SchagerCourant DE LOGE'S VAN OOM GEORGE. DE DOM VAN KEULEN. 1880 KING PEPERMUNT Donderdag 16 October 1930 73ste Jaargang. No. 8749 Tweede Blad. - 15 OCTOBER - 1930. Gister den 15en October is te Keulen het herden kingsfeest gevierd van den dag, waarop vóór 50 jaar het wereldberoemde bouwwerk, de Dom van Keulen, werd voltooid. Ofschoon de dag van het 'jubileum reeds den 14den Augustus is geweest, i? 15 October toch de dag van hoogerhand aangewezen voor de viering, omdat in 1880 Keizer Friedrich Wil helm IV bepaalde, dat zijn verjaardag, dus genoem de datum, als feestdag van de voleinding zou wor den herdacht. Wanneer er één jubi.eum is dat reden geeft tot viering en herdenking dan is het zeker wel dit, want slechts wie eenig Inzicht heeft in de geschie denis, van dit kunstwerk, zal eerst volkomen kun nen begrijpen wat het wilde zeggen: de Dom van Keulen is voltooid. Niet alleen de moeizame arbeid van werklieden, ook het hoofdbrekend werk van ar chitecten, van historici, kunstvrienden en geldschie ters hebben medegewerkt aan den Dom. Wij willen hier in het kort de geschiedenis nagaan van den bouw van dit grootsch monument, waarvan de plaats reeds vanaf de eerste tijden, dat het Chris tendom in die streken werd verkondigd, geheiligd is door den bouw van een Godshuis. De oude Dom van Keulen toch dateerend uit het tijdperk van Karei de Groote, kon in de 14de eeuw in veie op zichten niet meer aan de gestelde eischen voldoen; waarom volgens den geschiedschrijver Caesarius van Heislerbach, Aartsbisschop Engelbertus de Hei lige (1216—1225) er bij hel Domkapittel op aandrong dat een nieuwe kerk voor de oude in de plaats zou worden gesteld. Tot 1248 moet het echter nog duren alvorens dit besluit van het Kapittel afkwam, waar bij de afbraak van den ouden Dom werd gelast. Een enorme brand, welke den 30sten April van dat jaar in de kerk was uitgebroken, bespoedigde ten zeer ste dit werk. Ofschoon men in den beginne nog geen definitieve plannen voor een nieuwe kerk gereed had, stond het toch reeds van te voren vast, dat dit Godshuis iets bijzonder fraais zou moeten worden. De liefde voor de reliquien der Driekoningen en ook de trots daarover, alsmede de groote naijver ten opzichte van andere steden, droegen er het hunne toe bij dat de nieuwe Dom van Keulen alle andere Dommen in het Rijnland in grootte en pracht moest overtreffen. Den 15den Augustus dan werd door Konrad von Hochstalen, Aartsbisschop van Keu len, de eerste steen gelegd, voor den nieuwbouw. Het is zeer te betreuren dat wij over den aanvang van den bouw bijna niets meer weten, niets over tien bouwmeester, de plannen, de voorbeelden de medehelpers, enz. Wel is het" na de onderzoekin gen van August Reichensperger heel goed moge lijk gebleken, dat de Dom oorspronkelijk volgens het zelfde arcliitectóhiècHe schema als- de kathedraal van Reirns is geconcipieerd gewéest en dat de al-' lereerste bouwmeester de naam heeft gedragen van Gerhard, volgens de beschrijvingen waarin o.a. ze kere „Magister Gerhardus lapicida de summo" wordt genoemd. Ook omtrent de vraag of dit bouwwerk van één dan wel van meerdere architecten afkomstig is tasten wij volkomen in het duister. Wel weten wij, zooals uit het vervolg nog zal blijken, dat er oude teekeningen hebben bestaan welke vingerwij zingen zijn geweest bij de voltooiing van het ge bouw. Maar buiten deze eigenlijke gegevens is ons over den bouw verder niets met zekerheid bekend danlegenden. Het zou dan ook wel wonder zijn als deze hierover niet bestonden. Zoo lezen wij o.a. dat architect Gerhard, van wien wij overigens niets weten dan den naam, met de conceptie erg heeft moeten tob ben en duizenden plannen heeft gemaakt, welke geen van alle voldeden aan de wenschen van de opdrachtgevers. Toen verscheen hem