VAN DIT EN VAN DAT
R 101.
E V A".
HET MEISJE
UIT DE STAD.
VOOR ONZE DAMMERS
EVENTJES DENKEN.
Vraagstuk No. 619.
m
gp
fUl
9
Ê0
m
n
SI
SM
S
s
M
0
m
Hf
0-
n
WÊ
w
m
m
SS
Vraagstuk No. 617.
Vraagstuk No. 618.
Bijvoegsel der Schager Courant van Zaterdag 11 October 1930. No. 8746.
(In memoriam.)
Toen dook er het wonder op zijn vlucht
Omlaag uit de kolkende, stormende lucht,
Omlaag naar de aarde, die 't tot zich trok,
Omlaag in een plett'rende, dood'lijke schok!
Hoog laaiden de vlammen, na machtigen knal,
Als waaiers van vuur naar het zwijgend heelal!
Het was als een sprookje op reis gegaan
Door donkeren nacht met de lichten aan,
Bewust van zijn kunnen en onvervaard,
Door duizendenduizenden nagestaard.
En een machtige eerbied beving het publiek
Voor deze triomf van den durf der techniek,
Voor deze mannen, koelbloedig en blij,
Bereid om te gaan,nu is alles voorbij!
Ze kenden hun plicht en ze kenden hun post
Waarvan ze zoo schrikk'lijk zijn afgelost.
Een eeresaluut bij dit massa-graf
Voor elk, die in worst'ling zijn leven gaf.
■Ze wisten den inzet van 't komende spel,
'Maar kenden geen vrees bij het laatste vaarwel,
In dienst van het komende wereldbestaan,
Waarvan eens de weg door de luchten zal gaan!
De wereld schrok op, maar de wereld vergeet,
'Er blijft slechts een moedereen vader, die wéét,
Een vrouw, een verloofde, die wacht en wacht,
Totdat de geliefde wordt' thuisgebracht!
En als deze dooden vergeten zijn
Door de jachtende wereld, vol woorden en schijn,
Dan gaat door de stilte de liefde, die gaf,
En een zorgende hand legt een bloem op hun graf.
October 1930.
KROES.
(Nadruk verboden.)
ZATERDACAVONDSCHETS
99
Een onthulling uit het jeugdige liefdeleven van
den schrijver, door
S 1 R O L F.
(Nadruk verboden alle rechten Voorbehouden),
Ik heb veel bemind...
Zeker, ik weet dat zulks een onbeschaamde beken
tenis zou kunnen zijn. Maar och, wanneer de grijze
draden door onze haren loopen, nietwaar, dan spreken
we over de dwaasheden van onze jeugd met 'n melanko-
liek meelijdend glimlachje. En vertellen ze aan de jon
geren, te hunner leerling en stichting.
Er staat me zooiets van voor, dat ik U al eens meer
over mijne liefden heb verteld. Dat mag waar wezen; en
ik kan U wellicht gesproken hebben in melankoliek her
FEI'IU.ETON
Vit het Engelsch van
Ji. A. V a c li e l l.
Als er iets met je gebeurde, zou de hoeve dan
achteruitgaan?
Misschien niet.
Zou alles gewoon, geregeld blijven loopen? Is het
grootste werk al niet gedaan door je vader en je
■moeder? Kunt gij beweren, zooals je vader dat kon,
dat Spragge's Canvon echt heelemaal van jou is, dat
jij haa_r als het ware geschapen hebt? Ben jij op
jouw manier er niet net zoo aan toe als ik?
Als jij?
Ik ben niet bijzonder trotsch op wat ik bezit.
Mijn vader begon zonder iets, net als de jouwe. Hij
was even trotsch op zijn marmeren stoep als jij op
Canyon. Die was voor hem van groote beteekenis.
Voor mij betcekcnt ze niets. Ik heb goed opgepast
op wat hij me heeft nagelaten, onder mijn beheer
is zijn bezit niet achteruitgegaan. Maar alles wat ik
heb, ben ik aan hem verschuldigd, niet aan me
zelf.
Ik begin je te bcgrüpen, zei George, ga door.
