Voor elck wat wils. DE DIAMANTEN RINGEN. Honderd jaar Chilisalpeter De nieuwe mode. Als op de maan de aarde opgaat... Mannel ij ke en vrouwelijke hersenen. door Professor Lr. TV. Baumgarten. HET is nu juist honderd jaar geleden, dat voor de eerste maal Chili- of natriumsalpeter uii Zuid-Amerika naar Europa werd verscheept en wel om als kunstmest dienst te doen. Een Duitscher, Ilermann Thadens Haenke, had den stoot hiertoe gegeven en kan beschouwd worden als de eigenlijke ontdekker van deze kunstmest. Hij was arts, maar tevens natuur- en scheikundige, terwijl hij een zoodanige bekendheid als botanicus had, dat Keizer Joseph II en Koning Karei IV van Spanje hem in staat stelden, een groote onterzoekingsreis te do?n door Zuid-Amerika. Op deze reis ontdekte hij o.a. de bekende Victoria Regia, die nu nog met recht de trots van verschillende plantentuinen is. De eerste Chili salpeter vond hij reeds in 1807 dicht bij zijn toenma lige woonplaats Cochobamba, en hij gaf blijk van een voor dien tijd buitengewone schei- en plantkun dige kennis, door de groote waarde van die slof als kunstmest systematisch te bewijzen op een door hem aangekochte boerderij. De ondernemendo man richtte toen in Chili de eerste salpeterziederijen op en hij zou zeker zelf geijverd hebben voor een algemeen toepassing van de waardevolle mest in Europa, ais hij niet in 1817 gesneuveld was in de Chilcensche be vrijdingsoorlog. Zijn groote verdiensten voor den landbouw zijn nooit ten volle erkend. Tientallen jaren was deze natriumsalpeter een van de belangrijkste uitvoerproducten van Chili, dat voor den oorlog jaarlijks 2V£ millioen ton exporteerde ter waarde van ongeveer 1850 millioen gulden. Door de 15.5 gebonden stikstof is het van het begin af een waardevol product op de wereldmarkt geweest, voor al voor de meerendeels zoo arm aan stikstof zijnde akkers van de beschaafde Europeesche landen. Alle planten hebben immers voor hun ontwikkeling een belangrijke hoeveelheid stikstof noodig, die zij aan de gemakkelijk oplosbare stikstofhoudende zouten in den bodem onttrekken. De vindplaatsen van het na triumsalpeter in Chili strekken zich uit over een lengte van 4200 K.M. en een breedte van ongeveei 400 K.M. in een streek waar het bijna nooit regent, de zgn. Salpeter-Pampa. Deze ligt tussohen het ruim duizend meter hooge kustgebergte en de nog hoogere Corderillas de los Andes en ziet er uit als een een tonig grauwgeel woestijngebied onder een altijd woi- Iccnloozen hemel. Het waardevolle zout ligt op gerin ge diepte en op sommige plaatsen komt er ve :l guano in voor, waaruit blijkt, dat de Chilisalpeter voornamelijk uit vogelmest is ontstaan. Een gedeeltelijk afgegraven veld ziet er merkwaai- dig uit. Men ontwaart een schijnbaar eindeloos war net van diepe slooten, die voor het meerendeel veria ten liggen in de groote woestenij. In enkele ervan wordt gewerkt; daar ziet men honderden bruine inenschen door elkaar loopen, terwijl de heen en weer rijdende locomotiefjes hun wagentjes voorttrekker tusschen de ratelende boormachines. Onophoudelijk Ihoort men kleine ladingen springstof ontploffen. Voor zoover de salpeterlaag de z.g. caliche, naar Ihet uiterlijk te oordeelen, genoeg salpeter bevat om verder verwerkt te worden, graaft men hem af. De locomotiefjes vervoeren alles naar de salpeterziede rijen, waar het met water wordt uitgekookt. De op lossing wordt uitgeloogd en gezuiverd, waarna men haar laat afkoelen. Het keukenzout kristallisseert tij hoogere temperatuur uit dan de natriumsalpeter. Deze stof wordt tenslotte gedroogd, in zakken verpakt en vervoerd naar de kust, voornamelijk naar de voor naamste uitvoerhaven Valparaiso. Men heeft de Chilisapeter vroeger om de witte kleur der kristallen wel het „witte