AlimtEi Nitm- QURAIIIT. Attïrttntit- Lui Vefikad2& Q/voofe (Be&cAuct nccj£öt&. De ontruiming van St. Kilda. HET MEISJE UIT DE STAD. Radioprogramma Uitgevers: N.V. vJi. TRAPMAN Co., Schagen. Eerste Blad. Een klein eilandje boven Schotland. Woensdag 8 October 1930. SEHACER 73ste Jaargang No. 8744 Dit blad verschijnt viermaal per week: Dinsdag, Woensdag, Donder dag en Zaterdag. Bij inzending tot 's morgens 8 uur, worden Adver- tenticn nog zooveel mogelijk in het eerst uitkomend nummer geplaatst. POSTREKENING No. 23330. INT. TELEF. No, 20. Prijs per 3 maanden f 1.80. Losse nummers 6 cent. ADVERTEN- TIcN van 1 lot 5 regels f 1.10, iedere regel meer 20 cent (bcwijsno. inbegrepen). Grootere letters worden nnnr plaatsruimte berekend.' DIT NUMMER BESTAAT UIT TWEE BLADEN. Het einde van een geschiedenis van meer dan duizend jaar. (Van onzen Engelschen briefschrijver.) 4 October 1930 ZOOALS men waarschijnlijk gelezen zal hebben, is in de laatste week van Augustus het eiland St. Kilda, het meest van de Schotsche kust verwijderd liggende eiland der Hebriden, door de be woners ontruimd. Zij hebben hun woonplaats kalm verlaten. Geen aangrijpende tooneelen hebben zich afgespeeld. Niet alleen berustend, maar zelfs met een gevoel van verlichting, hebben zij voor de laatste maal hun deuren afgesloten, en zich ingescheept op de Hare- bell, het transportschip, dat de regeering tot hun be schikking had gesteld. De toestand was ten slotte onhoudbaar geworden. Reeds jaren lang waren de eilanders niet in staat zon der hulp van buiten in hun levensonderhoud te voor zien. Geleidelijk was bij hen allen het vaste besef ge komen, dat er nog slechts één uitweg was: heengaan, een afscheid voor eeuwig. En toch is St. Kilda meer dan duizend jaar bewoond geweest Meer dan 200 kilometer van de kust, zes maanden afgesloten van elke verbinding met de bui tenwereld, op een strookje grond van vijf bij drie kilo meter, leidden de eilandbewoners een leven, dat wij ons moeilijk kunnen indenken. Zij waren er mee ver trouwd geraakt. Ja, hun isolement was zelfs de laatste jaren, sinds 1913, toen een draadlooze installatie op het eiland werd opgericht, gedeeltelijk opgeheven. En nu is alles plotseling voorbij. Een geschiedenis van meer dan duizend jaren is tot een eind gekomen. Een eilandbevolking kan niet van aalmoezen leven. En de bewoners van St. Kilda wilden in elk geval niet afhankelijk zijn van de barmhartigheid van hun land- genooten. Er moest hard gewerkt worden, als zij wil den bestaan. De laatste jaren verminderde het aantal van degenen, die dit harde werk konden verrichten. Toen in 1913 de draadlooze verbinding tot stand werd gebracht, telde het eiland nog tachtig bewoners. Maar zes weken geleden vervoerde de Harebell niet meer dan FEUU.LETOK Uit het Engelsch van H. A. V ach ell. 10. Ze riep George en noemde vele malen zijn naam. En ze hoorde een antwoord een kreet van de nimf Echo, die een andere nimf voor den gek hield. Van de heuvels kwam haar eigen stem weer terug, tot die wegstierf in een zachte fluistering. Ze schreeuwde telkens en tel kens weer, tot ze geen stem meer had. Toen kwam een lango stilte. Ze zat onbeweeglijk, in elkaar gedoken, met de armen om de knieën ingespannen te luisteren. Eindelijk werd de stilte verbroken door onbekende geluiden. De wilder nis begon te spreken in haar eigen taal, die onverstaan baar is voor de stedeling. Ze kwam overeind. Hoewel ze erg gekneusd was en al haar leden pijn deden, kon ze loopen en probeerde ze een paar stapjes, telkens stilstaande om te luisteren. Dan deed ze weer een paar passen verder om opnieuw te luisteren. Onder in de geul kabbelde een beekje, welk een gezegende mu ziek! Ze waschte haar gezicht en haar handen na haar brandende dorscht gelescht te hebben. Op ieder ander moment zou de schoonheid van het plekje haar bekoord hebben, maar nu keek ze naar Arcadië met haat in oogen en hart. De minste straat in Oakland zou haar een hemel hebben geleken! Ze dacht aan tantelief die met een stofdoek in de hand op het oogenblik in den salon aan het werk zou zijn. Ze dacht aan Wilbur P. Stocking. Maar telkens keerden haar gedachten naar zichzelf terug met een toenemend gevoel van ellende. Ze durfde de geul niet te verlaten, omdat ze elk begrip van richting kwijt was. Kreupelhout omgaf haar van alle kanten. 