Alititti Nicm-
V&tkad&& 9peca£aoü&,<25 et peh. AaJtepond
De Boerenpartij in Bulgarije.
Uitgevers: N.V. v.h. TRAPMAN Co., Schagen.
Eerste Blad.
En haar haat tegen
de regeering.
Arrondissements Rechtbank
te Alkmaar.
LIEFDE LAAT ZICH
NIET D00DEN!
Woensdag 5 November 1930.
CHAC
73ste Jaargang No. 8760
COURANT.
Dit blad verschijnt viermaal per week: Dinsdag, Woensdag, Donder
dag en Zaterdag. Bij inzending tot 's morgens 8 uur, worden Adver-
tentiën nog zooveel mogelijk in hel eerst uitkomend nummer geplaatst
POSTREKENING No. 23J30. INT. TELEF. No. 20.
Prijs per 3 maanden f 1.80. Losse nummers 6 cent ADVERTEN-
TIcN van 1 tot 5 regels f 1.10, iedere regel meer 20 cent (bcwijsno.
inbegrepen!. Grootere letters worden naar plaatsruimte berekend.
DIT NUMMER BESTAAT UIT TWEE BLADEN.
YROOLIJKE MENSCHEN. BOEREN EN STEDE
LINGEN. EEN ONDERDRUKTE BEVOLKING.
EEN GESCHIEDENIS VAN BLOED
EN WREEDHEID.
(Van onzen reizenden correspondent.)
SOFIA, 27 October 1930.
IN het hotel Europa bij het stationnetje Radomir
moest ik overnachten. Dit hotel met zijn wijd-
schen naam, had niets van een modern luxe
hotel en deed veel meer denken aan een flinke,
gemoedelijken dorpsherberg. Het ligt niet in het eigen
lijke stadje, want dat is van het station nog ruim een
kwartier loopen.
Slechts enkele gasten zaten in de gelagkamer, die
allen verbaasd opkeken, toen ik er binnentrad en in
mijn gebroken Bulgaarsch om een kamer vroeg. Een
buitenlander is hier natuurlijk een zeer groote zeld
zaamheid. Hpt hotelletje was tegelijk restaurant en ik
at er voor zeer weinig geld een portie goulach, die
niet slecht was.
Terwijl ik er zat, kwamen enkele nieuwe gasten bin
nen, een kleine koopman, een spoorwegambtenaar, een
Russisch oud-rechter (Russische vluchtelingen in alle
mogelijke posities vindt men thans overal) en nog en
kelen. Met den waard en diens bejaarde moeder zetten
ze zich aan één tafel, terwijl een jongen gebakken
riviervisch. wijn. uitstekenden wijn a - twintig lewa
(36 cent) per liter, en siphons spuitwater opbracht. Dé
andere gasten verdwenen, zoodat er tenslotte in de ge
lagkamer geen anderen meer waren, dan het gezel
schap, dat met den waard om één tafel zat, en ik. die
het geheel met belangstelling aanschouwde. De gebleven
gasten waren blijkbaar stamgasten. Na eenige oogen-
blikken werd ik uitgenoodigd. bij het gezelschap plaats
te nemen, waaraan ik natuurlijk gevolg gaf, in de hoop
nog eenige informaties in te winnen. Ook hier toonden
de menschen echter weinig neiging over de geheime
organisatie der Macedoniërs te praten. Men heeft er
overal angst voor. Eén van het gezelschap zeide echter
hitter: „Die misdadigersbende richt nog ons geheele
land ten gronde" en de Rus maande me- aan tot de
grootste voorzichtigheid gedurende mijn verblijf te
Kustendil en bij een eventueelen tocht in het grens
gebergte. „Ze schieten gauw en goed," merkte hij op,
daarbij doelende op de „koipitadsji's", de aanhangers
en handlangers van het geheime, revolutionnaire Mace-
doonsche comité.
De avond werd zeer genoegelijk, vooral nadat de be
jaarde moeder van den waard naar haar kamer was
gegaan. Men dronk (echter niet overmatig) en danste
zooals hier gewoonte is, allerlei dansen, Bulgaarsche,
die veel overeen komen met de Servische en Russische.