Mephistopales, die den architect belooft hem het plan voor de mooi ste kerk der wereld te zullen ingeven op voorwaar de, dat Gerhard hem toestaat het eerste wezen dat het kerkgebouw zal betreden, voor zich in beslag te nemen. Een contract, waarin dit alles beschreven staat, onderteekend Gerhard met zijn bloed. Maar op den dag van de inwijding, als alle Bisschoppen uit den omtrek zijn samengestroomd naar Keulen, Kort verhaal (Naar het Engelsch). (Nadruk verboden.) Toen Dick uit de auto stapte stond oom George op de stoep van zijn Idyllisch buitenhuis. Zijn vroolijk oud ge zicht was een en al glimlach. „Brave kerel." grinnikte hij, terwijl hij zijn neef de hand toestak. ..Mooi op tijd. Je weet je kamer. Als je je opgefrischt hebt, kun je me in het tuinhuis vinden." Toen draalde hij zich om en schommelde den tuin in. Een moment later bleef hij staan, keerde zich weer om •n... knipoogde. Of kwam het doordat de zon in zijn oogen scheen? Dick wilde eerst op zijn oom toegaan, doch hij bedacht zich en liep het huis binnen. Hij was spoedig weer beneden en ging zijn oom, die *ijn gastheer zou zijn voor het week-end opzoeken. Dlck's knap, jong gezicht had niet bepaald een op gewekte uitdrukking, integendeel, hij soheen nogal ge drukt. Toen hij bij het oude tuinhuis kwam, bleef hij Btaan en stak niet bevende hand een sigaret aan. Maar Dick was niet iemand, die medelijden zoekt, zelfs niet van een hartelijken baas als zijn oom George; hij vermande zich om opgewekt te kijken en ging naar het tuinhuis. „Kom. binnen, jongen", riep de oude man verheugd. Dick ging naar binnen. „O!" zei oen verschrikte stem. Dick bleef staan alsof hij in een standbeeld veranderd was. terwijl hij vuurrood werd. „Ik geloof," kirde oom George, „dat jullie elkaar al eens eerder ontmoet hebt." Met een gezicht dat straalde van plezier, nam de oude heer de hand van een jong meisje, dat naast hem gezeten had en leidde haar naar zijn neef. „Dat had je niet gedacht, hè Dick. Jongenlief?" vroeg hij en klopte den jongen man zóó hard op den schou der, dat er een hoestaanval op volgde voor Oom George. wel te verstaan. „Neen," verklaarde Dick nogal schaapachtig. ziet, daar zwerft een uitgemagerd man langs de ri vier, de uitgehongerde ontwerper van den Dom, de beroemdste man van Duitschland, die tobt over zijn ziel, die hij aan den duivel heeft geleverd. Uren lang zwerft hij voort en komt tenslotte in zijn dorp, waar hij zijn vreeselijke wroeging in wanhoop aan zijn Moeder openbaert. Zij wist raad; zij laat een wolf vangen, welke zij den Dom gemuilkorfd binnen leidtHet bezeten dier is door een muur gevlo gen, waarvan heden :.og een opening moet zijn te zien. Men was alzoo met hot werk aangevangen en daar het vrij kostbaar was zag men zich gedwongen zijn toevlucht te nemen tot de vrijwillige bijdragen van de geloovigen. Het Kapittel wendde zich tot Paus en Bisschoppen die van hun kant welwillend al- laten verbonden aan schenkingen, gedaan ten bate van den nieuwbouw; zoo kondigde Aartsbisschop Konrad reeds bij de eerste steenlegging een bijzon dere aflaat af en het duurde niet lang of men hoor de van groote collecten, ook buiten het Aartsbis dom en zelfs buiten het continent gehouden. Zoo is het zeker, dat in 1257 Hendrik III. Koning van En geland, zijn volk een dergelijke collecte aanbeval. Evenals zijn voorgango.Bisschop Konrad, verbo den ook Sigfrid van Westerburg en Wikbold van Holte, dat andere collecten zouden worden gehou den, tenzij men een deel afstond aan den Dom. De tallooze pelgrims, waai onder Koningen en Keizers, die jaarlijks naar Keulen toestroomden, offerden eveneens groote gaven voor het machtige bouwwerk. De collecteerende commissies werden door Hendrik van Virneburg (13051332) in de Broederschap van den H. Petrus vereenigd