ERSTVERHAALTJE. MIES EN BAS. >kter, wilt u even komen, u spreekt met mij Annet; Etnt m'n kleine Lizelotje, gt sinds gistren al te bed Denk, ze heeft te veel gegeten, iel te veel, en veel te gauw. an de kransjes voor den Kerstboom, >ie ze mee versieren wou, Jfcrakjes, als de lichtjes branden, L ieft ze niets aan al de pret, inkt u, dat het wat zal helpen ik haar een spuitje zet uit u als 't u blieft gauw komen Zal goed luist'ren naar de bel; at gelukkig, dat u thuis is. i, dag $okter, dank u wel de B L. olf was juist uit school gekomen en bezig zijn voeten te vegen op de gang toen er een jrief viel in de bus lep I" zei de bus en „Pang het !tje; want Dolf sloeg het open en i om er den brief uit te halen, tder, moeder wat breng ik mee hij, de kamer binnenstuivend en hij den brief in de hoogte, maar zoo. ze het schrift niet konden zien. Een brief van Grootvader", zei Moeder ze stak de hand al uit. Soed geraden, moeder", antwoordde f en hij gaf haar den brief. Rootvader kon zulke gezellige brieven rijven en Dolf had pas zooveel moois hem gekregen op Sinterklaas. Geen ider, dat de jongen het prettig vond. van grootvader te hooren. In toen de brief gelezen was, had Je is dat blijde gezicht van Dolf moeten Hj was gevraagd voor de Kerstvacantie lat was heerlijk Dolf danste door de ner met een kleur als vuur en zong zoo hij kon. „Ik ga uit logeerèn, O, wat ben ik blij Hij kon dien nacht naast niet siap-n van plezier en hij telde op z'n vingers de dagen, die moesten verloopen. eer Groot vader hem kwam halen Zijn grootouders woonden buiten, 's Zo mers had Dolf er ook wel gelogeerd met vader en moeder, maar nu zoo heel alleen dat zou fijn zijn Trouw aan zijn afspraak, kwam Groot vader den dag voor Kerstmis koffiedrin ken en toen werd Dolf in de arreslee ge zet, goed ingepakt om geen kou te vatten en ^et zijn bonten muts op. Grootvader nam zelf de teugels, en warm onder de bonte reisdeken, waarmee ze allebei waren toegedekt, aanvaardden ze den langen rit. Dolf vond het begin al heerlijk. De lucht was helderblauw, de weg blinkend wit en vlug draafde het paard, met zijn rinke lende bellen, die zoo vroolijk klonken in de koude winterlucht. Er was weinig wind en de ar gleed ge makkelijk over de gladde, harde sneeuw. Grootmoeder ontving hem hartelijk, 's Middags kreeg hij zijn lievelingskostje en 's avonds was er een Kerstboom voor Dolf en nog eenige andere kinderen van het dorp. Dolf had natuurlijk zijn schaatsen mee genomen en er was prachtig ijs, waarvan hij genoot. Ook maakte hij wandelingen met Grootvader en speelde hij 's avonds domino met de oudjes. De tijd vloog om *n de laatste morgen van zijn vacantie kwam voor hij het wist. Na de koffie zou Grootvader hem naar hijis brengen. 't Had hard gesneeuwd dien nacht en toen Grootma, na het ontbijt, de kippen wilde voeren, lag de sneeuw zoo hoog. dat ze er niet door kon. „Wacht .grootmoeder", zei Dolf, „ik zal een baantje voor u vegen van de veranda tot het kippenhok." Dat vond hij prettig. Toon, de staljon gen, zou hem helpen. Toen Toon een kruiwagen en twee bezems ging halen, begon Dolf in de sneeuw te graven met zijn schop. Wat voncl hij daar Een goudstuk, dat hij aan Grootmoeder bracht. „Zeker een oude Romeinsche munt, die daar indertijd begraven is zei Dolf, die el op school van zulke vondsten gehoord had. Grootmoeder veegde eerst de glazen van haar bril en toen het gevonden goud stuk af. Zij bekeek het aan alle kanten en riep er lachend Grootvader bij. „Neen, beste jongen, 't is geen Romein sche munt, maar een gouden tientje. Jij moogt het houden omdat jij het gevonden hebt." Dolf had nog nooit een gouden tientje zoo van nabij bekeken. Hij was erg blij en bedacht dadelijk, wat hij ermee doen zou. Terwijl hij daarover met Grootmoedor praatte, die zijn valies pakte en er een ak met koekjes, appelen en noten in stapte, kwam de meid zeggen „Mevrouw, daar is vrouw Jansen, die vraagt of ze u even mag spreken Wat net mensch scheelt, weet ik niet, maar ze wrijft aldoor met haar schort over de oogen en de tranen loopen langs haar gezicht".