Een gesprek met Edison.
Nobelprijswinnaar Sinclair Lewis.
Voor elck wat wils.
Waarom niet de rijkste
man ter wereld?
Wal visch vangst op
de Faröer.
Van bankpapier tot pakpapier.
De nieswekker.
(Door èen bij zonderen medewerker).
WANNEER men op Broadway wandelt, wordt men
haast verblind door den overvloed van licht,
waarin de wolkenkrabbers schitteren en staat
men verbaasd over de bewegende lichtreclames,
die door millioenen roode, groene en wttte gloeilampjes
worden gevormd en geheele voorgevels tot lichtende,
bewegende schilderijen maken.
Men zou zoo denken, dat de man. die dit alles heeft uit
gevonden. onmetelijk rijk moest zijn. Hij bezit de paten
ten, waarop de reusachtige electrische industrie en de
fabrikatie der gramofoonplaten gebaseerd zijn, dozijnen
reusachtige ondernemingen. Iedero seconde moeten hem
reuzensommen als winstaandeel toevloeien.
EDISON.
Tot nu toe staan er 1180 patenten op naam van Thomas
Alva Edison. Er zijn in de Vereenigde Staten echter
minstens 1000 menschen, die veel rijker zijn dan hij. Hoe
is dat nu mogelijk? Een Amerikaansche vriend nam mij
mee naar zijn vroonplaats West Orange. Daar kon ik
het den 83-jarigen uitvinder zelf vragen.
Hij zit aan de conferentietafel met vier assistenten
onf zich heen. Zij spreken juist over een probleem. De
assistenten blijken twee natuurkundigen, een chemicus en
een Botanicus te zijn. Ik val maar met de deur in huls
en vraag: „Werkt u aan een nieuwe uitvinding, mijn
heer Edison?"
„Aan een paar uitvindingen. Eén serie proeven is juist
beëindigd. De kwestie is acht jaar lang door mij en 18
anderen onderzocht. Ik wil nu geen nadere bijzonderhe
den erover mededeelen, omdat de finesses nog niet uit
gewerkt zijn. Binnen zeer korten tijd zal er echter meer
van te vertellen zijn."
Edison gaat met mij aan een klein tafeltje ln de bi
bliotheek zitten en laat een glas melk komen. Met re
gelmatige tusschenpoozen drinkt hij er uit hij neemt vrij
wel geen ander voedsel tot zich. Ik stel mijn vraag als
volgt:
„Uw naam is verbonden met de voornaamste resulta
ten der techniek: Electrisch licht, accumulatoren, Fo
nograaf, schrijfmachinp, het gebruik van cement, de
klankflim en ontelbare andere dingen, waarvan enkele,
zooals electrisch licht en telefoon, het geheele leven ver
anderd hebben. Waarom Is u ondanks dat alles toch niet
de rijkste man ter wereld?
Edison is door deze openhartige vraag ernstig gewor
den, buigt het grijze hoofd en denkt na Dan schuift hij
mij een blad papier en een potlood toe...
„Men zegt, dat er tien milliard dollar zijn belegd in de
industrieën, die op mijn ideeën of mijn patenten betrek
king hebben. Zij moeten jaarlijks een milliard aan winst
opleveren. Ik ben nu een oude man en kan het zonder
bitterheid zeggen, maar ikzelf heb van al die milllarden
niets gekregen. Wanneer ik de onkosten bereken, die ik
heb gehad door mijn proeven, door de advocaatssalaris
sen en gerechtskosten bij do processen, die ik heb moe
ten voeren om mijn aanspraken erkend te zien, dan zou
ik zelfs op een verlies komen.
Wat ik nog verdiend heb, heb ik verdiend door ln
eigen fabrieken mijn uitvindingen toe te passen. Ik heb
als industrieel wel eenig financieel succes gehad, Als uit
vinder echter nooit. Ik zal niet in bijzonderheden treden,
geen namen en cijfers noemen. Toch is het de volle, zui
vere waarheid.
