PLANTEN IN KAMER EN TUIN. Waarnaar men luistert deze inleiding is gehouden, want bij de bemesting mag men den kalktoestand zeker nicl uit het oog ver liezen. Leerde men heel vroeger dat de groei der pianten bchecrscht wordt door 4 voedingsstoffen, n.1. kalk, kali, phosphor en stikstof, de laatste jaren is de kalk wel eens wat te veel op den achtergrond ge raakt en daarom is het goed om nog eens speciaal op de kalk als groeifactor de aandacht te vestigen. De waarheid welke besloten ligt in den kalktoestand is al heel oud; in zooverre heeft de inleiding spreker niets nieuws gezegd. Reeds vroeger wist men dat men op zure zandgronden de keuze der gewassen moest bepalen tot rogge en aardappelen. Behalve een goede quantitatieve bemesting zal men toch rekening moe ten houden met de juiste keuze- der meststoffen, te meer omdat diverse meststoffen ontkalkcnd werken. In hoofdzaken is spreker het in zooverre met den inleider eens. doch hij neemt een ander standpunt in als de inleider, waar deze beweert dat de kalk- kwestie voor kleigronden van niet zoo'n groot belang :s. De cijfers van de Noordhollandsche proefvelden zeggen inderdaad betrekkelijk weinig, doch sprekers ervaringen met het telen van stekbic:cn gaan een ge heel andere richting uit. Bieten (stekbieten) op klei grond zijn buitengewoon gevoelig voor een tekort aan kalk. In 1D27 gedurende een natte zomerperiode, kon het verschil in opbrengsten van kalkrijke en nict- kalkhoudende gronden in Groningen heel duidelijk worden aangetoond, zóó duidelijk zelfs, dat spreker een kaart ontwierp van 'n geheel gebied in het Noord- Westen van Groningen, waarop pcrceelen stonden aangegeven die veel cn die weinig opbrachten. Vele van deze akkers lagen op de jonge Dollardgrondcn, doch geheel afgezonderd van deze kwamen ook groote opbrengsteri voor bij die bouwers die geregeld ge bruik maken van groote hoeveelheden schuimaarde en woelklei. Deze boeren hadden verreweg de beste opbrengsten. Hieruit kan men afleiden dat de kalk- kwestie ook bij de kleigronden wel degelijk een rol speelt. Verder heeft spreker te Scheemda in 1927 een kalkprocfvcld aangelegd, gebaseerd op de uitkomsten van een grondonderzoek verricht door Maschhaupt. Hoewel spreker op een gedeelte de dubbele hoeveel heid kalk gebruikte die Maschaupt noodig achtte, was in drie jaren tijd nog geen enkel resultaat te zien. Spreker wil dit niet wijten aan de kalk, maar wel hieraan dat de gebruikte hoeveelheden lang niet toereikend waren om eenig effect te weeg te bren gen. Vandaar dat spreker dc meening is toegedaan: Veel kalk, zeer veel, geen honderden, maar duizen den K.G. op stijve, ontkalktc kleigronden. Wanneer wij schuimaarde of woelklei zien gebruiken, gaat dit immer ook met tienduizenden K.G. tegelijk. Verder heeft de inleider gezegd dat differentie van de ge wassen op kleigronden ten opzichte van rlen kalk toestand weinig tot uiting komt. Ook hierin moet spreker van mecning verschillen op grond van zijn ervaringen in Groningen. Aldaar verwerkte een boer groote hoeveelheden slik van de cartonfabrieken op zijn land, die hij vooraf op kalkgchalte had laten onderzoeken. Mosterd en suikerbietenzaad deden het hierop heel best, doch bij haver en rogge maakte het geen verschil uit. Bij mosterd en suikerbietenzaad was de invloed van den kalktoestand evenwel zeer duidelijk merkbaar. In kalkarme gronden maken de planten een onvoldoend wortelstok Dit kon spreker ervaren op rodoorngrond en gronden waaronder darg voorkwam. De