BRIEVEN OVER ENGELAND.
het innerlijk, het hoogmenschelijke in den mensch,
zoodat zij naast elkaar staan als twee gelijken,
werkend aan den opbouw van eikaars zieleleven,
juist daardoor zal, naar het mij voorkomt, de
vrouw zich niet verlagen een toon van meerder
heid, of zoo ge wilt, van bescherming aan te slaan
door den man als een kind te beschouwen en hem
te bemoederen en ook zal de man zich niet te
streng laten gelden, omdat dit ook op het leven
van de vrouw een schaduw zou werpen en de
opzet, het voornemen toch was, elkanders leven
te vervolmaken nietwaar?
Ja, gelijkstelling van „de vrouw" met „den
man"! Al te lang is er op gewacht en ook ik juich
het van harte toe, doch laat dan ook de vrouw
die domme meerderheid op den man gaan af
leggen!
Mij dunkt, laat zij haar moederlijke gaven
schenken aan hare kinderen en laat haar man
zich in dien lieflijken aanschijn verlustigen en
haar bijstaan in haar vaak zware en moeilijke
taak, maar laat zij voor haar man „de vrouw"
blijven, de vrouw zooals zij was, toen hij om haar
innerlijk haar liefkreeg, met de jaren verfijnd
misschien, verdiept en verwijd, maar „vrouw"
voor hem... „den man". Zeer zeker zal zij trach
ten het hem zoo gezellig mogelijk te maken, door
haar rijke onuitputtelijke liefde voor hem, doch
dat zij over hem zou moederen, het blijft mij
antipathiek".
Dit alles is mooi gezegd, maar is het ook waar?
Indien dit waar is, dart zou ik juist het typee-
rende verschil tusschen man en vrouw moeten
verloochenen en dat kan ik niet op grond mijner
ervaring. Het moederlijk instinct is het overheer-
schende in het wezen der vrouw en het is ook dit
instinct, dat onbewust haar houding tegenover den
man bepaalt. Het komt er maar op aan dal zij
denman niet doet gevoelen dat zij behalve zijn
vrouw óók zijn moeder is, in dien zin dat zij over
hem waakt, voor hem zorgt, ja zelfs hem tracht te
leiden.
De groote moeilijkheid in deze is dat de vrouw
als redelijk, denkend wezen de boven aangeduide
ijdelheid van den man niet kwetst. En hier zal het
weer de intuïtie, het innerlijk aanvoelen der
hoogstaande vrouw zijn, welke haar optreden be
paalt.
Ik kart niet ingaan op alles, wat de briefschrijf
ster te berde brengt. Zij wijst o.a. nog op de wen-
schelijkheid dat de vrouw als predikant zou kun
nen optreden, juist krachtens haar aard en aan
leg. Daarin ga ik geheel met haar accoord.
Maar ik ben het weer niet met haar eens, wan
neer zij schrijft dat de vrouw, die waarachtig lief
heeft, niet zou kunnen haten, ja zelfs zou kun
nen liefhebben de vrouw, welke haar man boven
haar zou verkiezen. Dit lijkt mij onmogelijk'
Ik wil aannemen, dat een zéér hoogstaande
vrouw in staat is te berusten, wanneer zij tot de
droevige ontdekking komt, dat haar man haar
niet meer liefheeft. Ik wil zélfs aannemen dat zij
zich kan verheugen in het feit dat haar man ge
lukkig is met een andere vrouw. Maar dat zij de
vrouw,jdie zich heeft geplaatst tusschen haar en
hem zou kunnen liefhebben neen, dat wil er
bij mij niet in. Dit is voor mij een onbestaanbaar
heid, wanneer zij waarachtige liefde voor haar
man bezit. Want die waarachtige liefde zal haar
altoos influisteren dat niemand ter wereld ooit
dat voor haar man zou kunnen wezen, wat zij
gepoogd heeft te zijn, ook al mag zij daarin ge
faald. hebben.
Ik laat het hierbij.
