Voor elck wat wils.
DE DIAMANTEN RINGEN.
Honderd jaar Chilisalpeter De nieuwe mode.
Als op de maan de aarde opgaat...
Mannel ij ke en vrouwelijke
hersenen.
door
Professor Lr. TV. Baumgarten.
HET is nu juist honderd jaar geleden, dat voor
de eerste maal Chili- of natriumsalpeter uii
Zuid-Amerika naar Europa werd verscheept
en wel om als kunstmest dienst te doen. Een
Duitscher, Ilermann Thadens Haenke, had den stoot
hiertoe gegeven en kan beschouwd worden als de
eigenlijke ontdekker van deze kunstmest. Hij was
arts, maar tevens natuur- en scheikundige, terwijl
hij een zoodanige bekendheid als botanicus had, dat
Keizer Joseph II en Koning Karei IV van Spanje hem
in staat stelden, een groote onterzoekingsreis te do?n
door Zuid-Amerika. Op deze reis ontdekte hij o.a. de
bekende Victoria Regia, die nu nog met recht de trots
van verschillende plantentuinen is. De eerste Chili
salpeter vond hij reeds in 1807 dicht bij zijn toenma
lige woonplaats Cochobamba, en hij gaf blijk van
een voor dien tijd buitengewone schei- en plantkun
dige kennis, door de groote waarde van die slof als
kunstmest systematisch te bewijzen op een door hem
aangekochte boerderij. De ondernemendo man richtte
toen in Chili de eerste salpeterziederijen op en hij
zou zeker zelf geijverd hebben voor een algemeen
toepassing van de waardevolle mest in Europa, ais
hij niet in 1817 gesneuveld was in de Chilcensche be
vrijdingsoorlog. Zijn groote verdiensten voor den
landbouw zijn nooit ten volle erkend.
Tientallen jaren was deze natriumsalpeter een van
de belangrijkste uitvoerproducten van Chili, dat voor
den oorlog jaarlijks 2V£ millioen ton exporteerde ter
waarde van ongeveer 1850 millioen gulden. Door de
15.5 gebonden stikstof is het van het begin af een
waardevol product op de wereldmarkt geweest, voor
al voor de meerendeels zoo arm aan stikstof zijnde
akkers van de beschaafde Europeesche landen. Alle
planten hebben immers voor hun ontwikkeling een
belangrijke hoeveelheid stikstof noodig, die zij aan
de gemakkelijk oplosbare stikstofhoudende zouten in
den bodem onttrekken. De vindplaatsen van het na
triumsalpeter in Chili strekken zich uit over een
lengte van 4200 K.M. en een breedte van ongeveei
400 K.M. in een streek waar het bijna nooit regent,
de zgn. Salpeter-Pampa. Deze ligt tussohen het ruim
duizend meter hooge kustgebergte en de nog hoogere
Corderillas de los Andes en ziet er uit als een een
tonig grauwgeel woestijngebied onder een altijd woi-
Iccnloozen hemel. Het waardevolle zout ligt op gerin
ge diepte en op sommige plaatsen komt er ve :l
guano in voor, waaruit blijkt, dat de Chilisalpeter
voornamelijk uit vogelmest is ontstaan.
Een gedeeltelijk afgegraven veld ziet er merkwaai-
dig uit. Men ontwaart een schijnbaar eindeloos war
net van diepe slooten, die voor het meerendeel veria
ten liggen in de groote woestenij. In enkele ervan
wordt gewerkt; daar ziet men honderden bruine
inenschen door elkaar loopen, terwijl de heen en weer
rijdende locomotiefjes hun wagentjes voorttrekker
tusschen de ratelende boormachines. Onophoudelijk
Ihoort men kleine ladingen springstof ontploffen.
Voor zoover de salpeterlaag de z.g. caliche, naar
Ihet uiterlijk te oordeelen, genoeg salpeter bevat om
verder verwerkt te worden, graaft men hem af. De
locomotiefjes vervoeren alles naar de salpeterziede
rijen, waar het met water wordt uitgekookt. De op
lossing wordt uitgeloogd en gezuiverd, waarna men
haar laat afkoelen. Het keukenzout kristallisseert tij
hoogere temperatuur uit dan de natriumsalpeter. Deze
stof wordt tenslotte gedroogd, in zakken verpakt en
vervoerd naar de kust, voornamelijk naar de voor
naamste uitvoerhaven Valparaiso.
