BRIEVEN OVER ENGELAND. het innerlijk, het hoogmenschelijke in den mensch, zoodat zij naast elkaar staan als twee gelijken, werkend aan den opbouw van eikaars zieleleven, juist daardoor zal, naar het mij voorkomt, de vrouw zich niet verlagen een toon van meerder heid, of zoo ge wilt, van bescherming aan te slaan door den man als een kind te beschouwen en hem te bemoederen en ook zal de man zich niet te streng laten gelden, omdat dit ook op het leven van de vrouw een schaduw zou werpen en de opzet, het voornemen toch was, elkanders leven te vervolmaken nietwaar? Ja, gelijkstelling van „de vrouw" met „den man"! Al te lang is er op gewacht en ook ik juich het van harte toe, doch laat dan ook de vrouw die domme meerderheid op den man gaan af leggen! Mij dunkt, laat zij haar moederlijke gaven schenken aan hare kinderen en laat haar man zich in dien lieflijken aanschijn verlustigen en haar bijstaan in haar vaak zware en moeilijke taak, maar laat zij voor haar man „de vrouw" blijven, de vrouw zooals zij was, toen hij om haar innerlijk haar liefkreeg, met de jaren verfijnd misschien, verdiept en verwijd, maar „vrouw" voor hem... „den man". Zeer zeker zal zij trach ten het hem zoo gezellig mogelijk te maken, door haar rijke onuitputtelijke liefde voor hem, doch dat zij over hem zou moederen, het blijft mij antipathiek". Dit alles is mooi gezegd, maar is het ook waar? Indien dit waar is, dart zou ik juist het typee- rende verschil tusschen man en vrouw moeten verloochenen en dat kan ik niet op grond mijner ervaring. Het moederlijk instinct is het overheer- schende in het wezen der vrouw en het is ook dit instinct, dat onbewust haar houding tegenover den man bepaalt. Het komt er maar op aan dal zij denman niet doet gevoelen dat zij behalve zijn vrouw óók zijn moeder is, in dien zin dat zij over hem waakt, voor hem zorgt, ja zelfs hem tracht te leiden. De groote moeilijkheid in deze is dat de vrouw als redelijk, denkend wezen de boven aangeduide ijdelheid van den man niet kwetst. En hier zal het weer de intuïtie, het innerlijk aanvoelen der hoogstaande vrouw zijn, welke haar optreden be paalt. Ik kart niet ingaan op alles, wat de briefschrijf ster te berde brengt. Zij wijst o.a. nog op de wen- schelijkheid dat de vrouw als predikant zou kun nen optreden, juist krachtens haar aard en aan leg. Daarin ga ik geheel met haar accoord. Maar ik ben het weer niet met haar eens, wan neer zij schrijft dat de vrouw, die waarachtig lief heeft, niet zou kunnen haten, ja zelfs zou kun nen liefhebben de vrouw, welke haar man boven haar zou verkiezen. Dit lijkt mij onmogelijk' Ik wil aannemen, dat een zéér hoogstaande vrouw in staat is te berusten, wanneer zij tot de droevige ontdekking komt, dat haar man haar niet meer liefheeft. Ik wil zélfs aannemen dat zij zich kan verheugen in het feit dat haar man ge lukkig is met een andere vrouw. Maar dat zij de vrouw,jdie zich heeft geplaatst tusschen haar en hem zou kunnen liefhebben neen, dat wil er bij mij niet in. Dit is voor mij een onbestaanbaar heid, wanneer zij waarachtige liefde voor haar man bezit. Want die waarachtige liefde zal haar altoos influisteren dat niemand ter wereld ooit dat voor haar man zou kunnen wezen, wat zij gepoogd heeft te zijn, ook al mag zij daarin ge faald. hebben. Ik laat het hierbij. Mij rest alleen nog maar een woord van har- telijken dank te uiten tot de beide dames, die de moeite hebben genomen mij over de belangrijke kwestie die tegenwoordig