waardoor een centraal fi nancieel comité ontstond. Vooral door toedoen van dezen laatsten Bisschop ging het werk zoo voorspoe dig dat het Kapittel in 1320 haar intrek kon nemen in den Dom, hij welke gelegenheid Hendrik twee prachtige vensters schonk, welke nog heden den rcem uitmaken van den Dom. Den 2?sten September 1322 bij de opening van het Provinciaal Concitie werd in tegenwoordigheid van vele Bisschoppen het koor plechtig ingewij J. Tegelijkertijd werd dit ge deelte met een muur afgesloten om een voorloopige afscheiding te hebben van het middenschip dat nog verder moest worden afgebouwd. Het zou echter 300 jaar duren, eer deze noodmuur kon worden weg genomen. Na dit hoogtepunt in de geschiedenis van den bouw van den Iveulschen Domtoren, kwam een tijd van inzinking, waarin de werkzaamheden slechts zeer langzaam vorderden. Zoo verrees tenslotte het middenschip en de zuidelijke toren. Deze was om streeks 1450 tot aan de derde verdieping gekomen op een hoogte van 55 meten: Hiermede waren de werkzaamheden voor enkele eeuwen ten einde. Wel is waar werden daarna nog de klokken in den toren aangebracht, maar dat mag van geen beteekenis worden geacht voor dc voltooiing van het eigenlijk plan. Men had toen nog niet de helft van het mid denschip gereed, terwijl de noordelijke toren tot een hoogte van 9 meter reikte. Even vlamde de belangstelling voor het werk nog op in het begin der 16e eeuw onder de Aartsbis schoppen Hormann von Hessen (1480—1508) en Phi- lipp von Daun und Oberstein (1508—1515), die bei den den bouw van den Dom aanmoedigden en zelf verschillende vensters schonken, maar even na 1510 kwam het geheele werk stil te liggen. Ook hier blijft het ons vrij duister, wat de oorzaak is geweest van deze vertraging, zeker is wel, dat in de 16e eeuw de geesten, doordrengd van humanisme en renaissance, zich van de gothiek en alles, wat met de middel eeuwen verband hield, afwendden. Wat echter de doorslaande factor is geweest van den tragen afhouw zal steeds een moeilijk op te los sen vraag blijven; sommigen beweren gebrek aan geld, anderen: gebrek aan artistiek inzicht, doch niets is hieromtrent met zekerheid bekend. Merk waardig is, het te constateeren, dat naarmate het tijdstip van den aanvang van den bouw meer in het verleden lag, de geesten zich meer van de zie] van het bouwwerk vervreemden. De slechts half „En jij ook niet hè Annie, kindlief," vervolgde de gast heer. zich tot het knappe meisj'e naast zich wendend. „N... neen", mompelde Annie. Haar gezicht, dat eerst bleek was geweest werd nu óók vuurrood hetgeen haar heelemaal niet slecht stond. Oom George keek van de een naar de ander en lachte zoo, dat hij weer een hoestbui kreeg. Als iemand met zichzelf ingenomen scheen, was het oom George. „De oude baas is niet zoo egoïstisch als je wel dacht, hè?" knorde hij toen de hoestbui geweken was. „Om je te vragen mij voor het week-end gezelschap te komen houden, terwijl je met Annie op de rivier had willen roeien." „Eh... heelemaal niet", stamelde de neef. „Maar het was van den aanvang af mijn plan om jullie samen te vragen," vervolgde de oude heer. „Bij wijze van verrassing. En heb ik er verkeerd aan gedaan?" eindigde hij een beetje benauwd? „Heelemaal niet." zei Dick uit den grond van zijn hart „U bent een schat," fluisterde Annie en ze verborg haar gezicht tegen den schouder van oom George. „Wel, wel," constateerde deze filozofisch. „Ik ga nu een dutje doen. Als jullie genoeg van elkaar hebt, kom me dan maar wakker maken." „Gaat u heusch weg Oom?" vroeg Dick op een toon van pijnlijke verbazing. „Toe blijft u nu hier." poogde Annie hem te verbidden. Maar Oom George schudde energiek het grijze hoofd, duwde hen opzij en ging naar het huis. In het tuinhuisje heersohte geruimen tijd een