De zeldzame Vaas.
iMikadoA cuMjOLttjcki 9pecuÊxa&
PLANTEN
IN KAMER EN TUIN.
Kort verhaal
Uit het Engelsch van
J. B. BOYNE.
(Nadruk verboden.)
HKNRY's zuster was zichtbaar opgewonden.
„Henry", riep ze, terwijl ze zijn studeerka
mer instoof.
„Ja, Jane?"
„Ik heb de zwarte vaas gezien, de andere zwarte
vaas, in de étalage van Stacey's!"
llenry werd bleek en sprong van zijn stoel op.
„Weet jeweet je het. zeker?" hijgde hij.
„Absoluut zeker", verklaarde zijn zuster, maar
zc sprak tfgen de lucht, want Hcnry was het huis
al uit cn de straat op.
llenry Ponter was een eigenaardige jongeman. Hij
had maar één liefhebberij: hij belegde al het geld
dat hij te missen had in oud porcelein. Hij had ge
noeg zeldzame oude theeserviezen voor een half do
zijn huishoudens. Maar het „piéce-de-resistance" van
ziln collectie, was een zwarte vaas van Chineesch
porcelein.
Kr bestonden maar twee exemplaren van.
llenry had de eeue mi hij meende dat hij niets
meer te wenschen zou hebben, op dit ondermaan-
sehe, als hij dat tweede exemplaar in zijn bezit had.
Het was het gevolg van zijn verzamelwoede, dat hij
dit meende, want de vaas was noch buitengewoon
kostbaar, noch buitengewoon mooi.
Kn nu had Jane de andere zwarte vaas bij Sla-
cey gezien!
in tien minuten was hij bij den winkel van den an
tiquair Ja, daar stond de vaas, midden in de étalage
llenry verslond haar haast met zijn oogen, terwijl
hij langs 't, winkelraam naar de deur holde en
tegen iemand aanboste met zóó'n kracht, dat de
tranen hem in de oogen sprongen.
„O", zei een verschrikte meisjesstem.
Henry zette zijn bril recht en hijgde naar aden»
Tegenover hem stond een knap jong meisje. Zij
hijgde ock naar adem.
,ilet spijt mij vrecselijk" stamelde hij. „llcb
heb ik U zeer gedaan?"
,Ju' antwoordde ze naar waarheid.
„T.ionge, tjonge", mompelde de jongeman onbenul
lig. Ilet. meisje keek hein een oogenblik verontwaar
digd aan. Toen trilden haar mondhoeken cn ze be
gon te lachen, liet was een prettige heldere lach.
„Het is niet zoo erg", zei ze, nog steels 'hijgend.
„Maar gaat U maar voor, anders botsen we wéér te
gen elkaar."
llenry kreeg een kleur. „Neen", protesteerde hij.
Wat moet U wel niet van mij denken? Gaat u voor.
ik volg wel."
Ze lachte nogeens, keerde zich om en liep de win
kel in. Stacey, een oud mannetje, kwam naar voren
en koek hen rnct zijn waterige oogen «aan.
„Ik zou graag die zwarte vaas uit de étalage eens
bekijken als ik mag!" begon het meisje.
..Zeker, juffrouw", antwoordde Stacey gedicnst.g
en 1 ij ging heen om liet begeerde voorwerp te halen.
..Wat is er? Voelt U zich niet goed?" vroeg het
meisje plotseling, terwijl zc bezorgd naar Hcnry s
bleeko gezicht keek.
„Nneen, er is niets", antwoordde hij heesch.
N. neen, dank U."
„Waarom ziet u dan zoo bleek, en maakte U zoon
raar geluid?" hield zij aan. „Hebt U zich straks
heusch geen zeer gedaan?"
„Neon, heusch niet. Dat is het niet. Het is om de
vaas."
„De vaas?"
„Ja Kr zijn.er maar twee van cn ik heb de eenc
„Nu wat zou dat? Daarom kan ik de andere toch
wel krijgen? Ik wil haar vreeselijk graag hebben, ik
ben do' o,> zwart porcelein en heb een heclen tijd
gespaard om een mooi stuk te kunnen koopen."