wel een brandende mag worden genoemd! de verhouding van man en vrouw, hunne meening te schrijven. Juist het oordeel van de vrouw is in deze immers onmis baar. ASTOR. lijk zouden houden, eenvoudig omdat ik den moed niet had Dago te trotseeren, wat tenslotte de eenige ma nier was om oneerlijk te blijven. Teresa, begrijp jij het? Zijn stem klonk hartstochtelijk van diepen ernst. Teresa wat zou jij doen in mijn geval? De oogen gingen weer open en even keken zij strak in de zijne. Ik blijf hier op je wachten, Dave, zei ze sterk. VII. D© man met de electrische lantaarn. De stilte leek Dave een oogenblik een geheimzinnige, levende, ademende tastbaarheid, die scheen te kloppen en te tikken, tot zijn trommelvlies meeklopte. Het sinistere geluid leek tot een dol, daemonisch koor aan te zwellen, een koor dat luider en luider werd, tot het een wilde, ongebreidelde strijdkreet was geworden. Dave Hendcrson sloop over het boven-portaal. Het licht van zijn electrische zaklantaarn scheen door de duisternis, de bleeke stralenbundel speelde een 3econde langs de bovenste trap. Toen was het weer pikdonker. Hij begon voorzichtig, sluipend, de trap af te dalen. Hoorde hij een geluid, bewoog zich naar beneden Iemand of was het alleen maar zijn geprikkelde Verbeelding die hem parten speelde in de suizelende nachtstilte? Hij was de bovenste trap bijna af en hij bleef staan om te luisteren. Neen, er scheen niets te zijn' concludeerde hij na enkele minuten, maar hij was toch niet heelemaal gerust; hij had er een eed op kunnen doen dat hij iets gehoord had, meende hij. Met verdubbelde voorzichtigheid daalde hij verder de trap af. Het kon toch immers zijn dat er nog iemand op was; Dago George zelf bijvoorbeeld. Teresa had gezegd, dat de Italiaan nog maar een uur geleden boven was geweest om het geld te stelen. Dave was nu onder aan de bovenste trap cn bleef onbeweeglijk staan. Er kwam geluid van beneden, het was een zacht, krassend geluid, van metaal op metaal. Wéér bleef hij een paar minuten gespannen luiste ren; hij nam de electrische lantaarn in zijn linkerhand en stak zijn rechter in den zak, waar zijn revolver zat Langzaam vermijdend om geluid te maken, daalde hij verder de trap af en op iedere trede poosde hij even om opnieuw te luisteren. Het geluid, nu en dan onderbroken, was duidelijk te hooren en het leek Dave bovendien dat iemand zwaar adem haalde. Nadat hy nog enkele treden verder was gegaan, leunde Dave zoo ver het hem mogelijk was over de balustrade. De deur van Dago George's kamer stond Land- en tuinbouw en de lasten der sociale verzekeringen. Zoodra de zaken verkeerd gaan, in den land- en tuinbouw, in de industrie, in den handel en de scheep vaart, kortom op elk gebied van htet economisch leven, kan men er zeker van zijn, dat als oorzaken ook worden genoemd: de hooge loonen, en de zware lasten der sociale verzekeringswetten. Over de loonen zullen we het nu niet hebben. Alleen veroorloven we ons deze opmerking, dat verlaging van de loonen wel een eenvoudig middel is, om een gunstiger rekening te krijgen behalve dan voor de slachtoffers zelf doch dat het geen oplossing brengt, maar hoog stens verplaatsing der ellende. Wat de sociale lasten betreft, meenen we, dat ze nog van te jongen datum zijn, om reeds als een natuurlijke, vanzelfsprekende verplichting te worden aanvaard. Loon, ja dat moet er wezen, doch dat het bedrijf bovendien moet dragen de gevolgen van ongevallen, werkloosheid, ziekte en ouderdom, neen