Men heeft de Chilisapeter vroeger om de witte
kleur der kristallen wel het „witte goud" genoemd,
en terecht, want de opbrengst der salpetervelden was
zoo groot, dat zij de goudvelden van Californië even
aarden en bovendien een meer duurzame bron van
inkomsten vormden. Sinds men er echter in geslaagd
is, de vrije' stikstof in de lucht te binden in den vorm
Van ammoniak of salpeterhoudende zouten, is de toe
stand geheel anders geworden. Wel is de ontginning
der Ohileensche salpetervelden in deze eeuw veci
vooruitgegaan door de machinale bewerking, terwij)
de eigenaars zich tot een grooten trust hebben ve>-
bonden, maar de concurrentie tegen de synthetiscn
gemaakte kunstmest kunnen zij toch niet volhouden.
Het aantal ziederijen is sinds Augustus van verleden
jaar van 71 tot 40 verminderd en de aanwezige voor
raden zijn in denzelfden tijd van V2 °P Wï. millioen
ton gestegen, ondanks de steeds verminderde produc
tie. De uitvoer neemt af en de prijzen dalen. Wat de
toekomst brengt valt niet te voorspellen. De Chile-
nen hebben echter wel den langsten tijd van hun
salpetertermijnen geprofiteerd, want de velden zullen
lang niet meer zooveel opleveren als in vroeger ja
ren, omdat zij al grootendeels afgegraven zijn.
(Nadruk verboden.)
Hoewel wij er nog niet goed aan gewend zijn, geeft
de nieuwe mode ons tot aardige ontdekkingen en
fantasieën gelegenheid. Hoeveel afwisseling zien wij
b.v. niet in de mouwen: Kort, lang, halflang, of twee
derde. 's Avonds en soms zolfs in den namiddag zien
wij lange en halflange handschoenen, die bij den
mouw aansluiten. Kleine pofjes worden op alle mo
gelijke plaatsen ingezet. Inplaats van pofmouwen
ziet men ook strookjes aangebracht, die uitgesne
den, bestikt, met franje of metaaldraad afgezet zijn
en de anders te strenge lijn aangenaam verbreken.
Dan zien wij op alle mogelijke japonnen, van '8 mor
gens tot 's avonds, de bolero's.
De hooge ceintuurs, die van achter dichtgemaakt
worden, maken de taille slank en geven de heupen
de moderne lijn. Flatteus zijn ook de wijde mouwen
met breeden schouderkraag en laag décolleté. Op
vele rokken zien wij links en rechts kleine zakjes,
die afgeboord zijn. Zwart fluweel is zeer modern,
ook voor hoeden, terwijl men mantel, hoed en tasch-
je alle van zwart fluweel kan nemen. Zwart fluweo-
len ceintuurs worden gedragen bij japonnen van
crêpe Georgette, zijden mousseline, tulle, kant en
organdi. Bont en op bont lijkende stoffen worden
veel voor gnrneering van japonnen en hoeden ge
bruikt, terwijl wij ook veel biesjes, rimpeltjes en
stiksels zien.
Bolero's de groote model
Links: Een japon van amandelgroene crêpe met
gedeeltelijk vastgestikte, gladde plooien op den rok
en twee opnaaisels in het lijfje om een bolero te
imiteeren. Men lette op de mouw.
Rechts: Japon van fleschgroene crêpe met een
vest van crèmekleurige crêpe-Georgette. De pas van
den rok eindigt in twee slippen, die over elkaar ge
kruist en aan de bolero vastgeknoopt worden.
Onze Wintergarderobe.
Wij moeten nu bij het begin van den herfst zorgen
voor voldoenden voorraad wollen goed met het oog
op de koude wintermaanden. Wekenlang zijn vele
dames al aan het breien en haken en als u er nog
niet mee begonnen is, wordt het nu toch tijd.
Wij nemen altijd de beste kwaliteit wol, zoodat de
vorm en de kleur der kleedingstukken goed blij
ven. In de eerste plaats maken wij combinations
van de fijnste kwaliteit wol in elke gewenschte
kleur. Voor den nacht maken wij bovendien korte of
halflange manteltjes met wijde kimonomouwen,
welke aan den hals met een lint worden dichtge-
Als op de Maan de
Aarde opgaat? Dat lijk*,
wel een drukfout! Zou
het niet moeten wezen:
Als op de Aarde de
Maan opgaat Dat
zou het óók kunnen
zijn maar daarover
willen wij het nu toch
niet hebben. Neen, ons
plaatje stelt werkelijk
het opgaan van dc aar
de voor op een Maan
landschap. Op de Maan
kunnen geen menschen
leven, maar als er
Maan-menschen waren,
zouden zij iets der
gelijks zien bij het op
komen van de Aarde.