Ik heb nooit ten volle de vruchten van mijn werk
kunnen plukken; bij mijn belangrijke patenten heb ik
altijd om mijn rechten moeten vechten, soms tientallen
van jaren achtereen. De gloeilamp b.v.... Mijn vrienden
hebben een mlllioen dollar uitgegeven, om mijn recht te
verkrijgen, hoewel de patenten te Washington waren er
kend. Een Amerikaansche uitvinder wordt slechts 17
jaar door zijn patent beschermd. Daarvan bleven mij
na het proces nog slechts 3 jaar over om met de gloei
lamp winst te maken, want gedurende de 14 jaar van het
proces mocht ik mijn eigeq uitvinding niet toepassen.
Zeker, daarna ls de patentwet verbeterd, doch elke
werkelijke belangrijke uitvinding wordt over de geheele
wereld door dieven toegepast, menschen, die genoeg geld
tot hun beschikking hebben om alle instanties to doorloo-
pen en den uitvinder machteloos te doen staan. En hoe
veel moeite, hoeveel werk ls er niet voor noodig om een
kleine vooruitgang te bereiken. Slechts de enkele men
schen, die mij geholpen hebben, weten iets van mijn
strijd af.
Ik kom zelden naar New-York, doch wanneer ik die
lichtzee zie, denk ik altijd aan de dagen en nachten, dat
wij om de kleine lamp zaten en den kooldraad niet uit
het oog verloren, om te zien hoe lang hij zou blijven
gloeien, Hij hield het 45 uur uit en het probleem van de
moderne verlichting was opgelost.
Bioscoop, fonograaf, alles gaf tegenslag en strijd. Mijn
eerste jfroote mislukking was de automatische telmachi
ne van de stemmen, waardoor het congres zuiver kon
stemmen. Automatisch werden de stemmen voor en to
gen opgeteld. Ik construeerde de machine, toen ik nog
telegrafist was en wilde haar verkoopen voor 50.000 dol
lar. Ik had al mijn geld in die tijdsbesparende en fouten-
vermijdende machine gestoken, doch de senaatscommissie
verklaarde mij openhartig, dat de fouten der bestaande
methode absoluut noodzakelijk waren en dat niets meer
onwelkom kon zijn dan een zuivere, onweersprekelijk
vastgelegde telling der stemmen.
Een tweede fout beging in in 1875, toen ik 't principe
ontdekte, waarop de tegenwoordige radio en televisie be
rusten. Ik herinner mij precies dien avond, dat ik met
eenige assistenten te Newark aan het werk was. Het was
22 November. Zij /aren bezig een magneet en ontdekten
een kleine vonk, die niet door inductie kon worden ver
oorzaakt. Wij konden deze vonk voortplanten door de
buislampen van Newark.
De kranten noemden de nieuwe electricltelt een merk
waardige ontdekking. Wij noemden het etherisme. Ik
had geen tijd om de zaak te onderzoeken en hield haar
voor niet zeer belangrijlk. Het kwam niet verder dan tot
een zeer onbelangrijk patent. En toch bevatte dat patent
de grondslagen van wat Hertz ontdekt heeft en Mar-
coci beroemd maakte... Ik heb het patent aan Marconi
verkocht Thans is de radio een wereldmacht een van
de wonderen van onzen tijd.
Het is nu 50 jaar geleden, dat te New-York de eerste
gloeilampen brandden. Extra-treinen brachten duizenden
nieuwsgierigen naar het Menlopark, en Morgan, de va
der ven den tegenwoordigen Bankier, kwam met den
burgemeester van New York naar de wonderlamp kij
ken."
„Verwacht u, dat de komende 50 jaar evenveel nieuws
zullen brengen als de afgeloopen halve eeuw?"
„Daar ben ik vast van overtuigd."
De eerste electrische
lampen de wonder
lamp van Edison, die
~>0 jaar geleden dui
zenden nieuwsgierigen
naar het Menlopark in
New-York trok.
„Wat zal naar uw mecning do eerstvolgende opzien
barende uitvinding zijn?"