Mij rest alleen nog maar een woord van har-
telijken dank te uiten tot de beide dames, die de
moeite hebben genomen mij over de belangrijke
kwestie die tegenwoordig wel een brandende
mag worden genoemd! de verhouding van man
en vrouw, hunne meening te schrijven. Juist het
oordeel van de vrouw is in deze immers onmis
baar.
ASTOR.
lijk zouden houden, eenvoudig omdat ik den moed niet
had Dago te trotseeren, wat tenslotte de eenige ma
nier was om oneerlijk te blijven. Teresa, begrijp jij het?
Zijn stem klonk hartstochtelijk van diepen ernst.
Teresa wat zou jij doen in mijn geval?
De oogen gingen weer open en even keken zij strak
in de zijne.
Ik blijf hier op je wachten, Dave, zei ze sterk.
VII.
D© man met de electrische lantaarn.
De stilte leek Dave een oogenblik een geheimzinnige,
levende, ademende tastbaarheid, die scheen te kloppen
en te tikken, tot zijn trommelvlies meeklopte. Het
sinistere geluid leek tot een dol, daemonisch koor aan
te zwellen, een koor dat luider en luider werd, tot het
een wilde, ongebreidelde strijdkreet was geworden.
Dave Hendcrson sloop over het boven-portaal. Het
licht van zijn electrische zaklantaarn scheen door de
duisternis, de bleeke stralenbundel speelde een 3econde
langs de bovenste trap. Toen was het weer pikdonker.
Hij begon voorzichtig, sluipend, de trap af te dalen.
Hoorde hij een geluid, bewoog zich naar beneden
Iemand of was het alleen maar zijn geprikkelde
Verbeelding die hem parten speelde in de suizelende
nachtstilte? Hij was de bovenste trap bijna af en hij
bleef staan om te luisteren. Neen, er scheen niets te
zijn' concludeerde hij na enkele minuten, maar hij was
toch niet heelemaal gerust; hij had er een eed op
kunnen doen dat hij iets gehoord had, meende hij.
Met verdubbelde voorzichtigheid daalde hij verder
de trap af. Het kon toch immers zijn dat er nog
iemand op was; Dago George zelf bijvoorbeeld. Teresa
had gezegd, dat de Italiaan nog maar een uur geleden
boven was geweest om het geld te stelen.
Dave was nu onder aan de bovenste trap cn bleef
onbeweeglijk staan. Er kwam geluid van beneden, het
was een zacht, krassend geluid, van metaal op metaal.
Wéér bleef hij een paar minuten gespannen luiste
ren; hij nam de electrische lantaarn in zijn linkerhand
en stak zijn rechter in den zak, waar zijn revolver zat
Langzaam vermijdend om geluid te maken, daalde hij
verder de trap af en op iedere trede poosde hij even
om opnieuw te luisteren.
Het geluid, nu en dan onderbroken, was duidelijk te
hooren en het leek Dave bovendien dat iemand zwaar
adem haalde.
Nadat hy nog enkele treden verder was gegaan,
leunde Dave zoo ver het hem mogelijk was over de
balustrade. De deur van Dago George's kamer stond
Land- en tuinbouw en de
lasten der sociale
verzekeringen.
Zoodra de zaken verkeerd gaan, in den land- en
tuinbouw, in de industrie, in den handel en de scheep
vaart, kortom op elk gebied van htet economisch leven,
kan men er zeker van zijn, dat als oorzaken ook worden
genoemd:
de hooge loonen, en
de zware lasten der sociale verzekeringswetten.
Over de loonen zullen we het nu niet hebben. Alleen
veroorloven we ons deze opmerking, dat verlaging van
de loonen wel een eenvoudig middel is, om een gunstiger
rekening te krijgen behalve dan voor de slachtoffers
zelf doch dat het geen oplossing brengt, maar hoog
stens verplaatsing der ellende.
Wat de sociale lasten betreft, meenen we, dat ze nog
van te jongen datum zijn, om reeds als een natuurlijke,
vanzelfsprekende verplichting te worden aanvaard.
Loon, ja dat moet er wezen, doch dat het bedrijf
bovendien moet dragen de gevolgen van ongevallen,
werkloosheid, ziekte en ouderdom, neen dat is nog
niet in onze zeden opgenomen.