De Aarde zou voor hen
veel mooier zijn, dan
voor ons de Maan, want
om de Maan is geen
dampkring, dus geen
lucht en geen wolken,
die het licht kunnen te
genhouden en boven
dien is de narde veel
grooter dnn de Maan, zoo
dat ook een veel groo-
tere schijf te zien zou
komen. Die schijf zou
alleen zichtbaar zijn
voor zoolang de Zon er
op schijnt, want de Aar
de geeft zelf geen licht
af. De Maan trouwens
ook niet; wij zien van
de Maan dus alleen die
gedeelten, die door de Zon worden beschenen.
Doordat de Maan geen dampkring heeft, bestaat
daar ook geen schemering. De Zon gaat op en gaat
onder zonder overgang en het begin en het einde
van den dag zijn even licht als de middaguren. En
met het opkomen en ondergaan van de A-arde is het
al precies eender. Het licht balt alleen op de dingen
die rechtstreeks beschenen worden en bij het lang
zaam opkomen van de Aarde worden dus de hoogste
bergtoppen al hel verlicht, terwijl het daar beneden
nog stikdonkere nacht is.
Ons plaatje is niet mav een verzinsel van de een
of andere schilder gemaakt, maar het is door een
bekend astronoom gctcekcnd, die zorgvuldig reke
ning heeft gehouden met de feiten, die ons door ver
rekijkers en maanfoto's bekend zijn geworden.
strikt en van tamelijk dikke wol worden vervaar
digd. Om in huis over onze japon te dragen maken
wij vroolijke gekleurde jasjes van fijne wol met of
zonder mouwen. Verder hebben wij de aardige
sweaters en pull-overs, waar wij in het koude jaar
getijde niet buiten kunnen. Al onze fantasie kunnen
wij erin botvieren. De bijna altijd geometrische pa
tronen worden in afstekende kleuren gewerkt, maar
ook komen effen pull-overs voor met een enkel
mooi motief. De V-vormige halsuitsnijding is meer
of minder diep al naar de blouse, waarover de
sweater gedragen moet worden, terwijl wij ook vier
kante halsuitsnijdingen zien en kragen, die rondom
omgeslagen zijn, sjaalkragen en wat niet al. Is men
zeer slank, dan kan de sweater als blouse in den
rok gedragen worden; anders draagt men er een bij
passend leeren ceintuur op.
Reeds sedert vele jaren ts de bekende Ame-
rikaansche neuroloog James Patex bezig met
het op wetenschappelijke basis vastleggen
van de verschillen tusschen mannelijke en
vrouwelijke hersenen. Hij heeft daartoe
reeds meer dan 400 hersenen onderzocht van
belde sexen en de daarby door heen gedane
waarnemingen heeft hij in een buitengewoon
uitvoerig boekwerk gepubliceerd. Dit boek
staat op het oogenbllk in Amerika's weten
schappelijke kringen ln het middelpunt van
de belangstelling.
PATEX tracht in zijn boek de middeleeuwsche
theorie te logenstraffen, welke betoogt, dat
vrouwelijke hersenen in velerlei opzichten
ten achter staan bij de mannelijke hersenen.
De geleerde verklaart, dat naar zijn mcening deze
oude theorie, die men als „streng wetenschappelijk"
heeft aangenomen, tegenwoordig geen bestaansrecht
meer heeft.
Patex voelt, dat hij het recht ertoe heeft op
grond van zijn jarenlange studie en de resultaten
van zijn uitgebreide proefnemingen te beweren,
dat geen enkele van de verschillen tusschen man
nelijke en vrouwelijke hersenen voldoende zijn om
daaruit de minderwaardigheid van de vrouwelijke
hersenen af te leiden.
In menig opzicht kan men zelfs bij de vrouwelijke
hersenen spreken van een bepaald overwicht, zoo
als b.v. hij jonge meisjes, waarbij een veel snellere
ontwikkeling van alle zenuwen, die met gezichts
vermogen in verbond staan, is waar te nemen, dan
dit bij den man het geval is.
