De eerste bewoners van Amerika Plaatselijk Nieuws. Uit het tijdperk der May a's. HARLEKIJN EN COLOMBINE. De Rijksklompententoonstelling te Schagen. Theater Royal. De heer D. Roorn heeft 'nóg weer klachten over d~ kuil bij de Niedorperbrug, dit zal hersteld worden. Hij informeert wat het loon zal zijn bij eventueel sneeuwop- ruimen. Wordt besloten om f 0.40 per uur te betalen en Zondags f 0.50. De heer A. Rood deelt mede, dat er knippen komen aan 't eind van de Tropweere. Daar er halve steenen liggen, wordt besloten deze te laten kloppen en de heer A. Rood op te dragen den weg in orde te laten brengen. De heer L. Glas heeft klachten over een kuil bij J. van Diepen, welke door den Voorzitter zal worden her steld. Rij Voorzitter zijn klachten ingekomen over een pomp van J. Langedijk Cz. zal door den Voorzitter worden onderzocht en zoo noodig verbeterd. Door den heer A. Zijp wordt gesproken wat er aan de boomen moet worden gedaan, staande aan den Boekei weg te Lambertschaag. Wordt aan Zijp opgedragen deze boomen zoo goed mogelijk te laten snoeien en opknap pen. Niets meer te behandelen zijnde, sluit de Voorzitter met de beste wensohen voor het nieuwe jaar de ver gadering. 3 De voorouders der Indianen en Eskimo's uit Noord-Oost-Azië gekomen, in booten oi te vost over het ijs. door PROFESSOR P. S. MARTIN. (Carnegie-Instituut). SINDS Columbus Amerika ontdekte, en de inboor lingen ervan verkeerdelijk Indianen noemde, hebben velen de vraag trachten op te lossen, wie de eerste bewoners van Amerika wel zijn geweest. Hierover werden al vele theorieën opgesteld, waaronder enkele, die van een levendige fantasie blijk gaven. Er zijn ook ontelbare skeletten en schedels van voorhistorische menschen ontdekt, doch de meeste dezer vondsten dateerden uit historische tijden en enkele malen was er opzettelijk bedrog in het spel. Werkelijk betrouwbare vondsten uit deze oude tijden zijn zeld zaam. Uit een en ander blijkt echter, dat er niet altijd menschen in Amerika, althans in Noord-Amerlka heb ben gewoond; de menschelijke bevolking is van veel lateren datum dan In Europa, waar de geleerden ver schillende periodes kunnen onderscheiden in de be schavingsgeschiedenis: bij benadering is bekend, wan neer de landbouw, het bakken van aardewerk, het slijpen van steenen voorwerpen of het gebruik van pijl en boog begon. Toen in 1492 de Spanjaarden in Amerika kwamen, vonden zij geen vee en geen koren; zelfs de groote uitvinding van het wiel was nog niet gedaan. ^Hieruit blijkt, dat de eerste immigranten naar Amerika getrokken zijn in een tijd, dat dit alles nog niet bekend of althans nog niet algemeen toegepast werd en dat zij op het van de rest van de wereld af gesloten Amerikaansche vasteland in hun ontwikke ling zijn blijven staan. Overzicht van het Mayarijk. Be lijnen geven de routes aan, die door Charles Lindbergli, ter opsporing van andere Maya-tempels, werden gevolgd. De periode, waarin deze eerste immigranten naar Amerika kwamen, is dus vrij gemakkelijk te bepalen. Overblijfselen van menschenskeletten of producten van menschelijke cultuur komen uitsluitend voor in be trekkelijk jonge aardlagen, terwijl de eerste bewoners erheen getrokken zijn, toen de menschelijke beschaving nog in haar kinderschoenen stond; de vroegst en de laatst mogelijke tijd naderen elkaar dus vrij dicht. Verder staat het ook wel vast, dat deze oorspronke lijke bewoners de voorouders van de Indianen moesten zijn, terwijl vermoedelijk ook de Eskimo's van hen afstammen. INDIANEN EN ESKIMO'S. Van welk volk stammen nu Indianen en Eskimo's af? Daar zijn ook de noodige fantastische theorieën over opgesteld; zoo beweren de Mormonen op het oogenblik nog, dat zij de „zeven verdwenen stammen van Israël" zijn. Een groot aantal Amerikanen zijn er vast van overtuigd, dat zij afstammelingen zijn van Prins Madoc uit Wales en zijn aanhangers, die in. 1170 Europa verlieten en den Atlantlschen Oceaan opvoe ren, waarna men