„Nu U kunt haar niet krijgen", barstte Henry uit.
Zij keek hein met een vernietigenden blik aan
„Zoo?" vroeg ze minachtend, „dacht u dat?"
„Het spijt me, als ik onbeleefd ben", mompelde hij
„Maar als U eens wist hoe dolgraag ik die vaas had
lk ben een verzamelaar, ziet u."
7ii fronste het voorhoofd cn keek hem met boo/.c
oogen aan.
„Ik ben even dol op die vaas als U?" zei ze „en
danrfcii was ik hier eerst."
„Neen", verweerde Hcnry zich. „Ik was het eerst
..Ik zou het eerst zijn geweest, als U nietz
lomp tegen ine opgebotst was."
..Ik was riiet lomp. U keek niet waar u liep."
„l ieve deugd", riep hot meisje verontwaardigd
„Hoe durft U zooiets zeggen. Het was heelemaal uv.
schuld. U keek niet waar U liep."
Achter het twistende tweetal klonk een kuchje Zc
draaiden zich om en zagen Stacey staan met de
vaas *n de hand.
„Meneer Stacey," vroeg de jongedame, „wie van
ons was het eerst in den winkel?"
„Nu juffrouw", zei de oude man met een veronl-
Het kreupelhout in! zei hij kortaf.
Wat doen?
Hij lachte, maar gaf geen antwoord. Hazel keek
boos, toen hij wegstapte zonder te antwoorden of om te
k\jken.
Juffrouw Spragge zei langzaam:
Hij spoort wilde bijen op en weet waar de herten
zijn. George heeft veel liefde voor alle dieren en vo
gels en voor de heele natuur.
Haar diepe, langzame stem, de stem van iemand,
die vrede heeft met de heele wereld, had een vreemde
uitwerking op Ha zei. Ten tweeden male vroeg zij zich
af, of zij zou worden als deze twee vrouwen of de
wildernis haar tot slavin zou maken, evenals zij het
deze beide gemaakt had of zij evenzeer de ketenen zou
gaan liefhebben, die haar zouden binden aan een leven,
zoo rustig, zoo ontdaan van zorgen, opwinding en ver
driet.
Hazel kwam tot het besluit, dat Samantha er per
slot van rekening toch aantrekkelijk uitzag. Haar be
koorlijkheden openbaarden zich aarzelend, onverwacht
Haar stem bijvoorbeeld was aantrekkelijk.
Is het hier altijd hetzelfde vroeg Hazel plotseling.
Juffrouw Spragge knikte, terwijl ze haar gast strak
aankeek. Haar stem kreeg, toen ze antwoordde, een
zekere hardheid cn bijna uitdagend antwoordde zij:
Het is niet altijd hetzelfde. In Jaren van droogte
heb ik het vee en de paarden bij de opgedroogde bron
nen en beken zien liggen. Ik heb de diptheritis zien woe
den in het land, en de kinderen stierven, als het vee,
waar ze gingen en stonden. Vier van de mijne zijn van
me weggenomen.. Ze liggen op den top van den heuvel,
even voorbij de ..corral". Ik heb mannen zien neerschie
ten. Er is een troep roovers geweest, die den heelen
staat geteisterd heeft. De sheriff cn zijn mannen hebben
ze in het nauw gedreven, geen drie mijlen hier van
daan. Zij werden allemaal gedood. Die niet neergescho
ten waren, werden dien nacht gelyncht. De Sheriff
bracht ze allemaal in onze schuur. Rechter Lynch hielp
hem een handje. Tc middernacht werden de bandieten
naar buiten gebracht, naar de brug, waar u vandaag
over bent gekomen. Er waren drie volwassen mannen
en een jongen van zeventien. En voor elk een sterk
touw. Zij stonden op een rij in het maanlicht met de
lus om den hals en den afgrond aan hun voeten. Ze
gaven geen kik. Ze waren er gloeiend bij, dat wisten
ze. Maar de drie mannen zwoeren dat de jongen on
schuldig was.