„Ik heb nooit veel gevoeld voor het oplossen van raad
sels. Mijn succes hangt voor 1 pet van inspiratie, maar
voor 99 pet van hard werken, moeilijke, systematische
en tijdroovende proeven. Toch bevredigt dat werk mij nu
nog evenzeer als 70 jaar geleden. Ook al heeft het mij
niet rijk gemaakt"
Het interview is geëindigd. Edison staat op. Hij is nog
in het geheel niet gebogen door den ouderdom. Nu gaat
hij weer terug naar zijn laboratorium om verder te wer
ken, nieuwe dingen te ontdekken en oude verder te ont
wikkelen. Hij ls niet verbitterd, niet verlamd In zijn
werkkracht. Het spreekt vanzelf voor hem, dat hij rus
teloos verder zoekt. Want de oude man in West Orange
hoopt op meer dan geld, hij hoopt op de langzame, ge
stadige vooruitgang der menschheld, de verbetering on
zer levensomstandigheden. (Nadruk verboden).
Een jacht, waar meer „sport" in zit dan
men zou vermoeden.
Algemeen bekend is, dat de Noren groote reizen
zoowel naar de Noordelijke als Zuidelijke Poolzee
ondernemen om jacht te maken op walvisschen.
Doch ook op de Faröer neemt deze vangst een groot
deel in van het volksbestaan, aldus een medewerker
van de N.R.Crt. Deze eilandenbewoners ondernemen
echter niet zulke groote reizen, maar vangen de die
ren in den omtrek hunner eilanden, waarna deze aan
wal worden gesleept en daar ontleed. Het spreek
woord: Beter één-walvisch op de slachtplaats dan
tien in de zee, is op die eilanden dan ook alge meen.
Verschillende soorten van walvisschen vertoonen
zich daar jaarlijks in den tijd van Mei tot October.
waarvan echter slechts een of twee soorten voor de
vangst in aanmerking komen. De blauwe walvisch
(Blaahval) is zeer zeldzaam geworden, terwijl de z.g.
n. Knolhval te slim is om zich te laten vangen. De
Sejhval is te klein, en de Sperraacethval te onbere
kenbaar op zijn tochten. Zoodoende blijft feitelijk al
leen de mooiste van alle. de Finhval, over, ofschoon
af en toe ook een Spermacethval het slachtoffer
nog wordt.
Bekend is, dat de voornaamste man aan boord de
harpoenschieter is: hierin schijnen specialen de No
ren en de Hollanders uit te blinken en er hoort be
halve een vaste hand en scherp oog, ook een dosis
tegenwoordigheid van geest toe, om tot de uitverko
renen te behooreri. Een enkele goede schutter ver
dient wel eens tot kr. 100.000 per jaar, doch dit na
tuurlijk alleen bij de Noorsche vangers; om en bij
de Faeröer eilanden gaat alles in kleiner formaat toe.
De bonten welke daar gebruikt worden zijn nauwe
lijks 100 ton'groot, doch hebben een sterke machine
van 5—600 P.K. en kunnen 12 tot li knoop loopen.
De booten moeten vlug kunnen draaien, want de
walvisch zwemt steeds, als hij merkt achtervolgd te
worden, in een zig-zaglijn. Er zit in deze jacht, dank
zij de moeite dg dieren onder schot te krijgen en de
moeilijkheid hen dan ook te raken, meer „sport"'
dan men zou vermoeden. Voelt een walvisch zich ont
dekt. dan begint hij direct in zig zaglijn te zwemmen,
dikwijls onder water van richting veranderend, zoo
dat hij, na telkens een 6 minuten ondergedoken te
zijn, juist dèAr waar men hem niet zou verwachten,
weer boven komt. Hebben de Faerörsche visschers
een of twee dieren gevangen, van welk feit zij tel
kens het landstation draadloos op de hoogte sicllcn,
dan sleepen zij de beesten achter zich huiswaarts.