op deze gronden geplante stekbieten maakten heel voel zijwortcls. De heer Ir. G. Veenstra meent uit het medegedeelde van den heer II. Visser te-mogen opmerken, dat hij aanvullingen gegeven heeft van zijn betoog; in groote lijnen is er overeenstemming. Alleen deed inleider uitkomen het verband dat door het laboratoriumon derzoek kon worden gelegd tusschen de hoeveelheid kalk welke een gewas vercischt, en dc hoeveelheid welke aanwezig is. En verder blijkt het dat dc zure kleigronden door hun bufferend vermogen beter een stoot kunnen verdragen en dat ccn differentie der gewassen niet altijd valt te constatecren. De Voorzitter zegt dat toen den heer Ir. G. Veenstra werd verzocht een inleiding te houden over den kalk toestand, deze daarop liet volgen dat er over dit on derwerp weinig nieuws zou zijn te vermelden. Toch is het zeker goed gezien om deze inleiding te hou den. Wc hebben de geheelc materie nu weer eens overzichtelijk verwerkt. De inleider heeft daarvoor ze ker heel wat materiaal moeten verwerken, hetgeen een niet te onderschatten arbeid is. Wij brengen hem dank voor de moeite en hopen in den vervolge nog maals een beroep te mogen doen op zijn medewer king. Verder richt de Voorzitter zich tot den heer Wai- boer, ammunuensis-concïerge der R.L.W.S., waarvan het bekend is dat hij de Vereeniging een warm hart toedraagt en dit ook nu weer getoond heeft, door het in de puntjes verzorgen van het projectie-apparaat, Hij hoopt dat de heer Waibocr nog lange jaren een steun der Vereeniging zal blijven. Ten slotte richt de Voorzitter zich tot de aanwezi gen; het geregeld bezoek aan deze cursusvergade ringen zal voor het Bestuur een spoorslag zijn om op deze wijze verder te gaan cn hij roept dan ook allen toe een hartelijk weerziens toe in het volgend seizoen. Hiermede is deze serie lezingen gedurende het win terhalfjaar 19301931 weer besloten. (Vragen en mededeelingen, deze rubriek betreffer. de, in te zenden aan den heer K. van Keulen, Loots- straat 24 Ile étage, Amsterdam (West). Zou ik de vragers en vraagsters eens mogen verzoeken bij hun vragen ook eens een paar mededeelingen te willen neerschrijven van ondervindingen, die zij opgedaan hebben bij het kweeken hunner planten. Zij dienen haarmee ook weer anderen, want mededeelingen zal ik gaarne opnemen in mijn rubriek. VRAGENBUS. Mej. T. B.-V., 't Zand, schrijft mij het volgende: Gaarne zag ik onderstaande vragen in de Schager Courant beantwoord: Welke grondsoort verlangt een palm? Ik weet niet wat soort palm het is en er zitten kleine witte stip peltjes op. Is daar ook iets tegen te doen? En mijn Epiphyllum Truncatum laat altijd veel knoppen vallen en in den zomer veel jong blad. Dan heb ik nog plantjes staan van dadelpitten. De blaadjes zijn ongeveer dertig c.M. lang. Weet U ook of de bladeren later gaan spreiden? Het is toch een soort palm? Ze hebben nu nog meer van gras. Weet U ook of ze mooi worden? Ze zijn een jaar oud. Is een Oranjeappelboompje blijvend of sterft het af als er besjes aan zijn geweest? Kan men Chrysanthen stekken met goed gevolg van toppen? Antwoord: Palmen verlangen betrekkelijk een zwaren grond, die echter niet te hard mag worden. De beste grond zou zijn: graszodengrond vermengd met bladgrond. Kleigrond, met bladgrond gemengd, kan ook dienst doen. De witte stipjes op de bladeren van uw palm zul len dopluizen zijn. U moet de luizen voorzichtig los maken, met een stokje, zonder de bladoppervlakte te beschadigen. Daarna de bladeren afsponsen met zeep- spiritus, zooals ik dat een paar weken geleden opgaf voor het bestrijden van bladluizen. Zijn de luizen er al af. dan wordt de kleur niet meer groen. Epiphyllum Truncatum (wat weet U den naam goed) laat vooral de knoppen vallen en het jonge blad, bij een temperatuursovergang, dus van buiten naar binnen of van een koude naar een warme ka mer. De overgang moet zoo geleidelijk mogelijk ge schieden. 