Alitlttl BïtlWS- r LU Vrouwen en de Engelsche rechtspraak. Per vrachtauto door Turkije. Uitgevers: N.V. v.h. TRAPMAN Co., Schagen. Eerste Blad. Arrondissements Rechtbank te Alkmaar. Woensdag 25 Februari 1931. SCHAEBR 74ste Jaargang No. 8822 CODRANT. Dit blad verschijnt viermaal per week: Dinsdag. Woensdag, Donder dag en Zaterdag. Bij inzending tot s morgens 8 uur, worden Adver- tentiën nog zoovee) mogelijk in het eerstuitkomend nummer geplaatst. POSTREKENING No. 23330. INT. TELEF. No 20. Prijs per 3 maanden fl.80. Losse nummers 6 cent. ADVERTEN- TIcN van 1 tot 5 regels f 1.10, iedere regel meer 20 cent (bewijsno. inbegrepen). Grootere letters worden naar plaatsruimte berekend. DIT NUMMER BESTAAT UIT TWEE BLADEN- Voor tien jaar terug een ingrijpen de verandering voor den conserva tieven geest van Engelsche rech ters en advocaten. (Van onzen Engelschen Brief-s$irijver.). 21 Februari 1931. HET was de vorige maand omstreeks den tien den of elfden, precies tien jaar geleden, dat in Engeland voor de eerste maal een ge mengde jury werd samengesteld. In plaats van de gewone twaalf mannen, namen in de jury- bank tegenover Rechter Horridge zes mannen en zes vrouwen plaats. Dat was een ingrijpende verandering voor den con- eervatieven geest van de Engelsche rechters en ad vocaten. „Ik heb me al zitten afvragen", zoo verklaar de de pleitende advocaat bij deze gelegenheid, „hoe ik een gemengde jury dien toe te spreken. Ik heb al tijd gentlemen gezegd. Zal ik dat nu maar veranderen in gentlefolk?" Maar de rechter kon hem inlichten. „Wij hebben deze aangelegenheid te zamen besproken", zoo ver klaarde hij „Volgens ons oordeel zou de betiteling: Dames en heeren van de jury, te veel op een diner speech gaan lijken. Wij hebben daarom besloten, dat Leden van de jury de beste naam zal zijn." Met deze duidelijke instructie voor zich, stak de advocaat vol goeden moed van wal: „Leden van de jury Maar het begin van een pleidooi is heel wat an ders dan het midden er van. Al spoedig geraakte de advocaat in vuur en meteen was het mis met zijn speech. „Heeren", zei hij, „ik bedoel dames, nee, le den wou ik zeggen, jullie van de jury, zes mannen en zes dames, o nee, vrouwenEn ,op dat punt bleef hij steken. Eenige o ogenblikken later kreeg hij het weer be nauwd. Het Was een echtscheidingszaak, waarin de advocaat stond te pleiten, en hij bevond zich in de noodzakelijkheid, ter wille van zijn cliënt, een brief •voor te gaan lezen. Voor een jury van mannen zou hij den bewusten brief met het grootste genoegen ten gehoore hebben gebracht Maar nu stond hij te aar zelen. „Wat jammer", zoo zei hij, „dat hier vrouwen zitten." „Daar is niets aan te doen", onderbrak hem de rechter. „Dat is de wet." Ja. de Engelschen zijn een heel kiesch volk. Zou den onze Hollandsche advocaten ook zoo in de war gebracht zijn? Misschien. Maar ik herinner me eenige lezingen over Grieksche literatuur, die ik eenige jaren gele den in ons land bijwoonde. De redenaar beheerschte zijn onderwerp volkomen, en vertelde met veel ani mo. Nu is die Grieksche literatuur niet altijd precies spijs voor een jongedames kostschool, en het gehoor bij deze lezingen bestond voor een gedeelte uit luiste raars, die op een dergelijke inrichting zeer goed op haar plaats geweest zouden zijn, Of de redenaar 'daarom minder geschikte passages oversloeg? Verre daar van. Hij begon dan altijd met een kleine inlei- 'ding: „Ja, wat nu komt is niet zoo heel erg netjes, •maar ik mag het toch de dames en heeren niet ont houden." En dan stak hij van wal, zonder ooit de minste verlegenheid te laten blijken, voor zoo ver ik kon nagaan. Er gebeurden nog wel eens eigenaardige dingen in die eerste tijden, toen vrouwen zitting hadden in de jury. Zooals men weet, moeten alle zaken wijken voor rechtszittingen. Als iemand tot lid van een jury wordt