Het eerstgevangen dier wordt altijd lucht ingepompt
waarna er een vlag op wordt geplant, om het ge
makkelijker terug te kunnen vinden. Bij aankomst
staan dan vele rappe handen klaar om de dieren te
ontleden. Ook de koopers van het vleesch staan ge
reed en dit wordt meer en meer een nationaal voed
sel. Het smaakt heel goed en heeft veel van osse-
vleesch, indien het goed is klaargemaakt. Maar in
den prijs is groot verschil; deze is slechts 7 ore per
kilo en daar er jaarlijks ongeveer 300.000 kilo wordt
omgezet, is het zeker, dat de 25.000 bewoners der
eilanden geen tekort aan vleesch hebben. Zijn de
booten der vleeschopkoopers gevuld, dan komt de
rest van het dier aan de beurt. Het spek, de inge
wanden en het oneetbare vleesch worden tot traan
verkookt; de afgekookte ingewanden en beenderen
worden gedroogd en tot guano en beendermeel ver
malen. De olie welke minder dan 3 pet. vetzuur in-
noudt is in hoofdzaak bestemd voor «le margarine-
fabrieken; de rest voor de zeepindustrie.
Wordt er eens een Spermacetwalvisch gevangen,
dan heerscht er een spanning bij aankomst alsof men
op punt staat een goudader aan te boren. Deze visch
kan namelijk in enkele gevallen een afvalprodukt
inhouden, hetwelk in prijs goud evenaart. Dit is
slechts zeer zelden het geval, dóch toevallig is het
tweemaal in de laatste jaren voorgekomen Dit af
valproduct is een bruingrijze stof, welke voorkomt
in den endeldarm van deze soort walvisch en wordt
\mbr& genoemd. De prijs heeft in* de twee laatste
jaren geschommeld tusschen de 3 cn-iOOO kronen per
kilo, en bet is dus begrijpelijk, welk een spanning
er heerscht, indien een boot met een Spermacetwal
visch binnenkomt. Dit Ambra wordt gebruikt door
le Fransche en Amerikaansche parfumfabrieken, en
heeft de eigenschap, dat het de fijnste parfums
houdbaar mankt; d.w.z. hun reuk doet behouden.
Vrees dat de walvisschen worden uitgeroeid be
staat hier voorloopig nog niet; heeft men twee vis
sollen gevangen dan is men tevreden, doch dit is
dan toch maar een schrale vangst in verhouding tot
het aantal hetwelk men gezien heeft. Men kan reke
nen dat er gemiddeld niet meer dan een visch ge
schoten wordt op elke zeven, die men ziet.
In de Duitsche Rijksbank is een der vertrekken als
keuken ingericht. Eenmaal per maand komen aldaar
eenige heeren te znmen, die in speciaal hiervoor
vervaardigde ketels heele pakken Hijksbanknoten
tot pap komen maken. Tevoren worden deze bank
biljetten 6 of 8 maal op verschillende plaatsen van
gaten voorzien. Eenige papierfabrieken kopen deze
papierpap en maken naderhand hieruit een zeer taal
soort pakpapier.
Er zullen slechts weinigen zijn, die bij het gebruik
van een dergelijke soort pakpapier er nog «aan zullen
denken dat men hiervpor heel wat biljetten van
R.M. 1000 heeft moeten verwerken.
Het aantal uitvindingen dat „in een dringende be
hoefte voorzietis al weer uitgebreid Thans Ijeeft
een horlogemaker een „nieswekker" uitgevonden.
De man, die niet tevreden was over de prestaties
van den ouderwetschen wekker, zelfs niet als deze
op den bodem van een omgekeerden emmer of in de
waschkom werd opgesteld, besloot oin de moderne
oorlogstechniek te verbinden met de wekkerinstal-
latio.
Hij heeft een soort torpedeerinrichting ingebouwd,
waarin een niesgas-patroon gestoken kan worden.
Zoodra de wekker nu het noodlottige uur aanwijst
waarop de ongelukkige eigenaar het zachte bed moet
verlaten, doet de patroon zijn werken de kamer
vult zich met niesgas.
Daardoor barst de slaper uit in een geweldige nies
bui, die hem onvermijdelijk overbrengt uit den zoe
ten droom naar 't harde leven van allen dag. Hel gas
is gegarandeerd onschadelijk.
door
SINCLAIR LEWIS
In hef volgende origineele artikel
laten wij den nieuwen Nobelprijs
winnaar voor Literatuur. Sinclair
Lewis over zichzelf aan het noord:
Ik weet niet of mijn boeken literaire waarde hebben
en ik bekommer mij er dan ook niet zoov-el om. nadat
de eenigszins vermoeiende opwinding van het schrijven
voorbij is. Maar of zij goed zijn of niet. zij bevatten alles
wat ik aan het leven ontleenen of tot leven brengen kon.