* „Laat haar in het spreekkamertje", zei Grootmoeder. Dolf was niet nieuwsgierig, maar nij wist graag, wat er in huis gebeurde De deur van het kamertje was op een kier blijven staan en Dolf kon duidelijk het gesprek hooren. Vrouw Jansen was een arme weduwe met zes kinderen, voor wie ze de kost moest verdienen en nu had ze geen geld om kolen en turven te koopen en zat ze met de kinderen in de kou Dolf hield het tientje vast. Hoeveel kolen zou die vrouw voor dat geld wel kunnen koopen Hij bedacht zich niet lang. Met een blij gezicht liep hij naar binnen en drukte de verwonaerae vrouw het geldstuk in de hand. Dat was een gelukkige Kerstmis voor allebei KERSTMES. 't Was treurig gesteld in het huis van vrouw Lammers. Dit was nu al de tweede Kerstmis die In plaats goede dagen en vreugde, rouw en verdriet bracht. Verleden jaar was vader, die chauffeur was. door een wagen aangereden en in het zieken huis gestorven. Dat was een vreeselijke slag voor het gezin, waar moeder over bleef met Jan, die wel goed oppaste en leerde, maar toch nog te jong was, om mee te helpen den kost te verdienen. Moeder was uit werken gegaan, maar de laatste maanden was alles tegengeloo- pen Een van haar beste werkhuizen moesv ze missen, doordat de familie naar een andere stad ging wonen en nu was het sukkelen geworden en waren de verdien sten er hard op achteruitgegaan. Ieder jaar had Jan nog z'n Kerstboom gehad, al was 't ook een kleintje, Maar de vorige Kerstmis, toen vader ziek lag, hadder de kaarsen wel gebrand, maar r was geen vreugde geweest en moeder en hij hadden gehuild en gebeden, dat vader beter mocht worden en weer gauw thuis zijn En vader was thuisgekomen, maar heel anders dan ze gehoopt hadden dooden toen was Jan er alleen om moeder te troosten. „Ik zal goed leeren en m'n best doen. c ga ik gauw meehelpen vardienen, moeder had hij gezegd. O, meester was tevreden, en moeder Lammers ook Maar nu, op dezen Kerst mis, ontbrak de Kerstboom geheel, er zouden geen lichtjes branden en nog er ger de potten en pannen in de keuken waren leeg „Hier vent, voor jou nog een beetje warme melk, lekker hoor, met anijs erin zei ze, toen ze als altijd, ..haar Jongen" lekkertjes toestopte, voor hij ging slapen „Drinkt u niet, moeder „Ik heb al gehad, ga jij maar lekker lig gen en droom maar van prettige dingen, kind," antwoordde ze, en meteen keerde ze zich om, want Jan mocht niet zien. dat er tranen in aan toch» waren „Ik droom vast van een Kerstboom", knikte Jan, tevreden gesteld „Nacht moe, nacht moeke, wel te rus ten 1" Even later sliep de jongen. Rustig haalde hij adem en stil ging vrouw Lammers voor het raam staan en keek in de straat waar in sommige huizen de kaarsen brandden en Kerstliederen klonken Gestommel op de trap Wat zou dat zijn? Zeker voor de buren beneden. Neen het geluid kwam hooger. Een klop op de deur. Verwonderd deed ze ipen, lichtte met het lantaarntje in het donkere portaal. Een kruier stond voor haar. „Vrouw Lammers „Jawel „Hier, een mand voor Uen vóór ze van haar verbazing was bekomen, stond dat groote ding Dij haar in de kamer en was de man verdwenen. „Jan kijk eens wilde ze roepen, maar ze hield zich m de jongen sliep I zoo fijn, ze wilde hem niet wakker maken. Met bevende handen ging ze aan het uitpakken. Kerstbrooden, een ham. een bus choco- j lade. boter, suiker, sinaasappelen een ongekende weelde van zooveel heerlijks, dat ze wel wou lachen en schreien tege lijk. Eno 1een envelop met een bankbiljet van tien gulden en dit briefje Beste vrouw Lammer,, we hebben je niet vergeten, al gingen we uit de stad en kon je