benoemd, kan hij alleen door ziekte, en met overlegging van een doktersattest, van zijn verplich ting worden ontslagen. Vreemd moet de rechter wel hebben opgekeken, toen een van de vrouwelijke jury leden in die eerste dagen van gemengde jury's hem zei, dat ze 's middags een gewichtige vergadering had en vroeg of ze er een uurtje uit kon breken. Maar vreemder keken de advocaten en andere aanwezigen op, toen Zijn Edelachtbare verklaarde, dat hij dan de zitting 's middags een uurtje zou sluiten. Hoffelijk heid ging voor de berechting van een zondaar. Een jury moet eenstemmig zijn in haar oordeel. Haast onnoodig te zeggen, dat de eerste gemengde jury met geen mogelijkheid eenstemmig kon worden. De dames beseften ook niet altijd in den beginne den hoogen ernst van haar waardigheid. Zoo zag een Engelsch rechter zich genoodzaakt twee dames bij het begin van de middagzitting naar huis te sturen. Immers, tijdens den lunch had hij opgemerkt, dat de dames heel aangenaam hadden zitten conserveeren met een van de beide partijen in het rechtsgeding. Dat zooiets minder wenschelijk was, konden zij met den besten wil van de wereld niet inzien. Een zeker rechter gaf eens duidelijk bewijs van zijn hoffelijkheid, door een dame jurylid, die hem vroeg van haar verplichting te worden ontslagen, om dat ze er niet van hield, haar neus in de zaken van andere menschen te steken, toe te staan, heen te gaan. Maar misschien was de hoffelijkheid niet zoo heel groot, en had de rechter in de gaten, hoe deze bepaalde zaak zich ging ontwikkelen. Want nauwe lijks had de rechtbank vijf minuten zitting gehad, of de advocaten van de beide partijen kwamen meedee- len, dat hun cliënten tot een minnelijke schikking bereid waren. Met een fijn spottend glimlachje ver klaarde Zijn Edelachtbare, dat hij ditmaal aan de le den van de jury niets anders te vragen had, dan of zij zoo vriendelijk zouden willen zijn, hun honora rium te gaan opstrijken. En hij kon niet nalaten, er aan toe te voegen, dat de dame die was heengegaan, er nu misschien wel spijt van zou hebben Dezelfde rechter kreeg bij een andere gelegenheid een vrouwelijk jurylid voor zich, die om ontheffing van haar plicht verzocht, omdat zij tegen de dood straf was. „Tegen de doodstraf", vroeg de rechter, vol verbazing. „Wat heeft dat in hemelsnaam met deze zaak te maken? Zoover als mij op het oogen- blik bekend is, is dit een aanklacht van een vrouw tegen haar echtgenoot Zij heeft hem vijf en twintig honderd gulden gegeven, om daarvan een bontjas te koopen, en het schijnt, dat hij iets anders met het geld heeft uitgevoerd." „O, zoo", zei de dame. „Is dat het geval? Nu. maar dan blijf ik lid En misschien heb ik ook wel niet heelemaal gelijk, wat die doodstraf betreft." Maar al doende leert men. Tiei jaren zijn intus- schen verloopen Duizenden vrouwen hebben in dien tijd gelegenheid gehad kennis te maken met de rechten en plichten van het ambt van jurylid. Som migen misschien eens een enkelen keer. Maar in een graafschap als Middlesex, dat o a Chiswick, onze vroegere woonplaats, bevat kunnen vrouwen, die als jurylid in aanmerking komen, er op rekenen, een keer of vier per jaar opgeroepen te worden. Zulke vrouwen zullen wel geen vragen meer doen, die een rechter verstomd doen staan. Het heeft meer dan acht honderd jaar geduurd, eer de vrouwen het twijfelachtig voorrecht verkregen lid van een jury te worden. Want jury's schijnen te dagteekenen van omstreeks het jaar 1100. Vóór dien tijd had men een andere gewoonte rechts zaken te beslechten. Als twee menschen het. met el kaar oneens werden, moesten of zij zelf. of door hen aan te wijzen kampioenen, in het openhaar het zaakje uitvechten. Er werd aangenomen, dat het recht op de een of andere manier wel zou zegevieren. Hoogstwaarschijnlijk bestond bij velen op dit punt evenwel twijfel In elk geval