Ik doe niet aan dat zeker soort voorgewende beschei
denheid, dat niets anders ls. dan op een verkeerde en
Irriteerende manier aldoor over zichzelf spreken, in den
geest van: „Ik ben zoo edel, dat ik zelf kan toegeven,
dat ik niet edel ben". Ik wil ook niet beweren, dat ik
een type vertegenwoordig dat om zijn zeldzaamheid in
teressant is. Want het komt dikwijls voor. Zoo ken ik
een romanschrijver, die in hot echte en onbelemmerde
dee! van zijn wezen, n.1. in zijn romans, met groote be
zieling en nauwkeurige juistheid de hoogstaande, harts
tochtelijke en alles beheerschende liefde tusschen man
nen en vrouwen beschrijven.maar die ln zijn werkelijke le
ven achterbaksch en berekend ls en even erbarmelijk
zit te hunkeren naar romantische liefde als een slecht
betaald ambtenaartje Sn een derderangs pension. Ik ken
««n anderen romanschrijver, wiens boeken kracht en ver
heven schoonheid beschrijven en die in werkelijkheid
thuis bij de kachel zit een vetzuchtig oud heertje, dat
zich over allerlei kleinigheden ergert Eh ik ken er niet
één. maar velen, die een verhaal over krachtige zelfbe-
hecrsching alleen kunnen schrijven, wanneer de whis-
ky-fiesch hen Inspireert.
Neen, wanneer de lezers verstandig waren, zouden zij
coiite que coüte een ontmoeting met hun lievelings
schrijvers vermijden. En dit beroepsgeheim, dat ik hier
verklap, deze tegenstelling tusschen de persoonlijkheid
van een schrijver en zijn boeken, verklaart waarom de
levensbeschrijvingen van auteurs zoo wanhopig taai zou
den worden, wanneer zij naar waarheid samengesteld
waren. Doch laten wij liever het onderwerp van deze
•peciale biografie wat nader bekijken.
In het werkelijke leven ls hij niet aantrekkelijk of be
wonderenswaardig, hoewel hij in dat opzicht nog wpt
voor heeft op de menschen, die alle moeite doen om met
hem in aanraking te komen, hetzij uit een ziekelijk ver
langen naar kennismaking met een „beroemdheid" of
omdat zij hem graag hooren praten. Want dat kan hij
uitstekend, al is hot ook dat hl} voortdurend onbelang
rijke, zwetsende of overdreven fi-saes gebruikt. Hij doet
een Amerikaansche Babbit na, die bluft op zijn auto, een
Zweed of een Yankee, die Duitsch praat of een pro
fessor, die gewichtig praat over niets bijzonders. Een
toevallige toehoorder is er verrukt over en roept uit:
..Die Lewis geeft ons het diepste van zijn karakter en
daardoor van een beschaving."
Maar dan prijzen zij hem toch tc veel. Wanneer men
hem goed genoeg kent. merkt men. dat hü de salon
kunstjes telkens weer herhaalt, even kinderlijk als de
dorpsclowns ln zijn roman „Main Street". En in het
gunstigste geval oefent hij zich om een schets vast te
leggen van het volgende karkater, dat hij ln zijn boeken
zal beschrijven; als hij in zoo'n kluchtachtige stemming
is, kan het h^m ook niets schelen, dat iemand anders
van het gezelschap misschien ook eens een woordje zou
willen zeggen. Hij verwart en begraaft hen meedoogen-
I003 in z|jn hardop beschreven klucht. Het schijnt, dat
hij alleen op die wijze indruk op hen kan maken. Want
in een geleerd, wetenschappelijk gesprek, in het wisse
len van fijnbeschaafde, wereldechc babbelzinnetjes, in
werkelijk ernstige gesprekken over kunst, zelfs als het
gaat over zijn eigen boeken, ls hij zoo stom als een
visch.