goud" genoemd, en terecht, want de opbrengst der salpetervelden was zoo groot, dat zij de goudvelden van Californië even aarden en bovendien een meer duurzame bron van inkomsten vormden. Sinds men er echter in geslaagd is, de vrije' stikstof in de lucht te binden in den vorm Van ammoniak of salpeterhoudende zouten, is de toe stand geheel anders geworden. Wel is de ontginning der Ohileensche salpetervelden in deze eeuw veci vooruitgegaan door de machinale bewerking, terwij) de eigenaars zich tot een grooten trust hebben ve>- bonden, maar de concurrentie tegen de synthetiscn gemaakte kunstmest kunnen zij toch niet volhouden. Het aantal ziederijen is sinds Augustus van verleden jaar van 71 tot 40 verminderd en de aanwezige voor raden zijn in denzelfden tijd van V2 °P Wï. millioen ton gestegen, ondanks de steeds verminderde produc tie. De uitvoer neemt af en de prijzen dalen. Wat de toekomst brengt valt niet te voorspellen. De Chile- nen hebben echter wel den langsten tijd van hun salpetertermijnen geprofiteerd, want de velden zullen lang niet meer zooveel opleveren als in vroeger ja ren, omdat zij al grootendeels afgegraven zijn. (Nadruk verboden.) Hoewel wij er nog niet goed aan gewend zijn, geeft de nieuwe mode ons tot aardige ontdekkingen en fantasieën gelegenheid. Hoeveel afwisseling zien wij b.v. niet in de mouwen: Kort, lang, halflang, of twee derde. 's Avonds en soms zolfs in den namiddag zien wij lange en halflange handschoenen, die bij den mouw aansluiten. Kleine pofjes worden op alle mo gelijke plaatsen ingezet. Inplaats van pofmouwen ziet men ook strookjes aangebracht, die uitgesne den, bestikt, met franje of metaaldraad afgezet zijn en de anders te strenge lijn aangenaam verbreken. Dan zien wij op alle mogelijke japonnen, van '8 mor gens tot 's avonds, de bolero's. De hooge ceintuurs, die van achter dichtgemaakt worden, maken de taille slank en geven de heupen de moderne lijn. Flatteus zijn ook de wijde mouwen met breeden schouderkraag en laag décolleté. Op vele rokken zien wij links en rechts kleine zakjes, die afgeboord zijn. Zwart fluweel is zeer modern, ook voor hoeden, terwijl men mantel, hoed en tasch- je alle van zwart fluweel kan nemen. Zwart fluweo- len ceintuurs worden gedragen bij japonnen van crêpe Georgette, zijden mousseline, tulle, kant en organdi. Bont en op bont lijkende stoffen worden veel voor gnrneering van japonnen en hoeden ge bruikt, terwijl wij ook veel biesjes, rimpeltjes en stiksels zien. Bolero's de groote model Links: Een japon van amandelgroene crêpe met gedeeltelijk vastgestikte, gladde plooien op den rok en twee opnaaisels in het lijfje om een bolero te imiteeren. Men lette op de mouw. Rechts: Japon van fleschgroene crêpe met een vest van crèmekleurige crêpe-Georgette. De pas van den rok eindigt in twee slippen, die over elkaar ge kruist en aan de bolero vastgeknoopt worden. Onze Wintergarderobe. Wij moeten nu bij het begin van den herfst zorgen voor voldoenden voorraad wollen goed met het oog op de koude wintermaanden. Wekenlang zijn vele dames al aan het breien en haken en als u er nog niet mee begonnen is, wordt het nu toch tijd. Wij nemen altijd de beste kwaliteit wol, zoodat de vorm en de kleur der kleedingstukken goed blij ven. In de eerste plaats maken wij combinations van de fijnste kwaliteit wol in elke gewenschte kleur. Voor den nacht maken wij bovendien korte of halflange manteltjes met wijde kimonomouwen, welke aan den hals met een lint worden dichtge- Als op de Maan de Aarde opgaat? Dat lijk*, wel een drukfout! Zou het niet moeten wezen: Als op de Aarde de Maan opgaat Dat zou het óók kunnen zijn maar daarover willen wij het nu toch niet hebben. Neen, ons plaatje stelt werkelijk het opgaan van dc aar de voor op een Maan