dat is nog niet in onze zeden opgenomen. Het is te begrijpen ook. We vechten allemaal nog voor ons zelf. I k is num mer één en de duivel hale, wie niet mee kan komen. Het kan moeilijk anders, zoolang de maatschappij .is, zooals ze is, doch een hoogere moraal is groeiende en de tijd zal komen, dat samenwerking in de plaats treedt van de felle concurrentie van thans, welke maakt, dat we elkaar het licht in de oogen niet gunnen. Hierover thans niet meer. Aanleiding tot het schrijven van dit artikel is een beschouwing in De Telegraaf van Mr. H. W. Groene- veld over „Sociale lasten en de landbouw". Deze Mr. Groeneveld is chef van de afdeeling arbeidersverzeke ring aan het Departement van Arbeid, Handel en Nij verheid en op dit gebied dus geen vreemde! Hij stelt de zaak aldus: „Het landbouwbedrijf heeft de lasten te dragen van de verplichte ongevallenverzekering, de verplichte ziek teverzekering en de verplichte invaliditeits- en ouder- domsverzekering der in dat bedrijf werkzaam zynde loonarbeiders. In beginsel drukken derhalve op het landbouwbedrijf overeenkomstige lasten als de sociale verzekering voor handel en industrie medebrengt. In werkelijkheid echter zijn deze lasten voor het land bouwbedrijf belangrijk minder omvangrijk dan met betrekking tot de handels- en industrieele bedrijven het geval is. De verklaring daarvan ligt in de omstandig heid, dat de Ziektewet, de Invaliditeitswet en de Land- bouwongevallenwet minderjarige kinderen van den landbouwer, die in het bedrijf hunner ouders werk zaam zijn, niet beschouwt als loonarbeider. Waar dit medewerken door kinderen in het bedrijf van hun vader bij het landbouwbedrijf van zooveel meer be— teekenis is dan bij de handels- en de industrieele be drijven, ligt het voor de hand, dat die meerdere betee- kenis zich moet afspiegelen in de sociale verzekerings lasten. De landbouwer, die met behulp van vrouw en kinderen zijn bedrijf uitoefent, is immers geheel vrij van sociale verzekeringslasten. De groote beteekenls van het medewerken van vrouw en kinderen in het landbouwbedrijf vindt haar beves tiging in de omstandigheid, dat het totaal voor premie betaling in aanmerking komend loonbedrag voor alle landbouw-, tuinbouw-, veeteelt-, boschbouwbedrijven enz. te zamen niet meer bedraagt dan pl.m. 160 millioen gulden per jaar, tegenover een bedrag van ruim an derhalf milliard gulden aan voor premiebetaling in aan merking komend loon voor de handels- en de indu strieele bedrijven." Mr. Groeneveld stelt nu de vraag, welk deel van dit loonbedrag ad pl.m. 16u millioen gulden voor rekening van den eigenlijken landbouw komt en becijfert dat dit ongeveer 120 millioen zal bedragen en voor tuinbouw bloembollen- en zuivelbedrijf gezamenlijk 40 millioen. Verder meent hij niet ver van de waarheid af te zijn, als hij de 120 millioen van den landbouw in twee gelijke helften verdeeld over veeteelt en landbouw In den be perkten zin. Deze laatste, die nu een crisis beleeft, be taalt dus 60 millioen gulden loon. Blijkens de verslagen van de Centrale Landbcuw-Onderlinge zijn de gemid— dede kosten 15 per duizend. Mr. Groeneveld vervolgt dan: „Naar die uitkomsten zouden dus de lasten voor den landbouw, voortvloeiende uit de verplichte ongevallen verzekering. kunnen worden gesteld op 60.000 X 15 gulden 900.000 gulden per jaar. Over de lasten der ziekteverzekering valt nog niet met voldoende zekerheid te oordeelen. Wordt uitgegaan van de veronderstelling, dat de premie van 