Juffrouw Spragge sprong op. Haar breede gezicht
schuldigenden blik op Ponter. „ik zou zeggen dat u
het was
„Ziet U wel," riep het meisje, triomfantelijk.
ilenry kon niets meer zeggen en bleef maar ver
langend naar de vaas staren.
De jongedame nam dé vaas van den antiquair aan.
Terwijl ze het voorwerp aandachtig van alle kanten
bekeek, was het doodstil in den winkel. Henry had
zich afgewend, d i t schouwspel eischte te véél van
zijn jaloersch gemoed.
„De vaas is prachtig", zei ze eindelijk zacht, op
een toon van diepe bewondering.
„Heelemaal niet," beweerde Henry, die zich weer
had omgedraaid, onverschillig. „Ze is eigenlijk lee*
lijk en heeft alleen maar waarde voor een verzame
laar."
„Dat zegt u alleen maar omdat u hem zelf wilt
hebben." klonk het bits.
Henry wendde zich tot den ouden man. „Stacey",
vroeg hij. „wees eens eerlijk en vertel mij of die
vaas prachtig is?
De antiquair, die zijn vaste klant niet wilde ont
stemmen, voelde zich niet heelemaal op zijn gemak.
Hij aarzelde.
„Wel meneer," zei hij eindelijk diplomatiek, „ze
is zeldzaam."
„Ja, zeldzaam. En kostbaar. Erg kostbaar, hè
Stacey?" t
Maar Henry's vlieger ging niet op. Het meisje had
hem doorzien.
,;De prijs", merkte ze koel op, „is tien guinjes. Ze
stond geprijsd."
„Dat is veel geld voor een oude vaas", probeerde
Henry.
„Vindt U?" vroeg ze vriendelijk. „Maar ik heb hot
geld er toch voor over."
Henry zuchtte. Het was ellendig. Er scheen geen
enkel middel te vinden om het meisje af te brengen
van haar rampzalig besluit om die vaas te koopen.
Dan zou hij zich groot houden!
„Kijkt U eens", opperde het meisje, plotseling. „Ik
wil niet egoistisch zijn. Zullen we er om tossen?"
„Nneen", verklaarde Henry grootmoedig. Dat
was zijn eer toch wel een beetje te na.
„Ik sta er op!"
llenry aarzelde. „Als U'het persé wiltbegon
hij zwak.
Zij opende haar tasch en haalde er een shilling
uit.
„Wilt U tossen?" inviteerde zc.
Zonder iets te zeggen, nam hij het geldstuk aan en
wierp het omhoog.
„Kruis?" riep ze.
liet geldstuk rolde op den grond.
„Wat is het, meneer Stacey?" vroeg het meisje.
De oude man bukte zich moeilijk en nam de shil
ling op.
„Kruis", zei hij.
„Dat spijt mij", stamelde ze.
„liet is goed zoo meende Henry nóg grootmoedi
ger dan zooeven. „Adieu!"
„Adieu," antwoordde het meisje, toen de jonge
man snel den winkel uitliep.
Toen Henry naar huis wandelde, kwam hij tot het
besef dat zijn hersens anders werkten dan gewoon
lijk. Eerst was 't hem onmogelijk aan de vaas te den
kon zonder dat zijn gedachten tevens verwijlden bij
liet meisje, dat het kunstvoorwerp gekocht had. Maar
later was het hem goed mogelijk aan het meisje te
denken zonder een enkel gedachte aan de vaas te
wijden! En toen hij voor zijn huis stond, ontdekte hij
dat hij aan niets anders meer denken kon dan aan
het meisje.
Het verschijnsel was zeer verontrustend en eerst
ergerde hij zich doodclijk erover. Maar dat maakte
de zaak toch niet anders.
Hij sliep dien nacht buitengewoon onrustig en den
volgenden morgen, dadelijk na het ontbijt, ging
Henry Pontcr weer op weg naar den winkel van den
antiquair.
„Eh goeden morgen. Stacey", zei Henry.
„Goeden morgen, meneer. Waarmee kan ik- u van
dienst zijn?"
Henry kuchte. „Zeg Stacey, ik wou graag dat je
me een plezier deed".
„Graag meneer", als ik wat voor u doen kan."