Behalve deze onderhoudende gesprekken en een stand
vaste genegenheid voor zijn vrienden schijnt de man
geen andere deugden te hebben, behalve een werkelijk
heftige en niets ontziende afkeer van huichelarij, tegen
uitsluitend voor den schijn en uit eigenbelang gekakelde
woorden zonder diepere bedoeling. En dat is misschien
heelemaal geen deugd, maar een door jalouzie ingegeven
manier om menschen te ergeren door hun vele uitste
kende eigenschappen over het hoofd te zien en alleen
den nadruk te leggen op het beetje onwaarheid, waarin
zij uit gewoonte en economische noodzaak vervallen zijn."
Hij heeft om dezelfde reden het land aan politici, die
onder den dekmantel van een vlotte en banale welspre
kendheid leugens ingang doen vinden, een terreur uit
oefenen en zichzelf verrijken, aan doktoren, die op zeer
plausibele wijze hun patiënten ervan overtuigen, dat zij
ziek z(jn, handelslieden, die over hun waren onjuiste ge-
gevens verstrekken, fabrikanten, die den philantroop uit
hangen en hun arbeiders te weinig betalen, professoren,
die in oorlogstijd trachten te bewezen, dat alle vijanden
t—
schurken zijn en schrijvers, die bang zijn om te zeggen,
wat zij in hun hart voor waar houden.
Maar afgezien van deze deugden wanneer het ten
minste deugden zijn is hij een heel onbelangrijke en
heelemaal niet interessante immigrant Hij is groot en
linksch met weerbarstig haar en een langen neus en
ziet er nóch elegant, nóch schilderachtig uit Hij komt
uit Yorkahlre, maar mist de kracht van de boeren uit
dat graafschap; hij ruikt ook heelemaal niet naar de
stal en mist ook die romantiek. Hij heeft geen stok
paardjes; het eenige is, dat hij graag naar bekende, on
interessante en gevaarloozo tourlstenplaatsen gaat En
hij speelt niet. Hij heeft zelfs nog nooit bridge, golf,
mah-jong of biljard gespeeld. Hij tennist letterlijk als
een jongen van acht jaar; zijn zwemmen is niets dan
wat geploeter in de nabijheid van de kust en zelfs bij
het chauffeeren is hij even roekeloos als een man van
tachtig met valsohe tanden en rheumatiek, hoewel hij
uit een land komt waar minstens 60 mlllioen geoefende
autobestuurders moeten zijn.
Hij heeft een afschuw van deftige avondpartijen. On
der het luisteren voelt hij zich onbehagelijk en verveelt
hij zich. En de Jaren, die hij in Europa en zelfs Sn Pa
rijs heeft doorgebracht, hebben hem geen fijnproever
kunnen maken. Op dat gebied is hij een barbaar, hoewel
hij de kracht van een barbaar mist. Hij drinkt liever
whlsky-soda dan de edelste wijn, hij begaat dikwijls
de onvergeeflijksto Amerikaansche tafelzonde, om tus
schen de gangen van een uitgebreid diner sigaretten te
rooken. En hij bluft. In zijn romans lijkt hij misschien
bescheiden, maar wanneer hü op zijn praatstoel zit en
niet oplet, vertelt hij onaangenaam langdradig, wat voor
domkoppen de critici zijn, die aanmerking op hem ma
ken.
Hij is tusschen de veertig en vijftig jaar. Als hü niet
te laat opgebleven is (wat dikwijls gebeurt, omdat hij
altijd en eeuwig praat) ziet hij er wat jonger uit, omdat
hij mager Is. Hij werd als zoon en kleinzoon van plat
telandsdokters geboren in juist zoo'n doodsch prairie
dorpje als hij in „Main Street" beschreven heeft, een
dorpje met lage houten winkels en huisjes, die leder in
een tuin met tamelijk mooie boomen stonden, en koren
velden, die een onafzienbare gouden zee lijken.