2.3 vast gesteld voor de verzekering van de arbeiders in het landbouwbedrijf bij de ziekenkassen der Raden van Arbeid, voldoende zal blijken, dan wordt de totale belasting, voortvloeiende uit de ziekteverzekering 60.000 X 23 gulden 1.380.000 gulden, van welk bedrag wijd open en er was een witte lichtcirkel bij de brand kast. Achter dien lichtkring waren de donkere om trekken van twee gestalten zichtbaar, de eene kniel de bij de brandkast, de ander hield de lantaarn vast en keek over den schouder van den knielenden man. Dave wist onmiddellijk wat het geluid was geweest wat hij gehoord had; het was de klank van scherp metaal dat in het staal van de brandkast drong. Een oogenblik staarde hij met onuitsprekelijke verbazing naar het eigenaardige tooneel in Dago's kamer; toen vervolgde hij met de uiterste behoedzaamheid zijn weg naar beneden. Wat had dit te beteekenen?, vroeg Dave zich af. Was een van die twee gestalten daar Dago George? Als dat zoo was, was de tweede man hoogstwaarschijn lijk de man, dien Teresa naar beneden had hooren gaan. Maar wat had Dago George in vredesnaam met deze comedie voor? Toen Dave veilig beneden was aangeland, hoorde hij dat de inbrekerswerktuigen op den grond werden ge worpen en een gedempte, maar triomfantelijke stem zi: Daar heb je ze, man! Dave Henderson kroop zoo dicht hij kon tegen den muur; hij was nu dicht genoeg bij Dago George's kamer om het Interieur ervan bij het schijnsel van de electrische lantaarn te kunnen opnemen. De geforceer de deur van de brandkast stond open; gereedschappen lagen op den grond en den man met de lantaarn bukte zich, zoodat het witte licht binnen in de brand kast scheen. Dave Henderson keek ademloos en mfet wijd-open oogen toe, hoe de man met de lantaarn, het pakje bankbiljetten, het welbekende pakje met de openge scheurde zijde, uit de brandkast nam en het, zonder zich om te keeren op de schrijftafel naast de kast neerlegde. Bij die beweging speelde de lichtbundel in een halven cirkel door de kamer en werktuigelijk hief Dave zijn hand op en veegde die over zijn oogen. Was het verbeelding wat hij gezien had? De stralenbundel van de lantaarn scheen nu weer in de brandkast, maar in het korte oogenblik, dat hij even afgeweken was, had Dave een glimp gekregen van een gedaante, die ineengezakt lag op den vloer, vlak bij het bed een wit vertrokken gezicht had hem een rilling over den rug doen loopen, het gezicht van Dago George! Dat karweitje heb je keurig opgeknapt, Maggot! fluisterde de man met de lantaarn goedkeurend tegen zijn metgezel. En het resultaat is mooier dan Cuny of ik hadden durven hopen! Het lijkt mij nu maar het verstandigst dat jij Cunny hier naar toe haalt voor wij weggaan; ga hem dan maar gauw roepen. Zeg hem dan de helft 690.000 gulden, van het loon der be trokken arbeiders mag worden ingehouden. De Invaliditeitswet eischt betaling van een week- premie van 60 cent voor 21-jarige en oudere mannelijke arbeiders en van 50 cent voor 21-jarige en oudere vrou welijke arbeidsters. Voor arbeiders van jongeren leef tijd zijn lagere weekpremiën verschuldigd. Wordt de gemiddeld in het landbouwbedrijf verschuldigde week- premie gesteld op 50 cent en wordt het gemiddeld week loon van een arbeider in hei landbouwbedrijf gesteld op 20 gulden, dan wordt gekomen tot een gemiddelde belasting, voortvloeiende uit de Invaliditeitswet, van 2.5 zoodat de lasten in totaal zouden bedragen 60.000 X 25 gulden 1.500.000 gulden. Naar bovenstaande