verzochten de inwoners van Leicester in het jaai 1110 aan Robert de Beau- mont, Graaf van I.eicester, verlof om voortaan hun geschillen niet uit te vechten, maar uit te praten Zij zouden hem als vergoeding voor dit privelege een be lasting van drie stuivers betalen, voor elk huis met een puntgevel in de Hoogstraat. De graaf gaf genadiglijk zijn toestemming en zoo werd in den jare 1110 een twist tusschen Nicolnas, den zoon van Acon. en Geoffrey. den zoon van Nico- laas, door een jury van burgers van Leicester be slecht. Maar voorlijk als de Leiceslenaren waren, het kwam geen oogenblik bij hen op, voor zulk een ge wichtige aangelegenheid vrouwen een stem in het kapittel te geven. Daarvoor moesten eerst nog ruim acht eeuwen voorbij gaan. VOOR DEN POLITIERECHTER. Zitting van Maandag 23 Februari. EEN BEDRIEGELLJKE STEUNTREKKER. De 30-jarige opperman Gerrit van SI., wonende te Alkmaar, opende de rij der verdachten, gerequlreerd ter Politierechterszitting, naar aanleiding van de om standigheid, dat hij, hoewel geplaatst op de ziekenlijst en als zoodanig ontvangende wekelijks f 23,81 zieken geld, zich niettemin als een gezonde werklooze bij de arbeidsbeurs had aangemeld en zich geregeld meldde om te stempelen, waarna hij de gestelde uitkeering opstreek. Dit dubbele spel duurde vanaf 12 September 1930. Volgens toelichting van den verdachte verkeerde hij in de meening, dat Dr. Maats, die hem behandelde, hem genezen had verklaard. In deze zaak werden ge hoord drie getuigen, de heeren v. d. Heuvel, Tip en Kleimeer. Eerstgemelde heer, directeur der gem. ar beidsbeurs, had verdachte ingeschreven deze plaatste geregeld zijn handteekening en had niet medegedeeld dat hij ook ziekenondersteuning genoot. Bij wijze van straf is verdachte gedurende eenigen tijd van de lijst afgevoerd. Thans was hij echter weer op die lijst ge plaatst. Daarop verscheen de heer A. Tip, aannemer te Alk maar als getuige, welke heer als vertegenwoordiger der algem. bedrijfsverzekering aan verdachte van af 15 Aug. tot 4 October geregeld f 23.81 per week had uitbetaald. Voorts had de heer Kleijmeer, gemeenteamb tenaar, aan verdachte vanaf 13 Sept. f 5.40 en op 5 October f 8.10 uitbetaald. Verdachte erkende alles wat hem ten laste gelegd was, doch noemde zijn fraude eenvoudig „een samenloop van omstandigheden". Op grond daarvan had de Officier geen lust een voorw. veroordeeling te requireeren en zag ZEd. zich gedwongen 14 dagen gevangenisstraf te vorderen. Na alsnog gehoord te hebben de heer Wiggers, amb tenaar der reclasseering, die verdachte wat spontaan en wispelturig, hoewel overigens niet kwaad noemde, veroordeelde de politierechter den verdachte, een huis vader met 5 kinderen, hoewel met eenigen schroom, voorwaardelijk tot 2 maanden gev. met een proeftijd van 3 jaar en onder toezichtstelllng van het Leger des Hells. EEN GEVAARLIJKE VECHTERSBAAS. De 21-jarige arbeider Gerrit Cornelis P. te Texel, Is een jongmensch, dat men, wanneer men met hem in conflict komt, terdege in het oog moet houden. Hij stond althans heden terecht ter zake een zeer ruwe behandeling, die hij in den nacht van 26 op 27 December den 18-jarigen leerling der zeevaartschool Nellesteijn had doen ondergaan. Verdachte had namelijk Nellesteijn onverwachts aan gegrepen, hem ruggelings op den grond geworpen en hem daarop onthaald op eenige zeer gevaarlijke schop pen of trappen, toen de mishandelde hem omtrent dezen onverhoedschen overval in behoorlijke termen onderhield. Beide personen behoorden tot de bezoekers van een uitvoering in Hotel „Texel". Een beduidende aanleiding tot de mishandeling kon niet gevonden worden. De verdachte heer P. bleek niet accoord te gaan met de hem tenlaste gelegde feiten en beweerde niet ge duwd of getrapt te hebben. Integendeel werd hijzelf door den mishandelde aangevallen en geslagen. De nachtwaker