met kopspijkertjes, en laat ie nou een keer plotseling de hik krijgen, en een mondvol inslik ken? Na dien tijd is ie nooit meer de ouwe geweest..." „Ja", zei ouwe Teunis, „het is teuge de natuur, wat zeidu?" „Hm", zei ik, na al deze treurige bijzonderheden, „het is heel erg jammer van Uw geachte vriend. Maar ken ik hem eigenlijk? En is hij lang ziek geweest?" „Da kon best weuze, da je 'm kende, wie kende 'm niet? Ik zeg U, het is een zware slag voor Knirrup huizen, vooral omdat we volgende maand een groote landbouwtentoonstelling hebbe, en hij was er hart en ziel van." „Hm", merkte ik opnieuw op, „maar hoe heette hij eigenlijk, heb ik zijn naam nooit gehoord?" „Nou", antwoordde Doove Wullem, „wie kon 'm niet? Iedereen kende Arie. Een pracht van een knaap was ie, dat zeg ik! End an zoo ineene eruit, in de kracht van ze leve, bij wijze van spreke. En nou kon je heel Holland en Friesland afzoeke, bij de rijkste en grootste boeren, maar nerregens von je zoo'n prachtig, stevig, vet varken as Arie van Kromme Dorus, is 't waar of niet?" (Vragen en mededeelingen, deze rubrik betreffende, in te zenden aan den heer K. van Keulen, Veenenlaan 88, Hoorn). Maar met de definitie, in ons vorig artikel gegeven, zijn we er toch niet geheel, want er zijn tal van mooie bloem- en bladplanten, die slechts korteren of langeren tijd in huis goed blijven, en die toch ook wel degelijk als kamerplant worden aangemerkt Planten, die tegen een eenigszins verlengd verblijf in de kamer niet kun nen, en, ondanks goede verzorging, daarvan spoedig nadeelige gevolgen toonen, zijn als kamerplanten on geschikt Evenwel, de grens tusschen blijvende en tijdelijke kamerplanten, is niet altijd scherp te trekken, want daar de eene liefhebber een bepaalde plant slechts weinige maanden weet goed te houden, wat dan meest al de zomermaanden zijn, slaagt een ander er in die zelfde plantensoort langeren tijd te kweeken en zelfs door den winter te brengen. Dat kan afhangen van plaatselijke omstandigheden, maar zal meestal meer aan betere kennis omtrent de plant en haar behoeften en nauwgezette verzorging te danken zijn. Voor den eenen liefhebber is zulk een plant dan een tijdelijke, voor den anderen een blijvende kamerplant. Aan den anderen kant zijn er planten, die schier alles verdragen, zooals o.a. met de Aspidistra het geval is. De geliefdste soorten zijn echter veelal die, welke niet al te moeilijk in de verzorging zijn, maar wier wisselende levensuitingen van groei en bloei de belang stelling gevangen houden en wier welzijn een zekere mate van kennis aangaande het plantenleven en toe wijding bij de verzorging eischt: planten dus, waaraan eer te behalen is en waarvan men de prettige overtui ging heeft, dat haar groeien en bloeien mede te danken zijn aan onze kennis en aan onze zorgen. Het verzorgen van Kamerplanten. Wilt ge een plant goed kunnen kweeken en verzor gen, dan moet ge op de hoogte zijn van haar behoeften, IN PORTUOAL. Leve de nieuwe regeering! Voorzichtig! Zij kan intusschen weer veranderd zijn! n.1. of zij veel of weinig warmte verlangt, zon of schaduw, veel water of een matig vochtigen bodem, vochtige of droge atmospheer behoeft, korte of lange rustperioden noodig heeft, welke meststoffen haar het best schikken, enz. enz. Er zijn toch planten, die veel zon, andere die scha duw behoeven, zulke die veel water, andere, die matige begieting en een droge atmospheer verlangen, weer andere die koel en zulke, die regelmatig warmer wil len staan, zulke, die aan een humusrijken, lossen bodem en gewassen, die aan een stevigen, krachtigen grond de voorkeur geven. Daarenboven zal een plant in een koele, vochtige atmospheer, of op koude, donkere, regen achtige dagen, minder water behoeven" en dientengevol ge minder begoten moeten worden, dan op een droge, warme plaats of bij zonnig en winderig weer, zij zal in den groeitijd meer voedsel noodig hebben, dan in de rustperiode, in een kleinen pot rijkelijker begieting