„Stacey", hernam Henry zenuwachtig, „zou je mij
misschien het adres kunnen geven van de jongedame,
iie gisteren die vaas gekocht heeft? Je scheen haar
c kennen."
„Ik ken de juffrouw cn haar familie al jaren, me
neer. Een allerliefst meisje, vindt u niet?"
„O ja", klonk het kwasi-onverschillig." Maar wat
.k zeggen wilj Stacey, je kunt me dus haar adres
reven?"
Hij zweeg en wischte zich het voorhoofd af.
„Ja zeker, meneer, met alle plezier, vooral om-
lat
De oude man maakte den zin niet af en trachtte
•li sluw glimlachje te onderdrukken.
„Omdat
„Niets meneer. Heelemaal niets", mompelde de
Acteur (dien de juffrouw om referenties
N°u' ,k kan u verklaren, dat m'n
laatste hospita huilde, toen ik wegging.
Hospita: Dat kan wei, maar dat zal ik niet
doen. Bij mijn is 't vooruitbetalen.
(Passing Show).
antiquair. „Ze heet juffrouw Dane, Iris Dane, en ze
woont „The Lca", Southbornc Road."
„Southborne Road?" echode Hcnry. „Dat is nog geen
kwartier loopen van mijn huis!"
Toen Henry naar zijn woning terug wandelde, was
er een ongewone kleur op zijn gewoonlijk nogal
bleek gezicht. En toen hij thuiskwam, deed hij iets,
dat hij den vorigen dag niet van zichzelf geloofd
zou hebben: hij pakte zijn eigen zwarte vaas voor
zichtig cn zorgvuldig in en ging met het pak onder
zijn arm de deur uit.
De kortste weg naar Southborne Road voerde door
een stil laantje. Hcnry liep liet met groote stappen
door, sloeg haastig den hoek om en botste met
groote kracht tegen iemand aan, die uit de tegenover
gestelde richting kwam.
„O", hijgde een verschrikte meisjesstem, zooals het
ook gisteren bij de botsing het geval was geweest.
Henry wankelde achteruit cn door die beweging
vloog het pak, dat hij onder den arm had, op den
grond. Er was een zwak, niet onmelodisch getinkel;
toen stilte.
Henry stond op het punt om hoogst onwclvoege-
lijk te gaan vloeken, maar de woorden stokten hem
in de keel. Met open mond staarde hij naar liet blo
zende gezichtje van de jongedame weermoe hij in
botsing was gekomen. Het was Iris Dane!
„O", zei ze nog eens, terwijl de blos op haar ge
zicht dieper werd.
„Wéér mijn schuld", mompelde Henry.
„O, neen", stamelde Iris, „mijn schuld".
„Het ergste is", kermde hij, ,dat ik mijn vaas ge
broken heb."
„Weet u dat zeker?"
„Ja!" Hij bukte zich om het pakje op tc rapen. De
vaas was in gruizelementen.
„Wat zonde", klaagde Iris. „Nu kunt u uw stel
nooit meer compleet krijgen."
Hij knipperde zenuwachtig met zijn oogen. „Mijn
wat?"
„Uw twee vazen." Zij hield een pakje omhoog. Ik
hoop dat u het niet erg vindt, maar ik vroeg Stacey
uw adres en ik wilde u juist deze vaas
brengen."
„Waarom?"
„Omdat ik zoo onhebbelijk tegen u was in den win
kel".
„Onzin", beweerde Henry energiek. „Ik was onheb
belijk", en hij zweeg even, „ik wilde mijn vaas juist
naar u toe brengen."
Het was een poosje stil en toen begon Iris, die te
gen het hek van een weide leunde, tc lachen.
„Is datis dat niet grappig?" schaterde ze
uitbundig.
Henry gaf geen antwoord. Hij scheen het grappige
van liet geval vooralsnog niet in te zien.
„In ieder geval", ging ze verward voort, toen haar
vroolijkheid bedaard was, „krijgt u nu deze vaas." En
ze.stak hem hot pakje toe.
Hij schudde het hoofd.
„Maar ik sta er op."
„Daar kan ik niets aan doen."