Het is te begrijpen ook.
We vechten allemaal nog voor ons zelf. I k is num
mer één en de duivel hale, wie niet mee kan komen.
Het kan moeilijk anders, zoolang de maatschappij .is,
zooals ze is, doch een hoogere moraal is groeiende en
de tijd zal komen, dat samenwerking in de plaats
treedt van de felle concurrentie van thans, welke maakt,
dat we elkaar het licht in de oogen niet gunnen.
Hierover thans niet meer.
Aanleiding tot het schrijven van dit artikel is een
beschouwing in De Telegraaf van Mr. H. W. Groene-
veld over „Sociale lasten en de landbouw". Deze Mr.
Groeneveld is chef van de afdeeling arbeidersverzeke
ring aan het Departement van Arbeid, Handel en Nij
verheid en op dit gebied dus geen vreemde!
Hij stelt de zaak aldus:
„Het landbouwbedrijf heeft de lasten te dragen van
de verplichte ongevallenverzekering, de verplichte ziek
teverzekering en de verplichte invaliditeits- en ouder-
domsverzekering der in dat bedrijf werkzaam zynde
loonarbeiders. In beginsel drukken derhalve op het
landbouwbedrijf overeenkomstige lasten als de sociale
verzekering voor handel en industrie medebrengt. In
werkelijkheid echter zijn deze lasten voor het land
bouwbedrijf belangrijk minder omvangrijk dan met
betrekking tot de handels- en industrieele bedrijven het
geval is. De verklaring daarvan ligt in de omstandig
heid, dat de Ziektewet, de Invaliditeitswet en de Land-
bouwongevallenwet minderjarige kinderen van den
landbouwer, die in het bedrijf hunner ouders werk
zaam zijn, niet beschouwt als loonarbeider. Waar dit
medewerken door kinderen in het bedrijf van hun
vader bij het landbouwbedrijf van zooveel meer be—
teekenis is dan bij de handels- en de industrieele be
drijven, ligt het voor de hand, dat die meerdere betee-
kenis zich moet afspiegelen in de sociale verzekerings
lasten. De landbouwer, die met behulp van vrouw en
kinderen zijn bedrijf uitoefent, is immers geheel vrij
van sociale verzekeringslasten.
De groote beteekenls van het medewerken van vrouw
en kinderen in het landbouwbedrijf vindt haar beves
tiging in de omstandigheid, dat het totaal voor premie
betaling in aanmerking komend loonbedrag voor alle
landbouw-, tuinbouw-, veeteelt-, boschbouwbedrijven enz.
te zamen niet meer bedraagt dan pl.m. 160 millioen
gulden per jaar, tegenover een bedrag van ruim an
derhalf milliard gulden aan voor premiebetaling in aan
merking komend loon voor de handels- en de indu
strieele bedrijven."
Mr. Groeneveld stelt nu de vraag, welk deel van dit
loonbedrag ad pl.m. 16u millioen gulden voor rekening
van den eigenlijken landbouw komt en becijfert dat
dit ongeveer 120 millioen zal bedragen en voor tuinbouw
bloembollen- en zuivelbedrijf gezamenlijk 40 millioen.
Verder meent hij niet ver van de waarheid af te zijn,
als hij de 120 millioen van den landbouw in twee gelijke
helften verdeeld over veeteelt en landbouw In den be
perkten zin. Deze laatste, die nu een crisis beleeft, be
taalt dus 60 millioen gulden loon. Blijkens de verslagen
van de Centrale Landbcuw-Onderlinge zijn de gemid—
dede kosten 15 per duizend.
Mr. Groeneveld vervolgt dan:
„Naar die uitkomsten zouden dus de lasten voor den
landbouw, voortvloeiende uit de verplichte ongevallen
verzekering. kunnen worden gesteld op 60.000 X 15
gulden 900.000 gulden per jaar.