vragen en meer mest behoeven, dan wanneer zij in een ruimen pot staan. Gij kunt dus niet te werk gaan volgens bepaalde, vastgestelde voorschriften, maar moet te alle tijde reke ning houden met het soort van gewas, de gesteldheid van het individu en de omstandigheden, waaronder dit verkeert. Hoorn. K. VAN KEULEN. IS HET U BEKEND: dat in de Berlijnsche restaurants en ook in ons land, langzamerhand de Hongaarsche zigeuner-orkesten de jazz-bands verdringen? d a t in Duitschland 3 op elke 10.000 reizigers eerste klas reizen dat het 1000 jaar zou duren, als een gramofoon, die 20 uur per dag speelde, alle platen moest afspelen die een bekende gramofoonplatenfirma de laatste 20 jaar gemaakt heeft? dat de stad Huil de derde haven van Engeland Is, met een omzet van 1.250.000.000 gulden per jaar? dat in Londen onlangs de grootste sigaar ter wereld tentoongesteld werd, die bijna 3 meter lang was, 120 pond woog en tabak van 12.000 sigaren in zich had? Wie zich buigt om te vleien, verlaagt zich; wie zich buigt om te dienen, verhoogt zich. o Natuurlijk verstand kan in zekere mate beschaving vervangen; maar geen beschaving vervangt verstand. Helpt allen om u heen, die uw hulp behoeven, maar reken niet op dankbaarheid! De dank, die betoond wordt, is des te aangenamer. o Zalig is de mensch, die de waarheid ontvangt door al zijn vermogens tegelijk. o De hoop is voor de menschenziel, wat het anker is voor het schip: een sterke en onwankelbare steun te midden van de stormen der beproeving. 155. Op de fruitmarkt zijn Gerrit, Dioky en Dirrekie goede klanten. 25e koopen versche dadels en vijgen en olijven en sinaasappelen en noten. Wel zooveel om 'n groote vruchtenwinkel mee te beginnen. Want ze weten wel, dat de reis door de woestijn heel lang duren kan en dat er weinig water is te vinden. Gerrit kan de Moorsche kooplieden wel niet toespreken, maar het fruit koopen gaat toch uitstekend. Als een koopman te veel vraagt, schudt Gerrit zijn neus en zijn tulband heen en weer en maakt een beweging of hij weg wou loopen. Dat helpt altijd direct; de prijzen van de vruch ten worden er soms de helft lager door. Zwaar bepakt trekken de drie nieuwe Arabieren vroolijk naar de wachtende auto. Nu gaot de lange raas aanvangen, broeder Alibaba, zegt Gerrit, zoo deftig als hij kan. Bij 't linkerachterwiel van onze auto, broeder AU, ant woordt Alibaba. Wij zullen geen gebrek lijden onder weg. Dat moet ook niet, zegt zuster Suleika, ik heb genoeg honger geleden op zee. We moeten het er nu maar eens fijn van nemen. Je gaat toch zeker niet op reis om het slechter te hebben dan thuis? Dan kan zoo'n wereldreis mij gestolen worden..,,Moppert- niet, zuster Sulakao, vermaant broeder AU, dat is slecht faur uwes gesondhaad... En we hebben een haila groentenkelder ba ons... 156. Als de drie nieuwbakken Oosterlingen: Ali ben Goochum, Alibaba en Suleika hun auto naderen, zien ze het knechtje van koopman Rachmonis komen aan stappen. De edele jongeling brengt de kleeren van Gerrit, Dicky en Dirrekie terug en komt meteen de kwitantie aanbieden voor de Oostersche gewaden. Gerrit ontvangt den afgezant met een diepe buiging en zijn vriendelijksten glimlach. Saun van het Morgenland, zegt hij plechtig, dail uwen diebaoren Maister mede, datte we reuzechic bennen. Sig hem dattie maor lang gesond mag blaven, komplement van Ali ben Goochum. En hier is de raikening, 't rezzie maggie houwe om d't fatedaole faur te k&upen. Het knechtje heeft van de heele toespraak geen woord begrepen, maar hij weet wat goed, dat de belooning erg ruim is. Dus begint hij te lachen, te huppelen en te dansen en smeert hem, voor die vreemde snoeshanen berouw mochten krijgen van hun royale gift Maar daar denken de drie versche Oosterlingen heelemaal niet aan. Ze klimmen in de auto en Gerrit commandeert: „Fol gas". Zoo begint de lange tocht door Afrika... van het noorden naar het zuiden,

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1930 | | pagina 17