nooit meer iets van hen gehoord heeft Anderen beschouwen de Indianen als afstam melingen van de Egyptenaren, Grieken, Romeinen, Ariërs, Japanners, Chineezen, Polynesiërs en wat al niet; er is ook een geheel nieuw vasteland, Mu, in den Stillen Oceaan bedacht waar de voorouders d»r Indi anen oorsp onkelijk gewoond hebben. De theorie, die de uitvinders zelf het meeste voldoening schenkt, is dat men in Noord-Amerika de wieg der menschheid moet zoeken! In werkelijkheid zijn de voorouders der Indianen en Eskimo's uit Noord-Oost-Azië gekomen, hetzij in boo ten, hetzij te voet over het ijs. Zij schijnen n.1. de Beringstraat overgestoken te hebben. Wij hebben dus te doen met Mongolen, waarvan ook de Japanners af stammelingen zijn. Wij hebben in Europa een volks verhuizing gekend van Oost naar West, die veroorzaakt werd door het opdringen der volkeren ln Midden-Azië; deze zelfde volkeren kunnen enkele Mongoolsche stammen ten Oosten van hun gebied voortgedreven hebben. Het is ook mogelijk, dat een natuurlijke neiging tot een zwervend leven aanwezig was. Deze immigratie zal op zichzelf wel eenigen tijd geduurd hebben; door dat de menschen zich vermenigvuldigden en als jagers en vissehers groote stukken grond noodig hadden voor hun levensonderhoud, verspeidden zij zich over het geheele land, voornamelijk naar het Zuiden. Ten tijde van Cfolumbus was Amerika reeds grootendeels be woond. Aardewerkfiguur uit den Mayatijd. De overeenkomst tusschen Indianen en Mongolen is duidelijk; die tusschen Eskimo's en Mongolen zal wel door niemand betwist worden. Zoo hebben zij zwart, steil en tamelijk grof haar; een spaarzame liehaamsbeharing; een scheeven stand der oogen; de zelfde vorm van tanden en andere overeenkomstige kenmerken van het gebit; hooge uitstekende juk beenderen en breede gezichten. EEN HOOGSTAANDE BESCHAVING. Hoewel de Indianen in enkele opzichten zeer primitief bleven en zich niet verder ontwikkelden, hadden zij aan den anderen kant eigenschappen, waardoor zij de. hoogstaande Maya-beschaving konden stichten op de' hoogvlakten van Guatamala. In enkele opzichten stond deze beschaving zelfs hooger dan die van de Grieken en Romeinen. Zoo kenden zij een jaar van 365 dagen, dat 18 maanden van 20 dagen bevatte en 5 schrikkel dagen. Zy kenden ook groote jaarcycli van 400 jaar en kleine van 52 jaar. Hoewel zij geen astronomische instrumenten kenden, waren zij vrij goed van de sterre- kunde op de hoogte; zoo wisten zij, dat hun jaar te kort was en af en toe werd een extra schrikkeldag in het jaar ingelascht. Hun kalender was de meest nauw keurige, die er ooit heeft bestaan met uitzondering van onze Gregoriaansche kalender, die pas 3 eeuwen in gebruik is. Bovendien kenden de Maya's het cijfer 0 minstens 700 jaar voordat het in Europa werd gebruikt. Zij kenden ook een schrift; hun oudste geschriften werden in te vergankelijk materiaal gegrift en zijn in het vochtige tropische klimaat verloren gegaan; wij weten dus niet, hoe dit schrift zich ontwikkeld heeft. Later werden de belangrijke gebeurtenissen echter in steen vermeld, doch jammer genoeg heeft men dit Mayaschrift nog niet kunnen ontcijferen. Tenslotte hebben zij het ver gebracht in de bouwkunst. Ieder heeft weieens afbeeldingen gezien van hun tempels, paleizen en steden. De oudste gebouwen, die nu nog gevonden worden, stammen uit de eerste eeuwen van onze jaartelling. Een van de best bekende Mayasteden in Chichen- ïtza is Yucatan. Deze stad is niet zoo oud als Hasac- tun, Copan, Palenque of Piedras Negras, doch zij is veel belangwekkender, omdat daar de beschaving uit den laatsten Maya-tijd zich vermengde met een lager staande beschaving uit de Mexicaansche vallei. Ver scheidene huizen zijn daar gebouwd op pyramiden, die uitsteken boven het omringende, altijd aanwezige kreu pelhout. Van Buiten zijn zij dikwijls bedekt met in steen gesneden afbeeldingen van'dieren, krijgslieden en slaven. Van binnen waren de muren