Over de lasten der ziekteverzekering valt nog niet
met voldoende zekerheid te oordeelen. Wordt uitgegaan
van de veronderstelling, dat de premie van 2.3 vast
gesteld voor de verzekering van de arbeiders in het
landbouwbedrijf bij de ziekenkassen der Raden van
Arbeid, voldoende zal blijken, dan wordt de totale
belasting, voortvloeiende uit de ziekteverzekering
60.000 X 23 gulden 1.380.000 gulden, van welk bedrag
wijd open en er was een witte lichtcirkel bij de brand
kast. Achter dien lichtkring waren de donkere om
trekken van twee gestalten zichtbaar, de eene kniel
de bij de brandkast, de ander hield de lantaarn vast
en keek over den schouder van den knielenden man.
Dave wist onmiddellijk wat het geluid was geweest
wat hij gehoord had; het was de klank van scherp
metaal dat in het staal van de brandkast drong. Een
oogenblik staarde hij met onuitsprekelijke verbazing
naar het eigenaardige tooneel in Dago's kamer; toen
vervolgde hij met de uiterste behoedzaamheid zijn weg
naar beneden.
Wat had dit te beteekenen?, vroeg Dave zich af.
Was een van die twee gestalten daar Dago George?
Als dat zoo was, was de tweede man hoogstwaarschijn
lijk de man, dien Teresa naar beneden had hooren
gaan. Maar wat had Dago George in vredesnaam met
deze comedie voor?
Toen Dave veilig beneden was aangeland, hoorde hij
dat de inbrekerswerktuigen op den grond werden ge
worpen en een gedempte, maar triomfantelijke stem zi:
Daar heb je ze, man!
Dave Henderson kroop zoo dicht hij kon tegen den
muur; hij was nu dicht genoeg bij Dago George's
kamer om het Interieur ervan bij het schijnsel van de
electrische lantaarn te kunnen opnemen. De geforceer
de deur van de brandkast stond open; gereedschappen
lagen op den grond en den man met de lantaarn
bukte zich, zoodat het witte licht binnen in de brand
kast scheen.
Dave Henderson keek ademloos en mfet wijd-open
oogen toe, hoe de man met de lantaarn, het pakje
bankbiljetten, het welbekende pakje met de openge
scheurde zijde, uit de brandkast nam en het, zonder
zich om te keeren op de schrijftafel naast de kast
neerlegde. Bij die beweging speelde de lichtbundel in
een halven cirkel door de kamer en werktuigelijk hief
Dave zijn hand op en veegde die over zijn oogen. Was
het verbeelding wat hij gezien had?
De stralenbundel van de lantaarn scheen nu weer in
de brandkast, maar in het korte oogenblik, dat hij even
afgeweken was, had Dave een glimp gekregen van een
gedaante, die ineengezakt lag op den vloer, vlak bij
het bed een wit vertrokken gezicht had hem een
rilling over den rug doen loopen, het gezicht van
Dago George!
Dat karweitje heb je keurig opgeknapt, Maggot!
fluisterde de man met de lantaarn goedkeurend tegen
zijn metgezel. En het resultaat is mooier dan Cuny
of ik hadden durven hopen! Het lijkt mij nu maar het
verstandigst dat jij Cunny hier naar toe haalt voor wij
weggaan; ga hem dan maar gauw roepen. Zeg hem
dan de helft 690.000 gulden, van het loon der be
trokken arbeiders mag worden ingehouden.
De Invaliditeitswet eischt betaling van een week-
premie van 60 cent voor 21-jarige en oudere mannelijke
arbeiders en van 50 cent voor 21-jarige en oudere vrou
welijke arbeidsters. Voor arbeiders van jongeren leef
tijd zijn lagere weekpremiën verschuldigd. Wordt de
gemiddeld in het landbouwbedrijf verschuldigde week-
premie gesteld op 50 cent en wordt het gemiddeld week
loon van een arbeider in hei landbouwbedrijf gesteld
op 20 gulden, dan wordt gekomen tot een gemiddelde
belasting, voortvloeiende uit de Invaliditeitswet, van
2.5 zoodat de lasten in totaal zouden bedragen
60.000 X 25 gulden 1.500.000 gulden.
Naar bovenstaande berekening zouden derhalve de
totale lasten voor het landbouwbedrijf, voortvloeiende
uit de verplichte ongevallen-, ziekte- en invaliditeits
verzekering, bedragen 900.000 en 1.380.000 en 1.500.000
3.700.000 gulden per jaar, van welk bedrag dan 690.000
gulden verhaalbaar is op het loon der betrokken ar
beiders.