berekening zouden derhalve de totale lasten voor het landbouwbedrijf, voortvloeiende uit de verplichte ongevallen-, ziekte- en invaliditeits verzekering, bedragen 900.000 en 1.380.000 en 1.500.000 3.700.000 gulden per jaar, van welk bedrag dan 690.000 gulden verhaalbaar is op het loon der betrokken ar beiders. Ik laat buiten beoordeeling, of deze belasting voor het landbouwbedrijf in haar geheel genomen te zwaar is en of, en in hoever, er aanleiding zou bestaan tot het bevorderen van maatregelen welke zouden strek ken om het dragen van die "belasting te vergemakkelij ken. Alleen wil ik er op wijzen, dat in de kosten der ongevallenverzekering voor de zeevaart en de zee- visschery door het Rijk wordt medebetaald voor zoo ver betreft de zeevisscherij en de kleine zeevaart (art. 10 Zee-ongevallenwet 1919)." Landbouwers, die er een goede boekhouding op na houden, zijn gemakkelijk in staat om een en ander na te rekenen. Wie zich die moeite wil getroosten en ons de uit komsten mededeelt, kan er op aan, dat wij ze gaarne publiceeren, desgewenscht zonder namen te noemen, als ons slechts de zekerheid wordt gegeven, dat de becijferingen volkomen betrouwbaar zijn. 6 September 1930. IN mijn voorgaanden brief heb ik onze terugreis uit Engeland beschreven. Het was mijn plan, toen ik hem schreef, dien brief tot den laatsten over onze vacantiereis te maken. Maar nu, ter wijl ik voor mijn schrijfmachine zit, valt dit tweede afscheid van Chesham mij plotseling te zwaar. Er zijn toch enkele dingen, die ik niet kan nalaten nog even te vertellen. Daar was in de eerste plaats onze photograaf. Wij hadden niet minder dan vier kiektoestellen meegeno men namelijk. Nu was een daarvan, het mijne, terstond onschadelijk, want ik had een onmisbaar onderdeel, het filmpakchassis, in Holland laten liggen, en ben er niet in geslaagd een ander, voor mijn toestel passend, in Engeland te koopen. Doch ook met drie camera's kun je nog onheil genoeg aanrichten, in je portemon- naie. Onze oudste zoon was de grootste zondaar, al moet ik bekennen, dat zijn vader hem sterk heeft aange-* moedigd. Het jongemensch werkt met rolfilms, en had natuurlijk in een minimum van tijd de eerste rol afge draaid. Nu was de vraag: Waren de lüeken gelukt? Op een wandeling in de buurt hadden een paar van ons een aardig huisje gezien, met een bord in den tyin, .vaarop vermeld stond, dat de bewoner zich belastte met het ontwikkelen en afdrukken van films en platen. Na eenige aarzeling besloten wij, een proef met hem te nemen, en dus gingen mijn zoon en ik op zekeren avond er op uit om hem onzer, schat toe te vertrouwen. Wij kwamen aan hefhui3 en klopten aan. Geen ge hoor. Klopten nogmaals, evenmin zonder resultaat. Op f>ns derde geklop kwam evenwel een buurman te voot schijn, die ons meedeelde, wat wij onderrv^schen a! hadden begrepen, dat' de photogn-uf niet thuis was. Maar, wat wij niet hadden kunnen begrijpen was de plaats, waar de photograaf zich op dat oogenblik be vond en deze werd ons door den vriendelijken buur man met een veelbeteekenend hoofdschudden en een handbeweging naar rechts aangeduid: de kroeg, twee huizen verder. Buurman was ondertussohen al een stap verder ge gaan in zijn vriendelijkheid. Hij had zijn hoofd gesto ken om den hoek van de deur van Het Varken en het Fluitje, en kwam triomfantelijk met den expert op het gebied ven ontwikkelen cn afdrukken te voorschijn. Ons enthousiasme v.as begrijpelijkerwijze sterk geluwd. Vooral omdat de