Kalis had de heeren met elkander zien „rollen". Op een gegeven moment scheen Nellesteijn zijn bekomst te hebben en werd hij weggedragen. Later hoorde Kalis, dat Nellesteijn een schop tegen het onderlijf had gekregen. De heer Officier was niet -voldaan over het verloop van de zaak en vorderde vrijspraak. Vonnis conform eisch. NOG EEN HARDHANDIGE TEXELAAR. De niet verschenen heer Cornelis R., metselaar te Texel, had op 5 Januari den bloembollenhandelaar Corn. Koopman een opstopper toegediend, na vooraf te heb ben aangekondigd, dat hij nu eens zou afrekenen. Ver dachte vermeende, dat Koopman hem geld schuldig was en wenschte dit nu van hem te ontvangen. Hij zeide toen welwillend: BetaaJ me, of ik geef je een klap voor je kop en voegde, toen die betaling uitbleef, de daad bij het woord. Eisch f 20 boete of 20 dagen. Uit spraak overeenkomstig eisch. TWEEDE EN LAATSTE VOORSTELLING. In de zaak contra den heer Corn. Alb. R. uit Enk huizen, ditmaal niet verschenen, die op 5 Januari zeke ren heer Van Galen tegen de Epkhuizer keien zou hebben gewerkt, werden nog een tweetal nieuwe ge tuigen gehoord .Deze heeren verklaarden eenstemmig, dat Van Galen wel een duw had gekregen tegen zijn schouder, doch niet was gevallen. Eisch f 20 boete of 20 dagen. Vonnis dito. DE STUKGEZAAGDE SLUISDEURKETTING. De 58-jarige heer Frans V., landbouwer te Oterleek, stond terecht ter zake, dat hij in Augustus van het vorige jaar een ketting van de sluisdeuren der water- keering van den Polder de Schermeer had doorge zaagd en aldus de waterkeering had verbroken. Welk feit door den verdachte, verdedigd en als raadsman bijgestaan door mr. H. P. M. Kraakman, werd toege geven. De duikerbewaarder Klop verklaarde dat de ketting was verbroken en evenmin was aan getuige bekend, dat verdachte bij hem over den hoogen water stand had geklaagd. De heer V. erkende zulks, doch verklaarde dat hij wel degelijk had geklaagd bij den voorzitter van den Polder, den heer Nierop, doch zonder resultaat. De heer Klop deelde nog mede, dat de ketting tot tweemaal werd verbroken. In deze agrarische kwestie werden voorts nog de poldermeester en eenige getuigen a decharge gehoord, welke laatste heeren van harte getuigden, zeer blij to zijn geweest, dat het sluisdeurtje geopend was. Getui gen, allen bouwers, hadden veel last van het hooge water. De polderopzichter Nierop erkende, dat verdachte had geklaagd over het hooge water, aan zijn klacht was geen gevolg gegeven om technische redenen. De heer Officier had alleen artikel 350 ten laste ge legd en vorderde na een meer uitvoerige uiteenzetting van den toestand in de Schermeer f 25 boete of 25 dg. Mr. Kraakman hield daarop zijn pleidooi en stelde daarin zijn meening tegenover die van den heer Offi cier van Justitie. Pleiter was van meening, dat zijn cliënt niets meer had gedaan dan het noodige om zijn eigendom voor schade te beveiligen. Niettemin werd er veel van zijn tuinbouwproducten bedorven, zooals pleiter meer in bijzonderheden aantoonde. Wat ver dachte had gedaan, kon worden beschouwd als nood weer. „Ne cessitas non habet legim", Nood breekt wet, citeerde verdediger en concludeerde ten slotte, na eenige critiek te hebben uitgeoefend op de activiteit van het polderbestuur, verdachte slechts een zeer lichte straf op te leggen. Volgde nog eenig debat over het begrip „noodweer" tusschen officier en verdediger. De politierechter deed daarop uitspraak en veroor deelde den heer V. tot f 5 boete subs. 5 dagen hechtenis. ZIJN EIGEN BROEDER BESTOLEN. De 23-jarige koopman Auke H.. gedomicilieerd te Gramsbergen, gemeente Emmen, thans in voorarrest, werd voorgeleid, ten einde terecht te staan als ver- EEN AUTOMQBIELREIS GEDURENDE EEN TURKSCHBN WINTER. AAN DE KUST VAN DE MIDDELLANDSCHE ZEE. VERMENGING VAN RASSEN, GODS DIENSTEN EN INVLOEDEN. EETBARE CITROENEN. (Van onzen