Ik laat buiten beoordeeling, of deze belasting voor
het landbouwbedrijf in haar geheel genomen te zwaar
is en of, en in hoever, er aanleiding zou bestaan tot
het bevorderen van maatregelen welke zouden strek
ken om het dragen van die "belasting te vergemakkelij
ken. Alleen wil ik er op wijzen, dat in de kosten der
ongevallenverzekering voor de zeevaart en de zee-
visschery door het Rijk wordt medebetaald voor zoo
ver betreft de zeevisscherij en de kleine zeevaart (art.
10 Zee-ongevallenwet 1919)."
Landbouwers, die er een goede boekhouding op na
houden, zijn gemakkelijk in staat om een en ander na
te rekenen.
Wie zich die moeite wil getroosten en ons de uit
komsten mededeelt, kan er op aan, dat wij ze gaarne
publiceeren, desgewenscht zonder namen te noemen,
als ons slechts de zekerheid wordt gegeven, dat de
becijferingen volkomen betrouwbaar zijn.
6 September 1930.
IN mijn voorgaanden brief heb ik onze terugreis
uit Engeland beschreven. Het was mijn plan,
toen ik hem schreef, dien brief tot den laatsten
over onze vacantiereis te maken. Maar nu, ter
wijl ik voor mijn schrijfmachine zit, valt dit tweede
afscheid van Chesham mij plotseling te zwaar. Er zijn
toch enkele dingen, die ik niet kan nalaten nog even
te vertellen.
Daar was in de eerste plaats onze photograaf. Wij
hadden niet minder dan vier kiektoestellen meegeno
men namelijk. Nu was een daarvan, het mijne, terstond
onschadelijk, want ik had een onmisbaar onderdeel,
het filmpakchassis, in Holland laten liggen, en ben er
niet in geslaagd een ander, voor mijn toestel passend,
in Engeland te koopen. Doch ook met drie camera's
kun je nog onheil genoeg aanrichten, in je portemon-
naie.
Onze oudste zoon was de grootste zondaar, al moet
ik bekennen, dat zijn vader hem sterk heeft aange-*
moedigd. Het jongemensch werkt met rolfilms, en had
natuurlijk in een minimum van tijd de eerste rol afge
draaid. Nu was de vraag: Waren de lüeken gelukt?
Op een wandeling in de buurt hadden een paar van
ons een aardig huisje gezien, met een bord in den tyin,
.vaarop vermeld stond, dat de bewoner zich belastte
met het ontwikkelen en afdrukken van films en platen.
Na eenige aarzeling besloten wij, een proef met hem te
nemen, en dus gingen mijn zoon en ik op zekeren
avond er op uit om hem onzer, schat toe te vertrouwen.
Wij kwamen aan hefhui3 en klopten aan. Geen ge
hoor. Klopten nogmaals, evenmin zonder resultaat. Op
f>ns derde geklop kwam evenwel een buurman te voot
schijn, die ons meedeelde, wat wij onderrv^schen a!
hadden begrepen, dat' de photogn-uf niet thuis was.
Maar, wat wij niet hadden kunnen begrijpen was de
plaats, waar de photograaf zich op dat oogenblik be
vond en deze werd ons door den vriendelijken buur
man met een veelbeteekenend hoofdschudden en een
handbeweging naar rechts aangeduid: de kroeg, twee
huizen verder.
Buurman was ondertussohen al een stap verder ge
gaan in zijn vriendelijkheid. Hij had zijn hoofd gesto
ken om den hoek van de deur van Het Varken en het
Fluitje, en kwam triomfantelijk met den expert op het
gebied ven ontwikkelen cn afdrukken te voorschijn.
Ons enthousiasme v.as begrijpelijkerwijze sterk geluwd.