Ik heb mijn eerzuchtige idealen, zei Hazel
scherp. Ik zou mezelf verachten als ik tevreden
was met wat anderen me gegeven hebben. En jij
bent een man. een sterk, intelligent man!
Goede hemel riep George opeens, haar in de
rede vallend. 9
Wat is cr gebeurd?
Er komt een bui gauw!
Midden in den zomer zijn zulke buien niet zeld
zaam op de Stille Zuidzee. Wanneer de passaat
waait, kunnen ze gevaarlijk worden. George had een
noordelijken koers gehouden langs de kust die ver
brokkeld was in hooge rotsmassa's, doorsneden met
diepe ravijnen. Een landwind die door een lage vallei
komt schieten en in botsing komt met een opko
mend getij, kan een miniatuur-orkaan teweeg bren
gen. Daar achter was het blauw van de zee van
azuur veranderd in indigo.
denken van schoone vrouwen, gehuld in zijde en flu
weel, van verblindende lokkenpracht en mysterieuse
gitzwartravenkoolzwarte oogen. Maar nog nimmer ver
telde ik U van Eva...
Zonderlinge speling van het lot, dat zij Eva heette.
En hoe heb ik haar bemind. En al wat ik aan geld
en goed bezat aan die syniatere, verteerende liefde ten
offer gebracht... Maar wie denkt aan de toekomst, wan
neer men waanzinnig liefheeft?
Nooit zal ik onze eerste ontmoeting vergeten. Het
wonderlijke was, dat ik haar feitelijk al meer gezien
moest hebben. Doch het kan wezen, dat mijn hart toen
van andere dingen vervuld was, dan wel, dat ik haar
niet opgemerkt had, maar hoe dan ook, cp dien gc-
denkwaardigen dag mijns levens werd ik mij plotsrhng
van haar aanwezigheid bewust en van stonde af aan
bestond er voor mij slechts één vrouw op'de wereld.
En dat was Eva.
Dat kwam zoo. Onze meester U ziet wel, het was
in het grijs verleden, toen men een onderwijzer ofwel
paedagoog nog platweg „meester" noemde had mij
miskend en gegriefd, tijdens die kostelijke uren van
beschaving onzer ziel, die men „zingen" noemt. Hij
zei (de bruut): „Zeg es effetjes, jij daar jongen, met
je ongewasschen hals, je zingt zoo valsch als een roes
tige zaag, je zingt met de meissies mee! Ga jij maar
eens voor je straf bij de meissies zitten, daar naast
Eeffie met 'r ragebol!"
Zoo kwam ik op de ledige plaats in de bank naast
Eva te zitten. En werd van stonde af aan in de netten
dier vrouw gevangen. Alles aan haar aanbad ik, en ik
had goed tijd haar op te nemen, terwijl zij de zang
tonen uit haar keel liet oporgelen, zoodat de meester
haar toevoegde: „Zit jij niet zoo te blèrre, de men-
schen op straat zouwe denken, dat je vermoord wordt"
Daar de meester toch niet op mij lette, kon ik haar
met mijn blikken verslinden, haar wipneusje, dat na
drukkelijk omhoog wees. vanwege een gewoonte
gebaar van haar om met de hand langs haar vochtige
neuspunt omhoog te wrijven... haar opmerkelijk groote
gele tanden, die sporen van katjesdrop vertoonden,
hetgeen mij met blijde verwachtingen vervulde... En
dan heur haar... De kleur kan ik niet beschrijven...
het hield het midden tusschen zandkleur en koper
groen. En het hing in een lang dun strengeltje op
haar rug. terwijl de laatste drie haren eindigden in
een kolossale gele strik. Wie is bestand tegen de ver
lokking van zóóveel schoon.
Het oude lied herhaalde zich. Toen wij Eva en ik
samen niar huis gingen, besteedde ik heel mijn
vermogen om haar mijn eerste geschenk aan te bie
den. Zij mocht zelf kiezen. En ze koos twee pijpen
zoethout en een peperemuntstang. Met bewonderens
waardige grootheid van hart stond zij mij toe, een
klein stukje van den peperemuntstang af te bijten. Van
de twee pijpen zoethout kreeg ik niets. Die bewaarde
ze voor haar kleine broertje, zei ze. Pas veel later
vernam ik, dat zij in het geheel geen broertjes had.