gang van den jihotograaf niet al te stevig scheen te zijn. Maar we waren nu eenmaal zoo ver, dus moest de eerste film maar gewaagd worden. Ontwikkelen? En hoe! De vraag was, of er een betere ontwikkelaar in het heele land te vinden zou zijn. Zeker geen goedkoopere. Vijf en zestig centen voor het ontwikkelen en afdrukken van een heele rolfilm met acht opnamen van 6 bij 9 centimeter. (De Engel- sohe rolfilms van 6 bij 9 geven acht opnamen, de Hol- dat er hier een paar dingetjes in de brandkast liggen die hem interesseeren zullen, behalve dan hetgeen waar we naar hebben gezocht. Voor zoover ik weet, was hij niet bepaald dol op Dago George en hij moet maar beslissen of hij die dingetjes wil laten liggen voor de politie als die morgen komt. Laat je gereedschap maar zoolang hier, je bent toch in tien minuten terug. Het duurt nog meer dan eer* uur voor het begint te sche meren en een van de bedienden terugkomt, maar dat is nog geen reden om onzen tijd te vertreuzelen! Dus schiet een beetje op! Er klonken voetstappen in de kamer; Dave sloop de hal door en verschool zich achter de openstaande deur van de kamer, die gelukkig naar buiten opende. Er kwam een matte glimlach op zijn gezicht; het geld was tenminste nog in de kamer. Het gesprek van dat twee tal had hem bevestigd wat hij al eerder had vermoed dat Dago George alleen in de „IJzeren Taveerne" sliep. De voordeur ging open en werd weer zachtjes geslo ten. Dave sloop weer uit zijn schuilhoek, kroop weer op zijn oude plaatsje tegen den muur en gluurde in de ka men De brandende lantaarn lag op de schrijftafel. De licht bundel scheen op het pak bankbiljetten en weerkaatste in het glanzende metaal van het telefoon toestel, dat zich eveneens op de schrijftafel bevond. De gestalte van een man, die met zijn rug naar de deur stond stak als een silhouet af tegen den lichtkring. In huis was het doodstil. Een paar seconden gingen voorbij; toen begon de man in de kamer opeens zacht te grinniken. Dave Henderson was als verstijfd. Dat gemeene grin nikende geluid kende hij, al had hy den stem van den man, die fluisterend geklonken had, niet herkend. De man mompelde nu in zichzelf. Wat een ezel die „schorpioen", Cunny de schorpi oen! Pracht van een naam anders! Nu, we zullen eens afwachten wie er gestoken wordt. Ik zou zeggen dat tien minuten voorsprong voldoende is; maar als ze den schorpioen nazitten, zullen ze met mij niet zooveel haast maken Dave Henderson's gezicht was nu doodsbleek gewor den maar hy stond nog steeds stokstyf. De man leunde voorover over de schrijftafel, nam de telefoon van de haak en grinnikte weer. En het volgende oogenblik riep hy op een schitterend geimiteerden toon van doodsangst en wilde wanhoop: Telefooncentrale Politie!... om Gods wil!... vlug!... help!... ik ben Dago Georgeuit de „IJzeren Taveerne"... ze vermoorden me... bel de politie op!... de politie!. zeg ze dat Cunny Smeeks me vermoordt,... om Godswil!... vlug!... ze ver De man hield abrupt op, liet het toestel en den los- landsdhe maar zes. En wanneer ik zeg Engelsche en Hollandsche bedoel ik elgeniyk Duitsche. De Agfa- fiim, die in Holland f 0.75 kost, en daarvoor zes photo's geeft, kost in Engeland f 0.60 en geeft er acht). Wy reikten onze rolfilm over. Morgen terug. Welke naam? Een oogenblik aarzelde ik. Het is geen kleinig heid, myn naam aan een Engelschman mee te deelen. Hy kykt je altyd aan, of hy het in Edinburgh hoort onweeren, en als hy je vraagt het even voor te