Vooral omdat de gang van den jihotograaf niet al te
stevig scheen te zijn. Maar we waren nu eenmaal zoo
ver, dus moest de eerste film maar gewaagd worden.
Ontwikkelen? En hoe! De vraag was, of er een
betere ontwikkelaar in het heele land te vinden zou
zijn. Zeker geen goedkoopere. Vijf en zestig centen voor
het ontwikkelen en afdrukken van een heele rolfilm
met acht opnamen van 6 bij 9 centimeter. (De Engel-
sohe rolfilms van 6 bij 9 geven acht opnamen, de Hol-
dat er hier een paar dingetjes in de brandkast liggen
die hem interesseeren zullen, behalve dan hetgeen waar
we naar hebben gezocht. Voor zoover ik weet, was hij
niet bepaald dol op Dago George en hij moet maar
beslissen of hij die dingetjes wil laten liggen voor de
politie als die morgen komt. Laat je gereedschap maar
zoolang hier, je bent toch in tien minuten terug. Het
duurt nog meer dan eer* uur voor het begint te sche
meren en een van de bedienden terugkomt, maar dat
is nog geen reden om onzen tijd te vertreuzelen! Dus
schiet een beetje op!
Er klonken voetstappen in de kamer; Dave sloop de
hal door en verschool zich achter de openstaande deur
van de kamer, die gelukkig naar buiten opende. Er
kwam een matte glimlach op zijn gezicht; het geld was
tenminste nog in de kamer. Het gesprek van dat twee
tal had hem bevestigd wat hij al eerder had vermoed
dat Dago George alleen in de „IJzeren Taveerne" sliep.
De voordeur ging open en werd weer zachtjes geslo
ten. Dave sloop weer uit zijn schuilhoek, kroop weer op
zijn oude plaatsje tegen den muur en gluurde in de ka
men
De brandende lantaarn lag op de schrijftafel. De licht
bundel scheen op het pak bankbiljetten en weerkaatste
in het glanzende metaal van het telefoon toestel, dat zich
eveneens op de schrijftafel bevond. De gestalte van een
man, die met zijn rug naar de deur stond stak als een
silhouet af tegen den lichtkring.
In huis was het doodstil. Een paar seconden gingen
voorbij; toen begon de man in de kamer opeens zacht te
grinniken.
Dave Henderson was als verstijfd. Dat gemeene grin
nikende geluid kende hij, al had hy den stem van den
man, die fluisterend geklonken had, niet herkend.
De man mompelde nu in zichzelf.
Wat een ezel die „schorpioen", Cunny de schorpi
oen! Pracht van een naam anders! Nu, we zullen eens
afwachten wie er gestoken wordt. Ik zou zeggen dat
tien minuten voorsprong voldoende is; maar als ze den
schorpioen nazitten, zullen ze met mij niet zooveel haast
maken
Dave Henderson's gezicht was nu doodsbleek gewor
den maar hy stond nog steeds stokstyf.
De man leunde voorover over de schrijftafel, nam de
telefoon van de haak en grinnikte weer. En het volgende
oogenblik riep hy op een schitterend geimiteerden toon
van doodsangst en wilde wanhoop:
Telefooncentrale Politie!... om Gods wil!...
vlug!... help!... ik ben Dago Georgeuit de „IJzeren
Taveerne"... ze vermoorden me... bel de politie op!...
de politie!. zeg ze dat Cunny Smeeks me vermoordt,...
om Godswil!... vlug!... ze ver
De man hield abrupt op, liet het toestel en den los-
landsdhe maar zes. En wanneer ik zeg Engelsche en
Hollandsche bedoel ik elgeniyk Duitsche. De Agfa-
fiim, die in Holland f 0.75 kost, en daarvoor zes photo's
geeft, kost in Engeland f 0.60 en geeft er acht).
Wy reikten onze rolfilm over. Morgen terug. Welke
naam? Een oogenblik aarzelde ik. Het is geen kleinig
heid, myn naam aan een Engelschman mee te deelen.
Hy kykt je altyd aan, of hy het in Edinburgh hoort
onweeren, en als hy je vraagt het even voor te spellen,
zoodat hy het op kan schrijven, weet je van te voren,
dat hy, halfweg gekomen, den moed en zyn potloodje
tegelykertyd laat zakken.