niet meer bij mij komen. Dit Is iets, om een prettlgen Kerstmis te vieren met je jongen. En als verrassing kan ik je zeggen, dat je na de feestdagen bij een kennis van ons, drie dagen in de week kunt gaan werken je verdient daar evenveel als bij mij. Ga maar naar dit adres... ik heb je aanbevolen, mevrouw verwacht je. Gelukkig Kerstfeest Toen heeft zs haar jongen wakker ge maakt, en samen hebben ze dien avond gekeken naar de prachtige sterren, Je Kerstkaarsjes aan den hemel. U H de B. L. fVervolg) Beiden luisterden opnieuw naar het half gesmoord miauwen „Neen, dat klinkt alles behalve vroolijk en prettig," zei moeder .Ze is hier of daar opgesloten en kan er niet uit komen We zullen haar wel vinden" Nu begonnen moeder en dochtertje overal naar Mies te zoeken Boven en beneden, in alle hoekjes en gaatjes keken en zochten zij. Te vergeefs! Zij deden de kasten open. loefden en keken in de koffers en kisten. Zelfs keken ze in 't goed van Antje en lichtten het deksel van grootmoeders werkmand op; maar er was geen poesje te vinden Toch hoorden ze voort durend haar klagend droevig „miauw, miauw!" Toen gingen ze naar beneden naar de keuken „Zij moet hier zijn," zei mama, „want haar miauwen klinkt hier het duide lijkst". Nu trippelde Antje de keuken in 't rond, overal luisterend en loerend. Ook moeder roept mee Maar geen poes! Geen poes in de pottenkast, geen poes in de rechtbank, geen poes in de waschtobbe, geen poes in de hou ten stoof! Ten slotte stond Antje stil, vlak bij de kookkachel, en dacht, waar zij nog maar zou kunnen kijken. „Miauw! Miauw! Miauw!" ,0. moeder, hier hoor je 't véél sterker!" Antje's' moeder boog haar hoofd en luis terde „Ja, dat is ook zoo!" zeide 2ij Toen stak zij de hand naar de deur der warme kachel uit Zij draaide die open en er uit sprong Mies, wel heel erg warm. maar zonder dat ze zich gebrand had Antje ving Mies op en drukte haar bijna plat. Dc vacht van 't arme dier was gloeiend heet. „Dat is een gelukje voor poes, dat we haar toch nog gevonden hebben", zei moe der. Antje gaf Mies een schoteltje melk en spoedig lag haar lieveling in het poppen- ledikantje zoo lekker te slapen, alsof haar niets meer hinderde. Hoe Mies de katjes van den buurman verzorgde. Mies had geen eigen kindertjes. Bas, haar naaste buur, had twee donzige, kleine poesjes. Mies voelde zich eenzaam en al leen. Haar staart werd dik en ruig, en hare oogei» werden donker en .schitterend, toen zij naar de houder, loods 'sloop, waar haar buur in een vat mjt lekker zacht zaagsel haar huishoudentje had opgezet. Bas was dien morgen niet thuis. Mies gaf zich niet de moeite om te kloppen of Het koortje. Jopie, Ansje en Marietje, Groote Broer en kleine Pietje, Zetten 't beste beentje vóór. Zingen samen in een koor. Moeder speeltdo, re, mi, fa Hardop zingen zij het na, Jopie, met een bang gezicht Houdt alleen zfjn mondje dicht de B. L. bel te vragen, maar was met één sprong in 't midden van 't leger der kleintjes. Daarop pakte ze een der kleintjes in haar bek bij het ruime vel van den achternek, sprong er mee uit de ton, en vloog naar h 'is zoo hard ze maar kon. Daar legde ze 't gestolen katje zachtjes neer cp haar eigen bedje, en begon het met haar grap pig ruw tongetje te wasschen, van wat ben-Je-me Spoedig begon het katje te schreeuwen, want het was erg hongerig en miste zijn ('gen moedertje. Antje hoorde het vreemde geluld en liep dadelijk heen om uit te vin den, wat het wezen kon. Toen Mies haar meesteresje zag, kroop ze het gestolen kind en begon te brom men en te blazen, zooals ze nooit tevoren tegen Antje gedaan had. „Moederkom toch eens kijken, wat Mies gevonden heeftriep Antje. „Wel, welzei moeder. „Dat is een van Bas' kindertjes. Waar heeft ze die vandaan gehaald „Waarom schitteren Mies' oogen i.00, moeder Waarom bromt ze tegen me Ik durf haar niet