2a was hulpeloos, hulpeloos alleen. m. George kwam terug bij het veulen en zag dat Hazel verdwenen was, maar dat verontrustte hem niet. Na tuurlijk was zij langs een omweg naar huis gegaan. acht mannen in de kracht van hun leven. De overigen waren vrouwen, kinderen en grijsaards. De vrouwen werkten hard mee, om in het onder houd van de bevolking te voorzien. Zij vervaardigden tweeds en waren uitstekende breisters. Maar, zij waren helaas niet met haar tijd meegegaan. De tweed, die gemaakt werd, was sterk, en van een uitstekende kwaliteit, maar de vervaardiging er van ging uiterst langzaam, op dezelfde wijze als zij in de afgeloopen eeuwen was gemaakt. Meer en meer werd gemerkt, dat tegen het veel goedkoopere, en misschien niet eens zoo veel minder sterke fabriekswerk niet te concurree- ren viel. Ook waren de breipatronen steeds dezelfde, van geslacht tot geslacht overgeleverde figuren. Met goed onderricht zou zoowel in het weven als in het breien nog wel een verbetering teweeg gebracht heb ben kunnen worden. Maar daarmee werd de hoofdzaak van het kwaad niet bestreden: het tekort aan krach tige jonge mannen. St. Kilda is hoog en rotsachtig, maar het heeft be halve zijn rotsen ook zeer vruchtbare grond. Het be hoeft nauwelijks gezegd te worden, dat acht mannen niet overdreven veel is, om voor den landbouw, de graan-, aardappel- en groentevoorziening van een geheel eiland te zorgen. Maar daarbij komt nog, dat de man nen volstrekt niet alleen voor den landbouw moesten zorgen. Op St. Kilda graasden tot voor zes weken ruim 1200 schapen, die toch ook op hun tijd geschoren moes ten worden, en andere verzorging noodig hadden, hoe weinig die dan ook met schapen mag zijn. Maar het meeste werk vereischten de vogels. De vogels, ja, de fulmars. Het woordenboek van Ten Bruggecate noemt de fulmar ijsmeeuw, of ijsstorm- vogel. Dat van Prick van Wely geeft hem de naam Noorsche stormvogel. Wie van beiden gelijk heeft, weet ik niet. Misschien allebei wel. In elk geval is de Latijnsche naam Fulmaris glacialis. Welnu, die fulmar, zooals ik hem nu voor het gemak maar zal noemen, heeft als zijn broedplaats St. Kilda uitgekozen. Als hij dat niet gedaan had, zouden de bewoners van het eiland ongetwijfeld al vele jaren geleden genoodzaakt geweest zijn, hun verblijfplaats ergehs anders te vesti gen. Want de fulmar is een bron van inkomsten voor degenen, die het voorrecht hebben in de nabijheid van zijn broedplaats te wonen. De walvischvaarders kennen de fulmar uitstekend. Groote troepen er van volgen de schepen geregeld, en komen met groote stoutmoedigheid tot vlaK bij de boo ten, om zich te voeden me't het afval, dat gewoonlijk in groote hoeveelheid tot hun beschikking wordt ge steld. Het zijn echte zeevogels, die fulmars. Met het land houden zy zich slechts voor één doeleinde op: om het eene ei te leggen, waardoor zjj voor het voort bestaan van de soort zorgen. En het is op St. Kilda, dat zij dat ei komen deponeeren. Zij maken, of ik moet nu zeggen maakten, het de be woners van St. Kilda niet gemakkelijk om de eieren en jonge vogels in handen te krijgen. Halsbrekende klim partijen waren er voor noodig. Maar de eilanders van St. Kilda waren de beste en