landschap. Op de Maan kunnen geen menschen leven, maar als er Maan-menschen waren, zouden zij iets der gelijks zien bij het op komen van de Aarde. De Aarde zou voor hen veel mooier zijn, dan voor ons de Maan, want om de Maan is geen dampkring, dus geen lucht en geen wolken, die het licht kunnen te genhouden en boven dien is de narde veel grooter dnn de Maan, zoo dat ook een veel groo- tere schijf te zien zou komen. Die schijf zou alleen zichtbaar zijn voor zoolang de Zon er op schijnt, want de Aar de geeft zelf geen licht af. De Maan trouwens ook niet; wij zien van de Maan dus alleen die gedeelten, die door de Zon worden beschenen. Doordat de Maan geen dampkring heeft, bestaat daar ook geen schemering. De Zon gaat op en gaat onder zonder overgang en het begin en het einde van den dag zijn even licht als de middaguren. En met het opkomen en ondergaan van de A-arde is het al precies eender. Het licht balt alleen op de dingen die rechtstreeks beschenen worden en bij het lang zaam opkomen van de Aarde worden dus de hoogste bergtoppen al hel verlicht, terwijl het daar beneden nog stikdonkere nacht is. Ons plaatje is niet mav een verzinsel van de een of andere schilder gemaakt, maar het is door een bekend astronoom gctcekcnd, die zorgvuldig reke ning heeft gehouden met de feiten, die ons door ver rekijkers en maanfoto's bekend zijn geworden. strikt en van tamelijk dikke wol worden vervaar digd. Om in huis over onze japon te dragen maken wij vroolijke gekleurde jasjes van fijne wol met of zonder mouwen. Verder hebben wij de aardige sweaters en pull-overs, waar wij in het koude jaar getijde niet buiten kunnen. Al onze fantasie kunnen wij erin botvieren. De bijna altijd geometrische pa tronen worden in afstekende kleuren gewerkt, maar ook komen effen pull-overs voor met een enkel mooi motief. De V-vormige halsuitsnijding is meer of minder diep al naar de blouse, waarover de sweater gedragen moet worden, terwijl wij ook vier kante halsuitsnijdingen zien en kragen, die rondom omgeslagen zijn, sjaalkragen en wat niet al. Is men zeer slank, dan kan de sweater als blouse in den rok gedragen worden; anders draagt men er een bij passend leeren ceintuur op. Reeds sedert vele jaren ts de bekende Ame- rikaansche neuroloog James Patex bezig met het op wetenschappelijke basis vastleggen van de verschillen tusschen mannelijke en vrouwelijke hersenen. Hij heeft daartoe reeds meer dan 400 hersenen onderzocht van belde sexen en de daarby door heen gedane waarnemingen heeft hij in een buitengewoon uitvoerig boekwerk gepubliceerd. Dit boek staat op het oogenbllk in Amerika's weten schappelijke kringen ln het middelpunt van de belangstelling. PATEX tracht in zijn boek de middeleeuwsche theorie te logenstraffen, welke betoogt, dat vrouwelijke hersenen in velerlei opzichten ten achter staan bij de mannelijke hersenen. De geleerde verklaart, dat naar zijn mcening deze oude theorie, die men als „streng wetenschappelijk" heeft aangenomen, tegenwoordig geen bestaansrecht meer heeft. Patex voelt, dat hij het recht ertoe heeft op grond van zijn jarenlange studie en de resultaten van zijn uitgebreide proefnemingen te beweren, dat geen enkele van de verschillen tusschen man nelijke en vrouwelijke hersenen voldoende zijn om daaruit de minderwaardigheid van de vrouwelijke hersenen af te leiden. In menig opzicht kan men zelfs bij de vrouwelijke hersenen spreken van een bepaald overwicht, zoo als b.v. hij jonge meisjes, waarbij een veel snellere ontwikkeling van alle zenuwen, die met gezichts vermogen in verbond staan, is waar te nemen, dan dit bij den man het geval is. Hoewel bij een mannelijke zuigeling een veel groo- teren hersen-omvang is waar te nemen, dan bij een vrouwelijke, onderscheiden zich de vrouwelijke