stilte, waarin men een speld zou hebben kunnen hooren vallen Toen kuchte Dick. „Zeg," zei hij. „Ik bedoel", begon hij verlegen, „wil je niet gaan zitten." „Dank je," zei ze. Weer was het doodstil; toen begon hij opnieuw; „wat ik zeggen wou", en hij staarde naar de punt van zijn schoenen, „het is een moeilijk geval, vindt je niet?" „Ja," antwoordde Annie, „dat is het". Dick zuchtte, liep naar de deur van het tuinhuisje en staarde in den tuin. „Ik dacht dat iedereen wist dat we het hebben uitge maakt," zei Annie. „Dat dacht lk ook.1* „Hoe moeten wij daar nu mee aan?" ging zij na een hernieuwd en beklemmend stilzwijgen voort. „We zullen het hem moeten vertellen," besliste Dick somber. „Wanneer?" „Hoe... eerder hoe beter." voltooide Dom begon er verwaarloosd uit te zien, en toen Goethe dan ook in 1774 Keulen bezocht, was de groote dichter ten zeerste hierover verbaasd. Maar de toestand zou nog erger worden. Bij den in val der Franschen vluchtte het geheele Domkapittel over den Rijn en voerde alle schatten met zich me de. In 1796 werd de Di m aan godsdienstige doel einden onttrokken en Ier beschikking gesteld van dé militaire bezetting, me hem eerst gebruikte als proviandkamer, later als gevangenis. Éérst in 1803 gaven zij den Dom weder vrij. Toen ook brak de tijd aan dat in de harten van velen de geest der middel eeuwen, welke men noemde den geest van roman tiek, begon te ontwaken. Deze veranderde mentali teit zou een nieuwe stoot blijken te zijn voor het herstel en den afbouw van de Domkerk. De toen in gezette actie om het gebouw aan welks voltooiing een ieder twijfelde, l» «loen verdwijnen was het uit gangspunt van de reactie, welke tenslotte is uitge- loopen op de tot-sta nd-k<>raing van dit heerlijke mo nument van bouwkunst. Sinds 1809 hielden do katholieken er weder hun godsdienstoefeniinge;;. "-'et zooveel kracht verzet!» de jonge Keulenaar. Stulpiz Boisserée. zich tegen het. plan het gebouw nf te breken dat de allernood zakelijkste resiauraiies poedis werden verricht Doch daarmede niet tevreden heeft Boisserée ande re personen (o.a. Fn der.k Willem IV van Pruisen! voor het Domwerk weten te interesseeren. Toen deze o.m. in Juli 1814 een bezoek bracht aan Keulen en ook den Dom bezichtigde, moet de Koning heb ben uitgeroepen: „Si soli's nicht i-inger mehr sein wir bauen es aus". In November daarop spande ook Görres zich ervoir en begon met een enthou siast artikel in de „Rijnlandsche Mercurius". Ook Goethe liet in 1816 zich in. deze hooren en sprak zijn groote bewondering uit voor den Dom van Keulen. DE DOM VAN KEULEN. „Goed", stemde Annie toe. „Wil jij het hem alsjeblieft gaan vertellen?" „Ik?" riep Dick onthutst. Hij scheen niet veel voor de opdracht te voelen. „Natuurlijk. Hij is jouw oom, niet de mijne. En daarbij ...het is 'n beetje gek, als ik zoo hals over kop weer vertrekken moet" „Dat is zoo", erkende Dick. „Maar ik dacht..." „Wat?" „Ik dacht dat jij zoo Iets beter zou kunnen doen, vrou wen zijn zoo tactvol." „Onzin", weerde Annie af. „Oom George Is geen oude juffrouw. Hij kan wel tegen slecht nieuws." Dick richtte zich op en nam de handen uit de zakken. „Goed dan," zei hij na eenige aarzeling, „dan zal ik wel gaan." Hij ging naar de deur draaide zich toen half om alsof hij tets zeggen wilde, deed het echter niet en liep vlug het tuinhuis uit Toen ze alleen was, deed Annie iets heel merkwaardigs voor een meisje, dat zich altijd op haar flinkheid liet voorstaan. Zij liet zich neervallen op een klapstoel, haalde een miniatuurzakdoekje te voorschijn en begon te schreien. „O, Dickie," snikte Annie, „hoe kan je?" Een bij zoemde naar binnen en zoemde vervuld van medegevoel weer naar buiten. Verder verbrak geen ge luld de droomerige stilte van den zomermiddag. Na een poosje droogde Annie haar oogen en poederde haar fijne neusje, een operatic, die ditmaal niet zoo overbodig was. als dikwijls het geval is. Juist toen ze weer eenigszins toonboor was. kwam Disk langzaam met lustelooze pas sen het tuinhuis weer binnenslenteren. Hij bleef staan zonder iets te zeggen. „En?" vroeg Annie ongeduldig, „wat zei oom George?" „Niets." „Niets?" „Ik bedoel," gromde Dick, „dat lk het hem niet ge zegd heb." „Waarom niet?" .