Heerlijke gesprekken hadden wij. In zinnelooze hoog
moed vertrouwde ik haar toe, dat ik later tramconduc
teur zou worden. En ik zeide haar royaal toe, dat zij
dan voor niks op het achterbalcon mocht meerijden. In
een ander zielsvertrouwelijk gesprek maakte ik haar
deelgenoot van mijn geheime voornemen, om na be
ëindiging mijner studies mij te wijden aan het schoon
Geen tijd om het zeil te reven, zei George
we moeten overstag gaan. Ik ben bang dat je nat
zult worden.
Hij trok zijn jas uit en gooide die haar toe.
Trek die aan, gauw!
Ze gehoorzaamde, tenvijl de boot omzwaaide. De
bui kwam aan bakboord aan. De stuurzijde dook zoo
plotseling, dat. Hazel tegen George aandrukt werd.
Hij greep haar met een hand beet en liet met de
andere het zeil vieren. De boot steigerde en vloog
over de golven. Een wolk van schuim omhulde haar
van voor- tot achtersteven. En de bui scheen nog in
heftigheid toe te nemen.
Ik moet het zeil laten zakken, zei George, kunt
gij het roer houden?
Een oogenblik aarzelde Hazel. Zij was verlamd
van schrik. Maar haar wil overwon weer. Ze hoorde
zichzelf zeggen: Natuurlijk!
Duw het om! Houdt het goed omkneld!
George pakten den schoot tusschen de tanden. Ha
zel kon zijn wang- en keelspieren zien uitzetten. Hij
kroop naar voren. De boot was vreeselijk aan het
schommelen geraakt. Hij bereikte den mast en liet
het groote zeil zakken. De boot, die nu geen ander
zeil voerde dan een kleine fok, stoof er glad door.
George borg het zeil op en begon te hoozen.
Daarop ging hij terug naar het roer.
Zoo is het in orde! zei hij opgewekt. Dat was
net wat ik verdiende. Ik was aan het kakelen over
dingen die ik niet begrijp en lette daardoor niet op
wat ik wel begrijp. En wat jou betreft wel alle
machtig, jij bent ook niet van gisteren! Weet je wel
dat we er na aan toe waren om om te slaan?
Toen je me vroeg het roer over te nemen?
Ja, alleen had ik de boot niet recht kunnen
houden en tegelijk het zeil laten zakken. Als mijn
tanden het-niet hadden uitgehouden, zouden we op
dit oogenblik aan 't rondzwemmen zijn.
En ik kan niet eens zwemmen.
Dan zouden we samen gezonken zijn!
Hij stak zijn hand uit om het roer over te nemen,
maar zij bewoog zich niet. Hij legde zijn hand op de
hare. Zoo bleven ze een minuut zitten. Toen zei
George:
Het ziet er naar uit alsof ik liet er op toe leg
je een dosis angsten op het lijf te jagen. Eerst houdt
die beroerde rem niet, dan raakt ge verdwaald in de
heuvels en nu dit
De bui was heelemaal over, de kleur op Hazel's
wangen kwam terug. George keek haar oplettend
aan en drukte vaster het kleine handje.
Je bent een bovenste best, één met ras in je,
voor den drommel.
houden van de tramrails, door middel van een stok met
een ijzeren geutje eraan. Het maakte zichtbaar indruk
op haar. In wederom een ander trotsch oogenblik sprak
ik van de waarschijnlijkheid, dat ik het putjesscheppen
tot mijn levensdoel zou maken, vanwege de groote aan
trekkelijkheid van het rijden op een wagentje met een
.ezeltje ervoor. En bij al deze vurige gesprekken, wierp
ik stcelsche blikken op de lokkenpracht van mijn ge
liefde: het dunne strengeltje met de groote strik. Dit
was wel het voornaamste van al haar vrouwelijk
schoon, dat mij tot haar slaaf maakt.