Dan werd gezongen. De Rus kwam natuurlijk met
weemoedige Wolga-liederen, waarvan hij stil werd, maar
de anderen verdreven dan zijn weemoed met lustiger
gezangen, waarvan één op de Bulgaarsche bergen, met
als refrein: „O Rlla, Rila en Balkan, Witosja en Rodo-
pen". Ik nam tamelijk vroeg afscheid, doch toen ik
reeds lang in een goed en zindelijk bed lag, hoorde ik
beneden nog de vroolijke klanken van de gezellige
bijeenkomst.
De eerste trein naar Kustendil (er zijn slechts twee
treinen per dag) ging eerst tegen tien uur en zoo had
ik den volgenden morgen nog gelegenheid het bedrijf
in het hotel aan te zien en een weinig met de men
schen te babbelen. Er kwamen boeren met wagens en
lastdieren naar het station en vele boeren dronken in
mijn hotel een glas wijn of slivowa (p.ruimenjenever) en
praatten een kwartiertje. De boerenbevolking hier is
zeer sympathiek. Het zijn meest kleine eigenboeren,
werkzame,-eerlijke menschen. die evenwel niet rijk zyn.
Er is hier neg gebrek aan goede verkeersmiddelen en
verkeerswegen. Veel is hier nog zeer primitief.
In Bulgarije heerscht onder de boeren een hevige
haat tegen de stedelingen, voornamelijk tegen de be
woners van Sofia, een haat, die psychologisch ver
klaarbaar is. In twintig jaar tijds heeft Bulgarije drie
oorlogen beleefd, waarvoor de regeering te Sofia, de
hoofdstad en residentie, de verantwoording droeg. De
eerste oorlog, die tegen de Turken in 1912, was popu
lair. Eeuwenlang heeft de strijd der Christelijke bevol
king op den Balkan .tegen de Turken geduurd, en de
oorlog van 1912, die groote gebieden van het Turksche
juk bevrijdde, was een oorlog, waarin ook de boeren
vrijwillig hun bloed gaven. Toen kwam in 1913 de oor
log tegen de vroegere bondgenooten, Servië en Grieken
land. Deze oorlog werd door koning Ferdlnand en zijn
generaals zonder oorlogsverklaring en zelfs zonder
medeweten der ministers begonnen. Bulgarije werd ver
slagen, nadat tienduizenden boerenzonen hun leven op
de slagvelden hadden gelaten.
Toen brak de wereldoorlog uit. Onder de boeren
bevolking (die tachtig procent van de totaal-bevolking
bedraagt) bestond groote sympathie voor de ras- en
.taalverwante Serviërs. De Eoerenparty telde toen vijf-
en-vijftig vertegenwoordigers in het parlement en de
leider dier partij, Stamboeliski, sprak van „onze broe
ders de Serviërs". Koning Ferdinand dreef tegen den
zin van zijn volk, dat feitelijk zijn volk niet was, want
hij is een Oostenrijker, den oorlog tegen de Slavische
Serviërs en Russen en dus tegen de geallieerden door.
Vele Bulgaarsche compagnieën weigerden in het veld te
trekken en reeds de eerste dagen werden honderden
soldaten gefusilleerd, duizenden personen werden in de
gevangenis gezet, o.a. Stamboeliski, de leider der Boe
renpartij, die de groote meerderheid van het volk
achter zich had. Bulgarije werd weder verslagen. Tien
duizenden waren weder gevallen, het land was verarmd,
Koning Ferdinand moest onder bescherming van Duit-
sche bajonetten vluchten, den troon overlatend aan zijn
zoon, den tegenwoordigen koning Boris en de voornaam
ste steden werden tijdelijk bezet door de Franschen,
(aan wie de bevolking geen slechte herinnering heeft).
De boerenbevolking weet alle onheil aan de regeer
ders te Sofia en er ontbrandde een hevige haat tegen
die stad, die volgens enkele der heftigste boerenleiders
tot den grond afgebrand verdiende te worden. Stam
boeliski, de aanvoerder der Boerenpartij, kwam aan de
regeering. In dien tijd reeds poogde de geheime Mace-
doonsche organisatie, die thans Bulgarije beheerscht,
haar invloed te doen gelden, maar Stamboeliski trad
tegen haar met de grootste gestrengheid op.