's Zomers moet U veel water geven en ook wat vloeimest. Na verloop van twee a drie jaar vormen de Da delpalmen pas de waaiervormige bladeren. Ze wor den wel mooi. Oranjeboompjes zijn overblijvende heestertjes. Chrysanthenstekken kunt U beter nemen van grondscheuten, het is echter ook mogelijk zijscheu- len uit het houtachtige gedeelte op te kweeken. Als U bedoeld de toppen van kruidachtige scheuten, dit gaat heel best en wordt vood het overgroote deel toegepast. Mej. H. v. S.-G. te Aartswoud vraagt: „Gaarne wou ik inlichtingen hebben over een Cyclamen. Mijn dochter heeft er een, waar de bladeren goed van groeien en de knoppen van verwelken. Ze brandt 's avonds de lampen met brongas Zou dat de oor zaak ook zijn? De zon zien ze niet, maar mijn plan ten natuurlijk evenmin, maar die knoppen doen het toch wel goed." Cyclamen bloemen zijn erg gevoelig. Het kan dus best zijn, dat het gas de oorzaak is van het verwel ken. Maar heeft de plant van uw dochter niet 't te war me standplaats. Cyclamens moeten niet warmer staan dan in een temperatuur van 50 gr. Fahr. of misschien giet zij de plant op den knol. Daar kunnen Cyclamens ook heelemaal niet tegen. Misschien hebt U aan deze gegevens iets, dat U van dienst kan zijn. Amsterdam. K. VAN KEULEN. kleigronden een slechtere werking dan kalksalpeter. Proefvelden waarop ccn daling van den kalktoe stand door gebruik van zure meststoffen is gecon stateerd, zijn niet bekend. Evenwel mag verondersteld worden dat evenals op de zandgronden, hierdoor op den duur verzuring zal optreden. Eén groot verschil zal er echter zijn met de zandgronden en wel dit, dat het proces zich langzamer zal voltrekken. Reeds deelde ik mede, dat bij de zandgronden he: alleen de humus was, die den grond zuur maakte, terwijl hij de kleigronden ook de klei een woordje mee sprak. Het zure effect van de zwavelzure ammoniak ver deelt zich bij de kleigronden dus over de humus en de klei, terwijl in de zandgronden de stoot alleen door dc humus moet worden opgevangen. Men spreekt dan ook bij kleigronden van een groot bufferend vermogen cn dit wordt grooter, naarmate het humus- en kleigehnlte hooger is. Hoe zwaarder dus de grond, hoe minder gauw de kalktoestand daalt door aanwending van zure mest stoffen. De wenscholijkheid van het brengen in een goeden kalktoestand is tenslotte een kwestie van berekening en het spreekt vanzelf, dat de hoeveelheid kalk die moeten worden aangewend, daarbij ccn groote rol spelen. Zoo moet op sommige gronden 30 a 40.000 K.G. kalk worden gebruikt om ze theoretisch op plus 30 te brengen. De kosten hiervan bedragen f500 tot f 800 per H.A. Eer hiertoe wordt overgegaan, moet wel heel zeker het resultaat vaststaan. Een afzonderlijke bespreking is noodig voor de graslanden op de zware gronden. Vele jaren geleden, toen men' het begrip kalktoe stand nog niet had ingevoerd, werden reeds bekal- ^kingsproevcn op grasland aangelegd. Uit latere on derzoekingen is af te leiden, dat men daar wel met i'kalktoestanden vrij ver beneden het niH-punt had te maken. De resultaten die