Lewis had een zeldzaam gemakkelijke jeugd. Er valt
niets interessants te vermelden over een moedigen strijd
tegen armoede en miskenning. Zijn vader stuurde hem
naar de Yale-universitclt en daarna werd hij berichtge
ver bij een krant, uitgever van een „magazina" en lite
rair adviseur voor uitgevers. Intussehen beleefde hij een
paar avonturen cn een paar magere Jaren, maar dat wa
ren slechts aardige episodes, die Iedereen ln zijn Jeugd
meemaakt. Hy ls ln dien tijd portier geweest bij een
extremistische vereenlging, maar bleek voor die betrek
king volkomen ongeschikt to zijn. Toen het Panama-ka
naal gegraven werd, ging hy daar heen ln de hoop. In
de schilderachtige oerwouden werk te zullen vinden. Hy
ging er heen als tusschendekspassagier en kwam terug
als blinde passagier, zonder werk gevonden te hebben.
Hy heeft ook anderhalf jaar in Californië gewoond, ge
deeltelijk ln een huisje bij de kust van den Stillen Oceaan
Hy leefde toen van geleend geld en trachtte, tezamen met
den Amerikaanschen dichter Rose Bénet, short storles te
schryvcn; daarna was hy journalist (cn oen zeer slech
te) te San Franclsco.
Van 1910 tot December 1915 was hij een zeer prozaï
sche uitgever te New York, waar hy trouwde en tot de
overtuiging kwam, dat hij nooit iets anders zou schry-
ven als berichten over slechte romans, hoewel men
daarin ook heel wat fantasie kan verwerken, althans
ln Amerika. Met moeite slaagde hy er ln, 'a avonds na
afloop van zyn dagtaak twee romans to schrijver.: „Our
Mr. Wrenn" en „The Trail of the Hawk", maar die ro
mans bleken een flnancieele mislukking en werden door
de kritiek aanvankeiyk In het geheel niet opgemerkt.
Een humoristisch verhaaltje, dat hy zoo maar eens
schreef, zonder te verwachten, dat het ooit gedrukt zou
worden, opende de kolommen van de „Saturday Evening
Post" voor hem en In enkele maanden had hy genoeg
geld overgespaard om zijn betrekking er aan te geven
en met schryvcn te beginnen. Dat was in Dec. 1915.
8indsdlen is hy aldoor heen en weer getrokken, per trein,
per auto, of stoomboot of te voet Natuuriyk werd hij
steeds ermee gelukgewenscht, dat hij zooveel van de we
reld kon zien om nleuwo stof te verzamelen en natuur
iyk reist hij niet met zoo'n prijzenswaardig doel, maar
alleen omdat do reislust hem te pakken heeft. In deze
15 jaar was de langste tijd die hij op een plaats door
bracht, een tydperk van negen maanden te Londen. Per
auto heeft hy vrijwel elke staat van Amerika bezocht
Hij heeft Europa gozien van Beriyn tot Sevilla en Athe
ne. Hij is wekenlang in Noord-Canada geweest, driehon
derd kilometer van den dichtstbijzijnden spoorweg of be-
gaanbaren landweg verwijderd. Hij ia naar West-Indlë,
Venezuela en Columbia geweest Maar intussehen heeft
hij elf boeken gesohreven en een paar dozyn short sto-
ries en opstellen, want hy kan ln een hotelkamer ln een
vreemde stad binnen drie uur na aankomst ernstig aan
het werk zyn. En wanneer hij aan zijn schrijfmachine
zit, ls het hem volmaakt onverschillig of het raam van
zyn kamer uitziet op de Fifth Avenue, op een Londen-
sche mist of op een berg. Hij denkt er op het oogenblik
over, Brltach-Indië, Java en Japan te bezoeken, waaruit
blijkt, dat zyn reislust ongeneesiyk ls. Hij is een eigen
aardig, saai mensch en mist vermoedeiyk alle fantasie.
Anders zou hy thuis biyven en zich ftoor zyn eigen vi
sioenen laten lnspireeren, inplaats van zich altyd te la
ten opporren door nieuwe straten, nieuwe bergen,
nieuwe gezichten.
Een saai mensch, wiens verdienste als hij die heeft
alleen in zyn boeken ligt.
(Nadruk verboden).