Ongelukkigerwijs beging de Boerenpartij groote fou
ten, wat niet te verwonderen is, daar er vooral onder
de oudere boeren nog zeer vele analphabeten zijn. De
haat tegen de vroegere machthebbers groeide tot een
haat tegen de stad en tegen alle intcllectueelen. Totaal
onkundigen werden op belangrijke posten gezet Nu en
dan kwamen troepen gewapende boeren te paard naar
Sofia en oefenden daar terreur uit.
De geheime Macedoonsche organisaite leefde in het
verborgen verder. Ze kon geen invloed meer uitoefenen,
doch ze smeedde plannen. Met behulp van generaal
Wolkof en diens troepen bezette ze in 1923 plotseling
Sofia, nam alle ministers gevangen en begon de Boeren
partij op de wreedste wijze t,e vervolgen. Stamboeliski
werd „geslacht" (een ander woord kan men niet gebrui
ken voor de beestachtige wijze, waarop deze staatsman
werd gedood); expedities trokken naar de dorpen en
vermoordden duizenden boeren, soms heele huisgezin
nen, vrouwen en kinderen inbegrepen Hoevele slachtof
fers er vielen is niet bekend De schattingen zijn van 20000
tot 60.000. Tegenover Europa- werd het voorgesteld alsof
het betrof een actie tegen communisten. Europa heeft
trouwens nooit de geheele waarheid over deze bloed-
expedities vernomen.
Generaal Wolkof, die in deze omwenteling van 1923
zoo'n. belangrijke rol speelde, is thans Bulgaarsch ge
zant te Rome en door zijn bemiddeling kwam, tegen
den zin van den Bulgaarschen minister van buiten-
landsche zaken Boerof, het huwelijk van koning Boris
met prinses Giovanrta van Italië tot stand.
Het is begrijpelijk, dat ook thans de boeren nog geen
sympathie koesteren voor de regeering te Sofia (de
koning staat hierbuiten), maar ze zijn machteloos. Wel
iswaar heeft Bulgarije het algemeene, geheime kies
recht, doch bij de hier heerschende practijken en toe
standen beteekent dat niet veel. De boeren begrijpen,
dat, tenminste voor het oogenblik, de geheime Mace
doonsche organisatie oppermachtig ia en vreezen, dat
deze organisatie, zeer zeker tegen den wil van den
huidigen minister van buitenlandsche zaken, drijft naar
een nieuwen oorlog met hulp van Italië.
J. K. BREDERODE.
VOOR DEN POLITIERECHTER.
Openbare zitting van Maandag 3 November 1930.
VERZET TEGEN EEN GEWEZEN VONNIS i
TER ZAKE ZEDENMISDRIJF
(Art. 248 bis Wetb. v. Strafrecht).
Een net jongeling, uiterlijk althans, met name J. G.
A. K, thans zonder beroep, oud 19 jaar en wonende
te Zwaagdijk, was in October van het vorige jaar ver
oordeeld wegens het hier boven aangeduide zedendelict.
Hij vertoefde destijds buitenlands en was thans tegen
het vonnis in verzet gekomen. De tenlaste gelegde
feiten waren gepleegd te Hoorn. Natuurlijk werd deze
uiteraard minder delicate zaak, het plegen van straf
bare handelingen met jeugdige personen van hetzelfde
geslacht, met gesloten deuren behandeld. Het onder
zoek duurde ruim een uur! Vonnis f 50 boete of 50
dagen.
AANGEHOUDEN ZAAK INHOUDENDE
MISHANDELING.
In de voortgezette zaak wegens mishandeling contra
Harm H., werd gehoord dé heer Wiggers, reclassee-
ringsambtenaar, die niet kon overgaan om een voorw.
straf te advlsecren. Verdachte had in beschonken toe
stand op Wieringen in een café 'n anderen bezoeker
met een bierflesch op het hoofd bewerkt. Het schijnt
dat deze heer ook verdacht wordt van horloge-diefstal.
Het is dus niet bepaald een prima adres.