destijds werden verkregen waren nihil of zeer gering. Proeven in Friesland gaven geen of onvoldoende resultaten, zelfs hij aanwending van 10.000 K.G. kool zure kalk per H.A. Op de veenachtige kleigronden in Noordholland 'werden sinds 1905 gedurig kalkproeven op grasland aangelegd. Hei procfveldverslag van 1905 vermeldt, <lnt dc bemesting met kalk tot nog toe- in vele ge vallen niet heeft kunnen beantwoorden aan de ver wachtingen, die men daaraan koesterde. Van een proefveld te Sloterdijk wordt gezegd, dat de kalkbemesting niet werd vergoed door het meer dere hooi, eveneens niet te Ransdorp. In het verslag van 1907 staat geschreven, dat sinds vele jaren in Noordholland is gebleken, dat kalk bemesting niet voordcclig is. Op een gedurende 5 jaren lang aangehouden proef veld te Wnrder bleek een gift van 2000 K.G. ge- bluschte kalk weinig uitwerking te hebben. In het venige kleigebied rondom Krommenie zijn In 1929 ccn 5-tal proefvelden aangelegd, welke ten doel hadden na te gaan of op deze gronden, met een kalktoestand van min 8 tot min 17, mot ongeveer (10 klei, 10 zand cn 30 humus, op een kalk bemesting reageerden. Verder werden naast elkaar vergelken zure en basische meststoffen. Uit de thans over twee jaren bekende resultaten blijkt, dat 3000 K.G. mergel het eerste jaar inplaats van oogstver- meerderend te werken, de opbrengst drukte, iets wat op meerdere plaatsen is geconstateerd. Het tweede jaar, nadat opnieuw 3000 K.G. mergel was gegeven, was het, ofschoon niet veel, iets beter. ErNblcck thans op de kalkperceeltjes iets meer te zijn gegroeid. Als de beweging zich in dezelfde richting voortzet, zal in 1931 een opbrengstvcrmeerdcring door dc kalk als een vaststaand feit kunnen worden aangenomen. Dit onoet echter worden afgewacht en thans kan dus aan de kalk nog geen groote positieve werking wor den toegekend. Zooals in de morgenvoordracht werd betoogd is theoretisch in. den beginne ook geen wer king te verwachten, zoodat omtrent dit proefveld nog geen vaststaande conclusie's kunnen worden getrok ken. In 1929 en 1930 in versterkte mate gaf dc kalkr salpeter beter resultaten dan do zure zwavelzure am moniak. Superfosfaat gaf 't eerste jaar beter resultaten dan Thomas Slakkenmeel; in 1930 stonden ze zoowat ge lijk. In 1930 gaven super en zwavelzure ammonik eener- zijds ook kleiner opbrengst dan kalksalpeter en Tho mas Slakkenmeel anderzijds. Ofschoon in zwakke mate .schijnen er hier aan wijzingen te zijn, dat een bemesting in de basische richting gewenscht is. Voorstanders van de kalktocstandstheorie meenen dat geconstateerd is, of wat ook gedaan wordt, te kunnen afleiden, dat al moge door 't brengen in den goeden kalktoestand de opbrengst in K.G. niet vooruit gaan, de kwaliteit zoo vooruit zal gaan. Tot dusverre heb ik niet met 't zelfde vuur dit kunnen verdedigen, dan door sommigen werd gedaan. In 1929 was er bij do bovengenoemde proefvelden geen verband te vinden tusschen kalkbemesting en een b.v. hooger eiwitgehalte. Ook gaf 't tegenwoordig in het middelpunt van de belangstelling staande J-.alkgehalte van het hooi geen aanwijzing. In 1930 heeft een kalkbemesting evenwel het kalkgehalte van bet hooi ecnigszins verhoogd. Door den heer Cleveringa werden in Gelderland verschillende proefvelden op kleigrasland aangelegd; de resultaten zijn verschillend. Hier werkte de kalk sterk opbrengst-verhoogend, daar weer minder en op een ander proefveld deed het vrijwel niets. Het standpunt van den heer Cleveringa staat