reizenaen correspondent). MERSINA, 14 Februari 1931. EEN reis per automobiel door Turkije is over het algemeen geen plezierreis en zeker niet gedu rende den winter in een vrachtautomobiel, die op de slechte, besneeuwde wegen in het gebied nabij de Syrische grens gemiddeld nog geen twintig kilometer per uur maakt. Eén nacht hadden we nog te logeeren in een groot dorp met een soort hotel, waar alle comfort ontbrak. In de harde bedden waren geen dekens genoeg en alles wat we aan kleederen hadden, sleepten we uit de automobiel om ons toe te dekken. Het is waar, er was op onze gemeenschappe lijke kamer vo.or verwarming gezorgd. Een jeugdige Turk bracht ons een groote mangaal, houtskoolcom- foor, maar voldoende was dat niet en bovendien stond ik erop, dat deze mangaal, voor we ons te slapen leg den, buiten de deur werd gezet om een vergiftiging te voorkomen. In deze luchtige huizen sterft men wel niet zoo gemakkelijk aan een kolendampvergiftiging, maar den volgenden morgen heeft men er vaak een hevige hoofdpijn van, die lang aanhoudt. Onze Perz'ische chauffeur was met zijn twee vreem de passagiers, die van zoo heel ver gekomen waren, een Tsjech en een Nederlander, buitengewoon tevreden. Wij zorgden voor eten en drinken, geroosterd vleesch, brood. wijn. Een Thermosflesch lieten we hier en daar met heete thee vullen, sigaretten hadden we in massa en zoo werd het voor den Perzischen chauffeur een soort feestreis. Met mijn Tsjechischen kameraad kon hij in zijn moedertaal babbelen, gedurende een rust in een primitief restaurant of een koffiehuis zongen ze samen nu en dan Perzische liederen en de Tsjech, die een duivelskunstenaar, een ideaal-makker voor zulke half-wilde streken is, verving herhaaldelijk den Per- ziër aan het stuur. Dicht bij de sneeuwgrens aan schouwden we sinaasappelboomen met vruchten in de sneeuw. Een vreemd gezicht. In een klein dorp bood men ons citroenen te koop aan en ik zag met verbazing, dat de Perzische chauffeur en mijn makker deze ci troenen aten als waren het sinaasappelen. Het waren namelijk zoete citroenen en ik probeerde er ook eenige. Deze zoete citroenen zijn anders, nog frisscher van smaak dan sinaasappelen, en hebben een eigen bijzonderen geur. Moede, verkleumd, half geradbraakt, bereikten we het doel van onze reis: Mersina. een provinciestadje met veel handel en scheepvaart. Een haven is er echter niet De zeeschepen gaan ongeveer een mijl buiten de kust ten anker en daar heeft met platte vaartuigen het lossen en laden plaats, tenminste als de zee niet te bewogen is. Het behoeft wel geen betoog, dat, hoewel de loonen der arbeiders hier zeer laag zijn, het lossen en laden hier aanmerkelijk duurder komt dan in een goed geoutilleerde haven en dat bemerkt men aan de prijzen van verschillende koopwaren. Te Mersina kwamen we in een keurig Turksch hotel met bedden met helderwitte lakens. Hoevele weken had ik het in de hut in het gebergte moeten stellen met een bed zonder lakens en met een deken, die rook naar petroleum en smeerolie! Het was 's avonds eenigs- zlns kil en we lieten op onze kamer een mangaal brengen en thee. „Wat zou je er van denken als we de thee eens vermengden met citroen en cognac?" stelde mijn Tsjechische vriend voor. In de tochtige berghut hadden we zooiets als een bronchitis opgedaan, die we, om ons te troosten, „een lichte verkoudheid" noemden en thee met citroen en cognac kon onder deze omstandigheden geen kwaad. Dan kreeg ik een nieuw idee: „Weet je wat, kerel? we nemen een bad". Dat was geen overbodige luxe. „En dan," voegde de Tsjech eraan toe, „we laten ons ondergoed wasschen en onze overhemden strijken". Het was alweer iets nieuws: overhemden laten strijken! De Turk, die in het ge bergte ons linnengoed had gewasschen had van strij ken geen notie gehad en vermoedelijk nog nimmer een strijkijzer gezien. Zoodra