De Officier requireerde destijds, op 29 Sept. 5 weken
gevangenisstraf en vorderde nu tegen dezen zwakken
doch openhartlgen drankmisbruiker f 50 boete of 50
dagen. Vonnis f 25 boete of 25 dagen. Dc horloge
affaire zal verder niet vervolgd worden.
I I
VOORWAARDELIJK VEROORDEELD.
Ook de zaak tegen Albert de R., wiens belangen wa
ren gesteld in handen van den heer Wiggers, was
aangehouden en werd ook in deze aangelegenheid ge-
mclden reclasseerings-ambtenaar gehoord. Het betrof
hier wederspannigheid en dronkenschap, gepleegd te
Den Helder tegen den agent Nijhoff. De Officier re
quireerde 2 maanden gev. voorw. met 2 proefjaren.
Vonnis conform. Geheelonthouding is den rcclassant als
bijz. voorwaarde voorgeschreven. Het Leger des Heils
zal voorts op hem toezien. De geachte candidaat reclas-
sant nam met dit vonnis genoegen.
DE ZOON VAN DEN BAAS EN HET KARRETJE
VAN DEN KNECHT VERTROKKEN GELIJK
TIJDIG. MAAR DE FIETS KWAM NIET
TERUG.
De 24-jarige tuinder Jan v. d. K. te Heemskerk had
van een 18-jarlgen knecht van zijn vader op 10 Juni een
oud rijwiel geleend, met het doel, zoo hij voorgaf, in
Castricum sigaretten te koopen. Hij ging met het oude
roestige karretje op stap, maar verkocht dit vehikel bij
mej. wed. de Wit te Castricum voor f 2.50. Later werd
de eigenaar weer in 't bezit van zijn fiets gesteld en
ontving hij f 5 schadeloosstelling, waarmede hij ruim
schoots tevreden bleek te zijn. Hij stond althans zijn
FErir.l.F.TOK
Uit het Engelscli van
L. G. M 0 BE R L Y.
l
HOOFDSTUK L
Het ongeluk.
Het was den heelen dag drukkend warm geweest en
telkens scheen het, alsof een hevig onweer zich boven
het eenzame heidedorpje zou ontlasten. Tegen den avond
■was do hitte bijna ondragelijk geworden, het was blad
stil, de heele atmosfeer was met electriciteit geladen en
aan den horizon pakten zich grauwe wolken tot een
donkere, dreigende massa samen. Van den kant van de
heuvels in de verte klonk met regelmatige tusschenpoo-
*en het vago gerommel van den donder en nu en dan
flitste een bliksemstraal door de donkere lucht.
Loom kwam Rupert Dane zyn atelier uitslenteren;
2'jn hemdsmouwen waren hoog opgeslagen en hij wisch-
te voortdurend zijn gezicht af met een grooten zijden
^doek. Hij keek met gefronste wenkbrauwen naar den
hemel, die steeds donkerder werd, en liep daarop lang
zaam den kleinen tuin door. Toen hij langs een serin
genboom kwam, die in vollen bloei stond, boog hij met
een ongeduldige beweging een overhangenden tak van
zich af, alsof de doordringende geur van de weelderige
bloementrossen hem hinderde.
Den heelen dag had hij met een bijna koortsachtigen
ijver gewerkt aan het doek, dat hij óp het oogenblik on
derhanden had en waarvan hij de grootste verwachtingen
koesterde. Maar door de hitte had hij de taak die hij
zich gesteld had, niet kunnen afkrijgen en nu hij ont
stemd en prikkelbaar door zijn tuintje liep, had hij het
gevoel alsof hij vandaag met zijn ingespannen arbeid
niet3 bereikt had. Het was vooral de gelaatsuitdrukking
van de hoofdfiguur, die hem maar niet kon bevredigen.
Nergens in den omtrek had hij een model kunnen vin
den wier gezicht hij zich als ideaal gesteld had en met
de weergade waarvan hij hoopte naam te zullen maken.
„Eva, de moeder van al wat leeft", had hij het schilde
rij genoemd. Het stelde een schoone jonge vrouw voor,
die lag uitgestrekt op een grasveld, omringd door jeugd
Kleurige vogels zweefden om haar hoofd of rustten op
haar schouders, lammeren en jonge leeuwen dartelden
om haar heen; kinderen speelden in haar nabijheid.