aan te raken", zei Antje. „Zij is bang, dat Je 't kleine poesje mee zult oakken, kindlief Maar we kunnen t haar toch niet laten houden. Ras zal 't mis sen en zij kan haar het best met drinken verzorgen. Nu begon Antje's moeder heel zacht tegen Mies te praten. Van lieverlede begon ze poes' kopje te aaien en te streelen. Al spoedig liet Mies toe, haar en 't kleine ding in haar armen te nemen. Daarop droeg moeder ze samen terug naar den ton in buurman's houten schuur. Nu was Bas thuis. Ze scheen erg in haar schik te zijn, dat ze haar verloren gewaand kindje terug kreeg en riep al maar „Miauw i miauw miauw Moeder aaide Bas, terwijl ze voortdurend vleide „Zoete poes zoete poes Daarop zette ze voorzichtig Mies in 't nest. vlas naast Bas e" streelde haar. Spoedig waren beid;, katten al spinnende elkaar en de kleintjes beurtelings aan 't likken. Dat was de laatste dag, dat Mies alleen zou zijn, want voortaan woonde zij in den ton, en hielp de kindertjes van Bas groot brengen; en ze zorgde even goed voor hen, als hun eigen moeder. Zij dekte ze met haai eigen pels, wan neer ze lagen te slapen, zoodat ze geen kou konden vatten Eiken dag likte ze hem schoon, zoodat hun velletje glom en glansde. Toen de poesjes groot genoeg wa ren, bracht Mies hun 't lekkerste, vetste muisje, dat ze maar verlangen konden en liet hen ravotten en met haar staart spelen, zooveel zij maar wilden. „Is die Bas geen goeierd, moeder vroeg Antje op zekeren dag, „dat ze onze Mies iaat helpen haar twee kleintjes groot te brengen „Ja. zeker", zei moeder, „en ik gelrof haast niet, dat er voor haar ooit een kattenfamilie is geweest, die twee moe ders tegelijk had I" DE WERELDREIS VAN HARMEN PRET. JAN DURE EN HUN HOND VJKK1E. 12. Land in zicht. Dc dagen vlogen bar gauw henen In wisseling van pret en plicht, En kapitein zéi op een morgen: We krijgen eerstdaags land in zicht. Het is het land der Arabieren, Die heel gewiekste kooplui zijn... Ja, ja, je kunt er wat beleven Een weekje in zoo'n zandwoestijn! En hoe hij op het koude llsland Op witte beren had gejaagd. En hoe hij op het warme Java Leeuwen en tijgers had belaagdI Wellicht nemen we ook een kijkje In de Sahara, de woestijn, Die zandvlakte moet me gewoonweg Enorm fabelachtig zijn. En de kaptein deed meer verhalen Wat hij op reis wel had gezien Hij zei hoe hij eens met een neger Gespeeld had een partijtje kien. Zij hoopten het óók mee te maken Wat de kaptein hun zoo al zei Op leeuwen, beren, tijgers jagen, Dét was nogeens een jachtpartijl De mcnschen zitten op kameelen Soms dagen lang en ook den nacht, Zoo'n dier heeft in zijn ruggegraat Een zéér bijzonder-groote kracht! (Nadruk verboden.) En hoe hij jaren reeds geleden In 't holle van een donkren nacht, Rij een Japanschen rooverhoofdmnn '''otsling had een bezoek gebracht. Op zeekren moolen achtermiddag De kok maakt' juist het eten klaar Riep heel hard één van dc matrozen: 'k Zie in de verte land... dóar... déér! (Wordt vervolgd.) En hoe hij groote krokodillen Zoo maar alléén gevangen had, Zonder de minste hulp van andren; Ja, ja, dat was je eens iets wat! Harmen en Jan vonden het prachtig, DAt was wat anders dan eer boek! Zij gingen naar die avonturen Nu zélf tenminste eens op zoek! Dat zal nu heusch geen week meer duren lk schat het op een dag of twee Dan liggen we, na zooveel dagen, Een tijdje weer in veilige rèe. De jongens hoorden die verhalen Verwonderd aan met open mond. En Vik, die sprong van loutre blijdschap Wel twintig kecren in het rond! Dan gaan we eens terdeeg bekijken De v/ondren van het Afrika Dan loopen we Egyptenaren En ook misschien kameelen na! Hij blafte: waf! Hij blafte: woef! waf! Er kwam gewoon geen einde aan, Zóó blij scheen het verstandig hondje, Dat hij met 't schip was meegegaan!

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1930 | | pagina 15