„Omdat Ik... ik kon "hem niet vinden." „O," zei ze. Buiten klonken voetstappen en oom George verscheen in de deur. „Dick," vroeg de oude baas luid, „heb Je niet gehoord dat ik je net van uit de bibliotheek geroepen heb?" „Eh... ja... Oom", antwoordde Dick hortend, terwijl hij een kleur kreeg als een op een jokkentje betrapt schoolmeisje. „Ik zag je in den tuin loopen en dacht dat je mij zocht" Het beste dagelijksche middel ter opwekking en verfrissching. Maar het succes bleef uit en men had niet veel hoop meer ooit de gelden, noodig om een zoo lang uitge stelde restauratie te kunnen bekostigen, bijeen te krijgen. Men wendde zich, toen Keulen onder Prui sen was gekomen, tot de Regeering te Berlijn, ten einde hulp te krijgen; inderdaad werd Oberbaurat Karl Friedrich Schenkel gezonden die 3 September 1816 rapport erover uitbiacht en den verderen af bouw warm aanbeval. De in 1814 te Darmstadt ont dekte plannen tezamen met de eenige jaren later ta Parijs gevonden aanvullingen maakten de uitgifte van het werk van Boiserée in 1822 mogelijk. Ree ls het jaar daarop had men door onvermoeid werken eenig geld bij elkaar gekregen, genoeg om met den afbouw van het schip te beginnen. In 1825 werd door het Rijk een gift gedaan van 10.000 I haler, maar het was op den duur niet voldoende, zoodat omstreeks 1840 geen middelen meer aanwezig waren om do kosten te dekken en men dus de werkzaamheden weei moest stopzetten. Doch de redding was nabij toen den 3den Juni 1840 prederik Willem IV den troon besteeg. Met handteekeningen ging men naar den Koning om zijn bijstand te vragen. Deze be loofde een jahrlijksche subsidie van 10.000 Thaler,. maar verhoogde deze al spoedig tot 50.000. Den 13den April 1841 werden do statuten voor de Ver- eeniging tot bevordering van den houw van den Dom ontworpen en in December van datzelfde jaar Koninklijk goedgekeurd. Al spoedig groeide de ver- eeniging uit tot een wijdvertakte organisatie welke over 150 steden ook in het buitenland haar afdee- lingen telde. Onmiddellijk gingen de leden overal aan het werk, zoodat na ecnigen tijd niet alleen het eigenlij ke bouwwerk, maar ook de versieiing, vanwege de vereeniging werd bekostigd: zij nam b.v. K van de uitgaven, noodig voor de beschildering door Ed. Steinle, op zich, terwijl Frederik de overige daar van droeg. Een eigen orgaan, opgericht 3 Juli 1842, bracht het Domnieuws ter kennis van de leden van de „Dombauverein". Het eerste feest in verband met de nieuwe successen gevierd, was de eerste steen legging van het zuidelijk portaal op 4 September 1842, waarbij de Koninklijke Mecenas een rede uit sprak. Bij hel tweede Domfeest dat werd gevoerd ter eere van het 600-jarig jubileum van de eerste steen legging, gaf ook de Paus blijk van belangstelling doordat Z. H. als zijn Nuntius zond Mgr. Viale- Prelè, die als geschenk van het Vaticaan een prach tige monstrans medebracht. Het volgend jaar moest weer te veel worden bezuinigd, maar 14 Mei 1850 kon men toch weer niet den bouw van den noorde lijken toren beginnen. Den 25sten Juni 1852 werd da sluitsteen geplaatst op het westelijke hoofdportaa), dat de mooiste deur ter wereld is genoemd. De dak gevel van het zuidelijk portaal werd den 3den Octo ber 1855 met een kruisbloem getooid, terwijl het vol gend jaar de vlag op het werk werd uitgestoken, ten teeken, dat men met het dak