Hoewel bij een mannelijke zuigeling een veel groo-
teren hersen-omvang is waar te nemen, dan bij een
vrouwelijke, onderscheiden zich de vrouwelijke zui
gelingen hersenen door een veel grootere ontwikke
ling van bepaalde hersen-windingen, dan bij den
man.
De theorie van Patex heeft in Amerika, ondanks
de uitgebreide hewijsvoorraad, een groot aantal te
genstanders in het harnas gejaagd.
Men gelooft do Patex-these niet, omdat deze zich
daarbij vooral beroept op de zoogenaamde „localisa-
tie-theorie", een theorie, die door de moderne we
tenschap verworpen is. Deze theorie zogt, dat be
paalde opvallende geestes-eigenschappen samenhan
gen met de meer of mindere ontwikkeling van een
deel van de hersenen. De tegenstanders van Patex'
theorie werpen de vraag op, hoe het komt, dat cte
buitengewoon groote hersenen, die men bij sommi
ge genieën aantreft, nog bij geen enkele vooraan
staande vrouw zijn aangetroffen. Volgens hen is
reeds dit feit genoeg om een onderscheid tusschen
vrouwelijke en mannelijke hersenen te maken.
Zooals uit Amerika gemeld wordt, zal Patex
eerstdaags een tweede boek laten verschijnen, waar
in hij de opmerkingen van zijn tegenstanders weer
legt. Men deelt ook mede, dat Patex daarbij als uit
gangspunt zal aannemen, het feit, dat men de in-
tellegcntie van het individu niet kan meten aan
zijn min of meer omvangrijke hersenmassa, doch
dat het in de eerste plaats aan komt op de soort
van het hersenoppervlak en op het hersenhormoon.
Echter moet waarheidshalve daaraan toegevoegd
worden, dat de hormoonthese ook reeds sinds kort
in twijfel getrokken wordt.
Voorloopig staat men op dit punt dus nog midden
in het stadium der stellingen en contra-stellingen.
Eén ding schijnt men echter zelfs in Amerika niet te
willen verhelen: n.1. dat men bij de studie der her
senen heel dikwijls op dwarswegen heeft bevonden.
De laatste, onaanvechtbare these, heeft men naar
het schijnt nog steeds niet kunnen opstellen, want
men is het zelfs nog niet eens over het fundamen-
teele vraagstuk of het wel tot een bepaald doel zal
roeren, geestelijke krachten en zielsproblemen to
willen analyseeren door middel van microscoop,
weegschaal en retort
(Nadruk verboden.)
Kort verhaal
Uit het Amerikciansch van
EMMA UPTON VAUGHN.
(Nadruk verboden).
Een goed-gekleede slanke, beschaafde dame met blond
haar en blauwe oogen, ongetwijfeld een vrouw van
stand en fortuin, reed met haar prachtige groote au
voor bij een der eerste Juwellerszaken van Chlcago. Ze
ging naar binnen en vroeg diamanten ringen te zien.
Een blad met een aantal van deze kostbare sieraden
erop werd voor haar neergezet. Nadat zij ze aandach
tig bekeken had, vroeg zij naar nog kostbaarder exem
plaren. Ook hiervan werd haar een collectie getoond,
maar zo scheen niet te kunnen beslissen.
„Als het voor mijzelf was. zou ik gauw genoeg een
keus kunnen doen," zei ze tot den eigenaar, die haar
in persoon hielp. „Maar Ik wil een verjaarscadeau voor
mijn zuster koopen zo is ziek en moet haar kamer
houden en ik zou graag iets geven waarvan ik zeker
weet dat ze het mooi vindt. Daarom is het zoo moeilijk
voor mij om een beslissing te nemen.
„Woont uw zuster in de stad?" vroeg de juwelier.
„Wij wonen ln Boston, maar wij logeeren bij een broer
van ons, die op een villa buiten de stad woont!" lichtte
de dame ln.
,WU zouden een etui met ringen naar de villa van
uw broer kunnen sturen, zoodat uw zuster zelf keus kan
maken," verklaarde de juwelier voorkomend.
„O, als u zoo vriendelijk zoudt willen zijn!" diep de
dame verheugd. „Want het is mij niet zoo zeer om een
verrassing te doen, als wel om mijn zuster iets te geven
dat geheel aan haar eigen smaak beantwoordt Ze is
morgen jarig. Mijn auto staat voor; U wilt dan wel
Iemand meesturen?"
„Hoe is de naam van uw broer, als ik vragen mag,"
was de Juwelier zoo voorzichtig om te informeeren.