Tenminste, dit doet, volgens mijn ondervinding, een
volkomen nuchtere Engelschman. Wat iemand doet, die
onverwachts uit Het Varken en het Fluitje wordt ge
roepen, is my onbekend, en ik had weinig lust het te
probeeren. „O," zei ik „laat dat maar achterwege. Het
is een lange Hollandsche naam."
Een oogenblik stond onze photograaf paf stil. Hy liet
het gehoorde tot zyn hersenen doordringen. Toen kwam
plotseling een heldere glans in zyn oogen. „Toch niet
Van Houten?" (door hem uitgesproken vennoeten)
riep hy uit „Precies," zei ik, om er af te wezen.
Het resultaat was verrassend. De man was tot tranen
toe bewogen over zijn eigen schranderheid. „Vennoeten,
grbote genade!" riep hy uit, klopte me langdurig op
den schouder, en verdween toen plotseling, zonder
verder nog een woord te spreken of een groet te wis
selen. in de deur van Het Varken en het Fluitje.
Wy vertrokken huiswaarts. -Zwygend, in het begin.
Toen zed myn zoon: „Ik denk, dat als we morgen om
de afdrukken komen, de photograaf met myn rolfilm
om zyn hals loopt, omdat hij hem by vergissing voor
zijn das heeft aangekeken." En myn gevoelens waren
ongeveer van denzelfden aard.
Met weinig vertrouwen klopten wy den volgenden
avond aan. We hadden eerst nog overwogen, of we
maar niet direct naar Het Varken en het Fluitje
zouden gaan. Het spaarde moeite. Maar we besloten
eerst een poging te wagen.
De deur werd byna oogenblikkelyk geopend, en de
photograaf kwam te voorschyn, met de ontwikkelde
film en de afdrukken. En. eerste klas werk. Te zamen
stonden wy het resultaat van zyn en ons werk te be-
kyken. Toen volgde de betaling, en de belofte, dat nog
heel wat meer films zouden volgen, ja, dat mijn dochter
gereed stond om nog dien avond de hare te brengen,
wanneer zy gezien had, dat deze afdrukken goed waren.
Wy vertrokken, en wij zagen, toen we omkeken, dat
de photograaf zyn woning had verlaten. Toen myn
dochter later op den avond kwam, moest de buurman
er weer aan te pas komen.
Het spyt me, dat dit verbaal een tragedie moet wor-
'en. Er is weinig gekomen van al het werk, dat wy
^ns hadden voorgenomen den man te laten doen. Myn
dochter kreeg den volgenden avond haar kiekjes, uit
stekend afgedrukt, terug. Dienzelfden avond bracht
mijn zoon een nieuwe film. Het was de laatste. Toen
hy hem kwam halen, ontving hy de film onontwikkeld
terug, en de mededeeling van de vrouw, die de deur
opendeed, dat de photograaf een beroerte had gehad,
waarvan hy, volgens den dokter, niet meer zou herstel
len. En wij vroegen ons af, of onze shillingen daartoe
hadden meegeholpen.
Ik merk tot myn schrik, dat het verhaal over den
photograaf meer plaats heeft ingenomen, dan ik be
doeld had er aan te besteden. Er blyft zoodoende maar
weinig ruimte voor Iets anders over.
Onze jongste zoon van zeven had het in het begin
niet heel erg naar zyn zin in Engeland. Hy is verslaafd
aan spelen, en hoewel hij uren lang alleen kan spelen,
begon hy toch zoo langzamerhand het gemis aan
vriendjes te voelen. Er waren wel vriendjes voor hem,
maar hij was er niet van gediend. Hy kon niet met
hen praten.
Tooh had dat maar heel weinig gescheeld, of hy had
wel met onze buurkindoren in Chesham kunnen praten.
Het waren een jongetje, Derek, en een meisje, Olive.
Hun achternaam was Swart Niet erg Engelsch? Neen,
zuiver Hollandsch. De familie kwam uit Zuid-Afril<a.