bedekt met schil deringen van verschillende soort; er werden dikwijls tafereelen uit het dagelijksch leven of mythische monsters op weergegeven. Voor zoover men kan nagaan, zijn de Indianen in hun ontwikkeligsgang niet beïnvloed door andere volkeren. Wij hebben hier dus te doen met een zelf standig gegroeide beschaving; het ecnige, wat mis schien niet oorspronkelijk is, zijn de grondslagen: de beschaving, die de oudste Indianen uit hun vroegere vaderland hebben meegebracht. Doch voor zoover wij weten, zijn die grondslagen zeer primitief en kennen die oude immigranten slechts dingen als de speer, de harpoen, misschien de boog; verder het steenhouwen, de kano, de boor, het net en de mand, m.a.w. woo;rden verschillende soorten vlechtwerk. Zij moeten een tame lijk primitief volk geweest zijn, die vruchten, wortels en kruiden aten, voor zoover zij ze in het wild vonden; zij gingen uit op jacht of vischvangst, wanneer de omstandigheden er gunstig voor waren en anders hak ten zij boomen om en verwerkten het hout voor ver schillende doeleinden. Het is dus wel te begrijpen, dat zij naar het Zuiden trokken, waar het klimaat zachter was en de levensomstandigheden vooral voor hen gun stiger waren. Zoo werden op het laatst de hoogvlakten van Mexico en Guatamala het dichtst bevolkt; het sub-tropische klimaat, dat daar heerschte, schijnt voor hen een groote aantrekkingskracht te hebben gehad. Oude voorstelling van eerbetoon aan een Maya-vorst. Maya-relief, gevonden te Chichen Itza EEN INTELLIGENT RAS. Daar is 1 chaving ook tot den grootsten bloei gekomen. Zy wisten wilde planten te veredelen, waar door o.d. de mais is ontstaan, dat thans een zeer ge woon gewas is. Hierdoor werd het opslaan van voed selvoorraden vergemakkelijkt; gaandeweg zocht ook iedereen niet meer zijn eigen voedsel, doch er ontstond handel en de intellectueel begaafden konden al hun kracht in een andere richting concentreeren. Niet alleen de mais, doch ook andere oorspronkelijke Ame rikaansche gewassen, zooals aardappels en tabak zijn door de Indianen gekweekt. Uit alles blijkt, dat zij een uitstekend verstand hadden en een intensieven geest. Merkwaardig is het, dat zij slechts sporadisch ijzer gebruikten, hoewel dit metaal in overvloed werd aan getroffen. In enkele streken, waar uitstekende klei was, hebben zij geen aardewerk gemaakt; inplaats daarvan gebruikten zij manden. In andere streken muntten zij echter uit door mooi aardewerk, zoodat men als regel kan zeggen, dat overal waar men de mais kende, ook aardewerk werd vervaardigd. Dit heeft aanleiding gegeven tot de veronderstelling, dat al die plaatsen onderdeelen waren van één groot rijk en dat de onderdanen daarvan zich weinig met anderen be moeiden. De stelregel, dat de uiterlijke omstandigheden beschaving maken, wordt trouwens dikwijls tegenge sproken: zoo was de geheele Noord-Amerikaansche kust van den Stillen Oceaan begroeid met dichte bos- schen; in het Noorden werd op grooten schaal hout gebruikt voor kisten, borden, lepels, hoofdsieraden, totems en huizen. In het Zuiden werd hout echter weinig of niet gebruikt De met dezen onjuisten stel regel samenhangende meening, dat in tropische gebie den geen hooge beschaving kan ontstaan, wordt door de beschavingsgeschiedenis der Maya's eveneens tegen gesproken, want juist de warmere klimaten hebben hun. cultuur het meest bevorderd. Tenslotte zal een bescha ving wel niet afhangen van een klimaat op zichzelf, doch van de geschiktheid van dat klimaat voor het betrokken menschenras. (Nadruk verboden). Kort verhaal Een Dans-Idylle. Uit het Engelsch van SIDNEY JOHNSON. (Nadruk verboden). „De zaak is, brave kerel," zei Harlekijn, „dat Julie een gerucht ter ooren is gekomen, dat mijn plotseling ver trék naar Amerika een gevolg zou zijn geweest van het feit, dat ik mijn bescheiden kapitaaltje had verloren. Dus stuurde ze me een briefje, dat ze ons engagement uitmaakte." „En heb je werkelijk je geld