ver meld in de Veldbode van 24 December 1930 en is dus van zeer rcccnten datum. Het grasland is volgens hem een product van den bodemtoestand, terwijl verder zoowel de opbrengst als do smaak en de voedingswaarde wordt beheerscht door den kalktoestand. De meest gewcnschte kalk toestand zou voor klei-grasland plus 30 zijn. Hij meent ook, dat bij een zeer slechten kalktoe stand, zooals min 10 tot min 20 het gebruik van kalk eerst geen opbrengstvermeerdering kan geven; de kwaliteit zou echter beter worden. Eerst als de betere grassen de slechte hebben ver drongen zullen ook meer K.G. worden geoogst. Bij een kalktoestand minder ver beneden den nul- toestand, waar nog behoorlijke goede grassen groeien, zou een kalkbemesting dadelijk opbrengst vermeer derend werken. ,,'t Beste resultaat wordt verkregen",'zoo gaat het verder, „als 't grasland een paar jaar als bouwland wordt gebruikt en in dien tijd op de meest geschikte tijdstippen van kalk wordt voorzien Is de juiste kalk toestand verkregen en wordt nu voor inzaaiing een goed mengsel gebruikt, Jan behoeft niet te worden gevreesd voor sukkeljaren. Direct slaan de goede grassen aan en in enkele jaren zal een dichte zode ontstaan." Tot zoover de heer Cleveringa. De heer Maschhaupt. Directeur van het R. L. Proefstation le Afd. te Groningen, heeft zich in ver scheidene Veldbode-artikelen en ook in zijn voor drachten getoond als iemand, die, ofschoon in vele gevallen het nut van een kalkbemesting niet ont kennend, meent, dat de voor de kleigronden opge stelde kalktoestandswet zeer zeker niet voor alle soorten kleigronden geldt en voor zoover 't al zou kunnen gelden ze nog door onvoldoende proefnemin gen is vastgesteld. De adviezen welke van zijn laboratorium uitgaan zijn dan ook in vele gevallen van dien aard, dat, voor zoover de uitslag er aanleiding toe geeft, proefne mingen met kalk worden aangeraden. Alleen in sterk sprekende gevallen en speciaal op bouwland, wordt een kalkbemesting aangeraden. Deze bemes ting hoeft dan meer de bedoeling d e structuur te verbeteren, dan wel de kalktoestand in den aanbevolen toestand te brengen, al wordt door hem het verband tusschen deze twee bij vele kleigronden niet ontkend. Kleibouwgronden, welke wat structuur betreft, nieU te wcnschen overlaten, behoeven volgens Maschhaupt niet altijd voor kalkbemesting in aan merking te komen, ook niet al is de kalktoestand iets beneden nul. In 't voorgaande werd reeds als voorbeeld ge noemd de kleigrond te Harkstede. Juist de gronden niet veel humus zouden zich wei nig aan den kalktoestand storen. Volgens 'een mede deel ing van Maschhaupt, moet men ook in Zweden tot deze conclusie gekomen zijn. Wel werkt men daar niet met kalktoestand, doch met de zuurgraad. Waar deze begrippen elkaar dekken, mag ook van kalk toestand worden gesproken. „Naar onze meening", schrijft Maschhaupt, „stellen de gewassen geen vaste eischen aan den zuurgraad, noch aan den kalktoestand van den grond; deze eischen verliezen aan beteekenis, worden ruimer, naarmate de grond rijker aan humus en klei is. Van een voor alle gronden geldende kalktoestandswet is o.i. dan ook vermoedelijk geen sprake." Waar bij grasland en vooral oud grasland de structuur niet die rol speelt als bij bouwland, be hoeft zoolang door geen meerdere proeven de wen- schelijkheid is aangetoond, vooral daar niet te wor den overgegaan tot bekalking naar plus 30. Als wordt samengevat wal in 't voorgaande is me- dedeeld, dan zien we 't volgende. De kalkrijkdom van kleigronden is over 't geheel en vooral in vele streken van Noord-Holland grooter dan van zandgronden. Ook t.o.v. van het nulpunt komt dit tot uitdrukking. Op de rivierkleigronden in Gelderland blijken d»> cultuur-gewassen gunstig te reageeren op een kalk toestand boven 0, de kalktoestand plus 30 schijnt aldaar 't meest gewenscht te zijn. In andere provinciën zijn daaromtrent! stelselma tige proefvelden opgezet. Twee kalktoestandsproef- velden in N.