meest onversaagde klimmers van de wereld. De eerste week van Augustus was hun voornaamste jachttijd. Alleen in die week, zooals de be woners zelf streng hadden vastgesteld, was het geoor loofd zich van de jongen meester te maken. Maar in die week bedroeg de buit ook honderden. Zij werden om twee redenen gevangen. Eerst werd de kostbare olie uit de lichamen gehaald, een vischolie, die scheikundig is onderzocht, en die gebleken is al de kwa liteiten te bezitten van de welbekende levertraan. Alleen heeft de olie van de fulmar een geweldig sterke reuk. Zóó sterk dat bezoekers van het eiland beweren, dat alles op St. Kilda, menschen en dieren en dingen, er van doortrokken zijn. Dit staat vast, dat de huid van de vo gels de reuk behouden, zoo niet voor eeuwig, dan toch voor een groot aantal jaren. Maar de bewoners van St. Kilda waren niet vies van de geur, merkten hem hoogst waarschijnlijk niets eens meer op. Anders zouden zij zeker de jonge vogels wel weggegooid hebben, nadat zy de olie verkregen hadden. Maar daar dachten zij in de verste verte niet aan. Er werd hard gewerkt in die eerste week van Augustus. De jonge vogels toch, ontdaan van de olie, zouden maan denachtereen een welkom en onmisbaar voedsel zijn in de wintermaanden. Maar terwijl de jonge vogels zeker konden zijn van hun leven na de zevende Augustus, verbood geen enkele wet of verordening zich meester te maken van de ouden voor of na dien datum. En al was het vleesch van de oude vogels misschien niet zoo smakelijk als van de jongei olie was uit hun lichaam in elk geval te krijgen Zelfs op een doodgemakkelijke wijze. Je hoefde alleen de vogel maar te pakken, en in zijn angst, of misschien wel als verweermiddel, spuwde hij een groote hoeveelheid van het kostbare vocht uit zijn bek. Maar, zoo zal men zeggen, hoe kan je een levende vogel te pakken krijgen? Toch zeker niet, door zout op zijn staart te leggen? Het was bij deze jacht, dat al de moed en bekwaamheid van de mannen van St. Kilda voor den dag kwamen. Jonge vogels zijn hulpeloos, en kun je op klaarlichten dag uit 't nest nemen. De jacht op de oude had plaats in de donkere nachten. Eén ver keerde stap op den steilen rotswand, en 'n val en een schreeuw waren het laatste, dat van den jager gehoord werd. Maar het was heel zelden, dat die val en schreeuw voorkwamen. Een Engelsche dame, die eenige jaren ge leden een paar maanden op het eiland doorbracht met haar echtgenoot, en toen met de eilanders verscheidene klimtochten had gemaakt, verklaarde, dat je je Altijd volkomen veilig voelde, als een man van St. Kilda bij je was, en het touw vast had, dat om je middel was bevestigd. Dit alles is nu achter den rug. De eilandbewoners van St. Kilda zijn een ander leven tegemoet gegaan. Zij zijn niet geheel zonder geld. De schapen zijn bij elkaar gedreven, ingescheept, en verkocht. Zij hebben ongeveer 36000 gulden opgeleverd, wat voor het betrek.:<dijk klein getal eilanders een aardig sommetje is. Voldoeade om een nieuw leven te beginnen. Laten wij hopen, dat een goed leven voor hen begint* Voor de fulmars, dit staat vast, begint een nieuwe paradijstijd. Donderdag 9 October. Hilversum (1071 M., van 12.006.00 n.m. 298 M.) A.V.R.O. 8.00 Tijdsein; 8.01—9.45 Gramofoonmuziek; 10.00 Tijdsein; 10.0110.15 Morgenwijding; 10.3012.00 Ochtend- Concert door het AVRO-Kwintet; 12.00 Tijdsein; 12.01 2.00 Concert door het Rotterdamsch Philharm. Or kest o.l.v. Eduard Flipse; Orgelspel op het Bioscoop orgel van het Theater Tuschmski te Amsterdam, door H. Eoesnach; 2.002.30 Halfuur voor de Vrouw; 2.30 3.00 Rustpoos voor het verzorgen van den zender; 8.00 4.00 Solisten-Concert door Mevr. Ant. van Dyk; 5.C0 5.30 Gramofoonmuziek; 5.30—7.15 Concert door het Omroep-Orkest o.l.v. Nico Treep. met