zui gelingen hersenen door een veel grootere ontwikke ling van bepaalde hersen-windingen, dan bij den man. De theorie van Patex heeft in Amerika, ondanks de uitgebreide hewijsvoorraad, een groot aantal te genstanders in het harnas gejaagd. Men gelooft do Patex-these niet, omdat deze zich daarbij vooral beroept op de zoogenaamde „localisa- tie-theorie", een theorie, die door de moderne we tenschap verworpen is. Deze theorie zogt, dat be paalde opvallende geestes-eigenschappen samenhan gen met de meer of mindere ontwikkeling van een deel van de hersenen. De tegenstanders van Patex' theorie werpen de vraag op, hoe het komt, dat cte buitengewoon groote hersenen, die men bij sommi ge genieën aantreft, nog bij geen enkele vooraan staande vrouw zijn aangetroffen. Volgens hen is reeds dit feit genoeg om een onderscheid tusschen vrouwelijke en mannelijke hersenen te maken. Zooals uit Amerika gemeld wordt, zal Patex eerstdaags een tweede boek laten verschijnen, waar in hij de opmerkingen van zijn tegenstanders weer legt. Men deelt ook mede, dat Patex daarbij als uit gangspunt zal aannemen, het feit, dat men de in- tellegcntie van het individu niet kan meten aan zijn min of meer omvangrijke hersenmassa, doch dat het in de eerste plaats aan komt op de soort van het hersenoppervlak en op het hersenhormoon. Echter moet waarheidshalve daaraan toegevoegd worden, dat de hormoonthese ook reeds sinds kort in twijfel getrokken wordt. Voorloopig staat men op dit punt dus nog midden in het stadium der stellingen en contra-stellingen. Eén ding schijnt men echter zelfs in Amerika niet te willen verhelen: n.1. dat men bij de studie der her senen heel dikwijls op dwarswegen heeft bevonden. De laatste, onaanvechtbare these, heeft men naar het schijnt nog steeds niet kunnen opstellen, want men is het zelfs nog niet eens over het fundamen- teele vraagstuk of het wel tot een bepaald doel zal roeren, geestelijke krachten en zielsproblemen to willen analyseeren door middel van microscoop, weegschaal en retort (Nadruk verboden.) Kort verhaal Uit het Amerikciansch van EMMA UPTON VAUGHN. (Nadruk verboden). Een goed-gekleede slanke, beschaafde dame met blond haar en blauwe oogen, ongetwijfeld een vrouw van stand en fortuin, reed met haar prachtige groote au voor bij een der eerste Juwellerszaken van Chlcago. Ze ging naar binnen en vroeg diamanten ringen te zien. Een blad met een aantal van deze kostbare sieraden erop werd voor haar neergezet. Nadat zij ze aandach tig bekeken had, vroeg zij naar nog kostbaarder exem plaren. Ook hiervan werd haar een collectie getoond, maar zo scheen niet te kunnen beslissen. „Als het voor mijzelf was. zou ik gauw genoeg een keus kunnen doen," zei ze tot den eigenaar, die haar in persoon hielp. „Maar Ik wil een verjaarscadeau voor mijn zuster koopen zo is ziek en moet haar kamer houden en ik zou graag iets geven waarvan ik zeker weet dat ze het mooi vindt. Daarom is het zoo moeilijk voor mij om een beslissing te nemen. „Woont uw zuster in de stad?" vroeg de juwelier. „Wij wonen ln Boston, maar wij logeeren bij een broer van ons, die op een villa buiten de stad woont!" lichtte de dame ln. ,WU zouden een etui met ringen naar de villa van uw broer kunnen sturen, zoodat uw zuster zelf keus kan maken," verklaarde de juwelier voorkomend. „O, als u zoo vriendelijk zoudt willen zijn!" diep de dame verheugd. „Want het is mij niet zoo zeer om een verrassing te doen, als wel om mijn zuster iets te geven dat geheel aan haar eigen smaak beantwoordt Ze is morgen jarig. Mijn auto staat voor; U wilt dan wel Iemand meesturen?" „Hoe is de naam van uw broer, als ik vragen mag," was de Juwelier zoo voorzichtig om te informeeren. De dama noemde den naam van een bekend en res pectabel grootindustrieel, met