van het middenschip was begonnen. Toen dit zijn voltooiing naderde, plaatste Reichensperger een oproep tot de kunst vrienden om gelden te verzamelen voor de vensters en dé beschildering van het schip welke dan ook spoedig bijeengebracht waren. Den 22sten Septem ber 1862 stierf architect Zwirner, die tot nog toe steeds de bouwwerken had geleid en werd opge volgd door Richard Voigtel. Den lóen October van het jaar daarop werd de kerk, nadat de Schutmuur, welke vanaf 1320 hei koor van het schip scheidde, was neergehaald, in ai aaar geledingen door Kardi naal van Geissel, voormalig Bisschop van Spierse toen Aartsbisschop van Keulen, ingewijd Een groo te loterij, ingesteld om de laatste gelden te verza melen, verkreeg goedkeuring in alle Duitsche Bondsstaten; de eerste trekking hiervan leverde reeds geld genoeg op om 17 jaar lang den afbouw van de torens te bekostigen. In 1869 was de noorde lijke toren op dezelfde hoogte gebracht als de zuide lijke, terwijl de kraan, welke eeuwenlang Keulen tot spoed had gemaand, werd weggenomen. Met den afbouw van de torenkappen begon men in 1877; zij werden met den 8 meter hooge kruisbloem be kroond, zoodat het weriv den liden Augustus 1880 gereed was, nadat ongeveer 5Mr eeuw tevoren met den bouw was aangevangen. Omtrent de afmetingen van den Dom laten wij eenige cijfers volgen: Grond vlak 6600 vierk. meter: lengte van het schip met koor 119 M.; geheele lengte 144 M.; hoofdportaal 29 M. hoog, 9 M. breed: hoogte der torens 160 M. ieder. De Dom begint achter aanmerkelijk in verval te geraken, zoodat restauratie, dringend noodzake lijk is. De voorloopige restauratie, waarvoor door Rijk, Provincie en Gemeente dit jaar 395.000 mrk. is bijeengebracht, zal in 1931 waarschijnlijk gereed ko men. De groote restauiatie hoopt men in 1936 te kunnen beginnen. „N... neen, oom," stamelde Dick, „lk had niets bij zonders." „Nu," hernam oom George vroolijk, „dan zal ik maar teruggaan om mijn slaapje voort te zetten." En hij verdween. Nu achtte Annie het oogenblik gekomen om van wal te steken. „WH je me alsjeblieft uitleggen." Informeerde ze, „waarom je mij vertelde dat je oom George niet vinden kon?" „Ik..." begon hij en zweeg direct weer. „Ja?" moedigde Annie aan. „Ik..." herhaalde Dick en zweeg wéér. „Dat heb je al gezegd." Opeens kwam hij vlak voor haar staan. „Annie, zei hij zacht, „ik wilde hem niet vinden." „En... waarom niet?" „Kun Je dat niet raden?" vroeg Dick. „Annie." ging hij met een heesche stem voort, „wil je 't nog niet eens probeeren? Als je eens wist hoe ellendig ik mij gevoeld heb sedert..." „O. Dickie. lieveling," viel het jonge meisje hem opge wonden in de rede, „emen je dat heusch?" En opsprin gend van haar stoel viel ze bijna in de armen, die hü naar haar had uitgestrekt Even later zoemde de bij van zooeven het tuinhuis weer binnen, zag hen en zoemde haastig weer naar buiten. Het was niet alleen een medelijdende, maar ook een discrete bij, die voelde dat ze iets te maken had een tuinhuis waar twee jonge menschen elkaar omhels den. „Wat zal oom George blij zijn!" begon Dick, nadat er langen tijd niets gezegd was. „Maar..." opperde Annie. „Liefste." ging Dick voort" Ik moet je Iets bekennen, Oom George wist dat het uit was tusschen ons." „Wat!" riep ze onthutst „Zie je, nadat we ruzie hebben gehad, heb ik hem geschreven, en ik vroeg hem of hij ons beiden wilde l»- viteeren zonder dat jij wist dat ik ook kwam." „O," zei Annie weer. „Ben je boos, liefste?" vroeg Dick, terwijl hij haar kwasi-angstig aankeek. Als antwoord verborg het meisje haar hoofd tegen zijn schouder. „Hoe kan ik boos zijn." fluisterde zij eindelijk, „lk heb het hem ook geschreven en heb hem hetzelfde ge vraagd als jjj!"

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1930 | | pagina 5