medewerking van Han Beuker en Wouter Denijs (op twee vleugels); pl.m. 6.30 Beursberichten Van Dias; 7.15—7.45 Radio- Volks-Universiteit. Cyclus: „Film en Filmkunst"; 7.45 8.15 Joodsche Gezangen door Oberkantor met koor en het koor uit de Synagoge Amsterdam-Zuid; 8.15 Aan sluiting van het Concertgebouw te Amsterdam. Uitzen ding van het Abonnements-Concert te geven door het Concertgebouw-Orkest o.l.v. Pierre Monteux; In de rustpoos: Sportpraatje door H. Hollander; 10.30 Nieuws berichten van Vaz Dias; 10.4511.00 Voordracht door Mr. A. W. Kamp; 11.0011.15 Gramofoonmuziek; 11.15— 11.30 Voordracht door Mr. A. W. Kamp; 11.30 Gramo foonmuziek; 12.00 Sluiting. Misschien zou hij haar op het open plekje daarboven vinden. In de eerste plaats moest nu het veulen zijn volle aandacht hebben. Hij gaf het een douche met een aftreksel van gedroogde bladeren van het tegengif. Toen nam hij de lasso af en het veulen wankelde onmiddellijk op de been. Met moeite dreef George het voor zich uit. want het was nog niet afgericht. Het duurde zoowat een uur voor zij de drinkplaats be reikt hadden. Maar nadat het water gedronken had, leek het dier veel beter. „Jy komt wel terecht!" zie George. Tegen etenstijd kwam hy thuis om dadelijk te ont dekken dat Hazel nog in de Heuvels moest zijn. Hij was natuurlijk erg opgewonden. De vrouwen kalmeer den hem. Samantha beweerde dat hij best op Hazel's paard vertrouwen kon. Na verloop van tijd zou dat trouwe beest haar wel weer thuis brengen. Als dat ergens naar toegaat, zal het naar Aguila zijn. Daar is zijn stal! zei George. Hij galoppeerde naar het dorp. waar hij oom Zed bezig vond zijn span vast te binden. Er was maar een kleine huurstal in Aguila en daar hoorde Hazel's paard thuis. Tot George's groote schrik en verdriet vertelde oom Zed dat de knol nog geen uur geleden was binnen komen wandelen met zijn teugels sleepend over den grond en een knop van het dure zadel at. Waar is juffrouw Goodrich? Wat bedoel je? Juffrouw Goodrich, onze logee, waar is ze? schreeuwde George. Ik heb haar niet in mijn zak, antwoordde oom Zed kalm. Ik zal de heele wereld naar haar afzoeken, zei George gedecideerd. Hij scharrelde een tiental mannen op die in Aguila rondhingen, mannen die de heuvels kenden. George gaf hun elk een borrel voor zij op weg gingen. Hij was buiten zichzelf van ontsteltenis en wanhoop. Oom Zed merkte het en zei: „Dit is een oordeel des hemels, jongmensch". Ze galoppeerden naar de geul, nu en dan even op houdend om te luisteren. Pistolen werden afgeschoten, maar het geluid dringt niet ver door in zwaar beboscht en heuvelachtig land. Het was echter een troost te bedenken dat Hazel de schoten hooren kon, al verna men zij haar zwakke kreten dan ook niet. Toen ze de geul bereikt hadden, gleed George uit den zadel. Hij begon den grond na te zien op zoek naar een spoor. Eindelijk vond hij wat hij zocht een hoefafdruk. Met volmaakte handigheid en geduld zocht hy het spoor verder op. De andere mannen stel den zich in een rechte lyn op. Heel langzaam trokken z\j vooruit, nu en dan ophoudend om te roepen en te luisteren. De vrees dat ze Hazel dood zouden vin den, begon George te bekruipen. Ze was vast en zeker van het paard afgegooid. Hij zag haar in zijn verbeel ding meegesleurd achter een trappend paard, onher kenbaar verminkt. Eindelijk hoorde hij haar stem in antwoord op een pistoolschot. Twee minuten later was hij bij haar. Maar in die twee minuten tijd had Hazel tijd gehad het gladde masker voor te doen dat voor vrouwen een veiligheidshelm is. Ze stond op om hem te begroeten en ze lachte. Een vreemde zcu gezegd hebben dat de man ontzet tend geleden had. niet het meisje. Hazel zag dat hij beefde en dat zijn blauwe oogen vol tranen stonden. Zijn gezicht, te bruin