spellen, zoodat hy het op kan schrijven, weet je van te voren, dat hy, halfweg gekomen, den moed en zyn potloodje tegelykertyd laat zakken. Tenminste, dit doet, volgens mijn ondervinding, een volkomen nuchtere Engelschman. Wat iemand doet, die onverwachts uit Het Varken en het Fluitje wordt ge roepen, is my onbekend, en ik had weinig lust het te probeeren. „O," zei ik „laat dat maar achterwege. Het is een lange Hollandsche naam." Een oogenblik stond onze photograaf paf stil. Hy liet het gehoorde tot zyn hersenen doordringen. Toen kwam plotseling een heldere glans in zyn oogen. „Toch niet Van Houten?" (door hem uitgesproken vennoeten) riep hy uit „Precies," zei ik, om er af te wezen. Het resultaat was verrassend. De man was tot tranen toe bewogen over zijn eigen schranderheid. „Vennoeten, grbote genade!" riep hy uit, klopte me langdurig op den schouder, en verdween toen plotseling, zonder verder nog een woord te spreken of een groet te wis selen. in de deur van Het Varken en het Fluitje. Wy vertrokken huiswaarts. -Zwygend, in het begin. Toen zed myn zoon: „Ik denk, dat als we morgen om de afdrukken komen, de photograaf met myn rolfilm om zyn hals loopt, omdat hij hem by vergissing voor zijn das heeft aangekeken." En myn gevoelens waren ongeveer van denzelfden aard. Met weinig vertrouwen klopten wy den volgenden avond aan. We hadden eerst nog overwogen, of we maar niet direct naar Het Varken en het Fluitje zouden gaan. Het spaarde moeite. Maar we besloten eerst een poging te wagen. De deur werd byna oogenblikkelyk geopend, en de photograaf kwam te voorschyn, met de ontwikkelde film en de afdrukken. En. eerste klas werk. Te zamen stonden wy het resultaat van zyn en ons werk te be- kyken. Toen volgde de betaling, en de belofte, dat nog heel wat meer films zouden volgen, ja, dat mijn dochter gereed stond om nog dien avond de hare te brengen, wanneer zy gezien had, dat deze afdrukken goed waren. Wy vertrokken, en wij zagen, toen we omkeken, dat de photograaf zyn woning had verlaten. Toen myn dochter later op den avond kwam, moest de buurman er weer aan te pas komen. Het spyt me, dat dit verbaal een tragedie moet wor- 'en. Er is weinig gekomen van al het werk, dat wy ^ns hadden voorgenomen den man te laten doen. Myn dochter kreeg den volgenden avond haar kiekjes, uit stekend afgedrukt, terug. Dienzelfden avond bracht mijn zoon een nieuwe film. Het was de laatste. Toen hy hem kwam halen, ontving hy de film onontwikkeld terug, en de mededeeling van de vrouw, die de deur opendeed, dat de photograaf een beroerte had gehad, waarvan hy, volgens den dokter, niet meer zou herstel len. En wij vroegen ons af, of onze shillingen daartoe hadden meegeholpen. Ik merk tot myn schrik, dat het verhaal over den photograaf meer plaats heeft ingenomen, dan ik be doeld had er aan te besteden. Er blyft zoodoende maar weinig ruimte voor Iets anders over. Onze jongste zoon van zeven had het in het begin niet heel erg naar zyn zin in Engeland. Hy is verslaafd aan spelen, en hoewel hij uren lang alleen kan spelen, begon hy toch zoo langzamerhand het gemis aan vriendjes te voelen. Er waren wel vriendjes voor hem, maar hij was er niet van gediend. Hy kon niet met hen praten. Tooh had dat maar heel weinig gescheeld, of hy had wel met onze buurkindoren in Chesham kunnen praten. Het waren een jongetje, Derek, en een meisje, Olive. Hun achternaam was Swart Niet erg Engelsch? Neen, zuiver Hollandsch. De familie kwam uit Zuid-Afril<a. Grootvader