De dama noemde den naam van een bekend en res
pectabel grootindustrieel, met het gevolg, dat de Juwe
lier, zoo mogelijk nog een graadje beleefder en gediens
tiger werd, dan hij al dien tijd al was geweest.
„Uitstekend, wij zullen onze heer Ramsay met U mee
sturen," zei hij.
Meneer Ramsay werd geroepen; zijn patroon legde
hem uit, waarover het ging en even later vertrok hy met
de diamanten ringen en de cliënte.
De juwelier begeleidde het tweetal tot aan do auto,
een fraaie Hlspano Suiza. Even verbaasde het hem dat
de wagen geheel gesloten was op een milden lentedag
als vandaag. Maar de dame zag er ontegenzeggelijk zwak
en teer uit; blijbaar was ze bang voor kouvatten.
Den dag tevoren had een slanke, blonde vrouw met
groote, blauwe bedroefde oogen ln de spreekkamer ge
zeten van den directeur van een particulier sanatorium
van zenuwpatiënten dat op een kilometer of vijftig af-
stand van Chicago, heel rustig en eenzaam in dichte
bosschcn verscholen lag. Nu en dan bette zij haar oogen
met een kanten zakdoekje.
„Ja, dokter", zei ze tot het hoofd van de inrichting,
nadat ze haar naam een goedklinkende naam had
genoemd, ,het Is een droevig geval. U moet weten dat
mijn arme broer is een bekend expert op het gebied van
diamanten. Tot voor kort, was hij vraagbaak van alle
groote juweliers en diamantimporteurs in New York;
zijn oordeel gold als beslissend. Maar hij hoeft zich het
laatste Jaar overwerkt en de laatste maanden ls zijn
geest totaal in de war. We zijn met hem op reis gegaan,
in de hoop det verandering hem goed zou doen, vandaar
dat we nu in Chicago zijn, maar het heeft niets gegeven
integendeel, het is steeds erger geworden. Hij kent
mij zelfs niet meer en heeft een idee fixe dat ik een
vreemde ben, die hem van diamanten heeft beroofd.
Hij doet een heel uitvoerig verhaal, altijd vertelt hij
het zelfde: hij ie in zijn waanvoorstelling overtuigd dat
hy een bediende Is van een juweliersfirma, die met een
étui met kostbare sieraden op weg ls naar het huls
van een vreemde dame dat ben Ik dan om mij een
keuze te laten maken en dat ik hem dat étui onderweg
ontstolen heb. En als wy trachten hem zacht en vrlen-
delyk aan het verstand te brengen, dat dit een afschu
welijke vergissing is, windt hy zich zóó op, dat hy be
slist gevaarlijk is; een paar maal heeft hy* een poging
gedaan om my aan te vallen. Het ls niet verantwoord
om hem langer in huis te houden en myn man ls er by-
zonder op gesteld dat hy ln uw sanatorium opgenomen
wordt; uw Inrichting is ons warm aanbevolen." zy
barstte opeens insnlkken uit „Het Is verschrikkelijk dat
het zoover met myn armen broer gekomen ls," klaagde
ze schreiend.
„U moet het zich niet zoo vreeseiyk aantrekken, me
vrouwtje." trachtte de dokter haar te troosten. „Het is
heel goed mogeiyk dat die dwanggedachten alleen maar
een poosje gevolg zyn van overspanning en dat by ab
solute rust alles weer terecht komt. Als u den patiënt
aan ons toevertrouwt, zal hy hier ongetwijfeld tot rust
komen. We hebben met dergeiyke gevallen heel dik
wijls succes gehad."
De dame kalmeerde wat „Ik zie er erg tegenop o<m
hem hier te brengen," zuchtte zij. „Maar er zal niets
anders opzitten. Ik kom morgen met hem maar Ik
kan geen uur vaststellen: Ik moet myn vertrek uit de
stad van de omstandigheden laten afhangen ik moet
myn broer, zooals men dat noemt, met een zoet ïyn-
tje zien mee te krygen. Myn man komt niet mee. want
zoo graag als myn broer hem vroeger mocht ïyden, zoo
fel haat hy hem nu. Ik vrees, dat het ongelukken zou
geven, als myn man meeging. U moet Intusschen reke
ning houden met de mogeiykheld, dat het tot hem door
dringt, waar hij heen gebracht wordt, dus dat thy in
een toestand van hevige opwinding verkeert, als hy
komt"
„Wy zyn weerspanninge patiënten gewend", antwoord
de de dokter kalm.