Grootvader on Grootmoeder hadden altijd Hoirau.lsoh
gesproken. Vader kon ook Hollandsch spreker., en
heeft dit trouwens met mijn zoon ook nog gedaan,
maar de kinderen kenden onze taal niet meer.
Dat was erg jammer voor onzen jongsten zoon. Zoo
op het randje en dan net nog mis. Maar eindelyk zette
hy zich over zijn verlegenheid heer.. Op zekeren dag,
het was twee dargen voor we zouden vertrekken, zagen
we hem aarzelend in de richting van Derek en Olive
gaan, die met een wagentje aan het spelen waren. Wij
bemoeiden ons nergens mee, deden alsof we niets zagen.
Tien minuten later was de zaak voor elkaar. Het was.
of we weer thuis waren. Onze'jongste zoon is gezegend
met een flinke stem, die hij in Holland, by het spelen
met zijn vriendjes, nóóit aan banden legt. En plotseling
hoorden we hrm: „Vooruit! Schiet op! Harder loopen!
Pas cp het hek!"
Hy heeft zich uitstekend vermaakt met Derek en
Olive. Toen hij weer thuis kwam, vroegen we hem:
..Begrepen de Engelsche kinderen je?" En vol overtui
ging antwoordde hij: „Ja. als ik maar hard schreeuw
de." „En begreep jij hen?" „Nee, van hullie begreep
ik geen woord, want ze praatten Engelsch."
hangenden hoorn op den grond smakken. Het snoer van
den hoorn bleef haken, aan de electrische lantaarn, sleep
te die mee in den val en het licht floepte uit.
Toen bewoog Dave Henderson zich. Met een sprong
was hij halfweg in de kamer zijn eigen lantaarn deed
nu zijn licht schijnen in de duisternis en hij gaf den
man, die met een verschrikten kreet rondtolde, een har
den klap recht in het gezicht
Het was Bookie Skarvan. Dat gemeene gegrinnik was
hem daarnet al bekend voorgekomen en hy had den
stem herkend.
vm
Bookie Skarvan betaalt zyn rekening.
De kleine, roodomrande oogen knipperden in het
lichtschynsel het was de eenige kleur in het bleeke
kwabbige gezicht de roode randen van de sluwe klei
ne oogen. Bookie Skarvan's vette hand ging omhoog en
trok aan zijn boord alsof die hem benauwde. Hy tui
melde een stap achteruit en zijn hiel kwam terecht op
den hoorn van de telefoon. Toen trachtte Bookie Skar
van te glimlachen.
Ik... ik... kan je gezicht niet zien; wie... wie ben
je? stamelde hy. Wat... wil je?... Wat wil je?
Dave Henderson gaf geen antwoord. Door zyn geest,
door zyn ziel en door zyn lichaam voer een wilde ver
rukking. Hoe vaak had hy in de afgeloopen jaren, tus
schen de kille muren van de gevangenis, met dronken-
makend verlangen aan dit oogenblik gedacht Hij zei
geen woord; hy maakte geen geluid; met het licht van
de lantaarn onbewegelyk op den ander gericht, tastte
hy met den rug van de hand waarin hy de revolver had,
over Bookie Skarvan's kleeren. Hy vond wat hy zocht:
in een van Bookie Skarvan's zakken zat ook een revol
ver. Hy legde den pink van de hand die de lantaarn
vasthield om den trekker van zyn eigen revolver, trok
met de rechterhand het wapen uit Bookie's zak, smeet
het op de schrijftafel. Toen liet Dave zyn lantaarn door
de kamer schynen om den schakelaar van het electrisch
licht te zoeken; die bevond zich op den tegenovergestel-
den muur achter Bookie Skarvan.
Dave Henderson duwde den man opzy, liep snel de
kamer door en draaide het licht aan.
Bookie Skarvan stond een oogenblik als versteend;
met toegeknepen oogen en een gezicht dat aschgrauw
werd; toen kwamen groote zweetdruppels op zyn voor
hoofd en een kreet van doodsangst en afschuw klonk
door de kamer.
(Wordt vervolgd.)