De compositie van het doek voldeed geheel aan wat
hij zich daarvan had voorgesteld, maar het gezicht van
de vrouwenfiguur had hem steeds weer teleurgesteld.
Telkens en telkens had hij er aan veranderd, maar hij
was er niet in geslaagd zijn ideaal te benaderen.
En nu, terwijl hij in een slecht humeur den kleinen
tuin rondliep, vroeg hij zich wanhopig af, of hij misschien
poogde het onmogelijke te bereiken, of hy ooit een ge
zicht zou ontmoeten, dat hem als model zou kunnen die
nen om datgene te verwezenlijken, wat hij zoo dikwijls
in zijn droomen had gezien. Het prikkelde hem onuit
sprekelijk, dat zijn schilderij, die als compositie niet al
leen goed geslaagd, maar ook oorspronkelijk was, zou
moeten mislukken, omdat hij er maar niet in kon slagen#
de centrale figuur zóó uit te beelden, als hij het in zijn
geest voor zich zag, met don peinzenden, gelukkigen
blik in de oogen, denz onnigen glimlach om den mond.
In arren moede had hij zijn penseelen neergesmeten
en was zijn atelier uitgeloopen, niet alleen prikkelbaar
door den tegenslag bij zijn werk, maar ook zenuwach
tig moe door de drukkende warmte.
Zijn atelier vormde één geheel met zijn woning, een
vriendelijk landhuisje met een kleinen, smaakvol aange
legen tuin er omheen. De vensters zagen allen uit op de
heide, aan het einde waarvan het golvende heuvelland
den gezichtseinder afsloot. Achter het huis liep de spoor
lijn naar Transfield, een klein stadje op ongeveer twee
mijlen afstands.
„Niets geen last van", verklaarde hij altijd, als be
kenden hem vroegen of het gedaver der passeerende
treinen hem niet hifiderden, „integendeel, het geeft je
het gevoel dat je in contact blijft met de beschaafde
wereld."
Hij had de gewoonte oirf zijn horloge en de klokken
in huis naar de treinen te regelen en op zijn horloge
kijkend, concludeerde hij, dat of de trein te laat, of zijn
horloge vóór moest zijn.
In gedachten beklaagde hij de reizigers die met deze
hitte als haringen in een ton gepakt in een trein moes
ten zitten; hij keek nog even naar de donkere onweers-
lucht en ging toen langzaam en loom zijn villatje weer
binnen.
Juist was hij op het punt zijn deur op het nachtslot tc
doen, toen hij in de verte een dof gerommel hoorde, dat
steeds luider werd, hij liep weer naar bulten om de trein
te zien passeeren. Hij hoorde hoe de locomotief hijgend
en stampend tegen de steile helling opklom, even daar
na kwam de zware machine in het gezicht, een oogen
blik later daverde de trein voorbij, hij zag de locomotief
met groote snelheid de bocht nemen, die de lange rij
rijtuigen weldra aan zijn oog onttrok.
Zooals altijd boeide het schouwspel hem ook nu de
majestueuse machine die zich steunend als een reus
achtig levend wezen tegen de helling opwerkte en de
lange rij helder-verlichte rijtuigen, waarin de reizigers
zich als donkere silhouetten voor de raampjes afteeken-
den.