Daarop besprak hy met zyn bezoekster de voorwaar
den en zy betaalde een week verpleegkosten vooruit.
„Ik kom myn broer iedere week bezoeken," zei ze,
„en zal dan wekeiyks het versohuldigde afrekenen. Mor
gen ga ik maar onmiddellijk terug, nadat lk hem aan
uw hoede heb toevertrouwd," vervolgde ze. „Hy zal de
eerste uren wel byzonder onrustig zyn."
„Natuuriyk," stemde de dokter In, „dat bespaart u
pyniyke oogenbllkken."
En hiermee was het onderhoud afgeloopen.
„Uw broer woont ver weg," merkte meneer Ramsay
op, toen zij de stad al een heel eind achter zich hadden
en de groote. snelle auto etteiyke kilometers afgelegd
had. Meer had hy niet durven zeggen, want de aan
zienlijke cliënte was heel bemlnneiyk en spraakzaam
geweest.
„Ja, hy houdt heelemaal niet van de stad, ofschoon
hy er een mooi, groot huls heeft. Maar hy ls dol op het
buitenleven en woont byna het heele Jaar op zyn land
goed. Hy heeft met opzet een terrein gekozen dat een
flink eind van de stad verwijderd ligt"
De conversatie verslapte, tot de dame opeens aankon
digde:
„Hier zyn we er. Heelemaal ln Engelschen stijl, ziet u
wel?"
Een kromming ln den boechweg had hen plotseling
voor een hoogen muur gebracht, waarachter tussohen
hoog geboomte In den bouwtrant van een groot Engelsch
opgetrokken gebouw zichtbaar was.
Een hek zwaaide open ze schenen verwacht te wor
den de auto reed door een hooge poort en stopte even
later voor het gebouw. Een aantal mannen liep de stoep
af nadat de chauffeur van den wagen was gesprongen
om het portier te openen. Op dat moment griste de dame
het étui mot de diamanten uit Ramsay's handen en
liet het snel ln een verborgen zak in de gecapitonneerde
rugkussens glijden.
Ramsay, die het etui terug wilde hebben, wierp zich
op do dame, die zich tegen de verborgen zak leunde en
door het Inmiddels geopende portier, zagen de buiten
standers wat zich in den wagen afspeelde.
„Help, vlug," hygde de vrouw. „Hy heeft weer een
van zyn aanvallen."
De verplegers sprongen in de auto en pakten Ramsay
beet.
„Die vrouw heeft myn diamanten", protesteerde de
ongelukkige. „Chauffeur zag Je niet dat ze een etui
uit mijn handen trok?" vroeg hy. „Je moet het gezien
hebben!"
De chauffeur sbhudde het hoofd en wendde zich tot
den dokter en de verplegers.
„Hy gaat den heelen tyd al zoo te keer." zei hy. „Een
paar maal was hy zoo onrustig, dat Ik op het punt stond
te stoppen en onderweg hulp te vragen."
De dame stapte weer in de auto, na een korten blik
van verstandhouding met den dokter.
„Naar huls, John", zei ze snikkend. Ze was diep on
der den indruk van het tooneel...
Zacht suisde de Hisp&no Suiza weg, terwyi de verple
gers onder toezicht van den dokter den protesteerenden
en wild gesticuleerenden juwelierebedlende het sanato
rium binnen droegen.
De volgende dag werd de vertrouwde procuratiehouder
van de groote Juweliersfirma Blank and Morley vermist
Dadeiyk werd de bekende grootindustrieel opgebeld,
wiens naam de dame als dien van haar broer had op
gegeven. Het bleek evenwel dat de Industrieel geen
zuster bezat en toen werd het aanstonds duidelijk dat
men met een opllchtster te doen had gehad.
Maar waar was Ramsay? Was hy in leven of dood?
Dat moest de politie uitmaken. Den heelen dag zocht
zy een spoor, maar ze slaagde er niet ln om aanwyzin-
gen te vinden.
Maar toen 's avonds om acht uur de directeur van
het sanatorium een oogenblik tyd vond om de avond
bladen ln te zien, duurde het niet lang of hy belde om
zyn chauffeur en liet de auto voorkomen. Om half tien
stond meneer Ramsay ongedeerd, doch met een ge
weldigen zenuwschok weer voor zyn eigen deur, maar
de met diamanten bezette ringen werden nooit terugge
vonden, evenmin als de dame, wier zuster er een van
zou uitzoeken