„O, maar dat is belachelijk. Wat moeten wc er dan
mee doen?"
Weer was het stil, toen Henry eindelijk de stilte
verbrak.
„Ik weet maar cén manier om tot een oplossing te
komen.
„En die is?"
„Kunnen we niet samendoen?"
„Samendoen?", klonk het verbluft.
„Ja."
„Hoe dan?"
Henry kuchte, frommelde aan zijn das en kuchte
weer.
„Dat begrijpt u wel", zei hij eindelijk.
Iris schudde het hoofd, maar zei niets.
„Door door samen te trouwen." En toon
wachtte hijheftig "•eschrokken van zijn eigen
moed en vast overtuigd dat de hemel oogenblikke-
lijk op hem zou neervallen.
Maar toen dat niet bleek te gebeuren, waagde hij
het om op te kijken. Een lang oogenblik zagen ze
eikander in de oogen en daarop
Toen hun lippen elkaar ontmoetten, gleed het pak
je dat Iris droeg, uit haar hand cn de overgebleven
vaas viel eveneens in gruizelementen.
„Hindert niet", verklaarde Henry. „Zc was te mooi
om alleen te blijven. En bovendien, scherven bctec-
kenen geluk
v.
(Vragen en mededeelingen, deze rubriek betreffende,
in te zenden aan den heer K. van Keulen, Veenenlaan
88, Hoorn, Tuinbouwvakonderwijzer in de teelt van
siergewassen. Ondergeteekende maakt hiermede bekend,
dat hij tot 10 Octo-ber uit de stad is. Hij kan in dien
tusschentijd wel brieven ontvangen, maar niet beant
woorden.)
INLEIDING.
Werkzaamheid van wortels en bladen.
Het gieten en reinhouden van planten.
Levensvoorwaarden voor het plantenleven zijn: vol
doende licht, lucht, water, voeding en warmte. Ook de
kamerplanten zijn aan die levensvoorwaarden gebonden.
Echter zijn de levensbehoeften voor de verschillende
plantensoorten vaak zeer uiteenloopend en dus moeten
we met haar soorteigen behoeften vertrouwd zijn.
Een der vragen, die gesteld worden door menschen,
die voor het eerst planten te verzorgen krijgen, is: Hoe
moet ik ze gieten, hoeveel en hoe vaak moet ik ze
water geven. Wij begieten de planten, omdat ze dorst
hebben, nietwaar, kenbaar aan de droge aarde in den
pot of het slap hangen van bladeren, stengels en bloe
men. De planten verbruiken dus water en het begie
ten dient om de verbruikte hoeveelheid telkens aan te
vullen. Meer water hebben ze dus niet noodig, dat is
wel heel eenvoudig en toch wordt er zoo dikwijls tegen'
gezondigd, dat men de planten water geeft, als ze het
eigenlijk niet noodig hebben. Verzuren van den pet-
grond is dan ook vaak het gevolg.
De beste wijze van gieten is te gieten op de aarde
in den pot. Het water te verstrekken op schoteltjes
onder den pot, kan voor de meeste planten al spoedig
nadeelig zijn, omdat daardoor de aarde in den pot te
lang nat blijft en lioht verzuurt. Slechts enkele vocht-
minnende, moerasachtige planten kunnen daar tegen,
zooals de Aaronskeik (Richardia Africana), 't Paraplu
grasje (Cyperus Alternifolius), de Oleander en het sier-
grasje Isolepis. Maar ook zij houden zich goed bij toe
reikende begieting op den pot. Het water zakt dan
door de geheele aardkluit heen, het overtollige vocht
loopt weer door het loozingsgat, onder in den pot, weg.