Maar geen geluk is bestendig in dit tranendal. En
als ik bedenk op welk een afgrijselijke manier aan
deze liefde een einde kwam, krimpt het oude hart r. ij
tesamen. In het grijs verleden, waarvan ik nu spreek,
had men pas kort geleden een nieuw vermaak ontdekt:
men liefhebberde in hygiëne. Alles moest frisch en be
lachelijk schoon zijn, de meesters keken onze handen
na op school en maakten ons heftige verwijten, als er
rouwranden aan onze nagels waren. Het „hoofdrein"
was een ander punt, waaraan de meesters en de
„juffen" plotseling een onweerstaanbare aandacht
schonken.
Op een vreeselijken morgen wandelde een afschuwe
lijk wezen onze school binnen. Het droeg rokken, dus
het moest een vrouwelijk wezen zijn. Maar het had
een glad-gemillimeterden kop, kaalgeschoren door een
kappersmachine. Mijn hart dreigde sti! te staan, toen
ik een van onze meesters tot een „Juf" hoorde zeggen:
„veel beter zoo, alles er af., radicaal... ja,... was niet
heelemaal zuiver, die Eeffie..."
Het afschuwelijke wezen was Eva. Of liever ge
zegd, het was het wrak van mijn geliefde... beroofd
van haar schoon, de lokkenpracht, de strik...
Mijn liefde is toen aanstonds gestorven. En uit
wraak, uit wild, machteloos verzet tegen de „hygiëne"
die mijn geliefde verminkt had, heb ik twee weken
lang mijn hals niet gewasschen. Totdat op een morgen
de meester (de bruut) mij met een vies gezicht met
vinger en duim bij het oor pakte, de bank uitsleurde,
mijn hoofd onder de kraan van het fonteintje in den
gang duwde en mijn hals met een borstel met groene
zeep afboende.
Dit is de geschiedenis van Eva...
van Ph. J. Ham, Rotterdam.
Zwart: 12.
-
Wit: 13.
De diagramstand in cijfers behoort te zijn: Zwart 12
sch. op 1, 5, 8, 9, 13, 15, 17. 22. 27. 32. 35, 36. Wit 12
sch. op 16, 24, 25, 29, 30, 34, 39, 41—43, 45, 49. Wit
speelt en wint door toepassing van vijfmaal „mcer-
slag"!
Zij ontmoette zijn blik uiterlijk kalm, maar haar
hart klopte sneller:
Zal ik eens zeggen wat ik van je denk?
Hij knikte, terwijl hij dichter naar haar toeschoof.
Je bent te groot voor Spragge's hoeve.
HOOFDSTUK VIII.
Oom Zed raakt onder den indruk.
Twee dagen gingen voorbij. Ten tweede male werd
Hazel's nieuwsgierigheid geprikkeld bij het zien van
George, die in de struiken verdween met zijn zak
en zijn gevorkten stok. Van Home had nog meer
ratelslangen noodig en George had hem nog 'n do
zijn beloofd, wanneer hij met Hazel naar Oakland
terugkwam. Daar hij wist wat voor afkeer de rep
tielen zijn aangebedene inboezemden, had hij tegen
zijn moeder een waarschuwend woord gesproken.
Luister eens, laat juffrouw Goodrich niets van
mijn ratelslangen merken.
Waarom niet?
Omdat ze flauw zou vallen als ze maar ver
moedde dat i'k ze hier in huis had. Ze zou er als
de weerlicht vandoor gaan, begrijpt U?
Juffrouw Spragge trok een boos gezicht.
Naar mijn idee maak je veel drukte voor niets.
Waarom vertel je haar niet ronduit dat een slang
niets doet en veel eerder bang voor haar is? Wijs
haar hoe ze er mee moet om springen.
Vast niet. Ik zeg u, ze haat ze gewoonweg. Dat
heeft ze in Van Horne's schuur nog tegen me ge
zegd.
Het zijn jou zaken, niet de mijne.
Natuurlijk.
Juffrouw Spragge haalde de schouders op.
Zondagmiddag komt oom Zed r>tcn.
Ik zal komen had hij na lang tegenstribbelen
gezegd, maar ik kom niet om naar haar te kijken,
maar om je moeder een beleefdheid te bewijzen en
een stevig maal te krijgen zooals ik er thuis nooit
een krijg.
Goed hoor, zei George.
Oom Zed verscheen, van top tot teen in het. zwart.