on Grootmoeder hadden altijd Hoirau.lsoh gesproken. Vader kon ook Hollandsch spreker., en heeft dit trouwens met mijn zoon ook nog gedaan, maar de kinderen kenden onze taal niet meer. Dat was erg jammer voor onzen jongsten zoon. Zoo op het randje en dan net nog mis. Maar eindelyk zette hy zich over zijn verlegenheid heer.. Op zekeren dag, het was twee dargen voor we zouden vertrekken, zagen we hem aarzelend in de richting van Derek en Olive gaan, die met een wagentje aan het spelen waren. Wij bemoeiden ons nergens mee, deden alsof we niets zagen. Tien minuten later was de zaak voor elkaar. Het was. of we weer thuis waren. Onze'jongste zoon is gezegend met een flinke stem, die hij in Holland, by het spelen met zijn vriendjes, nóóit aan banden legt. En plotseling hoorden we hrm: „Vooruit! Schiet op! Harder loopen! Pas cp het hek!" Hy heeft zich uitstekend vermaakt met Derek en Olive. Toen hij weer thuis kwam, vroegen we hem: ..Begrepen de Engelsche kinderen je?" En vol overtui ging antwoordde hij: „Ja. als ik maar hard schreeuw de." „En begreep jij hen?" „Nee, van hullie begreep ik geen woord, want ze praatten Engelsch." hangenden hoorn op den grond smakken. Het snoer van den hoorn bleef haken, aan de electrische lantaarn, sleep te die mee in den val en het licht floepte uit. Toen bewoog Dave Henderson zich. Met een sprong was hij halfweg in de kamer zijn eigen lantaarn deed nu zijn licht schijnen in de duisternis en hij gaf den man, die met een verschrikten kreet rondtolde, een har den klap recht in het gezicht Het was Bookie Skarvan. Dat gemeene gegrinnik was hem daarnet al bekend voorgekomen en hy had den stem herkend. vm Bookie Skarvan betaalt zyn rekening. De kleine, roodomrande oogen knipperden in het lichtschynsel het was de eenige kleur in het bleeke kwabbige gezicht de roode randen van de sluwe klei ne oogen. Bookie Skarvan's vette hand ging omhoog en trok aan zijn boord alsof die hem benauwde. Hy tui melde een stap achteruit en zijn hiel kwam terecht op den hoorn van de telefoon. Toen trachtte Bookie Skar van te glimlachen. Ik... ik... kan je gezicht niet zien; wie... wie ben je? stamelde hy. Wat... wil je?... Wat wil je? Dave Henderson gaf geen antwoord. Door zyn geest, door zyn ziel en door zyn lichaam voer een wilde ver rukking. Hoe vaak had hy in de afgeloopen jaren, tus schen de kille muren van de gevangenis, met dronken- makend verlangen aan dit oogenblik gedacht Hij zei geen woord; hy maakte geen geluid; met het licht van de lantaarn onbewegelyk op den ander gericht, tastte hy met den rug van de hand waarin hy de revolver had, over Bookie Skarvan's kleeren. Hy vond wat hy zocht: in een van Bookie Skarvan's zakken zat ook een revol ver. Hy legde den pink van de hand die de lantaarn vasthield om den trekker van zyn eigen revolver, trok met de rechterhand het wapen uit Bookie's zak, smeet het op de schrijftafel. Toen liet Dave zyn lantaarn door de kamer schynen om den schakelaar van het electrisch licht te zoeken; die bevond zich op den tegenovergestel- den muur achter Bookie Skarvan. Dave Henderson duwde den man opzy, liep snel de kamer door en draaide het licht aan. Bookie Skarvan stond een oogenblik als versteend; met toegeknepen oogen en een gezicht dat aschgrauw werd; toen kwamen groote zweetdruppels op zyn voor hoofd en een kreet van doodsangst en afschuw klonk door de kamer. (Wordt vervolgd.)

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1930 | | pagina 2