-Holland bleken gunstig te worden be ïnvloed door knlkbemestingen, welke den toestand flink boven nul brachten. Andere proefvelden aldaar gaven minder goede resultaten. Maschhaupt stelde vast dat sommige venige klei gronden met een lagen kalktoestand beslist geen opbrengstverhooging geven door opvoering van den kalktoestand. Cleveringa constateerde Jat ook grasland den toestand plus 30 prefereerde, terwijl door vele an deren geen gunstige resultaten werden verkregen door opvoering van den kalktoestand. Loopende proe ven in Noord-JIolland gaven het eerste jaar hetzelf de beeld, het tweede jaar waren de resultaten iets meer in 't voordeel van den hoogeren kalktoestand. Door het grootere bufferend vermogen van klei gronden zullen ontkalkende meststoffen niet die in vloed op kleigrond hebben als op zandgrond. Cle veringa constateerde echter, dat ook zwavelzure am moniak op zuren kleigrond slechter resultaten gaf dan kalksalpeter. Nauwkeurig opgezette proeven hier te lande heb ben nog niet bewezen, dat de kalktoestand van klei grond door zwavelzure ammoniak wordt verlaagd. Theoretisch mag dit wel worden verwacht. Vele kleigronden zouden, indien ze op 't door Cle veringa verlangde peil werden gebracht voor eenige honderden guldens per II.A. aan kalk moeten ont vangen. Uit het hier weergegevcne blijkt, dat wat de klei gronden betreft de heer Cleveringa nog weinig steun heeft gekregen door resultaten in andere provin ciën. Ik wil daarmede de waarde van deze Geldersche proeven in 't geheel niet ontkennen, integendeel voor de Geldersche rivierkleigronden kunnen ze van groote beteekenis zijn. De weinige goed opgezette proeven in andere provinciën, en voorzoover ze dan wel genomen zijn, de soms afwijkende resultaten verhinderen evenwel reeds nu de door Cleveringa getrokken conclusies als algemeen geldend te verklaren. Vooral wat het grasland betreft moet hier de noo- dige voorzichtigheid worden betracht, speciaal op de venige kleigronden. Het probleem is nog volop in onderzoek en zoo lang hieromtrent nog geen meer positieve uitspraken kunnen worden gedaan, is 't niet gewenscht al de graslanden op de kleigronden in den toestand plus 30 te brengen. Wel zal het aanbeveling verdienen de sterkst naar de minzijde afwijkende gronden geleidelijk aan iets te ontzuren door lichte kalkbemesting, terwijl verder als meststoffen kunnen worden gebruikt o.a. Tho- masslakkenmeel en Kalk- en Chilisalpeter. Bevat de grond nog ruim koolzure kalk, dan kan ook zwavelzure ammoniak en super worden ge geven. De bepaling van den kalktoestand gaat steeds ge paard met de vaststelling van het kleigehalte. Dit laatste kan zekere aanwijzingen geven over den kalirijkdom. Het is n.1. bekend dat de kali hoofd zakelijk is gebonden aan de fijnere deeltjes. Hoe meer van die fijnere deeltjes nu aanwezig zijn hoe meer kans er bestaat, dat een kalibemesting achter wege kan blijven. Men veronderstelt verder, dat de ontkalking ver gezeld is gegaan met verlies aan kali, zoodat bij een grond met