verloren?" Harlekijn, of zooals hij onder gewone omstandigheden heette, Harold Tempest, lachte. „Neen. Ik maakte de reis niet om een baantje te zoe ken, zooals de' menschen dachten. Ik had een tip gekre gen waar een aardige duit mee te verdienen was en dat is gelukt ook!" „Dat is een felicitatie waard," zei zijn vriend harte lijk. „En je moet maar denken, Julie is niet het eenige meisje op deze wereld!" „Ik moet niets meer van meisjes hebben." verklaarde Harold grimmig. „Ik kan ze niet meer uitstaan. Julie heeft me doen inzien hoe onbetrouwbaar ze zijn. Je kunt op een vrouw geen peil trekken... ze zijn allemaal precies eender. Maar nu wat anders; kun je ook zeggen, hoe ik den volgenden dans kan meedoen? Ik heb geen partner meegebracht, zooals je ziet" „Dat hindert absoluut niet. Het gaat hier niet zoo vormelijk toe. Wacht maar tot de paren aan het dan sen zijn, dan loop je de zaal eens rond en vraagt het eerste muurbloempje het beste dat je ziet. Er zijn meer dames dan heeren." „Dank je," zei Harlekijn. „Het is doodjammer dat ik genoodzaakt ben met een meisje te dansen, maar dat is nu eenmaal niet anders. Maar ik zal haar laten mer ken, hoe ik over meisjes denk, en zoo kortaf tegen haar zijn als ik maar kan..." Op hetzelfde oogenblik begon de band weer te spelen. Harlekijn liep de zaal door en ontdekte al spoedig een Colomblne, die in haar eentje naar het dansen zat te kijken. „Ze ziet er niet onaardig uit," peinsde Harlekijn, „maar laat ik toch alsjeblieft niet vergeten, dat ik een vrou wenhater ben!" Hij maakte een buiging voor haar en vroeg haar op ouderwetsch-hoffelijke manier ten dans. Ze beantwoord de zijn verdoek met een allerliefsten glimlach en Harold gebruikte al zijn geestkracht om aan Julie en haar trouweloosheid te denken. Hij wenschte elk zachter ge voel ten opzichte van zijn aantrekkelijke danseuse te onderdrukken. „Ouderwetsdh of modern?" vroeg hij opeens. Ze staarde hem stom-verbaasd aan. ■^.Ouderwetsch of...?" „Walsen", verduidelijkte hij bruusk. „Dacht u misschien dat ik het over linnenkasten had?" „Ik begreep u niet," lachte Colombine. „Ik dacht dat de ouderwetsche wals zoo dood was als een pier." „Als dat zoo is, heeft de begrafenis in elk geval nog niet plaats gehad.", was Harold's antwoord. Het klonk vrij scherp. Ze dansten. „Wie en wat ze ook mag zijn, dansen ké.n ze," moest Harlekijn zichzelf bekennen. En hardop zei hij; om toch wét te zeggen: „Het la druk vanavond, vindt U niet?" „Ik vind juist dat het stiller is dan anders." „Komt U hier vaak?", vroeg Harlekijn. „Heel vaak; Ik houd buitengewoon veel van dansen." Columblne was zijn tafeldame aan 't souper en den dans na het souper deed hij met haar en den daarop volgenden dans en ook den dans, die weer daarna kwam... tot de finale toe Het leek wel of Harlekijn met zijn Colombine had afgesproken, Inplaats dat hij haar toevallig ontmoet had. Maar aan alle dingen komt een eind en om één uur in den morgen deed hij haar uitgeleide naar een taxi. „Dus ik mag u beslist niet naar huis brengen?" vroeg Harlekijn. Een goed opmerker zou zoowaar een smeekende klank in de stem van den vrouwenhater hebben ontdekt „Neen, dat heb lk u toch al gezegd. Maar wilt u mij niet vertellen, wie Harlekijn is?" „Natuurlijk." Van onder zijn maskerade-pakje haalde hij zijn por tefeuille te voorschijn en reikte haar zijn kaartje over. „Dank u." „En wil Colombine aan Harlekijn zeggen, hoe ze heet en waar ze woont?" vroeg Harold op zijn beurt. „Ik zal u mijn kaartje per post sturen; direct als ik thuiskom. Morgen ochtend hebt u het," beloofde ze, terwijl ze hem de hand toestak, een smalle, fijne, blanke hand, zooals hij niet verzuimde in de gauwigheid te constateeren. „Dag vriendelijke Harlekijn," zei ze, met een glim lach, die hij niet betooverend wilde vinden. Hij was immers vrouwenhater! De taxi reed weg. Harold keek, met iets schaap achtigs in zijn blik het voertuig na, tot het om den hoek van de straat