Daaruit blijkt van hoe groot gewicht het is, dat dit
potgat goed open blijft en dadelijk doorgestoken wordt,
als het dichtgesli-bt (verstopt) mocht zijn. Om den
afvoer van het water te bevorderen legt men een of
meer scherfjes op het potgat voor men den pot, bij het
oppotten' of verpotten der planten met aard'c vtflf. Oolc
is het goed geen geglazuurde of geverfde bloempotten
te gebruiken, deze belemmeren de uitwaseming en slui
ten de lucht af, waardoor de wortels in de ademhaling
worden bemoeilijkt
Van weinig minder beteekenis voor het leven der
plant, dan een gezonden staat der wortels is de rein
heid der bladeren. Het schoonhouden gaat het ge
makkelijkst bij planten met gladde bladeren, zooals bij
Palmen, Camellla's, Ficus Elestica, Aralia Sieboldi (Vin-
gerplant), Clivia e.d. Het lastigst bij planten met be
haarde, viltige of breekbare bladeren, zooals Primula's,
Begonia's, Abutilon, Sparmannia of bij zulke met kleine
of zeer kleine blaadjes als Azalea, Impatiens (Water-
balsamien), Ceropegia Sedum Sieboldi, Varens, enz.
(Wordt voortgezet.)
Hoorn. K. VAN KEULEN.
scheen nog harder dan anders, evenals haar stem.
Hebben zij den jongen laten gaan? riep Hazel gre
tig-
Neen, hij was de zoon van den belhamel, den groot-
sten ellendeling van den troep. Hem hebben zij het
eerst van de brug gegooid!
O!
Ze hadden gelijk dat zij het gebroed uitroeiden!
Was u er bij? vroeg Hazel ademloos.
George's moeder had gesproken met den overtuigen
den eenvoud van een ooggetuige. -- Ik was er niet bij.
Lynchen is mannenwerk. Mijn man was er bij en den
volgenden dag zag ik de vier mannen van de brug han
gen Zij werden toen afgesneden en hierheen gebracht
Hierheen?
Hier op de waranda. De jongen lag precies" waar u
nu zit
Hazel rilde.
Een vage beklemming, een onbewuste afkeer van
deze wilde streek kwam over haar.
Ontzettend! zei ze zacht.
Ze gingen verder met haar naaiwerk.
George kwam terug uit het kreupelhout net bijtijds
om het werk te doen voor het avondeten. Hij liep Ha
zel voorbij met een vroolijken groet:
Hebt je het goed gehad? i
Best en jij?
Zoo-zoo.
Wat heb je in dien zak?
Hij lachte spottend.
Ben je een beetje nieuwsgierig uitgevallen?
Heelemaal niet!
Neem me niet kwalijk, ik dacht het alleen maar.
Mijn boterham heb ik in dezen zak, maar het is nog
niet voldoende voor de kaas erop.
Hij verdween fluitend in zijn hol en sloeg de deur
achter zich toe. Spoedig kwam hij er weer uit, nog flui
tend en ging de schuur in.
Samantha was aan het melken. Juffrouw Spragge was
in de keuken. Toen Hazel het huls binnentrad, keek ze
steelsgewijzo naar de keukendeur. Die was dicht
Het geluid van sissend vet bewees, dat juffrouw
Spragge bezig was met haar meest geliefde instrument,
de koekepan. Hazel aarzelde. De sleutel van Georges
kamer stak in het slot Hazel pakte de kruk en draaide
haar zachtjes om. De deur ging open. Op den grond,
bij de tafel, stond een groene doos. Die leek wel wat op
„Wells Fardo" doozen, die soms gebruikt worden om
goud en andere kostbaarheden in te bewaren. Oefende
George soms het een of ander onwettig beroep uit? Ze
kreeg een schrikaanjagend vizioen van hem, gemaskerd
en met een pistool in de hand, één of andere omnibus
uitplunderend.
Toen kreeg plotseling de nieuwsgierigheid vat op een
ander zintuig dan het gezicht
Hazel rook een sterke, penetrante lucht, een zure, muf
fe stank, die haar niet geheel onbekend voorkwam, maar
dien ze toch niet kon thuisbrengen. Ze deed de deur
dicht en vloog de trap op naar haar kamer, om maar
zoo gauw mogelijk te ontkomen aan dien doordringen
den, onbeschrijfeltjken stank. Niettemin, toen ze eenmaal
ln haar kamer was, betreurde zij de ontijdige haast,
want na George's onbeleefde manier van haar vragen
te ontgaan, zou het wel gerechtvaardigd zijn geweest
om die groene doos eens wat nader te onderzoeken.