verbrand om bleek te zien, was scherp geteekend en vaal. Hij kon haast niet spreken, toen hij naar haar toestrompelde met uitgestrekte armen. Hazel zei kalm: Ik wist dat je me vinden zou! Met een gebaar wees zij hem op de andere mannen die verlegen op den achtergrond stonden. George veegde het zweet van zijn voorhoofd, terwijl ze hem vertelde wat er gebeurd was. Haar stem klonk hem als muziek in de ooren. Je was toch zeker doodsbang? Ik wist dat je me vinden zou. Heb je je bezeerd? Dat heeft niets te beteekenen. Bewondering flikkerde in zijn oogen. Hij wendde zich tot de mannen en zei trotsch: Jongens, dit is juffrouw Goodrich! Ze namen den hoed af. verbijsterd door haar glim lachende kalmte. Hazel wist dat ze in de war waren. Ze trilde inwendig van zegepraal en glimlachte iederen man op zijn beurt toe. Ik dank u wel dat u gekomen bent, zei ze vrien delijk, ik schaam me dat ik zooveel moeite veroor zaakt heb. Hoe gaat het met het veulen? Dat was de bekroning, de triomf van de beschaafde, van de wieg af opgevoed om onbeschaafden te impo- neeren en bewondering af te dwingen. Ze was niet eens bang, zei George tot de mannen, die ernstig knikten. Ik wist dat je me vinden zou, herhaalde ze. HOOFDSTUK VII. Dat met een bui eindigt. I. Dien avond ging Hazel vroeg naar bed. Ze was te opgewonden om te slapen en tusschen juffrouw Spragge's nogal grove linnen lakens, huiverde ze. Het ongelukkige lot van den condor kon best het hare worden! Kon zij gelukkig zijn in Spragge's vallei? Haar verbeelding verplaatste haar naar het familie-kerk hof. Hoe vreeselijk om op zoo'n plek begraven te worden! Hoe eenzaam! En de naaste dokter woonde in San Lorenzo! Mijlen en mijlen weg! Zou ze George kunnen overhalen zijn vallei te verlaten? Het was een troost te bedenken dat zij rijker was dan deze bazige man. Met haar geld en met het geld dat hij opgespaard had, kon hij in zaken gaan, za ken die zijn speciale energie en kundigheid konden boeien. Hij kon handel drijven in vee en paarden. Zij zou dan natuurlijk ook in Oakland kunnen wo nen, in haar eigen huis, in haar eigen milieu. Als George veel succes had, zou ze misschien naar San Francisco kunnen oversteken en een vooraanstaand lid in de groote wereld worden. Ze had een hekel aan Spragge's vallei. De herinnering aan wat ze had doorgemaakt toen ze merkte dat ze alleen was, zou haar altijd bijblijven als 'n onuitwischbare schrik Dat avontuur nog daargelaten, bleef er nog bovendien de eenzame ligging van de hoeve en de betreurens waardige afwezigheid van „verwante zielen". Langzamerhand kwam bet besluit, met George te trouwen en hem uit zijn vallei weg te voeren, vaster te staan. Binnen enkele dagen zou hij haar vragen zijn vrouw te worden. Ilij zou er op staan dat zij hem een antwoord gaf. De toestand vereisohtc vrou welijke tact. Ze zou gedwongen zijn comedie te spe len, want de harde bekentenis, dat zij zijn buis haatte, zou hem diep treffen. Het moest hem aan het verstand gebracht worden, dat hij zijn omgeving ontgroeid was, dat Spragge's hoeve hein naar beneden haalde. Ja, ja, ze wou George hebben! Voordat ze slapen ging had ze zich op schitteren de wijze van moeder Spragge ontdaan. Ze had ontdekt dat juffrouw Spragge voor de helft eigenares van de hoeve was en volgens George kon Samantha de boerderij drijven. Heel goed, dan moesten de twee vrouwen die verder besturen. Het zou wreedheid zija te willen dat juffrouw Spragge de vallei zou ver laten. Na haar dood zou alles dan verkocht kunnen worden. Eindelijk viel Hazel in slaap, maar ze ontwaakte al gauw met een raar gevoel, het gevoel dat er iets niet in orde was. De nieuwsgierigheid kreeg haar opnieuw te pakken. Wordt vervolgd.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1930 | | pagina 1