het gevolg, dat de Juwe lier, zoo mogelijk nog een graadje beleefder en gediens tiger werd, dan hij al dien tijd al was geweest. „Uitstekend, wij zullen onze heer Ramsay met U mee sturen," zei hij. Meneer Ramsay werd geroepen; zijn patroon legde hem uit, waarover het ging en even later vertrok hy met de diamanten ringen en de cliënte. De juwelier begeleidde het tweetal tot aan do auto, een fraaie Hlspano Suiza. Even verbaasde het hem dat de wagen geheel gesloten was op een milden lentedag als vandaag. Maar de dame zag er ontegenzeggelijk zwak en teer uit; blijbaar was ze bang voor kouvatten. Den dag tevoren had een slanke, blonde vrouw met groote, blauwe bedroefde oogen ln de spreekkamer ge zeten van den directeur van een particulier sanatorium van zenuwpatiënten dat op een kilometer of vijftig af- stand van Chicago, heel rustig en eenzaam in dichte bosschcn verscholen lag. Nu en dan bette zij haar oogen met een kanten zakdoekje. „Ja, dokter", zei ze tot het hoofd van de inrichting, nadat ze haar naam een goedklinkende naam had genoemd, ,het Is een droevig geval. U moet weten dat mijn arme broer is een bekend expert op het gebied van diamanten. Tot voor kort, was hij vraagbaak van alle groote juweliers en diamantimporteurs in New York; zijn oordeel gold als beslissend. Maar hij hoeft zich het laatste Jaar overwerkt en de laatste maanden ls zijn geest totaal in de war. We zijn met hem op reis gegaan, in de hoop det verandering hem goed zou doen, vandaar dat we nu in Chicago zijn, maar het heeft niets gegeven integendeel, het is steeds erger geworden. Hij kent mij zelfs niet meer en heeft een idee fixe dat ik een vreemde ben, die hem van diamanten heeft beroofd. Hij doet een heel uitvoerig verhaal, altijd vertelt hij het zelfde: hij ie in zijn waanvoorstelling overtuigd dat hy een bediende Is van een juweliersfirma, die met een étui met kostbare sieraden op weg ls naar het huls van een vreemde dame dat ben Ik dan om mij een keuze te laten maken en dat ik hem dat étui onderweg ontstolen heb. En als wy trachten hem zacht en vrlen- delyk aan het verstand te brengen, dat dit een afschu welijke vergissing is, windt hy zich zóó op, dat hy be slist gevaarlijk is; een paar maal heeft hy* een poging gedaan om my aan te vallen. Het ls niet verantwoord om hem langer in huis te houden en myn man ls er by- zonder op gesteld dat hy ln uw sanatorium opgenomen wordt; uw Inrichting is ons warm aanbevolen." zy barstte opeens insnlkken uit „Het Is verschrikkelijk dat het zoover met myn armen broer gekomen ls," klaagde ze schreiend. „U moet het zich niet zoo vreeseiyk aantrekken, me vrouwtje." trachtte de dokter haar te troosten. „Het is heel goed mogeiyk dat die dwanggedachten alleen maar een poosje gevolg zyn van overspanning en dat by ab solute rust alles weer terecht komt. Als u den patiënt aan ons toevertrouwt, zal hy hier ongetwijfeld tot rust komen. We hebben met dergeiyke gevallen heel dik wijls succes gehad." De dame kalmeerde wat „Ik zie er erg tegenop o<m hem hier te brengen," zuchtte zij. „Maar er zal niets anders opzitten. Ik kom morgen met hem maar Ik kan geen uur vaststellen: Ik moet myn vertrek uit de stad van de omstandigheden laten afhangen ik moet myn broer, zooals men dat noemt, met een zoet ïyn- tje zien mee te krygen. Myn man komt niet mee. want zoo graag als myn broer hem vroeger mocht ïyden, zoo fel haat hy hem nu. Ik vrees, dat het ongelukken zou geven, als myn man meeging. U moet Intusschen reke ning houden met de mogeiykheld, dat het tot hem door dringt, waar hij heen gebracht wordt, dus dat thy in een toestand van hevige opwinding verkeert, als hy komt" „Wy zyn weerspanninge patiënten gewend", antwoord de de dokter kalm. Daarop besprak hy met zyn bezoekster