Broek, vest en jas van roSsig laken die hij in goede
dagen op begrafenissen had gedragen. George stel
de hem voor aan Hazel en Hazel nam zijn mager,
gerimpelde hand in de hare en verzekerde hem dat
het haar plezier deed, kennis met hem te maken. De
oude man knikte streng. Ter eere van deze gelegen
heid droeg hij zijn valsche tanden die „klik" zeiden,
OPLOSSING VRAAGSTUK No. 616,
Dc diagramstand In cijfers was: Zwart 10 ech. op
7—9. 18-20, 22. 24. 30, 35. Wit 10 sch. op 16. 26, 27, 29,
32, 33, 42, 45, 47. 50. Auteur J. W. v. Dartelen, Heem
stede. Wit speelt en wint door 1611 (7:16 gedw.) 26—
21!, 45—40, 40—34, 43:2, 2:26.
„EEN KAART-VRAAGSTUK".
A. heeft: 7 roode kaarten, waaronder'één vijfde, eert
2 en éen 3, éen derde van schoppen vrouw en éen
derde in klaveren.
B heeft: 8 roode kaarten, waaronder éen derde van
ruitcn-acs, alsook 2 en van harten; voorta heeft hij
de kaarten 2 tot 5 schoppen en één klein klavertje.
C heeft: een vierde van harten negen, vervolgens 9
zwarte kaarten, waaronder één vierde in schoppen en
3 tot 5 van de klavers.
D heeft: één vijfde van ruiten boer; 2 harten en
één zesde van klaver boer.
Te berekenen, welke de dertien kaarten van ieder sijn.
„EEN OVERVAARTSOM".
Drie blanken en drie Indianen stonden voor een
breede rivier, welke zij over moesten. Zij hadden
telkens wanneer hij sprak. Want ze pasten sinds
lang niet meer. Samantha en juffrouw Spragge wer
den minzaam begroet.
Oom Zed keek zijn gastvrouw met oprechte gene
genheid aan. Hij vischte een brief uit zijn ruimen
zak.
Geen post voor jullie, zei hij, dit is voor juf
frouw Goodrich.
Hazel wierp een blik op de enveloppe, maar maak
te die niet open.
Ga zitten, verzocht juffrouw Spragge. Het was
een warme dag en oom Zed zou graag zijn jas uit
getrokken hebben. Hij keek verlangend naar een
haak in de deur.
Doe uw jas maar uit, meneer Bvles, zei de
gastvrouw, als u daar zin in hebt.
Ik heb er gecji zin in, zei oom Zed. Hij keek om
zich heen en merkte dat „iets andei's dan andei's"
was. De boel, zooals hij begreep, was door dat stads-
wicht wat opgedoft.
Oom Zed knikte mistroostig, maar zijn gezicht
klaarde op toen Samantha mot een soepterrien bin
nenkwam. Juffrouw Spragge was beroemd om haar
„chewder" en oom Zed viel er dan ook met groote
graagte op aan. Nadat hij een paar monden vol ver
zwolgen had, merkte hij op: Het heeft meer iets
van mosselensoep.
Het is purroe van mosselen, lichte George in.
Je zou zeggen! Wel, ik hei) nooit betere soep ge
proefd, zelfs niet hier in huis.
George merkte bestraffend op: Zc is geen haar
beter dan die je hier den vorigen keer gegeten hebt.
Maar oom Zed antwoordde plechtig: Ze is wél
beter. Ik bad gedacht dat je moeder met haar kook
kunst niet meer vooruit kon gaan, maar dat scLa**
toch te kunnen.
Op luiden, spottenden toon deelde George de waa©
beid mee:
Juffrouw Goodrich heeft ze gemaakt!
Neen toch? Hij keek angstig naar juffrouw
Spragge, die knikte.
Ik vind het plezierig dat u haar lekker vindt,
meneer Byles, murmelde Hazel.
George haastte zich er aan toe te voegen:
Ze heeft den vorigen herfst les gehad in de fijne
keuken!
Oom Zed at zijn soep verder zwijgend.
- Mag ik u nog een bordje opscheppen? stelde
juffrouw Spragge voor.
Oom Zed likte zijn mond af, maar hij antwoordde
vastbesloten:
Neen, ik heb meer dan voldoende gehad.