men in Turkije aan de kust komt, bemerkt men de vreemde invloeden, die zich hier hebben doe» gelden. Over de Middellandsche Zee is onze beschaving tot ons gekomen. „Indien de bodem daar, waar de Middellandsche Zee is. hooger ware geweest, dan zou de geschiedenis van onze intellectueele ontwikkeling anders zijn geworden", schreef de Fransche staatsman Clemenceau in een zijner werken. Inderdaad. Maar de invloed van het eene land op het andere was steeds een wisselwerking en zooals men in Grieksche kust plaatsen sporen van Aziatischen invloed herkent, zoo vindt men aan de Aziatische kust van Turkije sporen van Grieksche en andere invloeden. Mersina is overwegend Mohamedaansch en er verrij zen de slanke minarets van moskeeën, maar ook ver heffen er zich de torens van een Roomsch Katholieke en van een orthodoxe kerk, die thans als moskee dienst doet. Eigenaardig is, dat men hier ook een kerkje vindt van Arabieren, die tot den Christelijken godstdienst zijn overgegaan. Het zijn er evenwel niet velen en ze houden, zioh afgezonderd van de andere Christenen. Nog steed3 zijn ze eerst Arabieren en pas daarna Christenen. Pro testanten vindt men in Turkije zeer weinigen en het zijn voornamelijk de Amerikanen, die de Protestantsche zen ding in handen hebben en blijkbaar uit rijke middelen kunnen putten. Bij zulk een Amerikaansche Protestant sche zendingskerk behoort gewoonlijk ook een school, een „college" waar onderwezen wordt In het Engelsch en reeds herhaaldelijk ontmoette ik Turken, die Engelsch. d.w.z. Amerikaansch-Engelsoh spraken, en dit op zoo'n Protestantsch college hadden geleerd, evenwel zonder hun Mohamedaansch geloof op te geven. De Amerika nen hebben hier en daar ook landbouwscholen gesticht, niet alleen in Turkije, maar ook op den Balkan, b.v. in Griekenland en Albanië. Daardoor ook heeft de Engel sche taal zich meer verbreid, maar de vreemde taal, die in Turkije en op het grootste deel van den Balkan het meest wordt gesproken, is nog steeds het Fransch, al verliest deze taal de laatste tientallen jaren aanmerke lijk aan terrein. Om zijn invloed zooveel mogelijk te handhaven heeft Frankrijk in vele Turksche steden be roepsconsuls, die steeds zeer nauwe relaties onderhou den met de hier meest Fransche geestelijken der Roomsch-Katholieke kerk. Deze samenwerking tusschen de Fransche consulaire ambtenaren en de Fransch» geestelijken in het nabije oosten, is volkomen onafhan kelijk, zoo schijnt het van de binnenlandsche politiek, welke in Frankrijk wordt gevoerd. Zelfs den tijd, dat Vi- viani minister-president was, Viviani, die in de Fran sche Kamer verklaarde, dat hij „alle lichten in den he mel wilde dooven", bleef de samenwerking tusschen de Fransche consuls in het nabije oosten en de Fransche Roomsch-Katholieke geestelijken bestaan. De Fransche anti-clericale politiek is nu eenmaal voor „inwendig" gebruik en niet voor uitvoer bestemd. Ik heb dit her haaldelijk kunnen waarnemen: te Konstantinopel, in de Balkanlanden en ook in het Farnsche protectoraat Tu nis. Natuurlijk ontbreekt te Mersina niet een synagoge. Er wonen hier Spaansche Joden, een over het algemeen zeer sympathiek soort menschen, eerlijk en werkzaam, die onder elkander een oud-Spaansch spreken, dat min of meer vermengd is met Arabische, Turksche en Griek sche woorden. De verschillende invloeden, die zich deden gelden aan de Aziatische kust van Turkije, zijn niet van jongen datum. Tientallen eeuwen geleden reeds kwamen van heinde en verre menschen, die hier hun sporen lieten en in de naaste omgeving van Mersina vindt men nog over blijfselen uit een grijs verleden: oude vestingwerken der Byzantijnen, maar ook Romeinsche zuilen, resten van een Romeinsche stad, die reeds eeuwen geleden ten on der ging. J. K. BREDERODE.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1931 | | pagina 1