lagen kalktoestand eerder kaligebrek wordt verwacht dan bij een meer kalkrijken bodem met evenveel afslibbare deelen. In verband met het feit, dat de meest gewenschte toestand, voor zoover hier sprake van kan zijn, bij kleigrond nog niet door een voldoend aantal proeven in de verschillende gebieden is vastgesteld, heeft het kalktoestandsonderzoek nog niet die waarde, welke er soms aan wordt toegekend. Vooral voor graslan den, waar minder rekening behoeft te worden ge houden met de structuur, is 't nut van het algemeen onderzoek nog zeer dubieus. Hoogstens kan het ons eenige aanwijzing geven omtrent de te gebruiken kunstmeststoffen. Wat het gebruik van zuren en basische meststoffen betreft, kan echter ook een inzicht worden verkre gen door eenvoudiger onderzoekingsmiddelen, zoo als de eenvoudige koolzure kalkbepaling van Pas- son en de zuurgraadbepaling volgens Comber. Het in groote hoeveelheid opzenden van grondmonsters kan dus in 't algemeen nog niet worden aanbevolen. Toch wil dit alles in 't geheel niet zeggen, dat het kalktoestandsonderzoek in bijzondere gevallen geen aanbeveling verdient. In de eerste plaats kan het personen bij den land- bouwvoorlichtingsdienst betrokken, een ruimer in zicht verschaffen en dus van belang zijn voor de aan de practijk te geven adviezen. Ten tweede kan het voor verontkalkte kleibouw gronden aanwijzingen geven omtrent de te gebruiken hoeveelheid kalk. Ten derde kunnen aanwijzingen worden verkregen omtrent de wenschelijkheid van kalibemesting. Uit dit alles blijkt dat het voorloopig slechts in bijzondere gevallen aanbeveling verdient de klei grond op kalktoestand te laten onderzoeken en dat dit onderzoek slechts aanwijzingen kan geven. Misschien is 't mogelijk, dat door samenwerking van proefstation, landbouwvoorlichtingsdionst en practijk waarnemingen worden gedaan, welke in het vervolg een meer algemeen geldende positieve uit spraak mogelijk maken. Ook nu weer illustreerden eenige lantaarnplaatjes het gesproken woord. De heer H. Visser betuigt zijn waardeering over de duidelijke wijze waarop do inleider de diverse stroo mingen welke bestaan op het gebied van het kalk- toestandsvraagstuk naar voren heelt gebracht. Ver der brengt hij hulde aan de heeren lludig en Cleve ringa, die in deze baanbrekend werk hebben verricht tot heil voor den N'ederlandschen landbouw. Want voor spreker staat het vast dat het grondbeginsel van den kalktoestand waas is; we nïoetcn ons daarbij niet te vfcel verdiepen in kleinigheden en gnadiatic- verschiilen, want dan kunnen de heeren landbouw- voorlichters elkaar niet vinden. De foto's die daar dan ook zijn vertoond, hebben voor spreker niet de minste waarde. Opbrengstcijfers moeten het zijn, die tot het verstand spreken. Toch is het zeer goed dat Vrijdag 30 Januari. Hilversum (1875 M.) V.A.R.A. 8.00 Gramofoonnvuziek. V.P.R.O. 10.00 Morgenwijding. V.A.R.A. 10.15 Voordracht door Louis van Gasteren; 10.30 Zie- kenuurtje; 11.30 Gramofoonmuziek. A.V.R.O. 12,302.30 Concert door het Omroep-Orkest o.l.v. Nico Treep. Plano-voordracht door Marie HartzerStibbe; 2.303.00 Uitzending voor Scholen; 3.004.00 Middag- muziek door het AVRO-Kwintet. V.A.R.A. 4 00 Orgelspel door Johan Jong; 4.30 Knutselwerkjes voor kinderen; 5.15 Gramofoonmuziek; 5.30 Vocaal en instrumentaal concert; 6.55 Actueele mededeelingen uit de Arbeidersbeweging; 7.10 Cursus door W. H. Vliegen: Oorsprong, geschiedenis en hedendaagsche stand der socialistische beweging; 7.30 Politieberichten; 