de voorwaar den en zy betaalde een week verpleegkosten vooruit. „Ik kom myn broer iedere week bezoeken," zei ze, „en zal dan wekeiyks het versohuldigde afrekenen. Mor gen ga ik maar onmiddellijk terug, nadat lk hem aan uw hoede heb toevertrouwd," vervolgde ze. „Hy zal de eerste uren wel byzonder onrustig zyn." „Natuuriyk," stemde de dokter In, „dat bespaart u pyniyke oogenbllkken." En hiermee was het onderhoud afgeloopen. „Uw broer woont ver weg," merkte meneer Ramsay op, toen zij de stad al een heel eind achter zich hadden en de groote. snelle auto etteiyke kilometers afgelegd had. Meer had hy niet durven zeggen, want de aan zienlijke cliënte was heel bemlnneiyk en spraakzaam geweest. „Ja, hy houdt heelemaal niet van de stad, ofschoon hy er een mooi, groot huls heeft. Maar hy ls dol op het buitenleven en woont byna het heele Jaar op zyn land goed. Hy heeft met opzet een terrein gekozen dat een flink eind van de stad verwijderd ligt" De conversatie verslapte, tot de dame opeens aankon digde: „Hier zyn we er. Heelemaal ln Engelschen stijl, ziet u wel?" Een kromming ln den boechweg had hen plotseling voor een hoogen muur gebracht, waarachter tussohen hoog geboomte In den bouwtrant van een groot Engelsch opgetrokken gebouw zichtbaar was. Een hek zwaaide open ze schenen verwacht te wor den de auto reed door een hooge poort en stopte even later voor het gebouw. Een aantal mannen liep de stoep af nadat de chauffeur van den wagen was gesprongen om het portier te openen. Op dat moment griste de dame het étui mot de diamanten uit Ramsay's handen en liet het snel ln een verborgen zak in de gecapitonneerde rugkussens glijden. Ramsay, die het etui terug wilde hebben, wierp zich op do dame, die zich tegen de verborgen zak leunde en door het Inmiddels geopende portier, zagen de buiten standers wat zich in den wagen afspeelde. „Help, vlug," hygde de vrouw. „Hy heeft weer een van zyn aanvallen." De verplegers sprongen in de auto en pakten Ramsay beet. „Die vrouw heeft myn diamanten", protesteerde de ongelukkige. „Chauffeur zag Je niet dat ze een etui uit mijn handen trok?" vroeg hy. „Je moet het gezien hebben!" De chauffeur sbhudde het hoofd en wendde zich tot den dokter en de verplegers. „Hy gaat den heelen tyd al zoo te keer." zei hy. „Een paar maal was hy zoo onrustig, dat Ik op het punt stond te stoppen en onderweg hulp te vragen." De dame stapte weer in de auto, na een korten blik van verstandhouding met den dokter. „Naar huls, John", zei ze snikkend. Ze was diep on der den indruk van het tooneel... Zacht suisde de Hisp&no Suiza weg, terwyi de verple gers onder toezicht van den dokter den protesteerenden en wild gesticuleerenden juwelierebedlende het sanato rium binnen droegen. De volgende dag werd de vertrouwde procuratiehouder van de groote Juweliersfirma Blank and Morley vermist Dadeiyk werd de bekende grootindustrieel opgebeld, wiens naam de dame als dien van haar broer had op gegeven. Het bleek evenwel dat de Industrieel geen zuster bezat en toen werd het aanstonds duidelijk dat men met een opllchtster te doen had gehad. Maar waar was Ramsay? Was hy in leven of dood? Dat moest de politie uitmaken. Den heelen dag zocht zy een spoor, maar ze slaagde er niet ln om aanwyzin- gen te vinden. Maar toen 's avonds om acht uur de directeur van het sanatorium een oogenblik tyd vond om de avond bladen ln te zien, duurde het niet lang of hy belde om zyn chauffeur en liet de auto voorkomen. Om half tien stond meneer Ramsay ongedeerd, doch met een ge weldigen zenuwschok weer voor zyn eigen deur, maar de met diamanten bezette ringen werden nooit terugge vonden, evenmin als de dame, wier zuster er een van zou uitzoeken

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1930 | | pagina 7