verdwenen was. Den volgenden morgen niet zoo heel vroe^ werd hy in een buitengewoon opgewekte stemming wakker... hij had glad vergeten dat hij een vrouwenhater was! Zijn eerste gedachte was de post. Hij sprong uit bed en liep naar zijn zitkamer. Met van ongeduld trillen de vingers zocht hij tusschen de brieven. Daar was het... wat een aardige hand had ze! Hij opende de keurige enveloppe en... twee lange minuten deed hij niets dan maar wezenloos staren naar het velletje papier dat hij eruit had gehaald. Ziehier wat zijn verbijsterde oogen zagen: Londen, 13 Mei 1929. NOTA. Mr. Harold Tempest. Debet aan Miss Madelaine Hollier, Dansleerares en Professional Danspartner. Voor op 12 Mei gegeven danslessen1.1.0 Harol deed een uitroep hooren. die niet voor herha ling op deze plaats vatbaar is. En inderdaad, hy is nog altijd vrouwenhater De lezers van ons blad willen wij gaarne attent maken op de in dit nummer voorkomende advertentie van een door het Rijks-Nijverheidslaboratorium te Delft in te richten tentoonstelling van Nederlandsche klompen op Donderdag 8 Januari 1931 in het Noord-Hollandsch Kof fiehuis te Schagen. De bedoeling van deze tentoonstelling is zoowel den gebruiker als den handelaar in de gelegenheid te stel len kennis te nemen van het hooge peil onzer klompen industrie en van de verscheidenheid van modellen, welke in ons land gemaakt worden. Ons land staat hierin niet achter bij het buitenland. De kwaliteit is goed, dus mag de prijs naar verhouding ook goed zijn. Op een goeden klomp loopt men langer dan op een sleohte.n veel goed kooperen klomp. De tentoonstelling wil het „zaken doen" bevorderen en daardoor het afzetgebied van de Nederlandsche produc tie vergrooten. Wij mogen niet vergeten, dat opdracht tot levering aan Nederlandsche fabrieken de werkloosheid vermin dert of verhindert, hetgeen in het belang van het alge meen is. OPNAME REGENMETER R.L.W. SCHOOL TE In het afgeloopen jaar bedraagt de opgenomen neerslag in totaal 984.6 m.M. Vanaf 1912 t.m. 1929 was de gemiddelde neerslag 752.5 m.M. per jaar. Grootste neerslag in 1925 met 1010.6 m.M., laagste neerslag in 1921 met 506.1 m.M. MARKTOVERZICHT. Weer een verstelde marktdag, nu de gevolgen ble ven niet uit, weinig aangevoerd en weinig publiek. Vette koeien wat aanvoer betrof was 20 stuks meer bij de vorige week, maar natuurlijk niet normaal, maar enfijn, de volgende week is het weer anders en zal het wel beter worden. De handel in vette koeien was niet wild, de duurste koe werd verkocht voor 50 cents, naar omstandigheden redelijk. Op de stallen werd nog wel een beestje verhandeld. Op de markt was weinig aangevoerd, 't Weer moet ook beter wor den, dat natte weer werkt zeer tegen. In kalfvaarzen stil, In geldekoeien weinig drukte. De handel in nuchtere kalveren was zeer kalm, wat wij de laatste weken niet gewend zijn. De overhouders voor den dood golden minder, voor de weide werd niet gekocht, handel stil. Naar oude slachtschapen was niet veel vraag, prijsden 28—36 gulden. In de vette varkens was een trekkende handel, er is toch voor 24'A ets. verkocht, dus prijshoudend. Biggen en schrammen zachte prijzen, handel matig. Op de kippenmarkt niet veel aangevoerd. Wat er was is vlug verkocht. In het theater Royal Zaterdag en Zondag het boeien de filmwerk van den beroemden Russischen regisseur Toursjaniki „Wolga Wolga." In deze film worden de ruwe zeden geschilderd uit het Rusland der 17e eeuw, de roman van den kozakken- aanvoerder Stenka Razin, die om zijn eerlijk en oprecht karakter by zjjn volk zeer geliefd is. De regeering wenscht echter zijn uitlevering, want dan alleen zal aan zijn opstandig volk gratie worden ver leend. De Bojaar Mosorof moet hem dit meedeelen. Als Stenka Razin dit verneemt, ontsteekt hij in groote woe de en staat hij zijn mannen toe het paleis en de stad te plunderen: Een waar bloedbad zou aangericht zijn inr

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1931 | | pagina 6