Leunend tegen het hek, dat zjjn tuin van de spoorbaan
scheidde, bleef hij een oogenblik den trein nastaren. En
plotseling, in een ondeelbaar oogenblik speelde de vree-
selijke tragedie zich af
Rupert Dane was later nimmer in staat duidelijk en
samenhangend te vertellen hoe het gebeurde. De laat
ste wagen was nauwelijks om de bocht uit het gezicht
verdwenen of plotseling klonk een oorverdoovende slag
.en onmiddellijk daarop een gekraak, zóó hevig, dat de
schilder zich van ontsteltenis aan de stijlen van het hek
vastklemde. Maar oogenblikkelijk was hij zichzelf weer
meester, hij rende in de richting, waaruit het onheil
speilenden geluid kwam en zag nog Juist dat de zware
locomotief over den kop was geslagen en met donderend
lawaai, omgeven door wolken van ontsnappenden stoom,
van de steile helling naar beneden stortte, de voorste
rytuigen in haar buiteling meesleurend. De achterste
wagens bleven tusschen de rails staan, maar de drie
eerste wagens waren in elkander geschoven en vormden
een verwarde massa van ijzer en hout, waaruit een
helsch concert van huiveringwekkende geluiden opsteeg:
het gekerm van de reizigers, die tusschen de overblijfse
len bekneld zaten, het kraken van het verbrijzelde hout
werk. het gillend knarsen van tegen elkaar botsende en
schurende stukken metaal en het gesis van den nog
steeds ontsnappende stoom. Toen Rupert dit alles zag
en hoorde, die hartverscheurende kreten, dit tooneel van
verwoesting, in het halfduister, onder een loodkleurigen,
somber-dreigenden, onweershemel voelde hij zich als ver
lamd. En ofschoon het hem later toescheen alsof hij
uren In een toestand van verdooving verkeerd had, duur
de het in werkelijkheid maar enkele seconden, voor hij
naar de plek rende waar de versplinterde wagens wa
ren terechtgekomen.
Van alle kanten kwamen menschen, door het rumoer
van den neerstortenden trein opgeschrikt, dwars door
de korenvelden aangesneld. Eerst waren het alleen de
bewoners van de omliggende boerderijen, maar weldra
kwamen ook menschen uit Denley, waar de vreeselijke
slag en het daarop volgend geraas en gekraak duidelijk
hoorbaat waren geweest. Een motorrijden voegde Ru
pert onder het passeeren toe, dat hij naar Transfield reed
om geneeskundige hulp te halen, en even later verscheen
de dorpstimmerman met gereedschappen op het tooneel
en geholpen door verscheidenen anderen uit de menigte
die zich langzamerhand had verzameld, begon hij met
koortsachtige haast de slachtoffers te bevrijden, die tus
schen de ineengeschoven banken bekneld zaten en ge
vaar liepen levend te verbranden.
Een van de neergestortte rijtuigen was namelijk In
brand geraakt en ook de rest van de ruine zou door het
vuur zijn aangetast, als niet plotseling de regen, die zoo
lang al had gedreigd in groote stralen was beginnen te
vallen. Maar deze zondvloed, die het vuur weldra had
gebluscht, doorweekte tevens den bodem en de klceding
der talrijke gewonden, welke in afwachting van genees
kundige hulp en transportmiddelen, op het gras waren
neergelegd.
Ook Rupert Dane had zich bij Johnson, den timmer
man gevoegd en met de hulp van nog twee andere man
nen zaagden zij de eene gewonde na de andere uit. Juist
had hij met zijn helpers een dame, wier been gebroken
was, voorzichtig neergelegd op een paar kleedingstukken
die zij tusschen de overblijfselen van de wagons gevonden
hadden, of hij hoorde een zwakke stem om hulp roepen
en na eenig zoeken ln de duisternis, ontdekte hij op
eenige meters afstand een gestalte die op den grond lag
uitgestrekt
„Help", mompelde de gewonde, byna onverstaanbaar.
Ik
Plotseling hield de stem op. Dane stak haastig een lu
cifer aan en bij het flauwe schijnsel, bijna onmiddellijk
weer door de regen uitgedoofd, zag hij nog juist dat een
straal bloed met groote kracht uit den pols van het
slachtoffer spoot.
„Een slagader getroffen," begreep hij oogenblikkelyk
en zich de handgrepen herinnerend, welke hy, toen hij
jaren geleden een eerstehulp-cursus gevolgd had, zoo
vaak had moeten uitvoeren, knielde hij naast den gekwet
ste neer, greep dien arm stevig beet hield hem omhoog
en drukte de vingers boven de gewonde plek.
„Als ik het kan uithouden totdat er Iemand met ver
bandmiddelen ln de buurt komt, of als lk maar iets kon
vinden wat daarvoor te gebruiken is, zou ik zijn leven
kunnen redden," dacht Rupert, terwijl hij op den door
weekten grond geknield lag.
Nog steeds gutste het water in stroomen neer en de
schilder slaagde er niet in om in de toenemende duis
ternis het gezicht van den gewonde anders dan vaag
te onderscheiden.
Wordt vervolgd.