7.45 Gra mofoonmuziek. V.P.R.O. 8.00 Tijdsein; 8.01 Catechisatie door Ds. F. W. J. van den Kieboom; 8.30 Concert: 9.00 Spreker: Dr. Herman Wolf. Onderwerp: Franz Werf el als dramaticus; 9.30 Concert; J.0.00 Persberichten van het Vrijzinnig Gods dienstig Persbureau; 10.05 Vaz Dia"; 10.15 Voordracht uit eigen werk, door Ina BoudierBakker; 10.45 Gra- mofoonplaten. V.A.RA. 11.00 Gramofoonmuziek; 12.00 Sluiting. Huizen (298 M.) K.R.O. 8.00—9.15 Gramofoonmuziek; 11.30—12.00 Halfuurtje voor zieken en ouden van dagen; 12.001.30 Lunchmu- ziek door het K.R.O.-Quintet; 1.302.00 Gramofoon muziek; 2.002.45 Kookpraatje; 2.454.15 Orgelconcert uit de St Dominicuskerk te Amsterdam door Evert Haak; 4.154.30 Verzorging van den zender; 4.305.15 Concert door het Vrijwillig Muziekcorps le Regiment Huzaren te Amersfoort o.l.v. Kapelmeester Mathijs Kljjnen; 5.155.30 Spreker: Max K. Gerlsch over „Tou risme in Duitschland"; 5.306.00 Vervolg Concert Staf- muziek; 6.006.25 Tuinbouwhalfuurtje door J. v. Roos malen. Onderwerp: Cultuurzorgen en ziektenbestrijding; 6.256.45 Vervolg Concert Stafmuziek; 6.457.15 Cur sus Engelsch; 7.157.45 Spreker: Dr. W G. N. v. d. Sleen. Onderwerp: Indië als toeristenland; 7.45—9.00 Concert door het K.R.O.-Orkest o.l.v. Johan Gerritsen. Solist: G. Hengeveld (piano); 9.00 Nieuwsberichten van Vaz Dias; 9.159.30 Vervolg Concert; 9.3010.00 Lezing, 10.0010.45 Vervolg Concert; 10.4512.00 Gramofoon muziek. Zaterdag 31 Januari Hilversum (1875 M.) V.A.R.A. 8.00 Gramofoonmuziek. V.P.R.O. 10.00 Morgenwijding. V.A.R.A. .10.15 Uitzending voor arbeiders in de continu-bedrijven. Met medewerking van het VARA-Septet; 12.00 Politie berichten; 12.30 Orgelspel door Joh. Jong; 1.00 Onder breking voor verzorging van den zender; 1.30 Gramo foonmuziek; 2.25 Kwartiertje voor het Instituut voor Arb. Ontw. 2.40 Gramofoonmuziek; 2.45 Paedagogisch Concert; 4.15 Cursus Duitsch; 4.45 Concert door Piet Zwager (tenor) en Johan Jong (piano); 5.00 Populaire Kunstbeschouwing door Otto van Tussenbroek; 530 Vervolg Concert; 5.40 S.D.A.P.-Kwartiertje; 5.55 Gramo foonmuziek; 6.00 Concert, te geven door het Kinder koor „De kleine Stem" uit Assen; 6.30 Literair half uurtje door A. M. de Jong; 7.10 Gramofoonmuziekj 7.30 Politieberichten; 7.45 Gramofoonmuziek; 8.00 Popu laire avond, met medewerking van het VARA-Orkest o.l.v. Hugo de,Groot, Marguerite Couperus (zang), Johan Jong (plano); 9.00 Bestuursmededeelingen door A. de Vries; 9.10 Vervolg Concert; 10.50 Persberichten van Vaz Dias; 11.00 Gramofoonmuziek; 12.00 Sluiting. Huizen (298 M.) K.R.O. 8.00—9.15 Gramofoonmuziek; 11.30—12.00 Godsdienstig halfuurtje; 12.00 Tijdsein; 12.01—1.30 Lunchmuziek door het K.R.O.-Sextet; 1.30—2.30 Gramofoonmuziek; 2.30 3.00 Vragenhalfuurtje voor jeugdige personen; 3.00 4.30 Kinderuurtje; 4.30—5.00 Verzorging van ien zender: 5.00—6.00 Gramofoonmuziek; 6.01—0.15 Nieuwsberichten in Esperanto; 6.156.35' Journalistiek weekoverzicht door Paul de Waart; 6.356.45 Gramofoonmuziek, 6 45 7.15 Esperanto-cursus; 7.157.45 Lezing over: Sociale Problemen op Java; 7.458.45 Zang door het Dames koor o.l.v. Suze ten Napel; 8.459.00 Nieuwsberichten van Vaz Dias; 9.00—11.00 Aansluiting aan de Groote Zaal van den R.K. Volksbond te Eindhoven. Concert door het K.R.O.-Orkest o.l.v. Johar. Gerritsen, met medewerking van solisten; 9.3010.00 Gramofoonmu ziek; 10.00—11.00 Vervolg Concert; 11.00—12.00 Gram" foonmuziek.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1931 | | pagina 10