Waarom had George geheimen voor het meisje dat hij
aardig vond... dat hij... liefhad!
Toen hij haar had opgetild en tegen zijn breede borst
gedrukt, had zij zijn gevoelens in zijn sterke blauwe
oogen gelezen en ze had haar hart wild voelen bonzen!
De ontdekking die ze gedaan had, was buitengewoon op
windend geweest.
En nu veroorzaakte haar nieuwsgierigheid een nieu
we. bijna hevige opwinding.
Wat was er in die groene doos?
HOOFDSTUK VI.
Verdwaald.
Den volgenden morgen reden Hazel en George de
heuvels ten noorden van de hoeve, in het wildste ge
deelte van de bezitting, dat aan nog wilder land grens
de. George bereed zijn eigen rijpaard, een vos van goede
afstmming, waarvan hij hield zooals alleen de vaquero's
van hun paarden houden. De telganger die voor Hazel
in Agullla gehuurd was, bleek een niet meer jeugdig
maar goed gemanierde viervoeter te zijn. Maar hij
wekte toch moedig onderdrukte angsten in Hazel op.
Samantha stond toe te kijken.
Is hij mak? vroeg Hazel.
Zoo mak als een lammetje.
Hazel keek toe toen haar begeleider opsteeg op de
manier die in het veedistrict gebruikelijk was. Op het
moment, dat zijn voet de stijgbeugel aanraakte, sprong
de vos vooruit. George zwaaide zich op zijn gemak in
den zadel. De vos maakte een paar schertsend bedoelde
zijsprongen. Nu volgde een mooi staaltje van rijkunst
George stoof er vandoor, oogenschijnlijk recht op de
schuur af. Hij bracht zijn paard tot staan op een voet
afstand van den muur, deed het dier op de achterpooten
omwenden, rende naar Hazel terug en hield lachend in.
O, riep Hazel uit.
Dat is nog niets, zei Samantha minachtend, Ge
orge, raap mijn zakdoek eens op! Ze gooide haar zak
doek neer en stapte achteruit.
George aarzelde, of hij een voorstelling zou geven,
zonder aanmoediging van Hazel; ze glimlachte tegen hem
met stralende oogen.
Alsjeblieft, zei ze' smeekend.
Hij reed naar de omheining, keerde en vuurde den
vos aan. Toen paard en ruiter den zakdoek naderden,
scheen den man hals over kop uit den zadel te schieten
Hazel deed verschrikt haar oogen dicht. Toen zij ze
weer opende, bood George Samantha den zakdoek aan.
Daarop raakte hij den vos met zijn sporen aan. Het kra
nige dier rende naar de omheining, stopte, keerde terug
en zoowel op den heen- als op den terugweg sprong Ge
orge op den grond en zwaaide zich weer in de zadel.
Hazel was zeer onder den indruk van deze kunststuk
jes.
Laten we er nu op uitgaan, zei George.
Ze lieten hun paarden den heuvel op stappen tot ze
bij het kleine kerkhof kwamen. George hield zijn paard
in, keerde zich terzijde in het zadel, terwijl hij naar da
graven keek. bruine aardheuveltjes.
Vader ligt daar, zei George, drie zusjes en een
broertje.
Je moeder heeft me over de diphtheritus verteld.
Ja, vreeselijk hard voor moeder, ze is dol op kinde
ren. Dat zal wel zoo in den aard der vrouw liggen.
Niet altijd, antwoordde Hazel rustig.
Wat zeg je?
Hij sprak scherp, met een blik recht ln haar oogen.
Ik bedoel dat er vrouwen zijn die niet om kinderen
geven, haastte Hazel zich er bij te voegen.
Dan zijn het geen vrouwen, antwoordde George
verachtelijk.
Hazel zweeg. In het diepst van haar hart was ze over
tuigd dat de kinderen niet allernoodigst in het leven
van de Ietwat genot- en zelfzuchtige Hazel Goodrich
waren.
Ze hoorde George zeggen:
Ik durf wedden dat jij dol op kinderen bent
Natuurlijk ben lk dat.
(Wordt vervolgd.)